"Alles voor de Kempen"

Nu in de boekhandel
Uitgeverij Tzara - 152 pag's - 22,99 euro

Over de stad schrijven zou mij moeten liggen.
Ik woon een heel leven in de stad, ik ben er thuis, maar de laatste 25 jaar heb ik nog weinig over de stad of over haar inwoners geschreven.

Ik ben Brussel, Gent en andere steden gaan mijden. Als ik naar de Westhoek, de Oostkantons of de Ardennen kon gaan, dat platteland, dát was een vooruitzicht. In Amerika heb ik voor mijn reportages ook het achterland gezocht: het veron­achtzaamde Montana, Idaho, Maine, West­-Virginia en Ne­braska. De staten die ze het Lege Land noemen, de streken waar de flyover people wonen.

De stad is niet wat ik wil ontdekken. Alles lijkt er al ontdekt, alles krijgt aandacht en wordt uitvergroot, de politiek en de media rollen er over de vloer.
Ik woon in Antwerpen, maar ik ben stadsschuw. Ik kom lie­ver op een terrein dat weinig aandacht krijgt. Zoals dorp en platteland, veronachtzaamd door de media. Zoals de Kempen, veronachtzaamd door ‘die van ’t Stad’.

(...)

In 1950 is mijn Kempense moeder met mijn vader in Deurne­-Noord gaan wonen. In de wijk Ruggeveld: waar hij geboren was, waar de schoonouders woonden, en ook vlak bij de buurt­spoorweg naar Turnhout en de Kempen. Zoals de Bretoenen in Parijs, die wonen bij de Gare Montparnasse, waar de spoor­lijn naar hun noordwesten vertrekt.

(...)

In de blauwe blikken doos met brieven lees ik wat voor mijn moeder tot op het einde dierbaar is geweest. Nieuws van haar familie en van haar dorp, en als er weinig nieuws was, dan die ene slotzin: ‘Hier anders geen bijzonder nieuws.’
Een zin die je nu nergens meer tegenkomt.

(...)

Er is nog een vreemd mechanisme dat speelt.
In interviews en in boeken van auteurs die in de Kempen geboren zijn, lees ik hun nieuwsgierigheid naar de stad. Veelal Antwerpen, soms ook Brussel of Gent.
Het omgekeerde lees ik nooit. Dat een Antwerpse auteur benieuwd is naar de Kem­pen. Een ongeletterdheid. Een onwil om de Kempen te leren kennen.
Ook daarom mijn sympathie voor de Kempen. Het is de underdog die men afrekent op zijn Bobbejaanland, zijn maïs­percelen en zijn lintbebouwing.
Het is de niet-­stad en dus per definitie niet interessant.

(...)

Altijd de kantlijn zoeken van het nieuws, en liefst daar waar weinig mensen wonen: op het platteland.
Als het wintert in Hoog-­België, dan wandelaars zoeken die verdwaalden op de besneeuwde Hoge Venen. Als de NMBS stopplaatsen sluit, dan op zoek gaan naar de kleinste lande­lijke treinhaltes.
Telkens die ‘vluchtweg’ uit de stad naar daarbuiten. Het kunnen schrijven over wat diep in mijn binnenste zit.