<k> De laatste “westerners” en cowboydorpen van België (1) : begraaf mijn hart bij de baan naar Wuustwezel
Drie weken voor de presidentsverkiezingen is Amerika een land waar het Vrijheidsbeeld vervangen is door een Oranje Vuurtoorts die niet bepaald een baken van vertrouwen is. Hoe dat land bestuurd wordt, hoe dat land verscheurd wordt, we kijken er met licht afgrijzen naar. Ooit keek heel België op naar Amerika. Ooit was Amerika voor veel Belgen een land van belofte. Dat was in de jaren na de oorlog en na de Expo van 1958. Alles aan Amerika leek groot en schoon en schitterend. Uit die fascinatie zijn hier de cowboydorpen ontstaan.
The American Dream ter grootte van een jongensdroom. En Sergio Leone, die hebben ze van dichtbij gezien!
Humo december 2007 - licht herwerkt - © Jan Hertoghs
“Als kind speelden we al cowboy en indiaan. Ik was een indiaan. Mijn pluimen waren blaren van de rododendron en die zaten rond mijn kop met een rooie rekker van een weckpot.”
Cowboydorpen. Veel zijn er niet meer in België. Ze worden oud, met hun geschiedenis die teruggaat tot de Expo van 1958, de jaren van Bonanza en de zwartwitfilms van John Wayne. Hun 'bewoners' noemen zich westerners en indianisten, en ze hebben hun houten saloons en corrals op de buiten gebouwd. Maar nu hun gronden "agrarische zone" en "landschappelijk waardevol gebied" zijn verklaard, komen ze voor de rechtbank te staan, de ongewilde outlaws die bijna allemaal grijs haar hebben. Ze zijn niet meer van deze tijd, maar zijn ze dat ooit wél geweest? In de week verplaatsen ze zich in het tijdperk van Colruyt en Toyota, in het weekend leven ze honderdvijftig jaar terug, in de pionierstijd van Buffalo Bill en van Crazy Horse. Humo volgde met lichtjes toegeknepen ogen de Belgische cowboy die langzaam aan de horizon verdwijnt.
In de krant lees ik dat El Paso mogelijk moet afgebroken worden. El Paso bestaat bijna veertig jaar en is één van de oudste cowboydorpen in België. Het 'dorp' ligt aan de vrij drukke weg van Wuustwezel naar Kalmthout, pal naast een koeienwei en een eikendreef. Het is een dag in mei, de merels hebben het moeilijk fluiten boven de felle wind en de hevig waaiende takken. Western Club El Paso, zo staat het op de gevel met daarnaast de koene gezichten van een cowboy en een pluimen-Indiaan én ook een lichtreclame van de Wuustwezelse Drankcentrale die hier voor de cola en het vuurwater zorgt. Een koppel met een wild beschilderde Dodge JMC wil net vertrekken. Ze zeggen hun naam: Yakima en Nokamis, wat Hertenman en Dochter van de Maan betekent. "Waaj zèn van Aantwaarpe, mor waaj zèn aajgelek Irokezen." Het klinkt bijna als Irakezen, maar ik heb genoeg Winnetou gelezen om te weten dat ze Iroquois zijn, die in het noordoosten van Amerika leven, maar die hier voor me staan en met een onmiskenbare Antwerpse tong spreken. Of ze ook de telefoon opnemen als Yakima en Nokamis? Nee, dan zeggen ze dat het "bij Ludo en Patricia Gilles is". Maar hier, op het terrein, worden die Belgische namen niét genoemd, " wij spreken mekaar altijd aan met de Indiaanse naam of met de cowboynaam." En dat ze nu moeten gaan doppen, straks zijn ze terug. Ik kijk hun voertuig na, hun Irokese namen in kleefletters op het schild van het reservewiel, airbrush wolven op het koetswerk en bij elk raam een dreamcatcher.
El Paso heeft een zanderige Main Street met aan weerszijden plankhouten huizen. Er zijn twee saloons, een General Store, een Barber Shop, een Stage Company en een Courthouse. De gevels hellen wat over, maar zo moet dat zijn als je tegen de geteerde planken een oud wagenwiel hebt staan. Het voetpad is een plankier en leidt naast een hoge galg en een klaarstaande open doodskist. Bij de Christ Church of El Paso is ook een kerkhofje met enkele graven, één ervan is van John Wesley Hardin, de revolverheld waar de jonge Bob Dylan een album en een titelsong aan wijdde. Een ander is van Old John Selman, en wie hem kent, weet dat het Eugène de Pesseroy is, de man die zevenendertig jaar sheriff van El Paso is geweest. Eind 2006 is hij gestorven aan een hartinfarct, zijn as ligt hier verstrooid en naar ik later zal horen is " het maar gelukkig dat die mens al die miserie van de mogelijke afbraak niet moet meemaken."
Voor de paarden is er uiteraard een OK Corral en ik zie ook het balkon waar 's zondags de neergekogelde desperado's over de reling stuiken. Vijfentwintig jaar geleden heb ik hier eens een showke gezien, ik herinner me de knallen van de losse flodders en het complexloze Engels dat de cowboys spraken, "hé smeirigen bustard, you killed my friend hé!" Taalbeheersing met de losse teugel.
Yakima en Nokamis laten hun Indiaanse longhouse zien, ze weten dat het "niet echt long is", het is maar vier meter diep, maar toch gerieflijk ingericht met stoelen, zetels, vellen en huiden. Aan de muur hangen een lange stenen pijp, een gewei en tomahawk, en vlakbij staat ook een hedendaagse frigo waarvoor ze zich gelijk verontschuldigen, "ge moet uw eten toch koel kunnen houden in de zomer." Ik vraag of ze al in de States zijn geweest om Indianen te bezoeken, nee, Amerika, daar hebben ze nooit het geld voor gehad. Alles wat ze weten over de Indianen, weten ze van hun medicijnvrouw; die heet Wolfje en die woont hier permanent in het cowboydorp. Vandaag is ze bij haar broer. Is dat ook een Indiaan? "Nee, dat is een cowboy, hij bakt hier 's zondags de frieten in de frituur".
Het is een gebogen frele vrouw die uit het weekendhuis komt, ze heeft zwartgeverfde krullen, felrooie laknagels en een koppel stekende blauwe ogen, "journalisten heb ik de laatste tijd genoeg gezien!" Op haar Belgische identiteitskaart staat Peggy Moens, maar dat is iemand uit een andere wereld. Hiér heet ze Sunknani Tutanka Win; maar omdat niemand dat kan onthouden of uitspreken, mogen ze haar Wolfje noemen. Door haar positie als medicijnvrouw en doordat de Irokezen een volk zijn "waar de vrouwen de baas zijn" moeten de zeven Indianen van El Paso "naar haar luisteren". Spijtig genoeg is er "tegenwoordig nogal veel ambras onder haar volk." Ze vindt dat erg: " De échte Irokezen wonen met honderdveertig in een longhouse, en daar is altijd vrede en harmonie. Maar hier, onder die acht Indianen, is het altijd ambras."
Die herrie gaat dan vooral over de levensstijl: " Sommigen zijn niet geïnteresseerd in dat traditionele leven van de Indianen. Die halen dan een tv in huis en die gedragen zich in El Paso alsof ze op de camping zitten. Als ge zo doet, dan zijt ge verkeerd bezig."
Ze benadrukt dat het heel zwaar is om indianist te zijn omdat het "een levenshouding is" en omdat je d'r veel tijd in moet stoppen: " De cowboys kunnen nog naar een westernwinkel gaan en daar een hoed, een broek en een strikske kopen. Maar Indianenkleren zijn bijna niet te vinden of ze zijn heel duur in de aankoop. Ge moet ze dus zelf maken uit wol en hertenleer, en dat hebben weinigen ervoor over. Vandaar dat er ook zo weinig indianisten zijn in België."
Die huisvlijt en die levensfilosofie moet ik zeker niet gaan zoeken bij de cowboys. Wolfje: "Voor de meeste van die gasten is het vooral show: wat schieten en een luide mond opzetten, en aan de toog de grote jan uithangen met die revolver aan hun broek."
Yakima laat de indiaanse kleren zien van z'n vrouw, onder andere een met kralen versierde trouwjurk die Wolfje heeft gemaakt. De medicijnvrouw wijst aan de muur, zelfs die strijdbijl heeft ze eigenhandig vervaardigd. En ze kan ermee smijten ook: "Als ik die met de juiste houding gooi, dan steekt ze ginder in het dak van die boerderij." Ik schat de afstand tot het boerderijdak op zo'n tweehonderd meter.
Wolfje woont in het cowboydorp, in een "heilig huis" waar niemand een voet mag zetten. Dat is nodig, zegt ze, want de cowboys en Indianen van El Paso hebben bijna "geen privacy meer". Wat ze daarmee bedoelt, kom ik van anderen te weten. El Paso blijkt sinds elf jaar in handen te zijn van "een Hollands koppel met meer commerciële bedoelingen". Zij zorgen dat de westerners een locatie hebben, maar in ruil moeten de cowboys en de Indianen present zijn als de uitbaters erom vragen. Dat kan zijn voor het showke van de zondagnamiddag, maar ook voor de feestjes in El Paso, gaande van doop en huwelijk tot boerenbal en goa party! Cowboys en Indianen moeten dan "in kostuum" de biertap bedienen en als western-figurant bijdragen tot de feestvreugde. Wat voor lange gezichten zorgt onder de échte westerners en wat hen in andere cowboydorpen het etiket geeft "dat die van El Paso maar plastikken cowboys zijn".
Ik vraag of Wolfje al in Amerika is geweest? Nee, zegt ze beslist, "ik zou nog niet willen. Want die Indianen daar zijn afgestompt, misvormd door de consumptiemaatschappij. Dat zijn geen échte Indianen meer." En dan vertelt ze dat ze al meer dan dértig jaar indianiste is en zich al die tijd verdiept heeft in boeken over de oude Indiaanse cultuur, "ik denk dat ik méér weet over de Indianen dan de Indianen zelf!" Ze maakt ook helende zalf volgens een recept dat ze me niet gaat vertellen ("het is iets met wortels") en ze spreekt op de koop toe Lakota, de taal van de Sioux, "en die taal spreek ik beter dan veel zogezegd échte Indianen!"
Het zit er bij haar in van kleinsaf, "toen ik vijf jaar was, wilde ik al een Indiaan zijn." En ze herinnert zich nog de Expo '58 in Brussel: "Ik heb daar de cowboys en de Indianen zien vechten en rondrijden, dat was heftig voor een kind van elf jaar, ik was met momenten bang om ernaar te kijken!"
Met de jaren is ze "geestelijk geëvolueerd" inzoverre dat ze nu ook Indiaanse huwelijks- en begrafenisceremonieën voltrekt. In september gaat ze negen kinderen dopen, "dat zijn burgerkinderen, van ouders die aangetrokken zijn tot die wereld van de Indianen".
Eigenlijk zijn wij vooral kinderen van de jaren zestig en zeventig, zegt ze, "ge zult dat horen, veel cowboys en Indianen komen uit Antwerpen, het zijn mensen die veertig-vijftig jaar geleden wég wilden uit de stad, die toen in de natuur wilden gaan leven."
Ik heb getwijfeld aan dit opzet, - wat heb ik te zoeken bij die hobbyisten in western outfit? - maar àls een Antwerpse indianiste zich een bétere Indiaan voelt dan het gros van de Indianen in Amerika, àls een Antwerpenaar 37 jaar sheriff wil zijn en zijn as wil laten rusten op een minuscuul kerkhofje in een houten wildwest-decor, als mensen hartstochtelijk over oude culturen praten van een land waar ze nooit geweest zijn, dan moet er meer zijn. Ergens, honderdvijftig jaar geleden, was er een leven voor hen weggelegd. Een bestaan vol natuur en avontuur, in een land met onbegrensde mogelijkheden. De deernis is dat ze veel te laat geboren zijn en dan nog in een land met zeer begrensde mogelijkheden. Hoe ze die illusie hooghouden, van dat geïdealiseerde verleden, van dat verloren paradijs, dat wil ik wel eens zien.
De zondag erop ben ik om één uur op El Paso. Het is nog te vroeg voor enige actie, sheriff Logan Harvey (74) veegt blaren en rijft het mulle zand van de hoofdstraat. Yakima en Nokamis komen uit hun long house gesloft, ze hebben maar twee uur geslapen, het feest heeft vanmorgen tot acht uur geduurd, "en toen moesten we nog opruimen". Intussen komen de eerste bezoekers aan en ik zie kinderen al spelend op de galg kruipen. "Gaat daar eens af," roept de sheriff, "subiet gebeurt er een ongeluk." Niet dat er een strop hangt, maar de kinderen kunnen door het valluik stuiken.
De Nederlandse eigenaars, Jeanneke en Freek, maken de buitentafels schoon en leggen uit waarom El Paso op de commerciële toer is gegaan: "Als hier geen feesten en party's waren, als wij de ploeg van Big Brother zouden weigeren om hier een week te kamperen, dan was de boel al gesloten geweest en waar hadden de cowboys dan gestaan?! Ze moeten toch weten dat het onderhoud van zo'n dorp klauwen vol geld kost!"
De cowboys moeten niet klagen, de cowboys moeten blij zijn! En dat er dan "af en toe" eens geholpen moet worden achter de toog, "dat is maar normaal". (Van Indiaanse zijde zal ik later horen dat de cowboys dikwijls hun kat sturen als ze van dienst zijn: "ofwel moeten ze naar de zee, ofwel naar hun moeder, ofwel naar hun moeder in de kliniek!")
Jeanneke en Freek hebben trouwens al voor heel wat extra animatie gezorgd. De cowboys hoeven niet altijd de bank te overvallen, voor de verandering hebben ze ook al eens een autobus mogen attaqueren, "en één keer zelfs tien Arabieren en een échte kameel". Ik zie het al gebeuren, John Wayne in een onuitgegeven duel met het Schip Van de Woestijn. Er komt een jong koppel door de poort met twee kinderen en iets van blijde verwachting op hun zondagse gezicht: "'t Is voor dat verjaardagsfeestje van onze kleinste, met twintig kindjes, wij komen het voorschot betalen. " Wolfje wordt erbij geroepen, want zij moet die dag "het eten doen". Ja, zegt ze, wij kunnen die namiddag voor frieten zorgen én een curryworst. En dat er zeker één cowboy en één Indiaan zal zijn om de kindjes bezig te houden "met spellekes en zo, we gaan ook cowboy en Indiaantje spelen". En dat de mama zeker op de uitnodiging moet zetten "dat de kinderen kleren moeten meebrengen die vuil mogen worden". Dat is dan afgesproken. Ze zegt dat er daarstraks ook telefoon was van jonge vrouwen die een vrijgezellenfeestje wilden houden mét ophanging van de 'vrijgezellin' aan de galg. Ook voor haar was er kledingadvies: " Zie maar dat zij een onderbroek aan heeft als ze een rok draagt, want bij zo'n hanging ziet ge àlles!"
Jaja, het leven is niet gemakkelijk.
Een motorclub komt aangereden, een rij van donkere pothelmen op blinkende Harleys. Bij de saloon staan wat oldtimers en ik spreek met Joshua die vier jaar geleden gestopt is met het "western zijn" maar die nog altijd zijn hoed, broek en bretellen draagt uit die vervlogen jaren. Hij is twintig jaar lid van de club geweest en hij wijst de huisjes aan die hij mee heeft helpen rechtzetten. Van het kerkje weet hij te vertellen " dat het helemaal gemaakt is naar het model van het kerkske in Bonanza". Dat is de roemrijke tv-serie uit de jaren zestig waarmee ze hier allemaal zijn opgegroeid. En dat graf ginder, van John Wesley Hardin, dat is eigenlijk van Ronny Van Hool, "die was al jàren lid, die stopte met het cowboy-zijn en die heeft zichzelf dus symbolisch begraven".
De Ronny, dat was tenminste nog een échte, maar nu is het "hier allemaal om zeep", zegt Joshua. "Nu komen hier gasten, ze betalen het lidgeld, ze kopen een stetson, boots en een revolver en de volgende zondag staan ze hier al te paraderen." Het zijn tapkastcowboys, of ook, macadamcowboys, "gasten die vies zijn van slijk en van stof", en zij zorgen ervoor dat El Paso zo'n slechte naam heeft in de westernwereld.
Vroeger, ja vroeger, "toen was het nogal wat anders! Toen kreegt ge een peter en een meter en die droegen u voor als ge het waardig waart. Dat duurde zeker twee à drie maanden eer ge bepaalde kleren mocht dragen, zo stréng waren ze. Maar tegelijk was het ook een vriendengroep, mensen die mekaar elk weekend zagen en die geweldig aan mekaar hingen."
En nee, hij is nog nooit in Amerika geweest, en nee, het Engels van El Paso was niet zo goed als op teevee (" hier spraken ze Yankees soms uit als Jan-Kees"), maar dat ze authentiek waren, dat staat buiten kijf. En dan krijg ik het verhaal te horen dat ik in alle cowboydorpen zal horen: "Hier zijn eens Amerikanen geweest, échte Amerikanen, uit Amerika zelf, en die zegden tegen ons: ge moogt fier zijn, want zoiets vindt ge niet meer in Amerika!"
Ik begin iets te begrijpen. Ze wilden niet zomaar weg uit de stad. Ze wilden een plaats creëren die - al was het maar voor een weekend- een betere wereld zou zijn. Van vrienden, van kameraden. Westerners en indianisten zijn in wezen idealisten en utopisten. En omdat ze idealisten zijn, tref je hier ook de eeuwige tweespalt: tussen de zuiveren en de onzuiveren, tussen de échten en de onechten die het ideaal gecommercialiseerd en dus verraden hebben.
Jongens toch! Wààr is de tijd dat Willy De Groot (de sterreporter van Story) en Karel Biddeloo (de tekenaar van De Rode Ridder) hier ook nog als cowboy rondliepen. El Paso heeft altijd die nationale bekendheid gehad: Jambers is er geweest, en Echo, en Afrit 9, en noem maar op, "alle tv-programma's zijn hier geweest!" El Paso is zelfs internationaal bekend, wie ze hier allemaal gezien hebben! Studentenclubs uit Holland "met tweeduizend man"! Het vreemdelingenlegioen uit Frankrijk "met zijn eigen tenten"! Het lief van Sean Connery "zonder dat hij erbij was", en dan vergeten we bijna nog "de Sergio Leone"! In 1975 bracht de befaamde regisseur van spagettiwesterns een bezoek aan België om zijn nieuwe film The good, the bad and the ugly voor te stellen, (wat toen op de Vlaamse affiches en calicots nog vertaald werd als: "Een genie, twee partners en een sukkel",jh ) De cowboys van El Paso hebben de grootmeester toen "al schietend" verwelkomd in het Brusselse Zuidstation en later speelde de band van El Paso " prachtige Morricone-muziek" in het Antwerpse De Keyserhotel waar bij verbleef. Sergio Leone had zo'n ontvangst "nooit eerder meegemaakt" en was aldus Gazet Van Antwerpen "vol lof voor de Wuustwezelse cowboys".
Ja, heel de wereld wist van El Paso, "ooit waren wij de moederclub van alle westernclubs", maar nu kijken die andere clubs op El Paso neer, nu neemt hun aantal leden af en als het aantal bezoekers hier in 2007 is toegenomen, "dan zijn dat vooral ramptoeristen die het spel nog eens willen zien voor het afgebroken wordt".
Het nieuws van de dreigende afbraak kwam er in februari 2007. Het Vlaamse Gewest, dienst Stedenbouw, dagvaardde de eigenaars omdat er voor het merendeel van de gebouwen nooit een bouwvergunning was aangevraagd. Daarenboven lagen die onvergunde bouwsels in ruimtelijk kwetsbaar (agrarisch) gebied. De zaak is al enkele keren uitgesteld, een definitief vonnis wordt verwacht in februari 2008. En zo rust er al maanden een stille vloek op dit dorp.
Naast het voetbalveld van de Koninklijke Vlimmeren Sport loopt een smalle weg (met de klinkende naam Wetschot) tot tegen het bos en zo kom ik bij de houten palissade van de Texas Cattle Ranch. Tegenover de 'ranch' is een échte varkensboerderij, naast de ranch woont de Rudy die me weet te vertellen dat de ranch eigendom is van ene "Papa Blue Eyes uit Oelegem". Toffe gast. Kameraad van hem. Tien jaar geleden is hij ermee begonnen "om zijn weekendverblijf om te bouwen in western stijl". De leden van de club zijn vooral veertig- en vijftigplussers. Eén keer per jaar houden ze een treffen, een council, en dan staat de wei naast de ranch vol tenten en tipi's. "Mijn vrouw werkt in de supermarkt in Vlimmeren, en zij ziet ze dan soms aan de kassa staan, in hun cowboykostuum of in hun Indianenkleren." Rudy geeft me het telefoonnummer van "de Papa" die ook Patrick Jorens blijkt te heten. Ik bel 'm op en ik heb chance: "de council is binnen twee weken". En reporters zien ze niet zo graag komen ("omdat ze ons meestal belachelijk maken"), maar Humo mag binnen, "als gij tenminste uw voeten afveegt!"
25 mei is een vrijdag met zon en een zachte avond. In het dorp Vlimmeren staan pijlen naar het cowboydorp dat dit weekend een paar honderd bezoekers verwacht. Op tweehonderd meter van de ingang is de prikkeldraad van een wei open gemaakt, hier mogen de auto's en de campers staan, daaronder ook enkele Duitse en Nederlandse nummerplaten. In een tweede wei is "het kamp" ingericht: de cowboys met hun gezin kamperen in witte canvastenten, de Indianen staan een eindje verderop met een grote tipi.
"De Papa" (53) komt in blote bast toegelopen en gesticuleert dat deze vreemdeling oké is, "laat 'm binnen, mannen! Die mens heeft in den Humo een heel schoon artikel geschreven over Montana en de cowboys en de Indianen ginder. " Voila, ik kan niks meer verkeerd doen. En dat ze de Frank ook moeten roepen. Dat blijkt Frank De Meulder te zijn, winnaar van Expeditie Robinson in 2004, en al jaren overtuigd indianist. Frank draagt mocassins, een hertsleren broek en een kralensnoer op het blote bovenlijf. Als ik laat horen dat ik in El Paso ben geweest, vernauwen zijn ogen. El Paso? Pfoe!
"Ik zag ze op ATV! Joenge, ik kreeg de boebels van benauwdheid op mijn armen. Die showkes die ze daar vertonen, dat is cowboyke en indiaantje spelen. Dat doen wij niet! Wij zijn re-enactors. Wij bestuderen dat dagelijks leven van vroeger - die kleren, die werktuigen, die ceremonies- en wij her-beleven dat zo historisch mogelijk. Bij ons is dat geen spél! " En dat ik vanavond maar eens door het tentenkamp moet lopen, langs "al die vuurkes die daar branden. Dan voelen wij ons in een echt cowboykamp, dan zijn wij niet meer in België, dan zijn wij honderdvijftig jaar terug!"
In dat tentenkamp zijn geen moderne dinges toegelaten, dus geen gsm's, geen radio's, geen horloges en ook geen aanstekers. Wie licht nodig heeft, gebruikt een petrollampeke, en wie muziek wil maken, "moet maar een gitaar pakken".
De ene auto na de andere arriveert en straks zal hij me zeggen dat dit voor hem “de schoonste dag van het jaar is: als ik zie dat iedereen hier is, als ik zie dat ze allemaal graag terugkomen elk jaar. " Over de Duitse bezoekers is hij niet zo verwonderd: " In Duitsland zijn de cowboydorpen nog altijd populair. Ge hebt daar ook nog veel clubs van indianisten. En dat is allemaal te danken aan één man, aan Karl May (1842-1912, zeer populaire westernschrijver. Creëerde de figuren Winnetou en Old Shatterhand, jh)
Middelpunt van de Cattle Ranch is uiteraard de saloon. Daar zitten nog meer blote basten op barkrukken om de hitte uit hun vel te drinken. Ik zie ook veel gezichtsbegroeiing, haast ieder heeft een snor, baard, sikje, knevel of walrus. De Papa deelt kwinkslagen uit en blijkt een geboren verteller met een eigen idioom van krachtige overdrijvingen. Een lelijke vrouw is bij hem "zo lelijk dat zelfs haar hond niet met haar wilde gaan wandelen of ge moest 'm drie koteletten geven!" Urbanus & Lambik tesamen, ik hou er wel van.
We gaan weer in de buitenlucht zitten bij enkele cactussen die hij zelf heeft "gefabriceerd" met betonijzer, groen PU-schuim en stekels van plastic. Hij rolt een sigaret uit een blikken tabaksdoos en op het deksel staat Lassie, de dapperste tv-hond van de jaren zestig: "Als kleine jongen wou ik al Indiaan zijn. Ik vroeg aan ons moeder zo'n rooie rekker van de weckpotten en die rubberband deed ik dan rond mijn kop: dat spande zo hard dat het bloed bijna uit mijn kop sprong. Mijn pluimen, dat waren de lange blaren van een rododendron, en aan mijn voeten deed ik lappen tapisplain, dat waren mijn mocassins!"
Het avontuur heeft hem altijd getrokken. "Ik ben nog para-commando geweest. Ge komt in alle werelddelen, ge leert iemand doodknijpen zonder dat 'm het weet, en met de negers doet ge van die speciale volksspelen." Hij noemt een paar missies en dat hij "daar nog altijd flashbacks van heeft". En dan zonder de minste overgang: "Hier kwam deze namiddag een uffra met een klas van het eerste studiejaar voorbij. Of ze het kamp mochten zien? Zeker uffra, komt u binnen! En dan heb ik ze een rondleiding gegeven langs de cowboytenten en de tipi en nadien mochten die bengels vragen stellen. (Doet seutig stemmetje na) "Meneer, schiet u Indianen dood?" Làp, probeer dat maar eens serieus uit te leggen aan een zevenjarige! En dan een ander kind: "Meneer, wat drinkt een Indiaan?" En ik zei: water en koffie. En dan vroeg het: "en wat drinkt een cowboy?" Al de rest, heb ik gezegd. En dan dat kindje tegen die juffrouw: "Juffrouw, wat is dat, alderest?"
Ik vraag of hij al in Amerika is geweest. "Neeje, jongen, maar dat is wel altijd mijn grote droom geweest; om zo ergens in een landschap te staan gelijk de Grand Canyon en dan te denken: hoé zou dat voor die mannen vroeger geweest zijn om hier cowboy te zijn? Maar toen we jong waren, was die vlieger naar Amerika té duur. En nu we het wél kunnen betalen, zijn we op een leeftijd gekomen dat we kleinkinderen hebben, en die van ons krijgt de tranen in d'r ogen als ze die een dag moet missen. Gaat gij maar alleen, zegt ze. Maar ja, wat zou ik op mijnen alleen in Amerika gaan doen? "
Maar dat hij veel gelezen heeft over de pionierstijd van Amerika, hij heeft voor 250.000 frank (6000 euro) boeken: "Ja, als ge daarin op gaat, in die kleren en in die boeken, dan is het een dure hobby."
Zo heeft de Papa "schone cowboyboots" besteld in Duitsland, voor 24.000 frank (600 eur). En waarom hij ze niet in Amerika had besteld, kreeg hij te horen, via internet, veel goedkoper! Niks goedkoper, zegt de papa, ik heb ooit eens goedkope internet-boots besteld, na twee keer dragen schoot de zool al los, hij heeft ze gelijk "in het bos gezwierd!"
En dat de hoeden ook al zo duur zijn, "een goeie stetson veegt ge niet uit met 10.000 frank. Ge hebt er ook goedkope, maar dat is brol: als het slecht weer is, hangen die flappen naast uw kop, precies ne jachthond in de regen".
Intussen trekt het avondprogramma zich op gang. Een vrouw in lange pioniersrok en linnen kapje zet het openingsnummer in. Het is I never promised you a rose garden van Lynn Anderson, een mega-hit uit 1970 waarbij ik als een pijl uit een boog zou willen verdwijnen. Papa is intussen aan een merkwaardig verhaal bezig over een haas die hij ooit geschoten heeft met de nagels uit zijn klompen! "Ik stop die nagels in een cartouche, ik schiet, en dat beest blijft aan de boom hangen met die nagels door zijn twee langoren!"
Hebben intussen ook nog aan onze tafel plaats genomen: Quickly, een cowboy uit Beerse die zijn bijnaam verworven heeft omdat ie "sneller jenever kan drinken dan zijn schaduw", en Peter die half trapper half roodhuid is, vandaar ook zijn naam: "Hij die Twee Wegen Bewandelt". Maar dan in het Teton-Sioux natuurlijk. Tegen Peter maak ik gelijk de beginnersfout door het woord 'Indianenstam' uit te spreken, "Stammen staan alleen in het bos! Ge moet over volkeren of nations spreken." Peter is afkomstig van Herentals, maar woont intussen in Duitsland waar hij in de Stahlbau zit. Met z'n Duitse vrouw probeert hij nu de moeilijke taal van de Teton Sioux onder de knie te krijgen. Of ze al in Amerika zijn geweest? Nee, dat is er nog niet van gekomen.
Ik leg hen uit dat ik geïnteresseerd ben in het "waarom van het cowboy & indiaan zijn"; of zoals de Papa het zo schoon weet uit te drukken, "het worroem!" Wat wij hier allemaal gemeen hebben, zegt Peter, "is dat wij tegen het moderne leven zijn." Hij verstaat daaronder: het gejaagd zijn, het gestresseerd zijn. "Dat ge om zes uur moet opstaan, dat ge acht uur moet werken, dat ge van uw baas nog een overuur moet maken en als ge dan moe thuis komt en voor uw tv kruipt, dat ge dan ineens denkt: godverdomme, mijnen dag is om!"
Hier in het cowboykamp "is geen tijd en is niks geregeld", en in de maatschappij is "alles geregeld". Als hij zegt dat het ook een "teruggaan is naar de jeugd," dan vallen de anderen hem bij. " In onze jongenstijd deden wij niet anders dan cowboy of indiaan spelen."
Als Quickly zegt dat hij nog elke week uitkijkt naar zijn cowboykleren en dat hij niet kan wachten "tot het vrijdagavond is", dan schiet me de term cowboy junkies te binnen. De ware addicts, dat zijn die gasten hier.
Volgens Peter was er al een Belgische fascinatie voor het cowboyleven in de jaren twintig. "Ik ken een ouwe bompa en hij heeft na de eerste wereldoorlog schepen uit Amerika zien aankomen aan de Scheldekaaien in Antwerpen. Die hadden levend vee bij, dat moest naar het slachthuis, en aan boord van dat schip waren er cowboys om die beesten te begeleiden. Loeiende runderen en cowboys in de straten van Antwerpen, ge kunt verstaan dat daar veel volk op stond te kijken!"
Ik ga bier halen in de saloon en daar tref ik cowboy Billy Boy. Aan zijn tongslag merk ik dat de mazout in zijn hand niet de eerste is van de avond. Hij is in Canada geweest! Meer bepaald in Winnipeg! En dat heel die binnenstad nog vol houten cowboyhuizen staat. Ik betwijfel het, maar hij slaat al met zijn hand op de toog dat het echtigentechtig de waarheid is. Ik betaal met euro's wat hier niet de standaardmunt is; aan de tapkast wordt met lichtgroene lokale dollars afgerekend, gefotocopieerd geld dat een hoge ruilkoers volgt : 1 Vlimmerse dollar =1,25 euro!
Terug aan tafel wordt het verhaal verteld van de Make A Wish Foundation. Een hartpatiëntje van vijf jaar uit Mol had als hartenwens "één dag een cowboy zijn". Dat was in 2001 en die heeft toen "onze ranch bezocht en de Arizona Ranch in Halle-Zoersel, en daar was van alles voorzien, paardrijden, lasso gooien, enzovoort". Door de solidariteit onder de clubs hadden ze voor dat manneke ook "een cowboykostuum op maat" gemaakt. Ruwe bonken van venten haalden ineens "het koeienvel vanonder hun tent uit, sneden het in twee en zegden 'hier! maakt hier maar een broek van!' En dat ventje heeft alles gekregen: een broek, een vestje, een zakhorloge, bootskes, echt het beste van het beste, en zijn moeder heeft verteld dat dat kind nog weken in die kleren heeft rondgelopen, hij ging er zelfs mee slapen!!" Zie, daar wordt Peter nu week van. Hij neemt ontroerd zijn hoed af en houdt 'm op zijn hart: "Sé mannen, als ik dat hoor, dan bloeit mijn hart! Dat is schoon, heel schoon dat zoiets nog kan!"
Dat brengt hen op het hoofdstuk De Gazetten en wat die van hen schrijven. Allen zijn het erover eens: reporters deugen niet. "Ge vertelt iets en ze schrijven iets helemaal anders!" Wij worden nooit au serieux genomen, wij worden altijd belachelijk gemaakt, dat is de teneur. Tv, juist van hetzelfde! "Neem Eén uit de duizend, dat vroeger program van Marlène de Wouters," zegt Papa, " we worden uitgenodigd bij VTM, we zitten daar met enkele cowboys in het cafetaria en Marlène komt bij ons zitten voor een voorbereidend gesprekske. (Schakelt over op getuite lippen en ABN): 'Hebt u geen schrik dat de mensen u gaan uitlachen?' Ik zeg: nee, wat bedoelt u? 'Wel ja, door uw kledij en zo?' En ik zeg: 'Als u, madame Marlène de Wouters, als ù naar een toneelstuk gaat zien van Shakespeare, lacht u die acteurs dan ook uit, ofwatte?' Làp, ik had gedaan, hé! In de uitzending hebben ze mij héél ver van de micro gezet!" Altijd maar vragen naar die “rare” kledij, nooit eens vragen naar wat hen werkelijk bezig houdt.
Ik vraag hem waarom je zoveel oldtimers en zo weinig jongeren ziet in de cowboydorpen. Voor hen is de computer de eerste schuldige: " Als ge tegen een jonge gast zegt: daar is een paaltje en hier is een hoefijzer, dan weten ze niet waarover ge het hebt. Maar zet ze voor een ingewikkelde computer met duizend mogelijkheden en ze zijn direct vertrokken!"
Die computer is "tegenwoordig hunne god", wordt er gezegd, waar is de tijd dat er geen video en zelfs geen tv in huis was. "Als ze vroeger iets van Amerika wilden weten, dan moesten ze naar de film gaan," zegt Peter. Hij kent een vrouw die in de jaren zestig heel veel westernkleren heeft gemaakt: " Van die kleren bestonden geen patronen. En toen ze eens zo'n lang kleed van een pioniersvrouw wilde maken, is ze naar de film Gone with the wind gaan zien om dat patroon in haar kop te prenten. Nu zouden ze zeggen: ik haal de dvd en ik zet het beeld stil, maar zij is toen drie keren naar die film geweest om goed te kunnen kijken. Dat is dus negen uur dat die madame in de cinema heeft gezeten, enkel en alleen om dat kleed te kunnen maken." Om mij maar te zeggen hoe sommige mensen daarin kunnen opgaan, in die westernwereld. En ook dat de vrouwen belangrijk zijn: zegt dat wel, mannen, wij kunnen niet zonder!
Van de kostuumfilm is het maar een kleine stap naar een discussie die in àlle cowboydorpen leeft: hoe streng moet ge zijn voor leden van wie de kleren maar half western en dus historisch niet correct zijn? Het voorbeeld wordt aangehaald van de Texas Rangers in Wechelderzande, "dat is een besloten club. Daar mogen alleen leden komen die een perfecte outfit hebben." Voor mij is dat te extreem, zegt de Papa, "zo'n strenge club waar soms maar vijf man aan de toog staat." De Papa vindt dat ge soepel moet zijn. "Hier lopen soms mannen met drie messen en een revolver op hun heup. Dat is erover. Dat is showen. Dat zijn mannen die niks van de geschiedenis kennen. Maar ja, ge kunt niet verlangen dat iedereen een boekenlezer is. Hier komt ook iedereen: mannen van den bouw, chauffagemannen, camionchauffeurs en advokaten. Dat er daar mannen bij zijn die puur voor de lol komen, dat moet ge kunnen verdragen, "zolang het maar geen zottekesspel wordt zoals op El Paso."
Papa overloopt het programma van morgen: het ontbijt is spek met eieren, dan 's middags is er een half kieken voor iedereen, en om twee uur wordt de council officieel geopend. Van dan af zijn er geen burgers meer toegelaten in het kamp, want dan beginnen de wedstrijden: om ter beste vuur maken, messen werpen, bijlgooien en hoefijzer smijten. Wie het meeste punten verzamelt, is gewonnen.
Ik zeg dat ik stilaan ga vertrekken. De Papa gaat nog één mopke vertellen. Of twee. "Ge weet toch van welk materiaal de zitting van een rolstoel is gemaakt? - Van antiloop! En weet ge ook van welk hout ze krukken maken? - Van kreupelhout!" En kom, we zullen nog een laatste drinken, en zo zitten we samen, en allemaal zijn we cowboys van Jupiler County en Uithetfleske City.
Het is na middernacht als ik door het kamp loop. Er schuiven dunne wolken langs de maan die haar stille zilver op de canvastenten werpt. Her en der branden houtvuren, klein en helder, en bij die vlammen spreken de grote mensen gedempt nu, want er zijn kinderen die niet kunnen slapen. In de schaduwen van de tentzeilen zie ik hoe ze nog eens worden ondergestopt. Op de zandweg naast het kamp lopen twee cowboys, hun heuprevolvers glanzen in het licht van deze nacht. Alles is romantisch nu, behalve die éne pissende stadshond die ze klik-klik uitlaten aan een uitschuif-leiband.
Deel (2): Centennial City in Olmen “Wij worden verdreven zoals de Indianen”
Nawoord: El Paso is toch nog blijven bestaan. Na jaren van onzekerheid besliste het Hof Van Beroep in 2014 dat de strafvordering onontvankelijk was. Het kwam tot een regularisatie van de verjaarde bouwmisdrijven. Een foto-filmpje over El Paso (2017) zie je hier
Indianiste "Wolfje" heeft intussen een graf op het kleine El-Paso-kerkhof. Ze werd 72. Bij haar dood in juni 2016 kreeg ze een begrafenis met Indiaanse ceremonie en haar as is ter plaatse verstrooid.
De Texas Cattle Ranch in Vlimmeren is ongeveer tien jaar geleden verkocht omdat Papa Blue Eyes "voor een paar zware en dure operaties stond". Alle western-coulissen zijn afgebroken.