<k> De laatste “westerners” en cowboydorpen van België (2): van Antwerpse indianen en Kempense outlaws
"Golfterreinen en voetbalkantines durven ze niet aanpakken. Maar die paar cowboydorpen, die moeten wég!"
In 1982 bezocht ik het westerndorp El Paso in Wuustwezel voor het eerst, en vooral het showke van die zondag is me bijgebleven. De revolvers knalden zonder ophouden, de outlaws tuimelden met overtuiging uit de dakgoot, de desperado's plooiden dodelijk getroffen over de houten balustrades, en pas als de rook om ons hoofd was verdwenen, zagen we dat het allemaal niet echt was.
Nu is het een nazomerzondag in 2007, en er scheert een vlucht kraaien over de daken. Als dat geen veeg voorteken is.
De cowboys van het El-Paso-showke staan te kletsen en ze spreken mekaar gemoedelijk aan met kloefkapper en rotzak, het soort van smalltalk dat amateurvoetballers ook plegen voor ze het voetbalveld betreden. Dan gaan ze met z'n zessen rond de vlaggenmast staan, ze houden hun hoed voor hun hart, de blauwrode vlag van de zuidelijken gaat de hemel in en dan vuren ze een resem schoten af. Het heftige saluut jaagt enkele kinderen rond de hals van hun ouders en daarmee is de zondag 'geopend'. In de saloon begint een countrybandje te spelen, de uitbaatster opent een schietkraam waar je knuffelbeesten kan winnen en ik zit op de bank naast de Antwerpse Irokees Taima (= Donderslag) die een Groene Michel opsteekt en die binnenshuis Radio 2 heeft op staan, een normvervaging waarvoor hij niet eens op de vingers wordt getikt.
Er zijn intussen zo'n honderdvijftig toeschouwers komen opdagen, vooral gezinnen met kinderen, een bus jonge "Ollanders" van net over de grens en een paar bikers met bandana en nauwe zonnebril. Wat de omstaanders niet opmerken is dat een Irokese vrouw water is gaan vragen in de saloon: daar wordt ze nù ruw bejegend door de harteloze cowboy Gringo. De 74-jarige sheriff Logan vraagt wat hij de vrouw aandoet - "What do you? With the girl?" - en voor hij kan tussenkomen steekt Donderslag al een Indiaans mes tussen de ribben van Gringo. En daarmee is de show afgelopen, de omstaanders reageren met een lauw applaus. "Wij willen: schieten!" wordt er geroepen en om aan dat verzoek te voldoen gaat één cowboy wat op een collega staan vuren. Die heeft nog een sigaretje en een Jupiler in zijn hand, die denkt er niet aan van omver te vallen en dus blijft hij in die regen van blauwe bonen grijnzend overeind. Het is een gênante vertoning en pas na een minuut gaat hij dan toch op de grond liggen. De halsbrekende toeren op daken en balustrades liggen duidelijk al een tijdje achter ons.
Als ik later door m'n krantenknipsels blader, merk ik een bizar toeval op. Bovenstaand 'showke' heb ik op zondag 14 oktober 2007 gezien en exact op zondag 14 oktober 2001 kreeg El Paso met een échte vechtpartij en overval te maken! We lezen het verslag van De Morgen en Gazet Van Antwerpen.
"Nadat alle bezoekers zondagavond vertrokken waren, begon ik de saloon op te ruimen, " vertelt een onthutste Jeanneke Somers (62). "Ik wilde net wat lege flesjes wegzetten toen plots twee gemaskerde en gewapende mannen langs de toiletten naar binnen stormden. Ze droegen bivakmutsen en ze riepen: "Dit is een overval. Geef ons het geld!" Ik begon te gillen en rende met het koffertje van de dagopbrengsten naar mijn vriend Freek Smidt (64) en zo zijn we samen tegen die twee mannen beginnen te vechten. Zij hebben meer dan eens in de lucht geschoten om ons bang te maken. Wij dachten, dat zijn losse flodders, maar wij hadden dood kunnen zijn, want er zaten echte kogels in die revolver, ze steken nog in het plafond! Om ze toch af te houden heeft Freek een barkruk en een vaas naar de overvallers gegooid, maar zij hebben ons daarna ferme klappen gegeven. Ze hebben dan het koffertje en mijn handtas gepakt en ze zijn ermee naar achteren gevlucht. Daar hebben ze nog op het slot staan schieten omdat die deur vergrendeld was en uiteindelijk zijn ze via een stukgeslagen raam toch weg geraakt." De dappere uitbaters kwamen er niet zo heelhuids vanaf, "met enkele gapende hoofdwonden en meerdere kneuzingen moesten ze naar het ziekenhuis worden overgebracht."
Nooit eerder was een Vlaams cowboydorp overvallen, maar toén gebeurde het. Eén van de aanwezige cowboys herinnert zich de overval, maar vindt de huidige afbraakpoging van het Vlaamse Gewest veel prangender: " Tegen zo'n overval kunt ge u nog verdedigen, maar wat doet ge als ze u administratief kapot willen maken!?" En dan begint het wikken en wegen over de mogelijke sloop van El Paso en dat ze hopen dat burgemeester Jos Ansoms nog in hun voordeel gaat tussenkomen: "Hij heeft altijd gezegd dat El Paso een méérwaarde geeft aan Wuustwezel!"
Glittercowboys
Naast El Paso is er nog een tweede dorp met afbraak bedreigd en dat is Centennial City in Olmen. De toegangsweg is met officiële gemeentewegwijzers aangeduid en loopt langs het natuurgebied van de vallei van de Grote Nete. Verscholen tussen hoog geboomte ligt het stadje met zijn western gevels, witgekalkte texmex-huisjes, enkele speeltuigen en een houten rodeo-stier. Guy Flass (64) - tricot onderhemd en een minirevolver aan een halskettinkje - opent de deur van zijn donkere saloon en steekt een lamp aan boven de toog. Guy zit al veertig jaar in de western-wereld en is also known as Cole Younger, een outlaw en renegade die na de Secessie-oorlog van 1861-1865 "op z'n eentje is blijven doorvechten."
Guy distancieert zich almeteen van mijn interesse voor El Paso, "dat is geen cowboydorp, maar een carnavaldorp." Volgens hem ligt de teloorgang van El Paso aan de nabijheid van "Olland" en wie Olland zegt, die zegt countrymuziek en linedansen: "Eens ge dat soort glittercowboys binnenlaat, kunt ge het wel vergeten. Eén, ze drinken maar twee cola's op een avond, wat slecht is voor de inkomsten. En twee, ze dragen van die glinsterhoeden en glitterbroeken, die stijl vloekt naast de échte westerners."
Vroeger had je niet die import van burgers en buitenstaanders, toen hadden de western clubs genoeg leden om op zichzelf te bestaan: "Dat was in de gloriejaren, tussen 1960 en 1990, toen waren er tientallen clubs die samen honderden leden telden. Daar waar El Paso nu is, had ge toen vier cowboydorpen op één kilometer! Er waren zelfs clubs waar ze een ledenstop moesten invoeren omdat hun dorp elk weekend overvol zat."
Kan hij de typische westerner omschrijven?
"Ge hebt er die uit de stad en de drukte wég willen zijn, maar hier zijn ook altijd veel mensen van de jeugdbeweging geweest. Die hebben heimwee naar het leven in de natuur: het slapen in tenten, het vuur maken, het bouwen van boomhutten, de spanning van nachtspelen en bosspelen, dat avontuur zijn ze kwijt en dat zoeken ze hier terug. Wat die volwassenen willen herbeleven, is dat gevoel van vrijheid dat ge hadt toen ge nog kind waart." Vandaar dat de westerndorpen ook nogal wat truckers en bikers onder hun leden en bezoekers tellen: "Die mannen van de baan hebben dat ook, dat gevoel van vrij te willen zijn."
Zijn vrouw en z'n volwassen kinderen zijn ook lid van Centennial, maar hij weet dat er geen jonge generatie te wachten staat: " Vroeger zochten de mensen nog companie. Er was alleen maar het werk, er was nog weinig op tv, en dat ze een heel weekend in zo'n ander decor konden leven en onder vrienden zijn, dat vonden ze geweldig." Jonge gasten van nu zoeken hun vrienden "zelfs op internet. Maar wat is dat internet?! Wat is die spellekes-wereld ?! Dat is in feite toch ook maar een decor waarin die jonge gasten zich begeven?! Het grote verschil is: wij komen nog buiten, wij komen nog onder de mensen. Zij zitten daar maar alleen voor hun computerscherm."
Ik ben van 1842
Guy toont zijn visitekaartje, Cole & Nelly Younger, beide in westernkledij. Hij is fanatiek, zegt Guy. In de kleren die hij draagt, in de boeken die hij leest, in de inrichting van zijn westerndorp. Hij zal niet zeggen, "ik ben van 1942", nee, Guy is "van 1842". En als ze over Centennial City spreken, dan is dat een stadje "van 1842 tot 1905". De "pionierstijd" is eigenlijk afgelopen in 1890, maar die uitloper tot 1905 hebben ze genomen "omdat er dan al ellentriek was in Amerika": anders kan Guy historisch gezien geen licht laten branden "of frisse pinten schenken in de saloon." En ja, zijn kassa en zijn brandblusapparaat zijn natuurlijk van nà 1905, "maar ge moet ook niet heiliger willen zijn dan de paus. Stel dat ik hier alleen maar petrollampekes wil, dan kan ik mijn boeltje wel sluiten van de brandweer." Of hij al in Amerika geweest is? "Nee, dat is er nog niet van gekomen. Ik kàn ook niet. Want Cole Younger heeft vijfentwintig jaar in den bak gezeten, dus als ik naar Amerika ga, dan moet ik consequent zijn en moet ik daar ook zolang in de cel gaan zitten." Hij zegt het om te lachen, maar dat een mens consequent moet zijn in z'n leven, dat is gemeend.
Het valt me op dat haast alle westerners die ik ontmoette nog nooit in Amerika zijn geweest. Het kan een gebrek aan geld zijn maar er is ook schrik mee gemoeid dat het mythische land gaat tegenvallen. Hier leven ze met dat ideaalbeeld van die pionierstijd, hier hebben ze hun eigen wildwest-Bokrijkjes, dus waarom dat bestaan gaan zoeken in Amerika waar het toch niet meer te vinden is.
Zonevreemd
Boven Centennial City -dat intussen meer dan twintig jaar bestaat- hangt sinds februari 2007 de dreiging van een afbraak. Het Vlaamse Gewest dagvaardde Guy omdat een westerndorp zonevreemd is in een waardevol natuurgebied en dus bestaat de kans dat alle constructies tot de grond moeten worden afgebroken. Guy weerlegt dat ze zonevreemd zijn: "Wij zitten in een natuurgebied, wij doen zogezegd de natuur kapot. Maar de kinderen die hier komen, die leren in de natuur spelen, die leren de dieren observeren, die leren vuur maken. Wij zijn dus échte natuurmensen, eigenlijk zouden ze ons moeten aanmoedigen in plaats van wegjagen."
Ja, ooit hebben de westerners zich veilig gewaand toen ze zich in hun kleine 'reservaten' terugtrokken, maar zelfs daar dreigt nu de verbanning. Zo denkt Guy erover, hij heeft de stellige indruk dat ze "definitief komaf willen maken met àlle cowboydorpen." En de vergelijking die ik overal hoor maken is: golfterreinen die zonevreemd zijn laten "ze" ongemoeid omdat daar "dikke nekken" achter zitten, maar cowboydorpen pakt het Vlaamse Gewest aan omdat ze weten dat dat "de hobby is van de kleine man die zich geen dure advocaten kan permitteren." Ook vinden de westerners het opvallend dat er tientallen zoniet honderden voetbalvelden mét kantine in agrarische zones gelegen zijn, "die durft men niet aanpakken omdat het er zoveel zijn, maar die pààr cowboydorpen, die moeten gepàkt worden!" Calamity Jane
Wat ik goed vind aan de inheemse cowboy is dat hij op zondagvoormiddag ook koffiekoeken haalt bij de bakker. En zo zitten we bij "de Papa" koffie te drinken in de saloon van zijn Texas Cattle Ranch in Vlimmeren (zie ook deel 1). De kachel brandt vanwege de eerste herfstkou en aan de toog heerst de gemoedelijkheid van flinke sigaren die gepaft worden vanuit de paramedische overtuiging dat "gerookt vlees langer goed blijft!"
De vorige keer dat ik de "Ranch" bezocht, was er een grote council gaande, nu is het een gewone zondag en ontwaakt het kleine cowboydorp onder zijn dennenbomen. De houten huisjes reiken zelden boven manshoogte, maar hier hangt niettemin de charme van een filmset waar nauwkeurig op de details is gelet. Tenminste als we het oervlaamse kiekenkot en de klompen met geraniums buiten beschouwing laten. Geheel in tegenspraak met de moderne way of life is hier ook nog een brede waaier aan kleine middenstanders voorhanden. Er is een blacksmith (met hoefijzers en slijpwiel), een undertaker (met klaarstaande kist), een leder- en zadelmaker, een guns & ammo wapenwinkel (met echt geweer in de etalage en twee kisten explosieven tegen de gevel), en voorts is er nog een dentist en een city marshall. Die laatste woont pal boven de city jail, een cel met echte tralies waarin de Papa een soort vogelschrik met een zilveren vrouwenpruik gevangen heeft gezet. En dat ook ruwe cowboys hun momenten van devotie kennen is te zien: er is een kerk en een verzorgde graveyard waar de grafperkjes met fijne witte plankjes zijn afgezoomd. Daar rusten - om er maar enkele te noemen- Calamity Jane (hung by mistake), Lester Moore (four slugs from a 44, no less, no more) en een Unknown Soldier.
En het zal niet in aanmerking komen voor de brochure van Vlaanderen Vakantieland, maar de Papa kan hier "wel een man of twintig te slapen leggen" in de kerk(!) en in enkele bunkhouses. Hij trekt de houten deur van het grootste slaaphuis open waar een mager peertje een flauw licht werpt op de smalle gang met ongeschaafde beddenbakken, "ge ziet, dat is vijf sterren als ge hier met uw kop tegen het hout stoot!"
Indianen achter draad
Ik word voorgesteld aan zijn vrouw José en aan de vandaag aanwezige cowboys die mekaar vlotweg aanspreken met lelijkaard en onnozelaar wat doorgaans op grote kameraadschap wijst. Quickly ken ik nog van de vorige keer, maar nu is er ook Martin Mc Rose, een 57-jarige veedief uit Antwerpen, en Captain Perez, hoofd van een groepje zuidelijke cavaleristen, die mij meteen vertelt dat hij "niet zonder het westernleven kan". De kapitein en zijn manschappen "gaan soms vijf dagen marcheren met uniformen en wapens" en dan slapen ze ook onder de blote hemel, "helemaal gelijk als toen". Een opmerkelijke figuur is de 43-jarige Blizzard, die zijn naam niet te danken heeft aan het overleven van een helse sneeuwstorm, maar aan het feit dat hij Storms Jef heet. Jef heeft twee zonen: de twintigjarige Snowhare en de tienjarige Kleinen Blizzard, een ventje met sympathiek ros haar en sproeten, helemaal het onschuldige Hollywoodkopje om door roodhuiden uit een huifkar ontvoerd te worden.
Papa heeft vroeger nog in een postorderbedrijf gewerkt en is ook chauffageman en meubelbewerker geweest. Niet direct een literaire beroepskeuze, maar toch heeft hij met de jaren een behoorlijke westernboekerij bijeen gespaard. Hij toont kasten en schappen en bladert door zijn favoriete fotoboek "The West that was" waarin hij de oude prenten in zijn eigen taalgebruik becommentarieert: de koeien hebben geen hoorns maar kapstokken en de cowboys dragen geen revolver maar een serieus boormachien. Tegelijk is hij één en al bewondering voor het harde leven "van die gasten: ge moet het maar doen, zestien uur achter zo'n stofwolk van duizend koeien rijden in een hitte van vijftig graden!" De boeken zijn meest Engelstalig en dat zegt iets over de bezieling van de Papa, "ik heb op school nooit Engels gehad, dus ik moet lezen met een woordenboek erbij." Uit die boeken haalt hij ook zijn vragen voor de jaarlijkse cowboyquiz. Hij plooit een indrukwekkend kasboek open waarin hij zo'n tweehonderd vragen heeft opgenomen. Er zijn gemakkelijke vragen (van één tot vijf punten) en moeilijke vragen (van tien tot twintig punten) en al die vragen heeft hij in zorgzame hoofdletters op de ruitjesbladzijden geschreven, "en zeggen dat ik nooit bureauwerk heb gedaan!" Het is geen bureauwerk, het is monnikenwerk. Als voorproefje laat hij vraag 36 zien: Hoe heette de eerste herberg voor veedrijvers in Kansas? Ik vind het een aartsmoeilijke, maar in cowboymiddens is dat een makkie voor vijf punten!
Over de rassentegenstellingen in Amerika heeft de Papa nog geen al te dikke boeken gelezen, maar de principes zijn hem duidelijk: "Voor mij is alleman gelijk voor de wet, kleur of ras, dat maakt geen verschil. Maar in Amerika is dat anders! Daar zijn de Indianen nog slechter af dan de negers. Want de negers lopen vrij rond, maar de Indianen zitten nog altijd achter nen draad."
Hij zal me ook in contact brengen met een westerner die werkelijk in Amerika is geweest en die het fijne weet van de Indianen en van het indianisme, dat is zijn kameraad "de Snake".
Hij Die Met Slangen Slaapt
En zo zit ik enkele weken later bij de Snake alias Charles Geerts die een parlophone heeft en op een appartement blijkt te wonen. "De Snake" is zeventig jaar, maar die leeftijd valt niet op te maken uit zijn pezige lijf. En ja, zijn trainingsvest, zijn joggingbroek en zijn sloefen zijn ontegensprekelijk van hier, maar de lange vlecht van zwart haar en het bruine vel met de geprononceerde jukbeenderen wijzen op een andere afkomst. De Snake is zoon van een Belgische vader en een Lakota Sioux moeder die rond de jaren van de Grote Depressie (1930) naar België is gekomen en die nadien nooit meer is teruggekeerd naar haar Pine Ridge Reservation in South Dakota.
De Indiaanse naam van de Snake is Zoe Chè Chá (=Hij die met Slangen Slaapt). Die heeft hij in 1954 gekregen toen hij als zeventienjarige "per autostop" door het westen van de Verenigde Staten zwierf. "Ergens in de moeraslanden van South Dakota" was hij op een keer naast zijn rugzak in slaap gevallen en twee slangen hadden zich tijdens zijn slaap in de warmte van zijn rugzak genesteld, passerende Sioux hadden dat gezien en hadden hem die naam gegeven.
Na z'n Amerikaanse zwerftocht wilde hij niet meer terug naar België: eerst is hij in de Camargue gaan werken, "als paardenvanger bij de zigeuners" en daarna liet hij zich zeven jaar inlijven in het Franse Vreemdelingenlegioen. Pas in 1964 keerde hij terug naar België en zo leerde hij de western-wereld kennen: "Ik werkte aan de dokken in Antwerpen en met vijf vrienden hadden wij een Harley-Davidson-clubke. Met dat clubke hebben wij nog de limousine van de Rolling Stones mogen begeleiden bij één van hun eerste concerten in België, en met die vrienden reden wij ook elk weekend de cowboydorpen af en zo heb ik in Wuustwezel den ACAWA leren kennen (= Association of Country And Western Activities, de tweede oudste club in België,jh). Nu heeft een western-club zowel cowboys, indianisten, trappers en soldaten in haar rangen, maar toen had je alleen maar cowboys. Ik ben toen zelf ook nog efkes cowboy geweest, ik heb zelfs mijn snor laten groeien, maar toen dacht ik: foert, ik moet mijn afkomst niet verloochenen, en zo werd ik één van de allereerste indianisten in België."
Zoals hij daar zit, ziet hij er zeer Indiaans uit, hij heeft ook iets van een oud wijs opperhoofd met die zware sonore stem en de trage bedachtzame zinnen die hij spreekt. En hij kàn ook Lakota spreken, maar tegen mij bezigt hij het volbloed Antwerps: "Ik em maajn làànk hoar noojt nie afgesneje."De Snake heeft zijn lange zwarte haren nooit willen afsnijden, ook niet toen hij dokwerker was: "Ik droeg die vlecht gewoon onder mijn klakske." Ik vraag of de andere dokwerkers hem dan den Indiaan noemden? Natuurlijk. Dat spreekt nogal vanzelf.
De Vallei van de Roodhuiden
Uit de kast diept hij een dik fotoalbum op. De zware leren kaft is een basreliëf van een indiaanse krijger, die beeltenis heeft hij eigenhandig in het leer gedreven. De foto's dateren vooral uit de jaren zeventig en tachtig en hij is te zien als een fiere warrior met een imposante pluimentooi, de war bonnet. Voor die 'bonnet' mogen alleen de staartpluimen van de bald eagle worden gebruikt, en in zijn war bonnet "zitten de pluimen van zeker drie arenden!"
Veel foto's zijn genomen in La Vallée des Peaux-Rouges, "mogelijk hét grootste westerndorp dat er ooit geweest is in Europa". (De "Vallée" was gelegen in Fleurines, tussen Parijs en Compiègne, en heeft van 1966 tot 1988 bestaan,jh) "Op de heuvel had je het westernstadje met de saloon, de bank, de post en het casino en in de vallei stonden de tipi's van de Indianen en de stallen met de bisons."
De bezoekers mochten wel het stadje binnen, maar het Indiaanse tentendorp mochten ze alleen vanop afstand bekijken. "Daar woonden toen dertig à veertig indianisten, vooral Fransen en Duitsers. Ik was er elk jaar een maand, heel mijn congé van de dok ging daaraan op. In het kamp was ik dog soldier (= letterlijk: waakhond-krijger) en één van mijn taken was de burgers buiten houden (toont foto met streng beschilderd gezicht) Ja, ik was toen streng en bars voor de mensen. Ik blafte ze af, of ik stuurde mijn dobberman op ze af. In die tijd had ik een heel kwaaie reputatie."
De Vallée was op korte tijd heel populair: "Op de duur had het de allure van een familiepark met een bezoekerstreintje en animatie zoals een rodeo, een intocht van de cavalerie of een overval van de Indianen op het treintje. Vooral in de jaren zeventig kwam er veel volk, 's zomers stonden daar rijen toeristenbussen op de parking."
Gebed voor een pijp
De Snake zegt dat zijn tipi nog altijd klaarligt in zijn garage en dat het "woudlopen" er altijd heeft ingezeten bij hem. "Ik was heel graag bij de wolfkes en bij de scouts. Ik heb er veel geleerd: sjorren, vuur maken, koken, respect voor de natuur." Die kennis komt hem nu nog van pas. "Vorig jaar was ik nog in de States. Ik heb er met mijn vrouw 6000 mijl rondgereden en overal in openlucht gekampeerd. Ons enige gerief was een pan en een koffiepot. In zo'n pot kunt ge alles bereiden: koffie, thee, soep én patatten koken. Ik kan met heel weinig mijn plan trekken."
Of hij weet waarom zo weinig westerners Amerika bezoeken: "Ik zal het u zeggen! Dat komt door het blijven plakken in de saloon! Ik ken dat wel: ze zeggen dat ze geen geld hebben voor het vliegtuig. Maar als ge twee maanden niet drinkt, dan voelt ge pas hoeveel er in uw zakken blijft zitten. Maar ja, drinken en tooghangen, dat is een traditie in de cowboydorpen."
En dan drinken we zelf een glas en het is een beetje vreemd om met een Indiaan een roemer uitstekende Franse wijn te degusteren. Hier zitten we nu echt wat te verbroederen inzoverre zelfs dat hij tegen zijn vrouw zegt: "Nicole schatteke! Gaat mijn pijp eens halen." Zij brengt twee foedralen in hertenleer die hij fraai bewerkt heeft met de pennen van een stekelvarken en in die foedralen zitten een mondstuk en een kopstuk van een pijp. Het houten mondstuk heeft hij zelf gedraaid uit pruimelaarhout en het kopstuk is gemaakt uit rooie catliniet-steen, het is een geschenk van een oude Indiaan uit South Dakota. En goed oppassen, die gebedspijp is heilig: ik mag ernaar kijken, maar ik mag ze niet aanraken. En twee minuten zal hij geen woord meer spreken, hij kust steel en pijpenkop, prevelt korte formules, toont zwijgend de taaie tabak, en net als ik verwacht dat hij alles gaat aansmoren met een gloeiende halm sweet grass, bergt hij de pijp weer op. De ceremonie is voorbij en de tent blijkt toch maar weer een appartement aan de rand van Antwerpen te zijn.
Het juiste ruitjeshemd
Als we het over de teloorgang van de cowboydorpen hebben ligt dat volgens de Snake "aan de volwassenen". Zijn kinderen zijn opgegroeid in die western sfeer, hij heeft indianenkleren voor ze gemaakt en hij heeft ze altijd meegenomen naar de councils en de cowboydorpen, "maar de generatie die nu kinderen heeft, brengt zijn kinderen niet meer mee," en zo vergrijzen de westerners. Het heeft ook met de dress code te maken. "In de jaren zestig stonden de clubs meer open voor nieuwelingen. Ge kondt lid worden met een cowboyhoed en een spijkerbroek, ge werd niet gelijk afgerekend op uw kledij. Nu moet ge direct àf zijn, uw kledij moet helemaal in de puntjes zijn of ge wordt scheef bekeken. Zo jaagt ge de mensen weg natuurlijk, zo krijgt ge nooit een verjonging."
"En er is nog iets dat mij stoort. Die cowboys van nu blijven steken in hun boeken en hun films. En maar discussiëren of een kostuum wel degelijk van 1870 is of niet. Dan denk ik bij mezelf, grow up hé mannekes! Ge moet meegaan met uw tijd! Maar ik ben een slechterik als ik dat zeg. Stel dat gij morgen een echte working cowboy uit Montana meebrengt, eentje van het jaar 2007, wel, dan ben ik zeker dat die in sommige cowboydorpen niet binnen mag omdat zijn hoed, zijn jeans en zijn ruitjeshemd te modern zijn. 't Is een echte cowboy maar hij draagt de verkeerde kleren! Dat is toch te zot om los te lopen! Ik wéét dat working cowboys nu met quads en pick ups rijden. Ik aanvaard dat, ik zie dat ze dat nodig hebben voor hun werk. Maar zo'n moderne tiep wordt scheef bekeken door de Belgische 'cowboys', want... dat is genen échte meer! Komaan hé! Waar zijn die mee bezig?!"
De Snake geeft wel toe dat hij "met de jaren milder is geworden" en dat hij vroeger ook "heel secuur" was op de kledij van hemzelf én van anderen. (Later zal een cowboy me vertellen dat de Snake bij hem ooit eens "àlle knopkes van zijn cowboyhemd" met een mes eraf heeft gesneden omdat het "niet de juiste knopkes waren. 't Was heel vernederend wat hij deed.")
Ik heb ook de indruk dat hij toleranter is voor de cowboys dan voor zijn rode broeders. Zeker als hij het heeft over “de indianisten van nu! Ze kunnen zingen en dansen, maar hun traditionele kledij zelf maken, dat is er dikwijls teveel aan en dus kopen ze het maar in een winkel, zoveel makkelijker. En wat ze altijd eerst doen is zoveel mogelijk pluimen op hun kop steken. Dat ik zeg: zoudt ge niet beter eerst mocassins leren dragen? Dan weet ge wat het is om op Moeder Aarde te lopen! Dan doet ge iets dat u nederig maakt!"
"Die Belgische indianisten zitten ook te kappen op de Indianen in Amerika. Als die casino's openen, dan zijn het slechterikken en kapitalisten! Ik vind van niet. Al wat ze doen is het geld terug pàkken dat hun ooit is afgenomen. Ik vind dat ze groot gelijk hebben. Maar nee, dat zijn geen échte Indianen meer! "
En zo schuift de avond in de nacht en de wijn in het lege glas en bij het afscheid geeft hij nog een bussel salie-van-de-prairie mee ("om uw bloed te zuiveren!") en ook een bundel krantenknipsels uit de jaren 1963-1993 ("lees maar, dat waren de béste jaren").
Antwerpen, Texas
Tussen de knipsels zit een oude lijst met de tientallen clubs die deel uitmaakten van de Western Association of Belgium. De W.A.B. is intussen opgedoekt net zoals de meeste clubs die op de lijst staan: The Posse in Broechem, The Wild Bunch in Merksem, The Lawmen in Antwerpen, enzovoort. Tot 2000 waren er in Vlaanderen nog een tiental clubs actief, daarvan zijn er de laatste jaren nog drie gedwongen opgedoekt, en alledrie hadden ze een lange bestaansgeschiedenis: The Abilene Ranch in Schilde (1976-2003), the Badlands Cattle Company in Meeuwen (1978-2003) en de Arizona Ranch in Halle-Zoersel (1972-2004). De Arizona Ranch was populair en kwam in zijn bestaan meermaals in het nieuws, onder andere met doopplechtigheden waarbij een kolonne van cowboys, Indianen, soldaten en trappers met de doopkinderen naar de kerk trok. Toen ze pas begonnen werden ze in een krant omschreven als "een club waar men leeft volgens de regels van de pifpafkunst". Karel Biddeloo, tekenaar en auteur van De Rode Ridder-strip was ook een westerner en begon hier zijn carrière als "de onverbiddelijke killer en revolverheld Johnny Reb". Arizona moest zijn activiteiten staken omdat er in een bosgebied "geen plaats is voor horeca en cowboy-en-Indiaan-recreatie (sic)".
Erg tragisch was het einde van de Abilene Ranch in Schilde. Hun voorman Willy Fikot stierf in 2002 toen hij een tuinvuurtje met een flesje thinner wilde aanwakkeren en zwaar verbrandde. Zijn as werd uitgestrooid op het terrein en al vrij snel na dat afscheid moest het dorp met de grond gelijk worden gemaakt omwille van "enkele bouwovertredingen die plots niet meer gedoogd werden". Frank De Meulder (winnaar van Expeditie Robinson in 2004 en als indianist gekend onder de naam Sterke Beer) was ook lid van "Abilene". Met de 50.000 euro prijzengeld probeert hij opnieuw een western terrein op te bouwen, maar haast overal stuit hij "op een muur van administratieve hindernissen".
"De Willy van Abilene" is nog altijd een bekende naam in western middens. Ook de Snake heeft Willy goed gekend: "Ik was erbij toen hij trouwde in 1984. De gazetten stonden er toen vol van omdat er zoveel westerners waren komen opdagen voor het Antwerpse stadhuis." Antwerpen, Texas blokletterde Het Laatste Nieuws op 28 mei '84 en de Snake staat prominent op één van de foto's. "Na dat huwelijk bonden de cowboys hun paard vast en gingen een pint drinken in Café Den Engel. Ik was in vol ornaat als Indiaan, ik kon zomaar niet van mijn paard stappen, maar omdat de cowboys en de bazin van dat café mij bléven roepen, ben ik op mijn paard tot aan de toog gestapt, dat ziet ge hier op de foto. En daarmee ben ik allicht de enige die te paard in Den Engel is geweest. En voor mij heb ik een pintje gevraagd en voor mijn paard een Bolleke!"
Dat waren nog eens indianenverhalen!
Awoert, John Wayne
Het stond in mijn agenda: 28-30 september "western treffen" in Centennial City; maar als ik op die zondagmiddag in Olmen arriveer, is het stil in het stadje. Ik stap dan maar binnen in de schaars verlichte saloon en zoals in de echte westerns draait ieder zich om naar de vreemdeling die in de deuropening verschijnt. Ik spreek een welgemeende goeiemiddag uit die met een mompelende goeiemorgen wordt beantwoord. Ze zijn hier nog niet lang wakker, ze hebben gisteravond "tot laat naar de sterren gekeken, van boven de tapkraan dan!"
Guy stelt zijn cowboys en hun vrouwen voor. Naar zijn zeggen zijn er "nogal wat oldtimers en plakijzers bij", hij bedoelt: leden die hier elke zondag komen. Grijze haren, ronde brillenkassen, de ellebogen op de toog, de sigaren in het vermoeide gezicht, ja, het kamp van gisteren is uitgeregend, en zo gaan ze de landerigheid van de zondagnamiddag in, rokend en niet veel zeggend.
Guy's vrouw Nelly staat achter de toog en probeert een cowboy te reanimeren die alleen maar zwijgt en oxo drinkt. Ze geeft het op en ze wijst op z'n gsm: " Telefoneer mij maar als ge wakker zijt!"
Ik wens Guy een gelukkige verjaardag en hij zegt: dank u. Eergisteren is hij vijfenzestig geworden, morgen maandag gaat hij officieel met pensioen en dinsdag... moet hij voor de rechtbank van Turnhout verschijnen om te horen of Centennial City al dan niet moet afgebroken worden.
Guy laat zijn boekenkast met "cowboyboeken" zien en net als "de Papa" houdt hij een jaarlijkse cowboyquiz: "Daar kan een gewone burger niet aan deelnemen, daar moet ge fanatiek voor zijn." En natuurlijk zullen er ook vragen zijn over western films en western-tv-series: "Maar niet over Bonanza! Dat waren cowboys in een kartonnen studio, dat was één grote poppenkast!" Guy is meer gecharmeerd door de spagettiwesterns van Sergio Leone die hij hoger aanslaat dan de Hollywoodfilms met supercowboy John Wayne: "Die spagettiwesterns hadden een zwak verhaal, maar die waren juister gekostumeerd en gedocumenteerd. John Wayne, dat is om te lachen. In het begin van de film is zijn hemd gestreken en komt hij pas van de coiffeur en op het einde van de film - na een hoop gevechten met indianen en outlaws - zit dat hemd nog altijd scherp in de plooi en ligt zijn haar nog altijd in diezelfde coupe, zo belachelijk."
En al even belachelijk is het dat Hollywoodcowboys met hun hoofd tegen hun zadel slapen: "Flauwekul! Dat zadel bleef dag en nacht op hun werkpaard zitten, want als er iets gebeurde, dan moesten ze gelijk in het zadel kunnen springen."
Eind jaren zestig heeft Guy nog zelf "kalfkes gevangen met een lasso. Dat was een idee uit de boeken en de films en dat deden we dan na in een boerenwei. Dat was duzend keren opnieuw proberen tot het ons lukte." In heel wat cowboydorpen werden kalfpoten gestrikt, maar in 1976 "is de Dierenbescherming daartussen gekomen, het mocht niet meer, het was wreedheid jegens de dieren". Hij vertelt nog een eind weg en zegt dat hij "blij is dat hij nog eens met een geïnteresseerd iemand over zijn hobby heeft kunnen babbelen". En dat hij hoopt dat zijn advocaat "een soort gedoogbeleid" kan pleiten en dat ze met Centennial City nog enkele jaren mogen uitbollen tot hij het fysiek niet meer aankan, "dat zou een menselijke oplossing zijn".
Hij kijkt het magere kringetje rond en wordt een beetje melancholisch: "En zeggen dat we hier vroeger op een vrijdagavond met een hoop volk bij het vuur zaten. Alle tafeltjes vol. De mannen bewerkten leren vellen tot riemen of beenstukken, de vrouwen breiden en naaiden, en dan was het: Cole, vertel nog eens van uw boeken. En dan vertelde ik verhalen die ik gelezen had. En dan dacht ik: zie, zo was dat bij de cowboys vroeger ook. Dat ze 's avonds gezamenlijk bij het vuur zaten en vertelden. Maar ja, waarover spreek ik nog. Een vol clubhuis, dat is al meer dan tien jaar geleden." Er wordt niet veel meer gezegd. En net als ik afscheid wil nemen komt een suikerzoete melodie uit de muziekspeler. Het is Skeeter Davies met Why does the sun go on shining? Why does the sea rush to the shore? (...) Don't they know it's the end of the world.... En het sentiment vult de saloon tot in de kleinste kieren en ik heb compassie met Guy en het is een oude machteloosheid die hier als een stille hond tussen de gebouwen sluipt.
Was het een western geweest, dan kwam nù de cavalerie ter hulp. Maar dit is Olmen, een verschrikkelijk eind weg van Hollywood.
Deel 3: "The Who" tussen de Belgisch cowboys
Nawoord: Centennial City is definitief afgebroken in 2018. De gronden werden verkocht aan Natuurpunt en het terrein is nu onderdeel van het natuurgebied Giesbroek. Enkel een oude wegwijzer getuigt nog van het cowboyverleden. Initiatiefnemer Guy Flass (Cole Younger) is een jaar voor de afbraak gestorven. Ook zijn vrouw Nelly is intussen overleden.
De Snake (83) zou nog bij de levenden zijn.
En voor de quizzers: de eerste herberg voor veedrijvers in Kansas heb ik moeten opzoeken.
Het zou de “Old Man Jones” kunnen zijn. Maar hang me niet op als het verkeerd is.,