Hoe een bezoek aan de supermarkt zes dagen kon duren

Er kan in deze tijd wel eens een wachtrij zijn aan de supermarkt waardoor het bezoek langer duurt dan normaal, maar dat is niets vergeleken met wat het Waalse koppel Albert en Marie overkwam in 2001 nadat ze boodschappen wilden doen.   

(uit Humo augustus 2001) © Jan Hertoghs

“Was er nog maar een échte grenspost, dan was dit nooit gebeurd!"

© gie Knaeps

© gie Knaeps

Het "avontuur" van de twee zeventigers raakte in de Waalse pers via een alarmerend bericht. Nog steeds geen teken van leven van twee vermiste zeventigjarigen uit Wandre (Luik) - Sinds maandag 4 juni is men zonder nieuws van Albert Boveroux, 79 jaar en zijn echtgenote, Marie Schellings, 75 jaar. Het echtpaar heeft zijn woning rond halftien maandagmorgen verlaten met hun auto, een donkerrode Peugeot 106 nummerplaat 76U06 en heeft sindsdien niet meer van zich laten horen. Volgens de familie wees niets in hun huis erop dat ze zinnens waren om meerdere dagen op reis te gaan. Voor inlichtingen omtrent het vermiste echtpaar kan u terecht bij de politie van Wandre of van Luik.”
Op maandag 4 juni verdwenen ze. Op zaterdagavond 9 juni werden ze teruggevonden in het Duitse Sinsheim, op meerdere honderden kilometers van hun huis. Ze waren verloren gereden. Het verhaal van een onwaarschijnlijke zwerftocht.

Marie: «Het is zijn schuld natuurlijk. Ik heb hem dikwijls genoeg gezegd, gesméékt om rechtsomkeer te maken maar mijnheer wilde niet, mijnheer bleef maar doorrijden. Zo koppig dat hij was! ‘t Was niet te begrijpen. ‘t Was erg. Ik weet niet wat hij had, maar terugrijden, dat ging niet. En in het begin wilde hij nog antwoorden dat hij de weg wist, maar op de duur sprak hij niet meer tegen mij. ‘t Is waar, hé Albert?!”
Albert: «(knipoog) Ge zaagde ook heel de tijd aan mijn kop. Daarom heb ik niks meer gezegd!”
Humo: Beginnen we bij het begin. Jullie gingen naar de supermarkt.
Marie: «We gingen boodschappen doen en ik denk dat jij toen gezegd hebt om nadien naar de watervallen van Coo te rijden. (Er ontspint zich meteen een discussie: naar Coo? naar Chaudfontaine zal je bedoelen!)  
Dochter Marthe: "Let u maar niet op dat gekibbel. Het is nog altijd een raadsel waar ze heen gingen en waar ze verloren zijn gereden. Mama houdt het erop dat ze verloren zijn gereden ten gevolge van enkele wegomleggingen. Ik geloof mama. Ze herinnert zich de concrete gebeurtenissen nog het beste, alleen heeft ze moeite om zich te herinneren waar iets gebeurd is en op welke van de zes dagen, dat gooit ze nogal door elkaar. Papa herinnert zich het minst, die haalt zijn schouders op: ‘t is voorbij, zegt hij."
Humo: Maakten jullie wel eens meer uitstapjes met de wagen?
Marie: «Oh ja, we reden af en toe naar Luik. Of we gingen iets eten in de buurt. In Visé, in Esneux, of in Remouchamps." 
Humo: En waren jullie dan al eerder verloren gereden?
Marthe: «Het was inderdaad al enkele keren gebeurd dat ze verloren zijn gereden. Maar ja, dan hebben ze misschien maar twee uur aan het zoeken geweest eer ze de weg naar huis weer vonden. Want zo koppig is papa dan: hij vraagt nooit de weg, hij zal wel rijden tot hij het vindt." 
Humo: Waren jullie al eerder in het buitenland geweest?
Marie: «We zijn een keer naar Oostenrijk geweest, naar Tirol. Maar dat was niet met onze wagen, dat was met een Belgische groep en met een autocar. Verder zijn we nooit geweest. En Duitsland ligt niet ver van Luik, maar we waren er toch nog nooit geweest. Nog nooit! Weet u wat het probleem is, monsieur! Er is geen grens meer. Er is geen douane meer, er is geen slagboom meer, niks! De ene minuut zit ge in België en de volgende minuut zit ge in Duitsland. Zonder dat ge het weet!  Vroeger was het beter! Vroeger werd een mens ten minste nog tegengehouden aan de grens! Was dat maar gebeurd, dan was ons dit nooit overkomen!"
Humo: Waaraan merkte u dat u in Duitsland was?
Marie: «Ik zag die opschriften op die blauwe borden. Ik zag Dortmund staan en zo. Ik zeg, Albert, we zijn in Duitsland! En weet u wat hij zei, dan rijden we maar naar Dortmund. Hij vond het nog om te lachen ook! Ik zeg: rij terug, we zijn fout, we zijn verdwaald, maar hij wou niet terug hé. Ik weet niet wat hem bezielde." 
Marthe: «Ze zegt dat hij erom lachte, maar hij was ook in paniek, daar ben ik zeker van. En in zijn paniek is hij halsstarrig blijven vasthouden aan dat idéé fixe, als ik maar lang genoeg rij, dan kom ik op de duur wel op een weg die ik ken en dan zijn we gered." 
Marie: «En zo zijn we verder en verder in Duitsland gereden. En zag hij een bord met een grote stad erop, dan zei hij, on y va! Francfort? On y va!"
Meneer spaghetti
Humo: Zijn jullie dan nooit gestopt om de weg te vragen?
Marie: «Slechts een paar keren. Onder andere in een restaurant, bij een drogist en in een tankstation. Maar! Wij vroegen telkens la chemin pour la Belgique, wij spraken geen Duits hé en de mensen begrepen ons niet. Albert is hier en daar ook water gaan vragen en dat begrepen ze wel. Van één mevrouw heeft hij vier flessen van één liter gekregen, daarmee zijn we bijna de hele week toegekomen."
Humo: Jullie zijn allicht toch gestopt om te eten?
Marie: «Maar één keer. En we hadden spaghetti besteld, maar ik kon amper een hap door mijn keel krijgen. Ik dacht heel de tijd, oh, als ze ons Belgisch geld maar aannemen, ik was zo nerveus dat ik het eten niet binnen kreeg. En toen moesten we betalen en inderdaad, ze namen ons geld niet aan. Maar gelukkig was daar juist een meneer die naar het toilet ging en die hoorde wat er gaande was en die meneer was zo vriendelijk om wat geld te wisselen zodat we die spaghetti konden betalen. Maar voor de rest hebben we van heel die week niks gegeten. Albert is tién kilo afgevallen! En ik vier kilo, en ik was al zo mager!" 
Humo: Hoeveel geld hadden jullie bij je?
Marthe: «Dat weten ze niet meer. Maar ze weten nog wel dat ze twee keer vol getankt hebben, dus ik schat zo’n drie- of vierduizend frank." 
Albert: «Daar had ik die Duitsers wel liggen. Ik tankte eerst en dan zei ik dat ik alleen maar Belgisch geld had. Dan moésten ze het wel aannemen." 
Telefoon!
Humo: Hebben jullie er nooit aan gedacht om te telefoneren. Jullie moeten toch beseft hebben dat jullie familie zich verschrikkelijk ongerust maakte.
Marie: «Maar natuurlijk wilde ik telefoneren! Maar ik had mijn telefoonboekje niet bij me en zonder dat boekje kan ik die nummers niet onthouden. Maar ik had ook geen Duits geld bij me, dus ik kon niet telefoneren!"
Marthe: «Ik denk ook niet dat mijn moeder weet dat ze 0032 moet draaien om naar België te bellen."
Marie: «Eén keer zijn we in een postkantoor binnengestapt en die mevrouw was heel vriendelijk, die verstond een woordje Frans en zij vroeg het adres van onze dochter en zij heeft dan dat nummer proberen te bellen. Dat moet één van de eerste dagen zijn geweest, want ik kon toen nog stappen aan de arm van Albert. Later geraakte ik niet meer uit de auto, mijn benen en mijn voeten waren helemaal opgezwollen door het vele zitten. Ik kon niet meer staan."
Humo: En is dat telefoontje gelukt?!
Marie: « Ja, maar er was niemand thuis. Erg hé, die mevrouw belde en er was niemand!"
Marthe: «Je kan geloven dat wij niet veel thuis waren. We waren de hele tijd naar jullie aan het zoeken. We zijn langs alle supermarkten, café’s en restaurants gereden tot in de wijde omgeving om een foto te laten zien van jullie beide, maar niemand had jullie gezien. En we zijn ook langs alle rivieren gereden, en bij elke bocht dachten we, zouden ze hier misschien in het water zijn gereden? Nooit hebben we aan Duitsland gedacht. De garagepoort stond nog open, jullie hadden géén schoteltje melk voor de poes klaargezet, dus alles wees erop dat jullie maar voor korte tijd weg waren."

© gie Knaeps

© gie Knaeps

Polizei
Humo: Lag er een landkaart in de auto?
Marie: «Maar natuurlijk lag er een landkaart! Maar ik kan geen landkaart lezen, ik heb dat nooit gedaan. Albert wel, Albert is vroeger vrachtwagenchauffeur geweest, maar hij had zijn bril niet bij zich! Hij heeft die bril alleen maar nodig om te lezen en niet om auto te rijden, en voilà, zo komt het dat hij ook niet op die kaart kon kijken. Op de parkings van de tankstations hingen ook landkaarten, maar nergens zagen we België staan."  
Marthe: «In het handschoenkastje hebben we een briefje gevonden waarop iemand de weg naar Luik heeft geschreven. Er staat op: A61- Köln-Venlo-Antwerpen, maar ik weet niet of ze dat geprobeerd hebben."  
Marie: «Soms zijn we langs de snelweg gestopt. Dan stonden we daar op de pechstrook en dan hoopten we dat er iemand zou stoppen om ons te helpen, maar er stopte niemand. Zelfs de politie reed gewoon voorbij. Waren ze gestopt, dan had ik Eupen gezegd. Want Eupen, dat is hetzelfde in het Duits en in het Frans."
Georges (schoonzoon): "Op de Duitse snelwegen staan wegwijzers met het opschrift POLIZEI . Blijkbaar hebben ze d'r niet aan gedacht om die pijlen te volgen en hulp te vragen."
Turk
Humo: Hebben jullie al die nachten in de auto geslapen?
Marie: «We stopten op parkings naast de snelweg. Het stond er dikwijls vol vrachtwagens en wij daartussen. Hij heeft geslapen. Ik kon amper slapen. Van de ongerustheid en van de kou. Ik had alleen maar mijn regenmanteltje om me te verwarmen, we hadden geen deken of niks in de auto."
Albert: «Het was koud ‘s nachts. Ik heb af en toe de motor aangezet om de verwarming te laten draaien."
Humo: Wat zegden jullie tegen mekaar voor het slapengaan? Want je lag niet in je bed thuis, je zat in je auto en in een vreemd land. 
Marie: «Er werd niks gezegd. Hij zat daar maar met zijn armen over elkaar. En ik probeerde mijn ogen te sluiten, maar het ging niet. Ik dacht aan thuis, ik dacht aan de kat, ik dacht aan de kinderen en hoe ongerust ze wel zouden zijn. En dat ik ons huis niet meer terug zou zien. En dat ik de kinderen en de kleinkinderen niet meer terug zou zien! Oh, ik zat daar maar te denken en te denken, en te bidden, en te wenen. Ik heb veel geweend ‘s nachts."
Humo: Konden jullie je 's morgens wassen langs de snelweg? Want zo'n Raststättest heeft lavabo’s en douches.
Marie: «We hebben ons nergens kunnen wassen. We hadden niks bij. Geen zeep, geen washandje, geen handdoek, geen ondergoed. En trouwens, van zogauw het licht werd, vertrok Albert. En ik maar smeken om terug te rijden en hij maar verder rijden. Want ja, ik kan niet rijden hé, hij is de chauffeur. (schudt het hoofd). Niemand van ons wist nog waar we naartoe gingen."

“Ik keek altijd maar of ik geen Belgische nummerplaten zag.”

Humo: Reed uw man snel?
Marie: «Oh oui! Il filait, il filait tout le temps!"
Albert: « Op de snelweg waren er soms toch vrachtwagens die claxonneerden omdat ik te traag reed, dus zo rap zal ik wel niet gereden hebben."  
Humo: Zagen jullie geen Belgische personenwagens of vrachtwagens, om aan die chauffeurs de weg te vragen?
Marie: «Ik heb voortdurend gekeken of ik geen Belgische nummerplaten zag op de parkings waar wij stonden, maar ik heb er geen gezien. Het was nog juni hé, het was nog geen grote vakantie. Hadden we onderweg een Belgische auto gezien, dan waren we hem zeker blijven volgen!"
Georges: «En dan maar hopen dat hij naar huis reed en niet naar Berlijn, zeker?!" 
Marie: «Er is onderweg wel iemand gestopt toen we een lekke band hadden. Albert lag al half onder de wagen om het reservewiel los te maken en toen is die meneer gestopt. Het was een Turkse meneer, een heel vriendelijke meneer, hij sprak zelfs Frans."
Marthe: «En heb je aan hem dan niet de weg gevraagd? Nee?!"
Georges: "Stel dat ze die lekke band al de eerste dag hebben gehad, dan hebben ze vijf dagen rondgebold op die reserveband. Een chance dat die het gehouden heeft."
Running on empty
Humo: Wanneer hebben jullie een eerste teken van leven gekregen?
Marthe: «Maandagmorgen zijn ze vertrokken en in de nacht van zaterdag op zondag kregen we om kwart na twee telefoon van de politie in Eupen. Die man was heel vriendelijk, die zei dat ze teruggevonden waren, en dat ze het goed stelden, en dat ze geen kou hadden, en dat ze te eten hadden, maar dat was allemaal niet waar. Dat heeft ie maar gezegd om ons gerust te stellen. Wij hebben dan wat kleren en wat ondergoed ingepakt en om drie uur ‘s nachts zijn we vertrokken." 
Georges: «Rond acht uur ‘s morgens waren we in Sinsheim. Dat ligt tussen Hockenheim en Heilbronn, zo’n dikke vierhonderd kilometer van Luik." 
Humo: Hoe had de politie hen aangetroffen in Sinsheim?
Georges: «In het midden van de snelweg naar Stuttgart. Ze waren stilgevallen op het middelste baanvak, ze hadden geen druppel benzine meer. De politie is erbij gekomen en heeft hen tot op de pechstrook getrokken en dan is een depannage gekomen om hen te takelen. Stel je voor,die heeft hen op het plateau getrokken terwijl zij nog in de wagen zaten. En zo zijn ze naar de parking van een Raststätte gebracht."
Marthe: «Ze wilden niet uit de auto komen, heeft de politie ons gezegd. De politie had gevraagd, Hotel?, en ze hadden nee geschud. En dan hadden ze gevraagd, Hospital?, maar ze hadden ook nee geschud. Ze bleven in hun wagen zitten met de knopjes naar beneden gedrukt."  
Georges: «Zo hebben we hen ook gevonden naast dat Shell-station. De depanneur had de wagen naast een hangar gemikt en zij zaten er nog in. En niemand had hen iets te drinken of te eten gebracht. Geen water, geen kopje koffie, niks. Ja, ze hadden een deken gekregen van de depanneur, zo’n khakivod die naar de diesel stonk." 
Marie: «Mja, we zijn niet zo goed ontvangen geweest in Duitsland. Les Allemands étaient des vrais Allemands."
Georges: «Ze zijn daar alleen gelaten tussen tussen drie en acht. Ze zaten daar maar. Te wachten en apathisch voor zich uit te staren.De eerste die we zagen, was die depanneur. Die kwam af met zijn rekening. Ik heb betaald, en hij heeft geen woord gezegd van wat er gebeurd was. Zelfs geen goeiedag kregen we. Ik ben dan maar de benzinetank gaan volgooien, en werkelijk, er zat geen druppel meer in, ik heb de auto naar de pomp moeten duwen, zo droog stond ie. En zelfs terwijl ik daar liep te duwen, is niemand me komen helpen, c’est joli hein!"
Droom
Georges: «Ik ben dan in de Peugeot overgestapt, en met de twee auto’s zijn we gezamenlijk naar België gereden. Naar de kliniek van Herstal." 
Marthe: «Ze waren allebei in shocktoestand en ze vertoonden uitdrogingsverschijnselen. Mama is zes dagen in de kliniek gebleven; bij papa heeft het tien dagen geduurd. Mama was er op het eerste gezicht nochtans erger aan toe. Haar voeten en benen waren zo gezwollen dat ze niet meer uit de auto kon. We moesten haar dragen en toen we haar oppakten begon ze te wenen. Ze kon het niet geloven, zei ze."  
Marie: «Ik dacht dat ik droomde. Ik had al zo dikwijls gedroomd van mijn kinderen en voilà, nu droomde ik weer van mijn dochter en dat ze naast de auto stond en naar mij wuifde. Maar ze blééf maar aan dat raampje staan, ja, dat was wel een straffe droom. En toen tikte ze op het raampje, oh nee, heb ik gedacht, het is geen droom, het is echt, het is écht mijn dochter, we zijn geréd! Dat moment, dat vergeet ik nooit van mijn leven."
Humo: Zijn jullie nog zinnens om uitstapjes te maken?
Marie: «Oh nee, het is gedaan. We hebben de auto verkocht. La voiture, c’est fini!"
Humo: Toch straf dat mensen in deze tijd van telecommunicatie, bewakingscamera’s en allerhande controles toch zes dagen compleet van de aardbol kunnen verdwijnen. 
Marthe: «Wij hadden hen al opgegeven. Zeker nadat dat opsporingsbericht in de krant had gestaan en niemand gereageerd had, toen dachten we het ergste. Dat ze onderweg overvallen waren en vermoord en dat iemand de wagen in een rivier had gedumpt. Want dat is toch wel straf, ze zagen er zeker hulpeloos uit maar ze zijn onderweg niet overvallen of bestolen." 
Georges: «En! Ze hebben zelf ook niet één ongeval gehad of veroorzaakt; aan de auto was geen deukje te zien. En iedereen zegt wel dat ze in de war en in paniek waren, maar hij is nergens een spookrijder geweest en hij heeft onderweg blijkbaar alle verkeerslichten en alle snelheden gerespecteerd, want anders hadden ze hem wel doen stoppen; toch zeker in Duitsland. Ze moeten wel in grote cirkels hebben gereden. Want ze zijn met een volle bak vertrokken, en ze ze hebben onderweg twee keer vol getankt, dat maakt zo’n 120 liter, daarmee doe je op de snelweg toch zo’n tweeduizend kilometer, maar we hebben ze gevonden op 400 km van hier."
Marthe: « Ik ben blij dat ze maar een paar keer hebben kunnen tanken met hun geld. Met meer centen waren ze allicht nog langer van huis geweest. En wie weet tot waar zouden ze dan gereden zijn?!"
Marie: «(lacht) Misschien wel tot in Tirol!" 

© Jan Hertoghs

© Jan Hertoghs

   

Vorige
Vorige

<k> Quarantaine in oorlogstijd: de onderduikers en hun schuilplaatsen (1)

Volgende
Volgende

Een leven zonder gsm en zonder vaste telefoon (2)