Auto’s nemen veel plaats in op straat en ook in de reclame.
Raymond spreekt tot ons in kolossale drukletters.
Tegelijk is hij een man van weinig woorden.
Niemand zegt Raymond. Het is bijna zeker Mon.
De slee is van porselein. Het borduurwerk van eeuwige sneeuw.
Het rendier verguld, glimt tevreden.
Achter dit hoge noorden schuift de secundaire weg.
Een vergezicht van baksteen en dichte garagepoorten
Ik vroeg of ik ze mocht fotograferen. Ze knikten.
Puntzakken zijn een deel van ons papieren erfgoed.
Ze worden zeldzaam, zeker achter het stuurwiel.
Dit verbodsbord C13-17 verbiedt de toegang aan bestuurders van handkarren en paardenkarren.
Het bord stond nog in de verkeerswet van 1975 maar het werd in de jaren ‘80 en ‘90 overal weggehaald.
Ik zag er nog één in 2010. Allicht het laatste. Het stond langs een expresweg op de taalgrens.
De voermannen komen uit het kasseistenen tijdperk.
Wat verder lag nog een oude koe in de gracht.
Ze vliegen op maïs en op weduwschap. En dit is hun thuishaven.
Waar sprake is van matige noordoostenwind, Quiévrain, Noyon en halve fond.
Let op de rabarber, prei en selder: ook zij groeien om ter snelst.
Tussen schors en mos slingert de weg.
Lichtkegels uit koplampen lezen de witte stootbanden.
Het blindenschrift van de nacht.
De rand van een Limburgs bos. De bloemen uit crêpepapier zijn er voor de meimaand.
Het glas is stuk gesmeten door heidenen, vandalen, kwajongens of onverlaten, gedekt door de stilte van de bomen.
Steen. Baf. Scherf.
Dit zijn onze business seats, zegt de supporter-buurtbewoner.
De zitplaatsen zijn niet genummerd.
Het spel is niet om over naar huis te schrijven.
Het veld is niet echt een biljartlaken.
Aan de arbiter is gevraagd om een bril te breien.
Het café is gesloten. Het vat is af. In de portiek die nooit meer geveegd wordt, zijn de vier seizoenen komen aanwaaien.
Confetti van het carnaval. Magnum Ola van de zomer. Blaren van de herfst. En koude tocht van de winter.
Het benzinestation was al jaren verlaten, maar de pomp stond er nog. Slang en pistool waren al langer weg.
En zo verdwenen uiteindelijk ook de cijfers. Gisteren draaide het geheugen nog, nu vallen er alleen maar gaten.
In alles bestaat Alzheimer. Een mens geraakt in de war. Ook al stapt die mens elke dag door dezelfde straten.
Er zijn heel bekende bibliotheken zoals de New York Public Library. Dit is de onbekende soldaat onder de bibliotheken. Een klein en onbeduidend exemplaar in een dorp in Normandië. Met een gesloten voordeur en zonder enige aanduiding van openingsuren. Ze doet me denken aan mijn eerste “boekerij” van de jaren zestig, een bijgebouwtje achter het hek van de meisjesschool. De helft van de boeken stak in bruin kaftpapier en mocht door jonge lezers niet ontleend worden omdat die exemplaren in de oude spelling van voor 1946 geschreven waren. Die spelling vond ik ruw en spannend. Een valse mens in een bos was nog een valsche mensch in een bosch.
Het regenscherm telt zijn baleinen. Ik denk onnodig aan walvissen.
In alle dakgoten van de stad vormen zich stromen en rivieren.
Water vult de tramsporen. Bussen zijn bewasemd met passagiers.
Ruitenwissers geven de maat aan. Neer-slag. Neer-slag. Neer-slag.
De tijd is voorbij dat brandende tabaksblaren met gemak binnen mochten in huiskamers,
leraarskamers, auto-interieurs en zelfs klaslokalen.
Ook in deze krantenwinkel met zijn sigaren en sigaretten mag je niet roken.
En dus had de klant bij het binnengaan zijn rokende sigaar op de dorpel gelegd.
Het heeft iets van een hond. Hier wacht ik op mijn baasje.
Vintage coureur voor de start. Hij heeft nog riempjes op de pedalen.
In gedachten rijdt hij een gat dicht met de koplopers.
De klank van Rodania. Werelderfgoed wegwaaiend tussen de huizen.
Stilaan verdwijnend hekwerk van de NMBS.
De ontwerper dacht in rechte lijnen, vooruitgang langs snelle sporen.
De pendelaar wacht in grijs geduld.
Straks bij het raam, een dag weer als tevoren.
Dit kartonnen lottospel met art nouveau-motief is een bewaarstuk in de familie. De houten cijfers moest je ‘trekken’ uit een zak in ruitjeslinnen. Van de 99 getallen bleven er nog maar 60 over. Het was dus bijna onmogelijk om een kaart vol te krijgen. Je kon dus spreken van een echt kansspel. Want de kans op ruzie was heel groot.
De tante die er als kind mee speelde, is 99 geworden.
Twee bomen. Twee zo verschillend van vorm.
Ze markeren de weg en het weiland. Ze bepalen het landschap op die vastgewortelde plaats.
Toch staat niks stil. De wolken schuiven. En ook die twee bomen zijn niet voor eeuwig.
Ik hoor een licht suizen in hun hout. Het zandlopen van de tijd in hun nerven.
Een huis in de provincie Luxemburg.
Het blauw is het blauw van de waterverf toen ik zes was.
De telefooncel stond er al in de jaren zestig. Ze verdween kort voor 2015.
De voorbijganger schetste de vooruitgang: “Vroeger was zo’n plek om te telefoneren
groter dan een mens. Nu zit zo’n telefoon in je broekzak.”
Naast die oude cabine staat ook een oude wijsheid.
You Only Live Once, kortaf geverfd als Yolo.
Het staat er hardop.
Ook vandaag. De tijd van ons leven.
Hun schorten spreken over wat gebeurd is.
Zij had dat nooit gedacht van M.
Maar nu ge het zegt, ja, nu ge het zegt, versta ik wel dat dat gebeurd is.
Het is tegenwoordig zo rap gebeurd allemaal.