Het raam van de isolerende dagbladen.
Haast alle artikels gaan over de zanger Frédéric François.
In zijn repertoire vind ik een zin over “een venster dat de winter buiten houdt”.
Nooit zal hij dit in gedachten hebben gehad.
De prettige feestdagen verschijnen vroeg in het jaar.
Ik zag de levenden nog met potten chrysanten naar de doden gaan, en de feesten hingen al in de lucht.
Tegelijk komen er meer plaatsen waar de snoeren het hele jaar blijven hangen.
Het ontbreekt de gemeente of de winkeliersvereniging aan geld om ze te verwijderen en weer op te hangen.
En dus ook in volle zomer: Prettige Feestdagen. De tristesse daarvan.
De uitrit van een groot shoppingcenter in december. Het woord is: feeëriek.
De nasmaak is: papieren zakken met touwtjes, koffie in piepschuimen bekers,
een gratis kermismolen en een slappe wafel in een servet.
De security gedroeg zich conform de regels. Wijdbeens voor de schuifdeuren met gebakken warme lucht.
Banden zitten gewoonlijk onder een auto. Maar er komt een tijd dat dat niet langer het geval is.
Dan dekken die banden een stapel veevoeder af.
Of ze verankeren het golfplaten afdak van een oldtimer.
Het regent dan niet binnen, maar het roest wel buiten.
De oldtimer wordt een wrak. Kippen zoeken wormen bij zijn wielen.
De Opel Kadett was in België één van de meest verkochte auto’s in de jaren 60-70.
Aanwijsstok, kerfstok, lijmstok, pennenstok, suikerstok, wijnstok.
Er zijn in het Nederlands 78 woorden die eindigen op stok.
En dus ook: wandelstok, kapstok.
In de klas stonden meerdere tafels met papieren lakens en omgekeerd porselein.
De ‘koffie’ na de begrafenis was in het oude gemeenteschooltje.
Kinderen leerden hier lezen en schrijven.
Ze moesten zinnen maken over de wind en de herfst.
Nu zet men hier een punt achter een leven.
Toon mij je houtstapel en ik zal zeggen wie je bent. Dat gold in de 19de eeuw op het platteland van Amerika. Huwbare vrouwen kregen de raad om naar de houtstapel te kijken van hun toekomstige partner. Een slordige stapel wees op gemakzucht en geldverspilling. Hoge voorover hellende stapels wezen op roekeloos gedrag.
De Noorse auteur Lars Mytting actualiseerde 15 profielen in zijn boek “De man en het hout”. Met dat boek keek ik naar houtstapels in onze omstreken. Deze stapel zag ik in Limburg.
Volgens Mytting zou dit het werk zijn van “een perfectionist, lichtjes introvert”. De stapelaar bleek een ingenieur te zijn die van meten en passen hield. Hij haatte slordigheid. Zijn hout mocht op de foto, hij kwam liever niet in beeld.
In New York staat een stapel van Donald Trump. Naar verluidt is die 58 verdiepingen hoog.
De schoolbus brengt de schoolkinderen naar huis.
In de akker zijn de kiemen nog niet volwassen.
De ramen en de kinderen rijden langs het leven.
Alles laat op zich wachten.
In de lucht een wolk enigszins in gedachten.
Ik zag al piloten op papier, op film, in steen en marmer ook, maar nooit eerder in gebak.
Gebakken piloten, postkoetsen, tractoren en druiventrossen: het is de specialiteit van Dinant.
De Dinantse koek (van honing en tarwebloem) is hard en moeilijk te bijten.
Het vliegtuig zelf ziet er breekbaar uit, met zijn dunne zeildoek en zijn landingsgestel dat van een fiets lijkt te komen.
Vliegenier van koekenbrood. Per definitie ook brokkenpiloot.
Onder de wind ruist de lange maïs.
Langs de maïs reist de man op de grijze weg
Grijsmoedig de weg, de wind suizend op kop
Moede reizen man en weg en fiets langs de maïsrivier.
(Korte melopee in Kanegem.)
Al twee jaar komt ze elke dag het graf van haar man poetsen.
De begraafplaats ligt in het geraas van een snelweg en tegen een industriezone.
Het nabije slachthuis gaat mogelijk uitbreiden. Naar 40.000 varkens per week, en dus nog meer lawaai en drukte.
Ik weet dat de wereld een sterfhuis en een slachthuis is. Toch verwacht ik op een begraafplaats rust en stilte.
Geen petitie die al getekend is door duizend man.
Een hoekschopgebied in de herfst heeft iets droevig.
Iets van mist en van omfloerste dagen .
Wij zijn vallend blad.
Zelfs al spelen wij de pannen van de daken.
China had zijn Ming-dynastie. België had zijn tijdvak dat er massaal Chinese vazen
voor het gevelraam werden gezet. (Meestal wél pal in het midden.)
De bewoners waren nooit in China geweest. Maar exotiek was “in”. Vandaar dat ook de slagtand van de olifant populair was.
In zijn ivoren kromming was een tafereel met ‘inboorlingen’ uitgesneden.
Congo aan de oever van de vensterbank.
Het bietenseizoen begint.
Auto’s uit de jaren veertig kunnen gaan slippen.
“Betteraves”, dat klinkt naar slijk en glijen op vettige kasseien.
Bieten, dat klinkt ongevaarlijk. Braaf knolgewas, volstrekt goedaardig.
Pis en dorre herfstblaren. Een masculien stilleven.
Als kind mochten we van thuis geen kauwgom kopen.
In de pissijn van de jongensschool lag een uitgespuwd exemplaar. Het had nog wat kleur. Zou ik?
Ik nam het uit de pisbak, veegde het droog met mijn zakdoek en stopte het in mijn mond.
Mijn eerste ‘tuttefrut’!
De verboden vrucht smaakte naar pis. Wat had ik gedacht?
De wind blaast kreuken en vouwen en bolle wangen.
Een bewegend koetswerk.
De mantelzorg der motoren.
Winkels uit de jaren zeventig die intussen gesloten zijn, blijven toch te herkennen. Aan twee dingen. Eén, het grote aluminium raam, en twee, de deurklink met keramiek in felle kleuren. Sommige van die deurklinken hebben ook de vorm van een schilderspalet. Maar nog vaker zie je iets wat lijkt op een zwarte boemerang.
Een mode die nooit meer terugkomt.
Het park telt zijn kastanjes en inhaleert de nog blauwe lucht.
RIZLA komt van “Riz” (rijstpapier) en van de Franse familie
“La”croix die de flinterdunne vloeitjes heeft uitgevonden.
Nu is de tijd gekomen. Het kind schrijft zijn opstel over de herfst.
James Dean reed in 1955 met zijn rode race-auto frontaal op een tegenligger.
Hij was op slag dood. En werd in één klap wereldberoemd.
Als “beschermheilige” van de botsauto’s leeft hij ook in België nog schilderachtig verder.
In Mol stond James frontaal tegenover de ingang van een woonzorgcentrum.
De herfstblaren kwamen vanzelf.