<k> Een leven zonder gsm en zonder vaste telefoon (1)
In de eerste week van de quarantaine belden de Belgen 60% meer dan gemiddeld.
In een gewone week voeren ze 500 miljoen minuten aan telefoongesprekken.
In die eerste corona-week steeg dat volume aan gesprekken (Skype e.d. niet meegerekend) naar 800 miljoen minuten.
In 2006 ging ik op zoek naar landgenoten die nog volledig zonder telefoon leefden, noch vast noch mobiel.
Het leven dat zij leiden staat lichtjaren verwijderd van bovenstaande cijfers. Dit is hun verhaal.
Tellefon? Dat is voor niks nodig!
Humo oktober 2006 (herwerkt en licht ingekort)
© Jan Hertoghs
"Ik heb vijf keer getelefoneerd in mijn leven. Ik kan mij elk gesprek herinneren."
Mensen zonder hoorn zoeken, het is een naald in een hooiberg. Maar ik heb een benaderende zoekmethode. Mensen die geen telefoon hebben, zijn aangewezen op een telefooncel en dus zal ik aan de directe omwonenden van een aantal cellen vragen of zij nog veel gebruikers zien. Op het ogenblik dat ik dit schrijf, staan er nog 11.500 cellen in België. Op hun hoogtepunt (het jaar 2000) waren dat er 18.437.
Op een dag in september vertrek ik voor m'n eerste cellspotting, mijn willekeurig keuze is op de regio Hoogstraten gevallen. Op de E19 ter hoogte van Brecht begint het drukke verkeer knipperlichtend te vertragen. Er ligt een witte vrachtwagen vijf meter dieper in het weiland gekanteld. Het ongeval is pas gebeurd want één van de wielen draait nog in het ijle. Ik stop op de pechstrook samen met één andere automobilist, hij belt het noodnummer met zijn gsm en terwijl schuiven tientallen personen- en vrachtwagens voorbij, traag en nieuwsgierig, alle bijstand aan ons overlatend. We lopen het diepe slijkspoor af tot onder in de berm om te zien hoe het met de chauffeur is. Die is nog heelhuids, maar hij heeft nog geen poging gedaan om uit zijn zijlings gekantelde cabine te klimmen. Hij staat op de binnenkant van zijn zijdeur en zo - rechtop achter het glas van zijn voorruit - zien we hem telefoneren, met de gsm aan zijn oor. "Als in een telefooncel!", zeggen we tegelijkertijd. En voorwaar, vréémder had deze reportage niet kunnen beginnen.
Nog geen acht km verder is de afslag Hoogstraten en waar de afrit zich splitst naar Loenhout, daar staat mijn eerste cel. Het is cel 30990 en op de display heet ze mij WELKOM. Dat die cel hiér staat is merkwaardig, met alleen maar koeien en een boerderij vlakbij. Op het erf klimt een jonge boer van zijn tractor, hij kent de toedracht: "Dat is heel simpel, meneer. Zo'n twaalf jaar geleden stonden de politie en de rijkswacht hier regelmatig controles te doen. Snelheid, te zware lading, drinken, en ja, sommigen moesten dan hun baas bellen, of hun camion aan de kant laten staan, en dan kwamen ze bij ons vragen of ze de telefoon mochten gebruiken. En dan had ge ook nog de mensen die op de autostrade in panne vielen, en die kwamen hier ook al vragen om "efkes te mogen bellen". Dat heeft zo'n paar jaar geduurd, dat was dikwijls ook 's nachts, dat wij zegden, dat kan zo niet verder, en dat wij bij de burgemeester zijn gaan aankloppen. Die mens begreep ons direct en kort daarop stond dat telefoonkot hier. De eerste jaren heeft dat echt goed gedraaid, maar ja, dan is de gsm gekomen, en nu ziet ge bijna geen kat meer in dat kot".
In de Hoogstraatse deelgemeente Meer staat nog zo'n massieve aluminium doos uit de jaren zestig, en ze staat er niet alleen voor de gebruikers, ze staat ook in de weg. "Gij zijt niet van hier, dat hoor ik. Waart gij van hier, dan zoudt gij weten dat wij met die cel niks als last hebben, niks als miserie. Ge ziet het zelf. Als ik of mijn gebuur of mijn kinderen hier uit de garagepoort de straat willen oprijden, dan hebben wij compleet geen zicht! Dat is dus levensgevaarlijk. Maar ja, ze laten dat kot staan omdat er nog gebeld wordt. Niet door de mensen van hier, neenee, maar door de vrèmden! De mannen die bij de tuinders werken. Die moeten natuurlijk naar overal in de wereld kunnen bellen. En die sigarettenstoempkes en die papierkes die ge ziet liggen, dat is hun rommel. Zijt gij van Belgacom, meneer? Ge moogt dat spel anders gerust wegdoen! Ik zal niet bleiten als ze weg is."
In de twee andere deelgemeentes Meerle en Meersel-Dreef blijken de cellen ook door buitenlanders gebruikt te worden. Maar in plaats van "vrèmden" spreekt men over "een Poolse of Roemeense familie die ginder in een klein huizeke woont". In Meersel-Dreef weet de dienster van het café te zeggen dat het "Portugezen" zijn. Ze zegt het op de vriendelijke toon van mensen die toch wel ver van huis zijn. Dat er in dat meest noordelijke dorp van ons land in de donkere en goedkopere avonduren een zuiderling met zijn achtergebleven familia staat te praten, dat doet me iets.
Vijf keer gebeld in tachtig jaar
Naam en leeftijd: Rik, 80 jaar
Woonplaats: Ranst
Vorige beroepen: boer, fabrieksarbeider
Hij trekt een stoel bij de ruwe tafel. In het achterhuis staan een TV, een radio, een koelkast, en een fornuis op butaangas. Rik is eenvoudig zoals zijn interieur, een blauwe werkbroek opgehouden door een stevige riem en een ruitjeshemd dat hij tot boven heeft dichtgeknoopt. Hij legt zijn handen op de tafel en is benieuwd wat voor vragen ik heb meegebracht.
"Ik heb geen telefoon en geen gsm. Ik heb dat voor niks nodig. Hier in de buurt heeft een telefooncabine gestaan, maar ze is al jaren weg, en ik heb er maar één keer gebruik van gemaakt. Dat was toen ik op pensioen ging en een geit wilde houden. Ik had een annonce in een reclameblaadje gelezen en ik belde naar dat nummer om te weten hoeveel die geit kostte en waar ik ze kon afhalen. Wacht eens, ik heb twéé keer vanuit die kabien gebeld. De tweede keer, dat was naar mijn zuster, dat ging over een familiekwestie, maar dat is intussen al twintig jaar geleden. Ziet ge, ik heb zo weinig getelefoneerd in mijn leven dat ik nog goed weet wanneer ik een hoorn heb vast gehad. Ik heb ook eens gebeld vanuit het gasthuis van Lier. Een andere mens heeft toen voor mij het nummer gedraaid. Maar ook dat is al vijftien jaar geleden."
Rik kent nog een anecdote van toen de telefoon "opkwam" in de jaren zestig. Een klein "boerke" kreeg bezoek van de veekoopman die één van zijn stieren wilde kopen, maar ze geraakten het niet eens over de prijs. De koopman zei: als ge toch akkoord gaat met mijn prijs, dan belt ge maar morgen. Maar die boer kreeg elders een beter bod en dus ging hij naar de buren met de vraag of hij daar mocht telefoneren. "En dat boerke ging naar dat toestel, hij nam die hoorn op en hij riep, Louis, mijne stier is al verkocht. En toen hebben die geburen hem moeten uitleggen dat hij éérst het nummer moest draaien. Ja, de mensen waren toen niet zo vertrouwd met moderne apparaten. Wie had er vroeger telefoon? De burgemeester, meneer pastoor en de schoolmeester, een gewone mens had daar geen behoefte aan.
Ik heb er ook geen nodig: mijn zoon woont hier vlakbij en die heeft telefoon, maar in de laatste twintig jaar heb ik die misschien twee of drie keer nodig gehad.
Ik ben tamelijk veel met de brommer onderweg. Dan bezoek ik bijvoorbeeld mijn kleindochter. En dan bel ik aan de deur en dan is ze niet thuis. En twee weken later ga ik weer langs, wéér niet thuis. En zo kan het zijn dat ik haar zes weken niet zie, omdat ik nooit telefoneer dat ik ga komen. Och ja, dan ga ik maar iemand anders bezoeken die wél thuis is.
Ik vind de gsm een schoon dink omdat ge alles en iedereen op elk moment kunt bereiken, zeker voor de jeugd. Maar mijn dokter zegt dat hij er niet mee gaat beginnen. Ge hebt geen moment rust meer in uw leven, heeft hij gezegd.
Ik zie ze nu al bellen vanuit de auto. Dat moet toch gevaarlijk zijn om zo te rijden, uw gedachten zijn toch op een ander, en niet op de baan. Ze bellen nu zelfs al vanop de velo. Eerst zàg ik dat niet, in het begin dacht ik, hola, die mens is hardop in zijn eigen aan het klappen.
Ik kom nu meer en meer gsm's tegen bij mensen van mijn leeftijd. Bij een kameraad duivenmelker ligt de gsm 's zondags altijd bij de hand, en dan belt hij naar de andere melkers, "de mijne is gevallen, hebt gij die van u al gepakt?" Ziet ge, ze kunnen niet meer wachten tot ze op café zijn, ze moeten alles diréct weten van mekaar.
Zelf kan ik slecht overweg met de moderniteit. Pas op, ik volg de wereld hé. Ik lees de gazet, en ik kijk naar het nieuws, Terzake en De Zevende Dag. Ik volg dat allemaal. Maar ik ben niet technisch aangelegd.
Ik zie dat kinderen van tien jaar nu ook zo'n gsm hebben. En die ouders vinden dat goed, want die willen dat hun kinderen méé zijn op alle gebied. Mijn vader was boer en die wist dat ik ook boer ging worden, dus die mens was gerust. Maar ouders van tegenwoordig zitten met de schrik: wat gaat er van ons kind worden? Gaat hij wel werk hebben later? Gaat hij een lief vinden? Gaat hij vrienden hebben? En dan denken ze, als wij er nu voor zorgen dat hij méé is met alles, dan komt hij goed aan de start om een lief en om werk te vinden.
Toen ik jong was, had ik geen telefoon om mijn lief te bellen. Ge leerde uw lief kennen op de kermis en ge sprak af, volgende zondag op de kermis in Broechem, en in Broechem sprak ge dan af voor de kermis in Wommelgem. En nooit is daar iets tussen gekomen, ge vondt mekaar altijd. En als ik bij dat meisje thuis mocht komen, dan ging ik daar elke zondag om vijf uur naartoe, en dan zat ge heel de avond aan tafel te klappen met de rest van die familie.
In 1939 heb ik mijn eerste telefoon gezien, dat was tijdens de mobilisatie. Die soldaat telefoneerde midden in het veld, maar om dat te kunnen moest hij wel een kilometer draad achter zich aan slepen. Stel u voor dat die mens een gsm had gehad, die zou nogal content zijn geweest!"
Die zult gij niét vinden!
Het heeft moeite gekost om mensen als Rik te vinden. Op papier zag het er aanvankelijk niet té lastig uit. In 2001 sprak het Nationaal Instituut van de Statistiek nog over 2,2 % van de Belgische huishoudens die géén telefoon had, en in 2003 gaf de studiedienst van de Vlaamse Regering nog aan dat één procent van de Vlamingen "noch over een vaste telefoon noch over een gsm beschikte". Op zes miljoen Vlamingen zouden dat dus zestigduizend individuen zonder enig gerinkel moeten zijn. Maar hoé ze te vinden?!
Op het platteland, was mijn eerste gedachte en zo begon ik landelijke kennissen op te bellen of ze zo'n nulgebruiker wisten wonen. De reacties waren sarcastisch, het was alsof ik naar een hond met vijf poten informeerde: "Gij zoekt een mens zonder telefoon? Ge zegt het maar hé. En liefst nog zonder stromend water en elektriciteit ook zeker?!" Even bemoedigend was de postbode die al twintig jaar een dorp bedeelde: "Zonder telefoon? Dat is onmogelijk! Iedereen krijgt een rekening van Proximus, Mobistar of Telenet in de bus. Zo iemand gaat gij nooit vinden!"
De ex-ambtenaar van de RTT: "Zo is er niemand meer! De grootste sukkelaar die in België arriveert, heeft tegenwoordig twéé gsm's op zak! Ne kapotte en ene die marcheert! En gij denkt natuurlijk aan al die ouwe menskes die alleen wonen, maar die hebben nu ook telefoon. Onder druk van de kinderen 'voor als er iets gebeurt', of onder druk van het OCMW, want die willen dat iedereen bereikbaar is." Ik opperde om bij een telefooncel post te vatten en zo iemand te vinden. "Bij een cel gaan zitten? Jongen! Ge kunt evengoed midden in een bos gaan kamperen, daar ziet ge ook niemand!"
Ook plagerij was mijn deel (Ik heb iemand! En hij heeft gezegd dat ge hem vanavond terug moogt bellen!) evenals het geven van vijf seconden valse hoop. Men had dan een 'kandidaat', maar altijd was er een "maar" aan verbonden. Fonske! Dat zou een goeie voor u geweest zijn, maar sinds vorige maand woont hij in een serviceflat... mét telefoon. - Den Beer! Dat was uwe man. Die leefde nog als vijftig jaar geleden. Maar ja, hij is nu zes maanden dood. - Ik ken iemand! Echt de man die gij moet hebben! Maar ja, hij is nu op reis met zijn huifkar en hij komt de eerste jaren niet terug.
In de gemeente H. moet zelfs een zonderling wonen die nog leeft "zoals 150 jaar geleden". Dat is anno 1856, en de vraag was dan natuurlijk of zo'n Oude Belg wel een reporter per automobiel wilde spreken. Hij gaat het niet doen, was het antwoord. Dat kwam vaker voor, eenzaten die geen contact met de buitenwereld wilden. Of ook, eenzaten die nooit thuis waren ("Ge gaat hem nooit in zijn kot vinden. Maar ge zoudt hem in het dorp kunnen aanspreken. Hij rijdt altijd rond met een bak bier achter op de fiets.")
Het begon op een ridicule onderneming te lijken. Ik spendeerde ùren aan de telefoon om mensen zonder telefoon te vinden. Maar omdat aanhouders winnen, kwam er toch resultaat en druppelden de adressen één voor één binnen. En de nulgebruikers woonden niet alleen op de buiten, ze wonden vaak midden in de stad.
Wié moet ik bellen?
Naam en leeftijd: Roger, 71 jaar
Woonplaats: Gent
Vorig beroep: bediende in de petrochemie
Hij ontvangt me liever niet in zijn kleine studio. We spreken af in een café en ik heb nog niemand zo voorzichtig van een glas frisdrank zien drinken. Roger leidt niet alleen een spaarzaam leven, maar ook een erg teruggetrokken bestaan.
"Dat zal voor sommige mensen raar klinken, maar ik heb in mijn huiskamer nog nooit een telefoon horen rinkelen. Als ik zelf moet bellen, doe ik dat in een kabine met een kaart van Belgacom. Maar eigenlijk telefoneer ik maar twee of drie keer per jaar. En de enige die ik dan opbel is mijn dokter om een afspraak te maken, dat is alles. Ik heb geen directe familie meer, dus ik zou niet weten wie ik nog moet bellen. Mijn huisbaas komt vier keer per week in ons gebouw, dus als er iets moet geregeld worden, dan kan ik het hem zo vragen.
Ik ben nooit getrouwd, ik ben altijd een man alleen geweest. En natuurlijk zijn er moeilijke dagen zoals Kerstmis en Nieuwjaar, dat is waar. Maar ik ben liever gans alleen, dan dat ik kinderen zou hebben die mij nooit komen bezoeken. Dat is toch erger. Dat ge dan telefoon hebt, en ze bellen u nooit op!
Ik doe soms een figurantenrolletje bij het NTG, op de scène een deur opendoen en dan een zinnetje zeggen. Dat is één regisseur die soms beroep op mij doet en als hij me wil bereiken, stopt hij een briefje in mijn bus.
Intussen ben ik aangewezen op de telefooncellen, en ik merk dat ze stilaan uit de straten verdwijnen. Neem het Koopcentrum Zuid, dat is toch een plek waar heel veel mensen komen, maar ineens was die cel daar weg.
De gsm vind ik een heel schone uitvinding. Als ge de jonge mensen bezig ziet! Dat is toch handig, dat ge op elk uur van de dag een contact kunt leggen. Ik denk daar wel eens over, zou ik meer contacten hebben als ik zo'n gsm zou hebben? Ik weet het niet. Dus voorlopig ga ik mij geen aanschaffen."
Het kost zoveel geld
Naam en leeftijd: Rita, 66 jaar
Woonplaats: Gent-Drongen
Vorig beroep: textielarbeidster
In een dagcentrum voor senioren loopt ze met een korte knik tussen de tafeltjes en gaat dan helemaal in de hoek zitten. Ze is onopvallend gekleed en ze kijkt veel voor zich uit als ze praat. Alsof ze het niet gewend is dat iemand zit te luisteren.
"Het kost allemaal zoveel geld. Telefoon kost geld, tv kost geld, de gazet kost geld. En ik heb niet zo'n brede portemonnee, ik kan maar uitgeven wat erin zit. Ge moogt dat gerust weten, ik heb als ontspanning alleen maar zo'n kleine draagbare radio voor Radio 2, en 's avonds lees ik al eens een reclaamgazetje. Of ik ga naar een vergadering van de buurt, zo blijf ik toch van alles op de hoogte.
Ik heb één dochter en als ik haar wil spreken, dan bel ik bij de buren. Vroeger was dat heel gewoon dat ge bij de buren ging vragen om eens te bellen, maar nu ziet ge dat, de mensen hebben het er moeilijk mee dat een ander hun telefoon vastneemt.
Ik zou wel een gsm willen, maar als ge nooit telefoon hebt gehad, is de overgang naar zo'n kleintje wel lastig. Uw vingers zijn te dik voor die fijne toetsen, uw ogen zijn te zwak voor dat kleine scherm, ik denk dat de gsm speciaal gemaakt is voor jonge mensen.
Overal waar ge komt, hoort ge tegenwoordig gsm's bellen. Ik stel me dan voor hoe dat thuis bij die mensen is. Die moeten dan antwoorden, die kunnen niet meer rustig eten, daarvan krijgt ge toch de zenuwen aan uw maag. Bij mij thuis is het altijd stil. Het enige wat daar rinkelt, is de wekker 's morgens.
Soms hoor ik ze bellen in de bazaar. 'Zoetje, ik sta hier bij de yoghurt. Wat moet ik meebrengen, de aardbeien of de kiwi?' Dan denk ik, wat een luxeleven hebben die toch!
Pas op, ik heb niks tegen de gsm. De mensen moeten praten met mekaar, de mensen moeten contact hebben met mekaar, daar kunt ge niet tegen zijn. Maar ik ben wel tegen Belgacom. Volgens mij hebben die een afspraak met de gsm-verkopers. Want omdat zij overal de cellen afbreken, zijn de mensen wel verplicht van een gsm te kopen. En ge krijgt van het OCMW wel twee kaarten per maand om te telefoneren, maar daarmee kunt ge niet in de telefoonwinkels terecht, alleen in de Belgacomcellen. Maar wat zijt ge daarmee als ze de cel in uw buurt komen weghalen?!"
Kapitein Zeppos
"De openbare telefooncel is niet meer van deze tijd". Die uitspraak van minister Vande Lanotte haalde de kranten in 2003. De minister van Overheidsbedrijven vond dat er drastisch moest gesnoeid worden in de cellen: "Ze kosten veel geld, maar worden hoe langer hoe minder gebruikt".
De eerste cellen werden in 1932 geplaatst. Er stonden toen 69 cellen in België: 38 in Brussel, 16 in Luik, 9 in Gent en 6 in Antwerpen. Nadien is het alleen maar crescendo gegaan. In 1981 telde de Regie van Telegrafie en Telefonie (RTT) 7500 openbare cellen, en tien jaar later was dat aantal al verdubbeld. Het hoogtejaar was 2000 met 18.437 cellen, maar van dan af is de terugweg ingezet. Nu verdwijnen er elke dag drie cellen uit ons landschap. Om meer te weten over die evolutie, bel ik met de Verantwoordelijke Openbare Telefooncellen van Belgacom. Zijn naam kan niet toepasselijker zijn: Stefaan Bellemans!
Humo: Stuiten jullie soms op gemeentelijke weerstand als je een cel wil weghalen?
Bellemans: « Wij zullen nooit zomaar een cel weghalen, er is altijd overleg met de gemeente. Maar soms trap je op zere tenen. Soms gaan er allerlei lokale gevoeligheden spelen. Zegt u eens: één gesprek per cel per maand, vindt u dat veel of weinig?"
Humo: Weinig natuurlijk.
Bellemans: «Dan moet ik u zeggen dat ik al in gemeentes ben geweest waar ze de cel wilden behouden met maar één of twee gesprekken per jààr. Men komt dan met allerlei noodsituaties af en tal van lekke banden bij nacht, maar de echte reden is sentiment. Men heeft die cel daar altijd geweten en men kan er moeilijk afstand van doen."
Humo: Wat is jullie criterium om een cel te ontmantelen?
Bellemans: «Ik zal het omgekeerd zeggen. We zullen de cellen behouden waar flinke woonkernen zijn, en waar die niet zijn, zullen we rekening houden met de geografische spreiding. Als er in een dunbevolkt gebied in Wallonië een weinig gebruikte cel is, maar ze is de enige in een straal van 10 à 15 kilometer, dan blijft ze toch staan.
Zoek nu geen cel in een bos hé. U vraagt er niet naar, maar nogal wat journalisten lijken gebiologeerd door de vraag of wij "ergens midden in een bos een cel hebben staan". Het antwoord is nee, en als ik er nog één wist staan, dan zou ik ze direct opruimen."
Humo: Ik kwam nog vaak van die oude stoere aluminiumkasten tegen. Dat had ik niet verwacht.
Bellemans: «Van de vijf types die we hebben is die oldtimer de meest voorkomende: er staan er zo nog 3.500 in ons land, terwijl ze intussen toch al zo'n dertig-veertig jaar oud zijn. Onlangs zag ik een aflevering van Kapitein Zeppos (1964), hij kwam ook uit zo'n oude alu-cel. En ik ben eens gaan kijken daar in Lombeek, en die cel staat daar nog altijd, 42 jaar later."
Humo: Wat doe je met een studentenstad als Leuven? Daar staan veel cellen, maar daar zitten ook een massa gsm-gebruikers.
Bellemans: «Leuven was vroeger een echte goudmijn qua cellen. Maar sinds de opkomst van de gsm (circa 1996) daalt het gebruik daar elk jaar met 5O %. In die cellen wordt nu gemiddeld nog maar twee minuten gebeld per dag. In Leuven staan nog veel "tweelingen" en "drielingen", en dat gaat ons eerste werk zijn om daar enkelvoudige cellen van te maken. De kust is hetzelfde verhaal, daar had je ook die legendarische wachtrijen in de avonduren. Maar dat is allemaal verleden tijd, daar gaan we die meervoudige cellen ook afslanken."
Humo: Bestaat dat nog in België, een cel met een wachtrij?
Bellemans: «Als ik morgen een cel zie met een wachtrij, dan zal ik dat verdacht vinden: er is iets mis met dat toestel, ze zijn daar gratis aan het bellen!"
Straatmeubel
Ik heb een zwak voor verlieslatend meubilair op de openbare weg. Die cabines kunnen er niets aan doen dat er haast niemand meer binnen stapt. Net zoals de kleine stopplaatsen van de NMBS er niets aan kunnen doen dat er zo weinig volk opstapt. Ironisch genoeg vind je een telefooncel nog vaak in de buurt van een kerk. Ooit moest er met De Vader gesproken worden in een huis, en met de rest van de familie in een kastje van de RTT, en daar komt nu een einde aan, en zo staan ze broederlijk naast elkaar in hun gedeelde leegloop.
De bijzonderste cellen zijn die oude aluminium dozen uit de jaren zestig en zeventig. Die cabines zijn kloek, die kunnen met hun aluminium zo lang blijven staan als het Atomium. Ze zijn ook weerbarstig, ze hebben zo'n klapdeur die zich maar moeizaam laat openduwen en achter je rug smakt ze brutaal weer in zijn sluitstand. Geen marketingmens die er toen aan dacht om een beller "welkom" te heten.
Dat aanbellen bij omwonenden begint intussen een refrein te worden, dat "dat kot hier al jàren leeg staat". Meer verhaal of historie lijkt er niet te zijn. Zo'n cel kan dus decennia dienst hebben gedaan als go-between tussen miljoenen mensen en toch blijft er weinig of geen geschiedenis van over. Als de omwonenden iéts hebben onthouden, dan zijn het de inbraken in de geldmuntkastjes en de vandalenstreken. Met heel af en toe een abnormale bezoeker, zoals op de Herenthoutsesteenweg in Nijlen: "Hierachter is een manège en die eigenaar loopt soms over de steenweg met een paard aan de teugel, zo maakt hij die beesten minder schichtig in het verkeer. Vier jaar geleden kwam er ineens een camion uit die zijstraat daar, en dat paard is zo hard verschoten dat het gelijk vooruitsprong, recht op die telefoonkabien. Een slag en een gerinkel, ik kwam op straat en die kabien lag in frut vaneen. Zo'n paard op hol, dat kan den Belgacom ook niet tegenhouden hé. En zo komt het dat wij hier al vier jaar een splinternief model hebben staan. Niet dat hier nog iemand komt bellen, hé vriend, dat niet!"
Het zijn sukkelaars, met hun gsm!
Naam en leeftijd: Jonathan, 22 jaar
Woonplaats: Gent
Beroep: geen
Hij woont in een gemeubelde studio, maar banjert graag door de stad. Lang en mager, een jas met camouflagestrepen, zo beweegt hij zich door de straten.
"Ik heb nooit een vast toestel gehad. Ik was van begin af zot van de gsm. Man, als er vroeger een nieuw model op de markt kwam, dan ging ik die kopen. Bellen en sms-en, experimenteren met logo's en beltonen, 't was de max voor mij. Ik heb een tijd in een instelling gezeten, en daar was iedereen zot van zijn gsm. Met gasten die gingen werken, purely om hun gsm-verbruik te kunnen betalen. Ik heb het ook zo zitten gehad, mijn zwaarste factuur was op een keer 28.000 frank (700 euro).
Wat mij heeft doen stoppen, was die quasi-verslaving aan dat ding. Die gsm was ook mijn draagbare bezigheidstherapie, ik moest die altijd hebben, ik moest daarmee bezig kunnen zijn. Als hij thuis niet op zijn plaats lag, begon ik te flippen, 'k ben hem kwijt, 'k ben hem kwijt! 't Was niet alleen dat toestel dat ik kwijt was, 't was ineens alsof ik al mijn vrienden en kennissen kwijt was. Zo erg leek dat.
Waar ik ook onnozel van werd, was dat sommigen mij 's nachts begonnen op te bellen. Ik werd daar zot van. En toen heb ik gezegd: gsm weg ermee, gedaan ermee!
Dat is vier jaar geleden en ik ben nooit meer "hervallen". En echt waar, van dan af is mijn leven veranderd, van dan af kwam er een grote rust in mijn bestaan. Dat opzeggen van die gsm, dat was een zegen, een bliss voor mij.
Als ik nu jonge gasten op de bus bezig zie met hun gsm, dan denk ik: sukkelaars! Want ze beseffen niet hoe hard ze verhangen zijn. Pak die gsm af, en ze zijn nergens meer. Want ze kunnen hun lief en kameraden niet bellen, een ramp! En zij zijn ook onbereikbaar, dubbele ramp! Die gastjes bestààn niet zonder die gsm. Ze zijn ook verhangen aan dat onzichtbare communiceren met elkaar. Al dat plagen en uitdagen en verliefde berichtjes sturen, dat missen ze: want de dingen recht in iemands gezicht zeggen, dat zijn ze verleerd. Ik merk dat zelf: zonder die gsm ben ik straight geworden. Ik gebruik geen omwegen meer, ik spreek de mensen aan, rechttoe rechtaan in hun gezicht.
Ik stempel en ik ben werkzoekende, maar als zo'n personeelsdienst dan hoort dat ze mij niet kunnen opbellen, dat ze mij een brief moeten schrijven, ja, dan bekijken ze u nogal. Een jonge gast zonder telefoon, 't is niet mogelijk!
Ik ga veel te voet. Mijn vrienden en familie bezoek ik nu thuis in plaats van ze op te bellen. Zijn ze thuis, oké. Zijn ze niet thuis, ook oké; ik heb niet dat gevoel van shit, ik heb hier mijn tijd verloren. Want ik heb nu meer tijd dan vroeger omdat ik géén uren aan die gsm hang.
En uiteraard telefoneer ik nog. Maar dan vanuit de telefoonshop, tussen de Marokkanen en de Polen. Daar kan je nog met geld betalen, daar is het goedkoper dan in een cabine van Belgacom! Voor mensen met weinig geld is dat een oplossing. Maar je moet dan wel in een stad wonen, op de buiten zijn natuurlijk geen telefoonwinkels."
Op het toilet
In de Belgische broekzakken en handtassen bevinden zich op dit ogenblik negen miljoen gsm's. En volgens een enquête van Samsung "kan de Belg niet meer zonder". Zo verlaat 75% zijn woning nooit zonder gsm. 81% heeft er geen probleem mee om tijdens het eten de gsm op te nemen. 61% laat hem 's nachts opstaan. 41% beantwoordt nog oproepen als hij in bad zit. 45% neemt zijn mobiel mee naar het toilet. Een gsm, het is een gemak.
Lees Deel 2: “Een gsm is een enkelband die je zelf hebt gekocht.”