De derby Antwerp-Beerschot: rood-witte honden versus mauve-witte ratten

Na de gewonnen Europese match van donderdag moet Antwerp zondag de stadsderby spelen tegen Beerschot.
Het is de eerste derby in eerste klasse sinds het seizoen 2003-2004: beide ploegen “overwinterden” jarenlang in lagere afdelingen.
Antwerp speelt terug in eerste sinds de zomer van 2017. Beerschot promoveerde vorig voetbalseizoen.
Eenzelfde (langverwachte) derby was er in het jaar 2000 en ook toen kwamen beide ploegen terug uit een verblijf in een lagere afdeling.
Dat zorgde voor dit gesprek met enkele hevige fans en clubiconen van toen. O. a. Patrick Janssens, Gene Bervoets, Luk Perceval, Dirk Roofthooft, Rik Coppens en Vic Mees.

Humo november 2000 - licht ingekort © Jan Hertoghs
* tenzij anders vermeld: foto’s ingescand uit Humo

Schermafbeelding 2020-10-22 172653.png

Rik Coppens: "Derby, derby, niks te derby! Er is geen Beerschot meer!"

Ik heb de Heer Jezus ooit zien verschijnen op het Kiel. Twee meter groot, in dik bordkarton uitgesneden, in paars-wit geschilderd en op twee planken genageld en gekruisigd. Zo droegen Antwerpsupporters hem rond het veld. De supporters loeiden, de politie greep te traag in, en toen werd de gekruisigde ook nog eens in brand gestoken. Dat waren de jaren zeventig, dat was de folklore en de rivaliteit tussen de twee oudste Antwerpse clubs. In de jaren negentig degradeerde Beerschot met zijn schuldenlast naar derde afdeling, en ook Antwerp degradeerde naar het vagevuur van 2de klasse. Beider verrijzenis volgde tegen het jaar 2000. Beerschot kwam in 1999-2000 terug in eerste als ‘gefusioneerde’ aanhangwagen van Germinal Ekeren. Antwerp wist in 2000 op eigen studs uit de put van tweede klasse te kruipen. En zo staat er na lange tijd nog eens een Antwerp - (Germinal) Beerschot op de affiche. Vandaar deze aftrap met bekentenissen over eindeloze clubliefde, dolle tribunehumor en zwangerschappen op de staanplaatsen.  

gene.jpeg

Gene Bervoets: in de schoenen van de groten

Als ik de vliegende kok van “Gentse Waterzooi” opbel zit hij thuis met een zware angina. Net nu hij het nieuwe clublied van Germinal Beerschot Antwerpen op mini-CD moet inzingen!
“Ik ben geboren op het Kiel en ik heb de liefde voor Beerschot via mijn vader en grootvader gekregen. Mijn grootvader was de terreinverantwoordelijke, de man die voor het gras, de kalklijnen en de doelnetten moest zorgen. Als hij op het veld bezig was, mochten wij in de gangen van het stadion katteke en verstopperke spelen. Ik ken dat stadion dus door en door, ik heb als kind van zeven jaar ook één keer in de kleedkamer mogen zitten toen de eerste ploeg -met Jan Verheyen - zich aan het klaarmaken was. Zo’n dingen vergeet je van je leven niet. Mijn vader was dan weer masseur en ook trainer van de UEFA-juniores. Hijzelf beweert tot op de dag van vandaag dat hij Rik Coppens ontdekt heeft. Op een dag waren de UEFA’s slechts met acht spelers en mijn pa is de Rik toen thuis gaan halen en hij heeft ‘m achterop zijn fiets naar het plein gebracht…waar Rik de pannen van het dak speelde en dat zou de doorbraak van Coppens zijn geweest. 
Bij ons thuis kwamen soms ook de shirts en de shoes van de eerste ploeg terecht om schoongemaakt te worden. Ik speelde toen als jonge gast bij Kindervreugd (een vereniging van het Antwerps Stedelijk Onderwijs,jh) en ik heb dikwijls een paar van die shoes uit die manden gepakt om mijn wedstrijdje van woensdag te spelen. Dus in plaats van met een maatje 37 speelde ik met een maat 43 van een sjotter van de eerste ploeg van Beerschot! Dat gaf mij vleugels natuurlijk, zo’n echte shoe met een ijzeren tip en leren noppen eronder! Ik was zelf geen onverdienstelijke voetballer; in een ‘entente’ van Kindervreugd en de Antwerpse clubs heb ik nog samen met Lozano in de ploegopstelling gestaan! 
Als je me vraagt waarom hou je van Beerschot, dan is dat als vragen waarom hou je van je moeder? Ik zou niet anders weten, ik zou niet anders kunnen, ik ben opgegroeid met Beerschot. Ik vond ook dat Beerschot meer stijl had dan Antwerp. De club had meer allure. Antwerp is altijd een club geweest met een volkser karakter. Het stadion van Beerschot ligt ook midden tussen de straten en de winkels, wij zijn letterlijk de ploeg van ‘t stad terwijl Antwerp daar ergens verloren ligt tussen de velden en een paar flatgebouwen. 
Wat ik niet oké vind aan Beerschot, zijn die talrijke Vlaams Blokkers onder de supporters. Die laten nogal eens van zich horen, en dat stoort mij, dat hindert mij dat die daar zijn.
Humo: Ben je ook nog gaan kijken toen ze in derde speelden?
«Ja, maar het was pijnlijk. Het grote Beerschot dat speelde tegen iets dat Francs Borains (= uit de Borinage,jh) heette. De club van ‘t stad die dan verloor tegen Kapellen, dat is niet om aan te zien. Soms zaten we zelf te lachen met de manier waarop er gespeeld werd." 

GVA 30/1/89

GVA 30/1/89

Humo: Ik heb een knipsel uit Gazet Van Antwerpen dat er toen zo weinig volk kwam dat de omroeper een bandje met applaus afdraaide als de Beerschotspelers op het veld kwamen.
«Is dat zo?! Ik ben ook niet naar al die matchen gaan kijken in derde omdat ik veel in het buitenland verbleef."
Humo: Vlak voor de fusie met Ekeren was er zo’n geldgebrek dat Beerschot een oproep deed naar spelers die gratis wilden komen spelen. Volgens Gazet Van Antwerpen kwam er zelfs een kerel opdagen  “op moonboots”.
«Zwijg! (lacht) Nu het voorbij is, kunnen we erom lachen, maar toen was het alleen maar zak en as. Zelfs Jan Mulder blikte in die dagen met weemoed terug op de club die door Anderlecht zo gevreesd was; hij had het over “de hel van het Kiel”.  
Humo: Nu wacht "de hel van Deurne”. Wat wordt het?
«1-1 tot de laatste minuut en dan is er een vrijschop en trapt Marc Degryse ‘m op magistrale wijze tegen de netten en daarna gaan wij allemaal zingend naar huis!” 

(c) gie Knaeps

(c) gie Knaeps

Dirk Roofthooft: brandende lucifers 
De acteur (van onder andere “Terug naar Oosterdonk” en “Hombres Complicados”) over zijn rol in de al 120 jaar lopende productie Royal Antwerp Football Club aka “The Great Old”. 
“Ik ben een absoluut roodwitte hond, maar ook een voetbalfan tout court. Ik ben als Antwerpsupporter zelfs naar Juan Lozano op het Kiel gaan kijken omdat ik me niet alleen door een club maar ook door een wonderlijke voetballer kon laten meeslepen. Nu heb ik minder tijd voor het voetbal, nu is er ook die overkill van voetbalwedstrijden op televisie, maar voetbal is voor mij lange tijd dé ideale ontspanning geweest. Ik vergeet dan alle werk en alle zorgen, ik ben alleen maar bezig met dat balleke dat in die goal moet rollen. Daar schep ik een plezier in en bij Antwerp vond ik dat plezier, en dan zeker in de tijd van Georg Kessler en Walter Meeuws. Ik heb zelfs ooit dure tickets voor de Amerikaanse choreograaf William Forsythe laten schieten omdat ik op Antwerp-Spartak Moskou zat (1993) en het onvoorzien tot verlengingen kwam. Het was de halve finale van de bekerwinnaars, als Antwerp won, gingen ze naar de finale op Wembley, en ik heb die prachtvoorstelling laten schieten, ik dacht, foert Forsythe, ik blijf zitten, en Antwerp heeeft toen nog gewonnen ook, een fantastische ontlading was dat!

(c) Jan Hertoghs

(c) Jan Hertoghs

Roofthooft: “Ja, ik keek uit naar die zaterdag of die zondag, ik keek uit naar elke match, zelfs naar de rust zag ik uit: dat hotdog eten, dat venten-onder-elkaar die op één rij een plaske gaan doen in die porseleinen bakken, zelfs dàt was plezant. Het had iets heel kameraadschappelijk, en ik kon echt opgetogen zijn over zo’n avond of namiddag. Ik hou ook geweldig van de humor rond dat plein, dat plagen en schelden en kloten van mekaar, al die zotte opmerkingen die je hoort. Ik was meestal één uur voor de match in het stadion. Dat hele voorspel van geroezemoes en commentaren dat de tribunes vult, dat wou ik niet missen. Soms was ik zo vroeg dat er amper een kat te zien was, maar dan was er wel altijd die éne vent met zijn doosje lucifers die dat hele doosje aanstreek en die dat kleine ‘vuurwerkje’ over het hek en op de piste smeet met de roep “Da’s nogal een ambiance hé, hier oep den Aantwaarp!” (schatert het uit) Die man had een stem als een klok, dat droeg over heel dat veld en je zag die opwarmende bezoekende spelers al kijken, “in wat voor zothuis zijn wij hier beland?!” Zoiets vind ik fantastisch! Van die absurde, onnozele humor. Ik herinner mij ook een rotseizoen, met een drie op zesentwintig (een overwinning was toen nog goed voor twee punten,jh). Na een kwartier was het weeral O-1, en ineens zegt die vent voor mij: “ Godverdoeme! Ik gon nor huis. Ik gon m’n wijf afsloagen!“ En hij stond op en hij was weg (lacht).  
Met de jaren is dat plezier echter minder geworden. Niet dat de ambiance er niet meer is, integendeel, er is nog een schat aan clubliefde op de Bosuil, maar ik vind dat het clubbestuur daar veel te weinig mee doet. Ik mis een drive en een begeestering bij dat bestuur, en omdat die er niet zijn, leidt die club een wat zielloos bestaan. Dat opgelapte dak, die afgebroken tribunes, die zwarte visbak van de loges, dat mist toch uitstraling! Of neem dat eerste jaar in tweede klasse. Naar het einde was er een beslissende match tegen La Louvière die de promotie naar eerste kon betekenen, maar Antwerp verloor, en wat zei onze voorzitter Wauters? “Het is niet erg dat we niet naar eerste gaan. Want nu hebben we tienduizend toeschouwers. Dàt hadden we niet toen we nog in eerste speelden!” Zit je daar als een onnozele kloot je stembanden uit je lijf te schreeuwen, en dan zegt zo’n voorzitter dat niet-promoveren nog zo slecht niet is. Tja, toen ben ik afgehaakt. Sinds die match ben ik niet meer gaan kijken, maar ik blijf de ploeg wel volgen in de krant. Al zakken ze tot in vierde, het blijft mijn club: dàt zal nooit veranderen. “ 

patrick j.jpeg

Patrick Janssens: liever paars dan rood
De voorzitter van de SP heeft het al in eerdere interviews niet onder stoelen of banken gestoken: hij is een echte Kielse rat.   
“Mijn vader nam ons vroeger wel eens mee naar jeugdwedstrijden van Beerschot, maar ik ben voor het eerst naar de eerste ploeg gaan kijken toen ik dertien was. Dat was in het seizoen ‘69-’70 toen Lothar Emmerich topscorer is geworden in de Belgische competitie. Ik heb toen geen enkele match gemist, elke keer stond ik met mijn ticketje van vijftig frank op de staanplaatsen. Ik heb me altijd thuis gevoeld op Beerschot en dat thuis voelen in een stadion heeft met enthousiasme en warmte te maken. Ik heb een jaar in Engeland gewoond, ik ging naar Arsenal kijken, dat zei me niks, en een week later stond ik op Tottenham Hotspur en ik was verkocht, ik was een Tottenham-supporter. Dus eigenlijk kies je je club niet, die club kiest joù! Wat mij bij Beerschot vanaf het begin aansprak was die reputatie van de giant killer. Beerschot kan rommelen tegen kleine ploegen, maar tegen topploegen overtreffen ze zich àltijd; ploegen als Anderlecht en Brugge komen nooit graag naar het Kiel.
Humo: Wat heeft Beerschot dat Antwerp niet heeft?
«Patrick Janssens als supporter bijvoorbeeld! En een aparte fanatieke sfeer. Dat volkse, dat rauwe, dat agressieve, dat groepsgevoel van WIJ tegen de rest, dat vind ik bij Beerschot wel bijzonder. Alleen slaat dat wij-gevoel soms over in racistische beledigingen, dat staat me veel minder aan. En verder heb ik het voor Beerschot vanwege zijn mooie historiek, zijn bijzondere stamnummer dertien (wat intussen omwille van de GBA-fusie nummer 3530 is geworden, jh) en zijn veel mooiere shirts dan Antwerp! Als SP-er is het voor mij moeilijk om dat te zeggen maar ik zie dat paars liever dan dat rood van Antwerp.”

Antwerpfans “begraven” de club Beerschot na het failliet en de fusie met Germinal Ekeren. RIH= Rest in Hell (Bron: ATV / Antwerpforum)

Antwerpfans “begraven” de club Beerschot na het failliet en de fusie met Germinal Ekeren. RIH= Rest in Hell (Bron: ATV / Antwerpforum)


Humo: Heb je herinneringen aan memorabele derby’s?
"We hebben een keer geweldige lol gehad toen Antwerp hier met 1-0 is komen verliezen na een own goal van de Roemeen Dan Coe en hoe heel dat stadion dan begon te roepen: Dank u Dan Coe! Dank u Dan Coe! (lacht) Dat was één van de betere momenten.”
Humo: Vond je de fusie met Germinal Ekeren erg?
«Helemaal niet. We moeten die mensen van Ekeren dankbaar zijn. Germinal heeft ons gered, zonder Germinal was er van Beerschot geen sprake meer geweest. Maar nu spelen we op het Kiel en nu is er van Germinal geen sprake meer, nu wordt er alleen nog "Beerschot!" geroepen. En we heten wel GBA en er zit een roodgeel streepje op dat paarse shirt, maar dat maakt niet uit, qua sfeer zal het een Antwerp-Beerschot zijn als vanouds." 
Humo: Antwerp mag tegen Lierse of Harelbeke spelen, altijd is er wel een moment dat de Beerschot-aversie opsteekt en dat ze bijvoorbeeld “Anti-GBA olé olé!” beginnen te zingen .
"Bij ons is dat identiek; bij ons is het If you hate Antwerp, stand up! En ik blijf dan zitten, maar mijn zonen staan recht. Ik vind de chant Wij zijn Kielse ratten! veel plezieriger, dat zing ik wel mee. Niet dat die ratten mij altijd genegen zijn. Onlangs gaf ik de aftrap Sint Truiden - Beerschot en toen scandeerde een deel van onze spionkop Ratten stemmen rechts! Dat was wel minder leuk."

chantal.jpeg

  Chantal Pauwels: hoogzwanger op de staanplaatsen
De ‘leading lady’ van Agalev in Antwerpen mist geen enkele wedstrijd van de “Liefdevolle Kleuren”.
“Bij mij is het heel romantisch begonnen toen ik zeventien was. Mijn vriend was een supporter van den Antwerp, ik ging een keer mee en ik was direct verkocht: die vriend is mijn partner en Antwerp is mijn club geworden. Mijn vriend was ook de enige Antwerpsupporter in een hele Beerschot-familie, ik ben dus met de verstandigste meegegaan (lacht). 
Wat ik zo bijzonder vind aan Antwerp is dat die ploeg soms boven zichzelf kan uitstijgen. Antwerp heeft nooit de grote sterren en de miljoenenspelers gehad, Antwerp heeft het altijd met wat mindere goden moeten stellen, maar àltijd zijn er van die jaren dat ze met die gewone spelers een geweldig team vormen, dat ze er stààn als ploeg, en dat vind ik schoon aan den Antwerp. Dat ze met zo’n ‘gewone’ Walter Meeuws tot in Wembley geraken bijvoorbeeld, dat vind ik fantastisch.
Ik vind het ook plezierig om bij die twaalfde man te staan. Er is niks zo plezant als goed te kunnen zingen en roepen, en dat stadion te voelen zinderen als al die voeten aan het roffelen gaan. En ja, ik sta daartussen, met mijn roodwitte sjaal én mijn roodwitte pet. En veel mensen blijven weg van Antwerp omdat het er zogezegd gevaarlijk is, maar ik heb op die vijftien jaar dat ik ga kijken nog nooit iets meegemaakt. Ik durf er gerust met mijn kinderen naartoe.

Gazet van Antwerpen okt. 1998

Gazet van Antwerpen okt. 1998

Zelfs toen ik hoogzwanger was van mijn twee zonen, stond ik daar op de staanplaatsen, en dat was lief om zien hoe galant en voorkomend iedereen was, hé jongens, pas eens op, laat madam hier ‘s door! Of: hier madammeke, gaat gij hier maar staan, hier staat ge goed! En natuurlijk zijn er van de X-side die tegen mij zeggen dat ze van het Vlaams Blok zijn, maar ik vind de Antwerp-aanhang toch wel toleranter is tegenover kleurlingen op het veld dan de Beerschotsupporters. Bij Beerschot gaat het er grover en onverdraagzamer aan toe. Maar bon, we hebben het niet meer over Beerschot. Die club bestaat niet meer. Het is nu GBA. Maar toch wil ik niet verliezen tegen “die van het Kiel”

rik copp.jpeg

Rik Coppens: “Derby? Welke derby?!”
Rik Coppens (70) is dé Beerschot-vedette van de jaren vijftig. Zijn show- en clownallures waren nationaal bekend, zijn balkunsten gaven hem de titel “de tovenaar van het Kiel” en “de Paganini van het voetbal”. Tussen ’74 en ’77 was Coppens ook trainer van Beerschot. 
“De komende derby, zegt u. Maar dat is godverdoeme toch geen derby! We spreken toch niet meer over Beerschot, we spreken toch over Germinal Beerschot Antwerpen, de fusieclub! Dus zeg ik: er is geen derby meer, want er is geen Beerschot meer. Punt! 
Maar natuurlijk, de journalisten maken er weer een derby van omdat hun boekske en hun gazet moet verkopen. Wel, ik doe daar niet aan mee, ik veeg er mijn gat aan. Derby, derby, niks te derby! Maar ik heb het natuurlijk zien aankomen. De voetbalkalender was nog maar uit of de journalisten hingen al in hun pen, de derby, dat zou de match der matchen worden en nog van die superlatieven die op geen kloten trekken. Maar ze moeten dan niet verschieten als er oorlog van komt. Want als er oorlog van komt, dan is dat omdat de pers heel dat derby-verhaal heeft opgeklopt. 
De journalisten vragen mij ook: welke emoties voelt ge bij Antwerp-Beerschot? Emoties, jongen, daar veeg ik mijn gat aan! En dat was ook zo in de jaren dat ik nog voetbalde. De supporters liepen heel hoog op met zo’n derby, maar voor mij was dat een match zoals een ander. Gij gelooft me niet?! Neem het geval Bob Paverick. (Paverick speelde van 1927 tot 1948 bij Antwerp. Daarna werd hij één jaar uitgeleend aan Beerschot. Het was pure goodwill omdat het Kiel met zoveel geblesseerden kampte. Paverick wilde echter niet aantreden in de derby. jh) Voor de supporters was dat ondenkbaar, een  bom, een revolutie Maar voor de spelers lag dat anders. Wij aanvaardden Bob vanaf de eerste match. 
Natuurlijk zijn er memorabele derby’s geweest. Onder andere die Beerschot-Antwerp waarbij ik voorover duikelde en de bal in vogelvlucht meenam en met mijn hiel in het doel trok. Dat was in 1952 en dat was een exceptionele goal. Spijtig dat er toen nog geen tv was, want dat was een goal zoals er nadien nooit meer een gemaakt is, in héél de wereld niet. “ 

vicmee.jpeg

Vic Mees: Celtic en Glasgow
Vic Mees (73) is de levende legende van RAFC. Tussen 1946 en 1964 speelde hij 649 wedstrijden in het eerste elftal van Antwerp. En hij heeft nog cijfers.

“Onze stadiondirecteur heeft het voor mij opgeschreven. Ik heb in totaal vierendertig derby’s gespeeld, en thuis op Antwerp hebben we er vijf verloren, zeven gewonnen en drie gelijk gespeeld. Uit op Beerschot hebben we er zes verloren, zeven gewonnen, en zes gelijk gespeeld. In punten van toen zou dat betekenen dat Antwerp 37 punten haalde en Beerschot 31. Dat kunnen ze ons niet meer afpakken (lacht)!
Ik vond elk van die derby’s heel speciaal. Als de voetbalkalender uitkwam, was dat het eerste waar we naar keken: wanneer spelen we tegen den Beerschot? Dat had toch iets van Celtic en Glasgow Rangers. Ginder in Glasgow gaat het om katholiek/Iers-zijn tegen protestant/ Brits-zijn, hier was het vooral een rivaliteit tussen twee delen van de stad: de zuidkant tegen de noordkant. Met in elk van die stadsdelen hevige supporterscafé’s. Je mag ook niet vergeten dat de meeste spelers toen nog écht in die delen van de stad of van de provincie woonden. Met Rik Coppens als uitzondering. Die was van de Seefhoek, dat hoorde bij Antwerp, maar Rik speelde toch bij Beerschot,‘t is altijd een specialleke geweest hé!
Humo: Coppens zegt dat een derby voor hem een match was als een ander.
Mees: «Hij mag dat zeggen, maar dan was hij toch wel een uitzondering in die tijd. De rivaliteit was immers immens, en ze was ook al zo oud. Antwerp is gesticht in 188O, het is de eerste en oudste club van België, en in 1899 heeft Beerschot zich van Antwerp losgemaakt. De rivaliteit is dus al zeker honderd jaar oud. Het leefde in mijn tijd ook in de hele stad, iedereen sprak over de derby, maar het kwam wel nooit tot vechten zoals nu. Er werd in dat stadion geweldig gescholden en geroepen, verbaal ging het er zeer ruw aan toe, maar ik heb nooit, nooit zien vechten. De mensen wilden ook niks missen. Anderhalf uur voor de wedstrijd zat het stadion al vol, en op Antwerp wilde dat toch zeggen dat er bij de vijftigduizend toeschouwers waren. En dan waren er nog veel mensen die principieel weg bleven. Je hebt altijd Beerschot-supporters die geen stap op Antwerp willen zetten, en Antwerp-supporters die het vertikken om een voet op het Kiel te zetten.
Rik heeft wel gelijk dat er tussen de spelers van de twee clubs meer kameraadschap was dan tussen de supporters van beiden. Rik en ik, wij zijn bijvoorbeeld goeie vrienden, terwijl we toch heel verschillend van karakter zijn, en allebei van een club komen die mekaars aartsvijand is."

bert g.jpeg

Bert Geenen: ik hoop op een fusie
Naar verluidt zit het ex-radioman van Studio Brussel en Radio Donna altijd “stilletjes in zijn duffelcoat” naar Beerschot te kijken, maar onder die duffelcoat klopt wel een deep purple heart.
“Ik ga sinds mijn tiende naar Beerschot. In mijn buurt woonde een familie met acht kinderen, die gingen met zijn allen naar Beerschot kijken, elke zondag was het daar al paarswit wat de klok sloeg, en ik vond dat een plezierige ambiance om daarin mee te gaan; één van de dochters uit dat gezin is trouwens mijn vrouw geworden.”
“Ik heb het stadion van Beerschot ook altijd gezelliger gevonden. De Bosuil is een kale betonnen kuip, terwijl het Kiel bomen heeft, en zelfs een klooster dichtbij; het heeft iets huiselijk. Ik zie ook liever paars-witte dan rood-witte kleuren. Op tv zal ik altijd sympathiseren met een paars-witte en nooit met een rood-witte club. Ik zie Anderlecht dus wel graag spelen, maar Standard of Manchester United niét. 
“Wat ik in dat Antwerpse voetbal wel mis is: allure. Een Antwerp-Beerschot is altijd een belevenis door de rivaliteit, maar zelden door het hoogstaande spel. Antwerp en/ of Beerschot hangen immers te vaak bij de middenmoot of bij de staart van eerste klasse; zelden zal je het meemaken dat ze allebei in de top meedraaien en dat ze tegen mekaar uitkomen voor een plaats bij de eerste drie.”
Humo: Ben je een rustige of een luidruchtige fan?
«Een rustige, ik roep nooit wat. Ik ben iemand die naar het voetbal gaat om zich te ontspannen en niet om zich op te boeien. Recht springen doe ik ook alleen maar als ze een doelpunt maken. Pas op, ik geniét van alle zottigheid die ik door anderen hoor uitkramen, maar mij zal je bijvoorbeeld nooit Rood van schaamte! Wit van schrik! horen brullen in een match tegen Antwerp.
En hoe je het draait of keert, die eeuwige en onvoorwaardelijke clubliefde van vroeger is voorbij. Zeker bij de spelers. Ik hoop zelfs dat Antwerp en Germinal Beerschot zullen fusioneren. Anders zullen ze Europees nooit iets te betekenen hebben. En eens het bestuur en de spelers de wederzijdse gevoeligheden hebben overwonnen, zullen de supporters ook wel volgen, zeker?! En als ze goed spelen, roepen we Komaan Beerschot!, en als ze slecht spelen… Komaan Antwerp!        

perceval.jpeg

Luk Perceval : de werkman tegen de bourgeois
De artistieke leider van Het Toneelhuis heeft op het voetbalveld menige “ten oorlog” opgevoerd omdat derby’s “altijd op leven en dood” werden uitgevochten.
“Mijn levendigste herinneringen aan de derby’s komen uit de jaren ’68 tot ‘76. Ik was toen tussen elf en negentien jaar, ik was lid van de Spionkop en ik ging naar alle thuismatchen en uitwedstrijden. Als het Beerschot-Antwerp was, dan gingen wij met onze aanhang te voet van de Bosuil naar het Kiel. In die tijd was dat soms toch een groep van vijfhonderd man die met vlag en wimpel dwars door het stadscentrum trok. Dat was een luidruchtige bende maar helemaal niet baldadig, onderweg werd er niet gevochten of schade toegebracht. Maar hoe dichter we het Kiel naderden, hoe meer eieren we plunderden bij de kruideniers om ze dan in het stadion naar de majorettes van den Beerschot te smijten. 
Het was ook een tijd van nachtelijke stunten en avonturen. Dat de doelnetten van Beerschot werden stukgeknipt, of dat de houten doelpalen werden omgezaagd. En eh… ja, ik was daarbij, bij dat geheime clubje van nachtelijke grappenmakers. 
Ik heb Antwerp-Beerschot ook altijd als een strijd gezien tussen de socialisten en de liberalen. Antwerp, dat was de volksploeg, dat was de ploeg van de gewone werkman; Beerschot, dat was de bourgeois-ploeg, de middenstand, het fijnere volk, de juffrakes van het Kiel. Vandaar dat ze ons ook uitscholden voor boeren van Deurne. Als Antwerp won, dan zongen wij als revanche “Dat spelleke met die boeren is gedaan, gedaan!” Dat ritme zweemt naar De Internationale en dat had zoiets van: den arbeider heeft de dikke bourgeois weer eens op zijn kas gegeven (lacht). 
Aan alles was te zien dat Beerschot meer geld had. Ze hadden een sjieker stadion, sjiekere tenues en sjieker volk, er hing daar ontegenzeglijk een mondainere sfeer dan op Antwerp. En omdat wij voelden dat ze op ons neerkeken, plooiden we ons ook dubbel om ze op hun kloten te geven. Ik heb zelf negen jaar in de jeugdreeksen van Antwerp gespeeld en die derby’s waren de heftigste wedstrijden. Dat was elke keer op leven en dood.   
Intussen heb ik meer en meer afstand van het voetbal genomen, voetbal is een sport van kapitalisten en aandeelhouders geworden waarbij clubs als Antwerp en Beerschot nog nauwelijks van tel zijn: ze zitten in het peloton der sukkels en bijna-armoezaaiers. Maar Antwerp blijf ik nog altijd zien als mijn tweede thuis, om niet te zeggen mijn eerste thuis. Ik heb in dat stadion heel mijn jonge leven gepasseerd, ik heb daar uren en uren gespeeld, ik heb daar mijn eerste lief leren kennen en kussen, dat kruipt dus in je bloed en dat gaat er nooit meer uit. Antwerp is nog altijd de ploeg van mijn hart.”

(c) Jan Hertoghs

(c) Jan Hertoghs

Vorige
Vorige

De sprookjes van Trump

Volgende
Volgende

De laatste "westerners" en cowboydorpen van België (3): Texas City in Tremelo