De laatste "westerners" en cowboydorpen van België (3): Texas City in Tremelo

Antoon Lust (86) alias Billy The Kid. De ouwe desperado van Texas City in Tremelo /Ingescand uit Humo © Stephan Vanfleteren

Antoon Lust (86) alias Billy The Kid. De ouwe desperado van Texas City in Tremelo /Ingescand uit Humo © Stephan Vanfleteren

"Jacques Brel! Koning Boudewijn! Allemaal interesseerden ze zich voor de cowboys van Tremelo!"

Het eerste cowboydorp van België, dat was Texas City in Tremelo. In dat Brabantse Damiaandorp zou al in 1959 een westerndecor zijn opgericht, "een 'uitloper' van de Expo van 1958 waar toen cowboys en Indianen een dagelijkse rodeoshow gaven". Dat vertelt Cole Younger (van het westerndorp in Olmen). Hij zegt zelfs dat er zonder de Expo "nooit cowboydorpen zouden geweest zijn in België."

De krantenknipsels van de Expo leveren weinig op. Er is vooral sprake van het opwindende en futuristische Amerikaanse paviljoen, maar nergens is een spoor te vinden van een rodeo. Wel ontdek ik dat het woord "Texas" in het jaar na de Expo een grote magie moet hebben gehad, want in 1959 is de BRT de westernserie de "Texas Rangers" beginnen uitzenden. Wat voor Willy Vandersteen dan weer de inspiratie was om zijn Suske en Wiske-album "De Texasrakkers" te tekenen.   

En dan helpt het toeval. Ik ben bij Humo-fotograaf Herman Selleslags voor een interview over zijn tentoonstelling in het Fotomuseum, en tussen de vele foto's die hij opdiept, zit er één van The Who in een wildwest decor, "dat is Texas City in Tremelo." En zo vind ik goud, want hij heeft nog een rooie Agfa-Gevaert doos vol zwartwitfoto's, contactafdrukken en kleurendia's. De datum: 20 mei 1967.
Selleslags: "We spreken  over een tijd dat er geen videoclips bestonden, maar de tv-zenders maakten wel van die kortfilmpjes die net zolang duurden als het hitnummer dat de groep speelde. En via via wist Humo dat de RTB een filmke ging draaien over The Who, en dus stuurden ze mij naar die locatie en dat bleek Texas City te zijn. Er was amper volk: in de saloon stonden een paar cowboys en op het terrein was er alleen The Who, de driemansploeg van de tv en ikzelf. The Who bestond toen uit zanger Roger Daltrey, gitarist Pete Townsend, drummer Keith Moon en bassist John Entwistle.
De muziek klonk over het terrein, en de groep playbackte telkens een stukje van de song in een ander deel van het dorp. Alles volgens een heel minimaal scenario. Toch hebben die opnamen zeker drie of vier uur in beslag hebben genomen. Achteraf gezien is dat ongelooflijk: je bevindt je in dat vreemde decor van een westerndorp-in-België en daar kan je een paar uur rondhangen met The Who, die met The Beatles en The Stones toch één van de absolute wereldgroepen waren van dat moment. The Who was trouwens één van m'n lievelingsgroepen toen, maar vraag me niet welk nummer ze daar geplaybackt hebben, dat ben ik vergeten. (Als het om hitsingles ging, dan moet het My Generation, The Kids Are allright, Substitute, I'm a boy, Happy Jack of Pictures of Lily zijn geweest, die zijn alle uitgekomen voor mei 1967,jh) "
Selleslags laat de foto's zien, het is een schatkist zonder meer. Keith Moon in de saloon. John Entwistle koffie drinkend uit een bolle Rombouts(!)kop. Keith Moon zonder zadel op een zwierig Pinto horse. John Entwistle ook al bareback op dat paard, en verder is de groep te zien in alle mogelijke poses: nabij de corral, voor de Sheriff's Office, tussen de bunkhouses enzovoort. "Ja, het zijn heel wat foto's. Ik denk dat die serie in Texas City de grootste fotoserie is die ooit in België over The Who is gemaakt."

The Who in Texas City. Drie uur “optredend” voor drie man en een paardenkop. Ingescand uit Humo / Herman Selleslags

The Who in Texas City. Drie uur “optredend” voor drie man en een paardenkop. Ingescand uit Humo / Herman Selleslags

Spannende broeken
Met die geweldige intro van The Who ben ik vastbesloten om de geschiedenis van Texas City op te delven. En zo kom ik bij "de Snake" (zie deel 2) en in zijn knipselarchief zit één artikel over Texas City. Het dateert van 1960, het verscheen in het magazine "Ons Land" en er is sprake van "een vlakte waar vroeger de asperges groeiden" en waar "de grond nu doorstippeld is met de indrukken van paardenhoeven". Ook ziet de reporter houten constructies "die zo vertrouwd overkomen omdat we ze heel goed kennen van de zilveren schermen in de bioscoopzalen". De 'inwoners' van Texas City worden omschreven als "mannen en vrouwen die kleurige hemden, enorme stetson-hoeden en spannende broeken dragen" en om hun middel torsen ze zware riemen "waaraan zilverversierde holsters en vervaarlijke zesschieters hangen". Cowboys en Indianen blijken mekaar ook met hi! en ugh! aan te spreken en verder hebben ze "ondoorgrondelijke gezichten die op grassprietjes kauwen".
Het is prachtig proza en dan laat ik de lyrisch-dramatische beschrijving van de overval op de postkoets nog achterwege. Bij het artikel staat ook nog een oud adres. En op dat adres vind ik een telefoonnummer en ene Carol neemt op. Ja! Texas City bestaat nog! En het is inderdaad ontstaan in het jaar na de Expo, "maar drie jaar geleden hebben we driekwart van de gebouwen moeten afbreken door een dagvaarding van Stedenbouw. Vroeger was hier een terrein van 2,5 hectare met een saloon, post office, hotel, bank, kerk, winkel, koetsenkot en stallingen, maar nu blijft alleen nog de bank en de saloon over". Carol is al zesendertig jaar bij de western club en sinds 1978 baat ze Texas City uit. De échte stichter van Texas City is Marcel Kesteman, "maar die man is al vijftien jaar dood en al zijn kinderen wonen in Amerika". Ze zegt dat het heel moeilijk zal zijn om nog iemand van die eerste jaren terug te vinden. En binnen twee weken hebben ze wel een 'council', maar journalisten ziet ze niet graag komen ("wat ze allemaal over ons geschreven hebben, het slaat nergens op"). Ik noem de namen van de westerners die ik gesproken heb, het blijken goeie geloofsbrieven te zijn, ik mag toch komen.     Cowboys van de weg
Bij het begin van de straat staat een metalen wegwijzer naar het Damiaanmuseum en daarboven hangt de houten pijl naar Texas City. Het westerndorp ligt vlakbij de bewoonde wereld zijnde de terreinen van de Koninklijke FC Tremelo. Ik parkeer de wagen op de parking naast de kantine en daar staan enkele cowboys zich om te kleden bij de openstaande autokoffer. In de verte klinken Indiaanse trommels en ritmische gezangen en de voetbalveteranen die hier met de sportzak arriveren, zingen het onnozel na: heuja heuja hey, heupsa hey, kust m'n gat.

De Post 25/6/61 (Willy François)

De Post 25/6/61 (Willy François)

Ik begin een westerndorp nu al met de ogen dicht te herkennen: aan de inrijpoort staan glanzende motoren en op het terrein staan alle manspersonen wijdbeens, that's the way. De saloon heeft nog de klassieke klapdeuren en bergt in zich een fantastisch stapelhuis van oude foto's, paardenhoofdstellen en alle mogelijke western rekwisieten. Op deze zaterdag is het een volle drukte van cowboys, trappers en vooral soldaten die met hun sabels tegen de ronde tafeltjes stoten.
De voertaal in Texas City blijkt hoofdzakelijk franstalig te zijn, maar op de veranda van de saloon spreek ik de vlaamstalige Wyatt Earp, hij is nog 'voorzitter' geweest van de Arizona Ranch in Halle-Zoersel die in 2004 door Stedenbouw is opgedoekt. (Noot: de échte Wyatt Earp was sheriff en één van de hoofdfiguren van de Gunfight at the OK Corrall in 1881.)
Earp: "Ik ben in Amerika geweest en ik heb in de échte OK Corrall in Tombstone (Arizona) gestaan! Màn, de boebels stonden op mijn armen!" Ik zeg iets over vergrijzing en de oldtimers van nu en hij knikt: " Het is alleen nog de oude garde die ge ziet. Jonge gasten melden zich niet meer. Ik kom nog van een generatie die met al die western-series is opgegroeid: Bonanza, Rawhide, Gunsmoke, High Chaparall, noem maar op! Die tijd is voorbij. Die gasten groeien op met science fiction en fantasy."
Maar dat de cowboydorpen teloor zijn gegaan, dat ligt "in grote mate aan de media en aan het imago dat zij ons geven. De mensen associëren een cowboy niet langer met iets positief, een cowboy is per definitie negatief. De gevaarlijke vrachtwagenchauffeurs, dat zijn de cowboys van de weg. Hans Van Temsche? Die droeg zijn geweer gelijk een cowboy in de nek! Lernout en Hauspie? De cowboys van de ICT-sector. Kortom, wie zich slecht gedraagt, dat is een cowboy, en dat werkt dus tegen ons!"
Kostuum van de Grand Bazar
"Paul Jambers heeft ooit een reportage gemaakt over de westerners en hij is bij ons op den Arizona komen aankloppen voor medewerking, maar wij hebben hem aan de deur gezet: Jambers vriend, daar is het gat van den timmerman! Als journalisten naar westerndorpen komen, dan zoeken ze alleen maar de sensatie: wordt er hier gevochten? wordt er hier geschoten? Dat is het enige waarin ze geïnteresseerd zijn. En de mensen zien die opnamen dan en wat denken ze?! Pff, een hoopje knokkers en wapenfreaks bij elkaar." Hij haalt zijn Colt uit de holster, "dat ding is onklaar gemaakt, als ik het nog als wapen wil gebruiken, dan moet ik ermee gooien."
Intussen zijn de 'kampspelen' begonnen: er is keuze uit bijl werpen, hoefijzer gooien, met luchtbuksen op blikjes mikken of oude gordijnringen rond de hals van Budweiserflesjes gooien. Een toekijkende Yankee-blauwbloes stelt zich voor als Johnny Flash, 74 jaar, leerbewerker in Luik. Johnny was ooit één van de voortrekkers van een Waals cowboydorp: Western City in Chaudfontaine.
Flash: "Bij het begin van de jaren zestig was dat zo: iedereen droomde van Amerika en iedereen was zot van de western. Mijn vrouw, mijn kinderen, mijn schoonouders, allemaal zijn ze bij de western club gegaan, dat enthousiasme, dat bestaat nu niet meer. En ge moet u dat voorstellen! Nu hebt ge het internet en winkels waar ge die outfit kunt kopen, maar toen moesten wij naar de Grand Bazar! En daar kochten we een cowboyhoed, een kartonnen exemplaar, en onze revolver en onze holster, dat was wat de kinderen kregen met Sinterklaas! Dat was belachelijk speelgoed in feite, maar de fascinatie van de mensen was zo groot dat niemand werd uitgelachen, het mee-doen was het belangrijkste! "
"Zelfs koning Boudewijn kende Johnny Flash! In de jaren zestig was er een verjaardagsfeest op het paleis en wij hebben daar -tussen alle folklore in- een western show mogen geven. En de gendarmes, die schrokken nogal, want in de koninklijke tuin hebben wij al schietend een postkoets overvallen! Onze koning was gefascineerd, hij wilde weten wie de baas van de cowboys was en zo ben ik de eerste Belgische cowboy geweest die hem een hand heeft gegeven!"

Texas City in de jaren ‘60 (foto: Fernand François)

Texas City in de jaren ‘60 (foto: Fernand François)


Ik was Billy The Kid!
Carol komt me zeggen dat haar dochter Bob Lust is gaan ophalen, "hij is slecht te been, maar zijn geheugen is nog goed. Hij kan u zeker vertellen over het begin van Texas City". En zo sta ik enkele minuten later oog in oog met de allicht oudste nog levende Belgische cowboy. Hij is 86, zijn echte naam is Antoon Lust, hij is geboren in Nieuwpoort en een groot deel van z'n leven is hij bakker geweest in Etterbeek. Maar nog veel langer is hij cowboy, "dat zit er bij mij in van mijn vijf jaar, als mijn ouders mij op het schommelpaard zetten, dan zat ik op de prairie!"
Hij is samen met Marcel Kesteman de stichter van Texas City geweest. "Marcel was de dromer en de artiest, ik was de nuchtere middenstander met de centen." En dat de meeste huizen in Texas City getimmerd zijn door Fons, een dakwerker uit Tremelo en Gust, een beenhouwer uit Brussel. En dat het "een curieus verhaal" is van die cowboys en Indianen op de Expo: "Die hadden daar een rodeo en halfweg de Expo gingen ze failliet, en dan zijn de cowboys wél naar Amerika kunnen terugkeren, maar die Indianen waren arm, die hadden geen geld voor een retour met het vliegtuig, en zij zijn opgevangen geweest door Marcel Kesteman." En dat die Indianen moeilijke karakters waren, "zeker als ze alcohol op hadden. Dan zaten ze boemboemboem te trommelen gelijk zot! Tot een kot in de nacht. De mensen werden er horendol van!"
En dat ik hem thuis moet komen opzoeken, hij heeft nog 8mm-filmpjes van de Expo-rodeo en een heel album zwartwit foto's van Texas City.

En zo sta ik een week later bij 'm thuis in Steenokkerzeel. Het interieur is rustiek: een Lievevrouw onder een stolp, Boudewijn en Fabiola in een lijst, een gewei aan de muur en een schilderij van hemzelf op een statig paard ("ik ben heel mijn leven een paardenman geweest"). Om vier uur in de namiddag trekken we de gordijnen dicht en stel ik m'n oude filmprojector op, een Eumig-8mm die ratelend in het verleden grijpt. Zijn projector is al veertig jaar stuk, "ik weet dus zelf niet meer wat er op die rolletjes pellicule staat." Er zijn drie gele Kodachromedoosjes en het eerste filmpje is een biddende processie in Brussel, maar het tweede is de rodeo van de Expo! Er zijn cowboys op wild bokkende mustangs, er zijn cowgirls die acrobatie doen in rode jurken met witte franjes, en er is de onvermijdelijke overval op de postkoets.
Alsof dat niet genoeg is, wolkt in de achtergrond ook nog een Belgische stoomtrein voorbij, ("ik heb het u gezegd, die rodeo werd gehouden in het hartje van Brussel!") En dan is er nog één filmpje en dat zou wel eens Texas City kunnen zijn. Hij gaat op één meter van het scherm zitten, ziet twee cowboys in zwartwit bij een paard staan en dan zijn er alleen nog uitroeptekens: " Mô! Kijk nekeer! Dat is Texas City! Vrouwtje, kijk! Dat ben ekik! Helemaal in het zwart! Ik was de desperado! Ik was Billy the Kid!" Hij zit op het puntje van de zetel en kan maar niet geloven dat hij daar terug is, als jonge veertigjarige, te paard en met een Smith & Wesson in de vuist: " Mô jongens toch, wat een plezier om dat terug te zien! Wat een ontdekking! Wat een ontdekking!" 

De Post 25/6/61 (Willy François)

De Post 25/6/61 (Willy François)

Zot van Bonanza

Hij vertelt dat ie toen alles zelf maakte: de leren kogelriemen, de holsters, de stijgbeugels, "dat was deel van het western leven, dat ge dat zelf maakte. Nu kunnen ze dat niet meer, nu kopen ze het in de winkel." Hij vlocht ook zijn eigen zwepen, en bij de showkes was hij "de crack van de zweep. Ik kon een sigaret uit iemands mond kletsen! Ik kon met één slag een lucifer tussen iemands lippen aansteken!"  En dat hij die precisie oefende op een paal: "In een barst stak ik een stropijl of een lucifer en dan maar klappen met die zweep."  't Waren allemaal cracks toen in Texas City: "Gust De Beenhouwer, dat was een lassokampioen. Die kon een rennend kalf strikken alsof hij nooit wat anders gedaan had." En dat hijzelf ook rap was met de revolver. Zo snel als Lucky Luke? Neenee, "maar ik zal u iets laten zien dat ik toen kon". Hij gaat midden in de living staan en legt een bierviltje op de rug van zijn uitgestoken rechterhand. Dan trekt hij ineens zijn hand weg en voor het viltje de vloer raakt, heeft hij al z'n denkbeeldige revolver getrokken met diezélfde rechterhand, "zo ràp was ik!" En zo aandoenlijk is het om die desperado van 86 daar triomfantelijk naast de eiken tafel te zien staan.
Zijn vrouw moet nu ook het foto-album van Texas City gaan zoeken en daarin steken nog meer paarden en cowboys en pokertafels die omver worden gegooid ("zo'n ruzie, dat was altijd het begin van een showke"). Middenin steken ook glanzende cinemafoto's van de tv-serie "Bonanza": "Ik was toen zot van Bonanza! Heel België was zot van Bonanza! En de mensen die geen tv hadden, gingen bij de buren kijken om dat feuilleton te kunnen zien."

De familie Cartwright vlnr: Adam, Pa, Little Joe en Hoss

De familie Cartwright vlnr: Adam, Pa, Little Joe en Hoss

Bonanza is dan ook een mijlpaal in de tv-geschiedenis. In de VS liep de westernserie zéventien jaar lang en telde ze in totaal duizend afleveringen. In het begin van de jaren zestig waren er negenenvijftig landen die Bonanza overnamen waardoor per week 350 miljoen mensen de serie zagen. En ook de Humo-lezer was verkocht aan de Ponderosa Ranch en het gezin Cartwright bestaande uit Pa, Hoss, Little Joe en Adam: in 1963, 1965 en 1966 kozen zo'n 30.000 Humo-lezers de serie als het beste tv-programma!
"Dat feuilleton heeft bij veel mensen de interesse gewekt voor de western en hier in Texas City hebben we toen nog een paard de naam Bonanza gegeven." Toen waren er nog paarden in de cowboydorpen, zegt Antoon: "Nu is er niks meer. 't Zijn allemaal cowboys zonder paard geworden." En hij laat in het fotoalbum wat steigerende cowboys van anno 1961 zien, die ene dat is Paul le Chanteur, " die was sterk als een reus, die kon een 2PK opheffen bij de pare choque!" En die daar, dat is Johnny, " dat was een geweldige pintendrinker!" En dat ik goed moet oppassen bij wat hij nu gaat vertellen: " Op een dag komt de RTB een stukje spektakel filmen. Aan een buitentafel zaten vier cowboys te kaarten en ik moest met mijn lievelingspaard Zondo over die kaarttafel jumpen! En we doen drie keer een test en drie keer gaat dat goed. Oké, action, de camera rolt, en net als ik kom aan gegaloppeerd, staat Johnny recht met twee armen in de lucht. En mijn paard stopt en door de schok vlieg ik uit het zadel, over de kop, en met mijn ballen op die tafel! En lachen, lachen, allemaal zaten ze op hun knieën van plezier! "

David Bald Eagle
Hijzelf had nooit kunnen denken dat de Expo van 1958 de start zou zijn van Texas City: "Eerlijk gezegd, ik had geen hoge dunk van die cowboys en Indianen in die rodeoshow. Die cowboys waren boers en vulgair, en die Indianen waren bijna elke avond zàt! Alcohol en Indianen, dat gaat niet samen, meneer! Elke avond moésten zij de geesten zien en dat kon alleen maar met vuurwater, en dan was het van à-giiii,à-à-giiii, mensenlief toch, dat was niet om uit te houden. Ik denk dat al hun geld naar drank ging. Die waren echt straatarm."
"Maar Marcel Kesteman kon goed over de baan met die Indianen en hij heeft voorzien dat het een succes ging worden. Eens die houten huizekes daar stonden en eens wij onze showkes deden, stroomde het volk naar Tremelo. In het weekend was dat een processie van velo's, moto's, auto's en zelfs autobussen!"
"Marcel Kesteman herhaalde maar dat dat succes volledig te danken was aan de Indianen die hij in Tremelo had opgevangen. O, hij zou ze nog heilig hebben verklaard! Hij heeft aan de burgemeester van Tremelo zelfs gevraagd om de straat van Texas City te willen veranderen in Bald Eaglestraat!"
David Bald Eagle blijkt de chief te zijn geweest van de Indianen op de Expo. En nu moet ik weer goed luisteren: "Die ouwe Indiaan is vijftien jaar later nog getrouwd met Josee Kesteman, de dochter van Marcel!" Antoon Lust denkt dat ze nog altijd "ergens in Amerika wonen." Hij denkt, in South Dakota.

Ons Land 1961? 1962?

Ons Land 1961? 1962?

Indianen in Tremelo
Een dag later vind ik Josee al via de elektronische rooksignalen van het internet. " U belt uit België?! Over Texas City?! Oh, that's wonderful, I have such good memories!" En zo rafelen we de geschiedenis weer uit, te beginnen bij de Expo van 1958: 
"Die wildwestshow zat niét op het terrein van de Expo, maar in de buurt ervan, aan de Van Praetbrug. En op een dag namen papa en mama ons mee naar die show, ik was toen zeventien jaar. En voor de show begon, had mama in het Engels staan praten met één van de rodeorijders, een Lakota Indiaan uit South Dakota. En okay, de show begon, en er waren Indiaanse traditionele dansen, er was acrobatie te paard, er was een overval op de postkoets en tot slot had je de rodeo. En die ene Indiaanse rodeorijder kreeg toen een ongeluk, zijn mustang schoot uit het starthok, en er direct weer in, en die man werd geplet tussen het paard en de omheining en bleef gekwetst liggen.
Na de show hoorden we dat hij met de ambulance naar het ziekenhuis was gebracht en mijn moeder ging ernaartoe en ze kwam helemaal ontdaan thuis. Dat ze tegen hem alleen maar Frans wilden spreken, en dat ze bezig geweest waren over "apen" en "in de bomen klimmen", ze was furieus. En zij is toen voor hem gaan tolken en hem elke dag gaan bezoeken.
En ja, een ongeluk komt nooit alleen! Kort daarop ging dat rodeo-agency in California failliet en toen stonden die zestig cowboys en die veertig Lakota-Indianen op straat; er was geen geld meer, en van de ene dag op de andere moesten ze hun hotel verlaten. En de meeste cowboys hebben toen hun zadels, kostuums en wapens verkocht en van dat geld konden ze het vliegtuig naar de States betalen. Maar enkele cowboys en al de Indianen hadden veel minder te verkopen, voor hen zat er niks anders op dan in de tipi's te slapen die op dat terrein stonden. En u kent de Belgische zomers, daar waren dagen dat ze tot hun enkels in het slijk stonden!
Wij hadden David Bald Eagle intussen bij ons thuis in Tremelo opgevangen, we zorgden dat de dokter regelmatig kwam en we gingen ook elke dag kijken hoe het met de groep in Brussel was. Dat ging van kwaad naar erger en toen zijn mijn ouders met enkele vrienden naar het Amerikaanse consulaat geweest en daar hebben ze dan het retourticket betaald van al wie nog achtergebleven was.
Maar voor het vertrek wilde David nog iets doen voor onze familie: hij wilde met de Indianen optreden voor ons huis. De straat zal te klein zijn, zegden m'n ouders, waarom doe je het niet op de plek tussen de kerk en het gemeentehuis, dan gaan de mensen van Tremelo iets kunnen zien dat ze nog nooit van hun leven gezien hebben en waar ze nog jàren over zullen spreken!
Dat optreden was fantastisch met zeker een paar duizend toeschouwers. David is op het gemeentehuis ontvangen en hij heeft het gulden boek van de gemeente mogen tekenen. Dat was in 1958, en die foto is me heel dierbaar, ze hangt hier nog altijd in onze living!
En mij hebben ze toen een Indiaanse naam gegeven, wat een zeer grote eer is voor een blanke. Mijn naam is White Star Woman.
Buffalo Bill in België
Kort na het vertrek van de westerngroep was er in Brussel een veiling van alles wat er nog op dat rodeoterrein stond en mijn vader heeft het grootste deel daarvan gekocht, zoals paarden, tipi's, de postkoets, een paar huifkarren en ook het Sheriff's Office. Mijn vader was creatief, hij was kunstsmid van beroep, en hij had eigenlijk altijd van een "cowboyleven" gedroomd. Dat kwam door zijn vader, die had Buffalo Bill en zijn wildwest show zien optreden in Brussel en die had daar nog jàren over gesproken, en zo is die western spirit bij m'n vader ontstaan. (Buffalo Bill en zijn wildwestshow waren in mei 1891 en in september 1906 in Brussel, Gent en Antwerpen te zien. Aan de show namen "225 personen en 175 dieren deel",jh) Je ziet, Texas City gaat niet alleen terug tot de Expo, but way way back in history!
Mijn vader was bij de cavalerie geweest in het Belgische leger en zo ontstond zijn idee om in Tremelo een western riding club op te richten, een manège in western style. En met de hulp van vrienden is hij dan allerlei gebouwtjes beginnen timmeren, en in 1959 is Texas City geopend. De mensen wilden dat zien, ze kwamen van overal, zelfs uit Frankrijk en uit Duitsland!
Ik heb zelf ook met de show meegedaan, ik deed trick riding, zoals:  zonder zadel rijden, op de rug van het paard gaan staan, langs achteren erop springen, langszij in de flanken gaan hangen, ja, ik was best een behendige cowgirl in die tijd (lacht)

(ingescand uit Humo)

(ingescand uit Humo)

Alle Belgische cowboys liepen toen met revolvers en pistolen rond, ik denk niet dat er zoiets als een wapenwet bestond. En ze schoten  blikjes omver en colaflesjes aan diggelen, oh, it was a lot of fun. Ik herinner me ook dat iemand een klein kanon had meegebracht. Dat werd geladen, maar toen ontplofte dat ding, en verschillende mensen zijn naar het ziekenhuis gebracht omdat ze helemaal zwart zagen van die explosie (giechelt), yeah, it was kinda wild, you know. En er werd muziek gespeeld en gezongen bij het kampvuur. En de indianisten roffelden op de troms, dat was tot in het dorp te horen."                As op de prairie 
Ik zeg haar dat Texas City geen goeie naam lijkt te hebben in Tremelo, vanwege knokpartijen en lawaaioverlast. "O yeah, the people in Tremelo, they were always complaining! (lacht) En zeker is er soms bij de cafés gevochten en af en toe zal er wel iemand dronken door het dorp zijn gegaloppeerd, roepend en schreeuwend, dat hoort misschien wel bij een cowboydorp hé?! 
Maar zeg me niet dat er alleen maar slecht volk kwam! Alles en iedereen kwam naar hier. Jacques Brel! Bobbejaan Schoepen! En de Amerikaanse consul liet hier de 4th of July doorgaan! En als er in Brussel een western uitkwam, dan werden wij gevraagd om de première op te luisteren, één keer zijn ze met de postkoets in full blast over de Boulevard Adolphe Max gereden!"
"In 1972 ben ik dan naar de States geëmigreerd en ben ik getrouwd met Dave Bald Eagle! Ja, we waren mekaar niet uit het oog verloren! En sinds dan woon ik in South Dakota. En nu ben ik 66 en Dave is er 88, maar hij is nog in goeie gezondheid, hij rijdt nog paard en hij acteert ook nog in films, net zoals in zijn jonge tijd."
"In1986 is mijn vader ook naar hier geëmigreerd en hij is hier nog heel gelukkig geweest in het land van de western spirit. In 1992 is hij overleden; we hebben zijn as op de prairie verstrooid, in de vier richtingen, helemaal zoals hij het gewenst had."
"Het is hier wel rustiger leven dan in België. Ik google Tremelo soms op als ik een beetje heimwee heb, en dan denk ik my God, dat dorp is groot geworden, en modern, en zoveel winkels. Maar ik verkies toch mijn leven hier. Ik ben sociaal verpleegkundige, ik leg heel veel huisbezoeken af en elke dag rij ik over de wijdse prairie, en dan voel ik me on top of the world dat ik hier mag leven.
We hebben hier paarden en stallingen en zelfs een "Sheriff's Office", dus het is nog altijd een beetje Texas City hier. You see, the spirit continues, en ik ben blij dat Texas City in België ook nog bestaat. Doe ze de groeten van mij!"

Foto: Fernand François (ingescand uit Humo)

Foto: Fernand François (ingescand uit Humo)

Chewing gum en cowboyfilms
Nadat ik Josee aan de telefoon heb gesproken, zoek ik Antoon Lust opnieuw op. Hij is blij te horen dat het haar goed gaat en hij begrijpt ook dat ze zo positief was, "dat cowboydorp was de uitvinding van haar vader, dus zij zal geen kwaad woord spreken. " Maar hij wil het niet wegstoppen. Zoals het een echte boomtown past, had Texas City ook al snel een slechte reputatie in Tremelo:" Op een bepaald moment was het de plek geworden waar oorlogsveteranen van Korea mekaar opzochten, en daar zat crapuul bij. En er is met de vuist gevochten en ook met geweren. En niet alleen op het terrein, op de duur ook in de straten en in de cafés van Tremelo, overal zochten die gasten ambras. Inzoverre zelfs dat de commissaris van Etterbeek mij kwam vragen waarom ik mij met zo'n 'bandietendorp' bezighield. Eind de jaren zestig is er zelfs een eigenaar geweest die begonnen is met striptease en sexfeestjes, maar toen was ik al jaren uit het bestuur gestapt."
Hij haalt de schouders op en zegt dat er niks meer te vertellen is. Ik heb toch nog één vraag. Kan hij uitleggen waarom er in 1958-1959 ineens zo'n fascinatie voor de western was? " Kijk, de oorlog was meer dan tien jaar voorbij, de mensen kwamen er stilaan bovenop, ze hadden weer wat geld en ze zochten iets nieuws, iets dat hen kon verstrooien. En voor noviteiten werd toen naar Amerika gekeken. Dat was al begonnen in 1945. De mensen hadden niks meer toen de oorlog gedaan was en daar kwamen toen de Amerikanen en die hadden àlles. Chocola en appelsienen, grote tanks en vliegtuigen, al wat ze hadden, maakte grote indruk op de mensen. Die jongens zelf maakten ook indruk, die waren groot en blond, alle vrouwen waren er verliefd op, ge moest ze d'r met een vliegenklopper afslagen! De mensen imiteerden hen ook. Zo liep iedereen chewing gum te kauwen in Brussel, want olala, dat was nogal wat beter en sjieker dan kaliesjenhout! Weet u, de mannen begonnen hun broek zelfs op te trekken zoals de Amerikanen, zo dat stoere optrekken aan die riem, dat was een ziékte in België, àlles deden ze na van die Amerikanen!!
En in 1958 stonden ze hier ineens op de Expo, met hun prachtig paviljoen en dat prachtige opschrift, The American Way of Life! Dat was heel die wereld van de frigo en de stofzuiger, en van de Amerikaanse sleeën, de Chevrolet en de Dodge. Ja, de mensen vielen daarvan achterover. Amerika, dat was een droom! Dat was het paradijs! Vandaar kwam de weelde, vandaar kwamen de lux en het comfort!"
En naast dat Amerikaanse paradijs in het huishouden zagen ze ineens ook het paradijs in Hollywood. De Amerikaanse cinema, dat was toen de poort op de wereld. En wat zagen de mensen in die filmwereld? Cowboyfilms! En die cowboys op dat witte doek, dat waren de helden, dat waren de goeien die altijd wonnen van de slechten. Men keek op naar die cowboys, men zag in hen de historische voorlopers van de soldaten die ons in 1945 zijn komen bevrijden. En ik heb het u al gezegd, ze deden den Amerikaan in alles na. En zo is die fascinatie voor de western ontstaan en zo zijn ook die cowboydorpen begonnen."   
Van cowboy tot Christus
Ik volg de westerners nu al enkele maanden en ik vind het nog steeds vreemd, dat wekelijkse omkleden om te kunnen terugreizen in de tijd. Maar uit de kranten maak ik op dat  re-enacting en living history een hoge vlucht nemen; de laatste jaren blijken vooral de Middeleeuwen en de riddertijd populair te zijn. Maar er zijn ook "Romeinse" groepen die de eerste eeuw na Christus naspelen, er zijn Kelten, Merovingers, en Vikingen. En en zijn zelfs prehistorie-fans die zich als holbewoners en rendierjagers uitdossen; we zijn dan al 3000 à 9000 jaar voor Christus!  
Het herbeleven van de geschiedenis is dus in, maar haaks daarop staat de teloorgang van de cowboys en de indianisten, van de re-enactors die de Amerikaanse pionierstijd naspelen. Wat is de reden? Zou het kunnen dat de riddertijd als zuiver en hoofs wordt bekeken, en dat het Wilde Westen intussen het beladen brandijzer torst van presidenten als Nixon, Reagan en Bush? Of ligt het nog eenvoudiger, en zijn de middeleeuwen en het oude Rome het terrein voor de jongeren en/of hoger opgeleiden? Ik vrees van wel. Cowboys en Indianen, dat is een fascinatie van de jaren vijftig en zestig. Met die stoffige kleren die niet stylish zijn en met die houten barakjes die grove handenarbeid verraden, draagt het westerndorp een duidelijke stempel: het is een re-enactment van "de gewone werkman" en in die zin is het voor velen ook passé.  

Foto: Fernand François

Foto: Fernand François


Het graf van Little Horse
In al hun eenvoud dragen die cowboydorpen soms diepe tragedies in zich mee. Als ik nog eens in El Paso ben, zie ik een kerel een  colaflesje onder zijn broeksriem stoppen alsof het z'n revolver is. "Dat is Bronco," zegt Wolfje-de-indianiste, " hij heeft iets verschrikkelijk meegemaakt met één van zijn kinderen". Bronco (47) zegt dat hij in het echt Ferry Proost heet, en dat hij al "als kind van vijf jaar" westerner is. Zijn vader en zijn oom hebben begin de jaren zestig nog mee "den Acawa" gesticht (= Association of Country and Western Activities), dat is de tweede oudste western club in België. En dat iedereen op El Paso van het ongeluk weet, het is op 2 oktober 2004 gebeurd. Bij een verhuizing is zijn zoon van de vierde verdieping naar beneden gevallen nadat iemand te vroeg op de knop van de ladderlift had gedrukt. Zijn zoon riep nog "papa!", hij kwam als de bliksem toegelopen, maar zijn jongen had in zijn val al teveel gevel geraakt, "ik hàd 'm in mijn armen, maar hij was dood, van boven tot onder vol bloed". Tweeëntwintig jaar was ie, en net als zijn twee andere zonen zat ie "als trapper" op El Paso. Hij noemt hun namen: Bronco jr., Night Wolf en Little Horse die er nu niet meer is. "We hebben hem in zijn western kleren begraven en de kerk zat helemaal vol met westerners." Maar na die uitvaart is er iets "heel lelijks" gebeurd. Aan de uitbaters van El Paso hadden ze gevraagd om de as van Little Horse te mogen uitstrooien op het kerkhofje van El Paso, maar het mocht niet. "En daarmee hebben ze heel hard op m'n hart getrapt. Want mijn zoon en ik hebben al die jaren alles gegeven voor de club, wij hebben dikwijls breuken en kwetsuren geriskeerd bij al die stunten die we daar gedaan hebben tijdens de showkes."
Ik moet weten, Bronco was dé stuntman van El Paso "Ik was de man die van het dak rolde. Ik was degene die ze met een touw achter een galopperend paard sleepten! Ik was het die in de baan van een aanstormend paard ging staan en die rond de nek van dat beest sprong, één jump op het lààtste moment." Het is een gruwelijke analogie. De zoon die samen met zijn vader als stuntman van balustrades en daken valt, komt om bij een val tijdens een verhuizing.
En nu die laatste rustplaats geweigerd is, zijn ze uit de club gestapt en komen ze niet meer in western kledij op het terrein. "In de plaats gaan we soms in onze trapperskleren met de motor rijden. En mijn gestorven zoon rijdt altijd mee," zegt hij terwijl hij een kettinkje en een foto-medaillon om zijn hals laat zien. Er gaat ook geen dag voorbij dat hij niet naar het graf van die zoon gaat: "Soms word ik 's nachts wakker en dan schiet het me te binnen, ik ben vandaag vergeten naar het graf te gaan, en dan mag het drie uur 's nachts zijn, dan kleed ik me aan en dan rij ik naar het kerkhof. Om daar een paar minuutjes te staan, een sigaret te roken en wat te klappen met mijn zoon."
Omdat hij op El Paso geen graf kon krijgen, heeft hij dan maar een graf aangelegd in zijn tuin, "met bovenop de revolver en de bijl van een trapper". En is er een feest of een barbecue in de tuin, dan vraagt hij één minuut stilte, "en dan speel ik wat rustige indianenmuziek. Zo zorg ik ervoor dat hij nooit wordt vergeten."
Hij hoopt nog altijd dat er toch een graf komt op El Paso "dat zou mijn grootste troost zijn".

Ik weet het nu wel zeker. Cowboydorpen liggen niet zozeer diep in de natuur. Ze liggen diep in het hart.

Nawoord: Texas City bestaat nog in Tremelo (Basdongenstraat) Elk jaar is er een tweedaags kamp van westerners dat publiek toegankelijk is. Het kamp van september 2020 is niet doorgegaan. Al in augustus werd op Facebook meegedeeld dat Texas City sluit tot in 2021. Zoals alle "evenementen-locaties" deelt ook het westerndorp in de klappen van corona.

Little Horse, de verongelukte zoon van stuntman Bronco heeft alsnog geen graf of asverstrooiing gekregen op El Paso.

Vorige
Vorige

De derby Antwerp-Beerschot: rood-witte honden versus mauve-witte ratten

Volgende
Volgende

<k> De laatste “westerners” en cowboydorpen van België (2): van Antwerpse indianen en Kempense outlaws