De overstromingsramp van 1953 (2) : de Belgische redders vanuit de lucht

Armand Vervoort (i) en Gérard Tremerie (r) - archief G. Tremerie

Armand Vervoort (i) en Gérard Tremerie (r) - archief G. Tremerie

"Nooit eerder hadden wij reddingen gedaan. Wij hadden alleen met postzakken gevlogen."

Lees ook deel 1 : de kinderen die in de stormnacht op de wereld kwamen

In de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 beukte een orkaan tegen de Noordzeekust. Het was ook springtij en zo werden miljarden kubieke meters water opgestuwd. Men sprak van "een lawine van water: de zee ging scheef staan tegen de kust". Wat volgde was een stormramp en een ongeziene watersnood. In België bleef de balans op achtentwintig doden, in Nederland waren er 1836 slachtoffers. Die tol was zeker zwaarder geweest zonder de vissers en schippers die te hulp schoten. Maar ook vanuit de lucht kwam een reddende hand.
Armand Vervoort , Gérard Tremerie en Alphonse Dhondt waren de eerste helicopterpiloten van België en zij zetten koers naar Nederland. In een tijd dat haast niemand wist wat een hefschroefvliegtuig was. En op een moment dat het woord evacuatie nog moest uitgevonden worden. 

Humo januari 2012 (c) Jan Hertoghs

Vervoort (nu 97) : "Samen met Gérard Tremerie was ik de eerste helicopterpiloot van België: hij is van Manage (Henegouwen) en ik ben nen ajoin van Aalst. Onze opleiding hebben we in Amerika gekregen. In 1950 hebben ze ons drie weken naar  Buffalo in de staat New York gestuurd en op de fabrieksterreinen van de Bell Aircraft Corporation hebben wij de Bell-47 leren besturen. Wij waren allebei ervaren piloten. Ik had met alle types van kleinere vliegtuigen gevlogen, ik was ook instructeur en deed acrobatie, maar zo'n helicopter besturen, dat is toch nog wat anders, dat is van nul af beginnen. Zeker zo'n helicopter van de vroege jaren vijftig, die was in feite onbetrouwbaar. Zoals die Bell-47, dat was une sale bête! Ze had nukken, ze deed haar eigen goesting. Ge waart de piloot en toch waart ge niet honderd procent meester van dat ding.
En rechtdoor vliegen is gemakkelijk, maar hovering, dat stationair hangen, dat was lastig. En nog veel lastiger was het oefenen van motorpech. Dan moest ge in de lucht uw motor afzetten, en u laten vallen in auto-rotatie. Dat wil zeggen dat ge de hoofdrotor en de staartrotor in zijn vrijloop zet, en al vallende houdt ge die rotoren draaiende en zo kunt ge dan een glijvlucht, allez een steile glijvlucht inzetten om te landen. Maar! Op één à drie meter van de begane grond moet ge aan de hendel trekken die de richting van de rotorbladen verandert. Op die manier remt ge uw snelheid af en kunt ge dat spel aan de grond zetten. Maar ge hebt slechts één kans, hé! Trekt ge te laat aan die hendel, dan smasht ge op de grond. Trekt ge te vroeg aan die hendel, dan remt dat ding te vroeg af, ge kantelt opzij en ge stuikt ook op de grond.

De Bell-helicopters werden ingezet om post te brengen naar de Kempen, Limburg en de Ardennen  (Retroscoop.com)

De Bell-helicopters werden ingezet om post te brengen naar de Kempen, Limburg en de Ardennen (Retroscoop.com)

Humo: Werd u tijdens die opleiding getraind op search and rescue?
Vervoort
: "Helemaal niet. Voor wij naar Holland vlogen, hadden wij geen enkele redding gedaan. Wij hadden alleen maar met postzakken gevlogen; die drie Bell-helicopters van Sabena werden ingezet voor de Belgische posterijen. Normaal ging alle post met de trein, maar er waren blinde vlekken in België waar de trein niet zo vaak kwam per dag, dat was in delen van Limburg, de Kempen en de Ardennen, en die hiaten moesten wij opvullen met de helicopter. Elke dag vlogen we 420 km langs een vaste route: Brussel- Libramont - Luik- Tongeren - Hasselt - Beringen - Diest - Herentals - Turnhout - Antwerpen en terug naar Brussel. Dat was gewone post, dat waren geen express-brieven, en toch vlogen wij tegen de klok. In elk van die héliports stonden wij maar twee minuten aan de grond, zakken afladen, nieuwe post inladen, en weer weg." 
Humo: De ramp heeft zich vooral op 1 februari voltrokken. Maar u bent pas op 2 februari vertrokken. 
Vervoort:
«Ja, en ik herinner me die maandag nog goed omdat ik eerst nog naar een boerengat in de buurt van Eupen ben moeten vliegen. In Holland was die orkaan geweest, maar in de Ardennen had diezelfde orkaan voor een zware sneeuwstorm gezorgd (zie volgende aflevering). Sabena had bericht gekregen dat daar een vrouw moest bevallen, ze zat afgesloten van de buitenwereld, en ze moest naar het moederhuis. Ik zie mij daar nog vliegen, eerst moest ik een sjampetter opladen in Eupen en hij zou dat gehucht wijzen, het lag ergens midden in de bossen en in de sneeuw. En wij landden bij die madame in den hof, en zij komt naar buiten: "Hela! Wat komde gij doen in mijnen hof?!" Eh, wij komen u helpen, mevrouw. Niks te helpen, ik kan die kleine wel alleen ter wereld brengen, ik heb m'n familie hier, dus stap het maar af! Ja, jong, die was dus eerder bang van dat tuig dan van thuis te bevallen. Ik ben helemaal voor niks naar Eupen gevlogen.Ok, dan maar naar Holland. Wat daar stond te gebeuren, wist ik niet. Mijn chef-operations was meneer Vernieuwe en die had mij gezegd: "Armand, ge gaat daar naartoe. En wat ge ook doet, van mij moogt ge in alle omstandigheden vliegen. Maar komt later niet jammeren aan mijne bureau, 't is allemaal op uw eigen risico." Carte blanche dus, maar ook wel systeem-paraplu, als er iets misliep, zou het allemaal mijn eigen schuld zijn.
En dan ben ik in Luik gaan tanken en vandaar ben ik naar de Nederlandse luchtmachtbasis van Woensdrecht gevlogen. En nu hebben ze gps en een automatische piloot, nu kunnen ze met visibiliteit nul vliegen, maar wij moesten altijd op zicht  vliegen. En met de Michelinkaart op onze knieën, dat was onze gps. Het was al pikdonker toen ik op die basis landde, en dat was al het eerste risico dat ik nam, want 's nachts landen, dat was verboden omdat ge dan geen zicht hebt.  
De volgende morgen ben ik opgestegen en heb ik voor het eerst die overstromingen gezien. Dat was niet te geloven. Dat was overal zee, zover ik kon zien. En overal zaten mensen op de daken, tenminste, als er nog huizen stonden. Binnen drie jaar ben ik honderd jaar, wel, ik mag honderdduizend jaar worden, dan nog zal ik het nooit vergeten." 

Op het dak (rechts) kruipen mensen uit het raam voor de naderende reddingsboot. Midden achteraan: overlevenden zitten schrijlings op de nok van het dak.

Op het dak (rechts) kruipen mensen uit het raam voor de naderende reddingsboot. Midden achteraan: overlevenden zitten schrijlings op de nok van het dak.

Wild paard
"Mensen van die daken halen, dat was niet gemakkelijk. Zo'n Bell heeft onderaan twee skids (=metalen 'ski's' als landingsgestel) en dan lieten we ons tot vlak tegen dat dak zakken, en met één skid leunden we tegen de pannen of in de dakgoot om wat houvast en evenwicht te hebben, en voor de rest deden wij hovering zodat de mensen konden instappen. Ik deed ook elke keer teken dat ze met hun kop moesten oppassen voor de grote schroef, want ja, die mensen hadden nog nooit een helicopter gezien. En stram en stijf dat ze waren, die zaten soms al zesendertig of achtenveertig uren op hun dak, die waren ziek van de kou, totaal verloren." 
Humo: Jullie hadden geen winch?!
Vervoort:
«Nee. Een Sikorsky had dat, maar de Bell-47 had dat niet. En dus moesten wij meer risico nemen, want dat was natuurlijk heel moeilijk om zo dicht bij dat dak te vliegen zonder dat dak te raken." Humo: Had u dat al eerder gedaan, zo tegen een dak "leunen"?
Vervoort
: «Nee, wij hebben dat al doende moeten leren.  Maar allez, wij waren goeie piloten, en die hovering" hadden ze ons wel eindeloos doen oefenen.
Humo: Gingen die dakpannen niet vliegen door de luchtverplaatsing?
Vervoort
: «Neenee, dat waren lichte toestellen hé. Maar wat ons meest parten speelde was de wind, die drie eerste dagen bleef de wind op veertig knopen, dat is goed zeventig km per uur. Dus het was moeilijk om stabiel te blijven in die hovering. Dat is alsof ge op een wild paard zit, dat snokt en steigert en bonkt, en ge moet die machine echt bedwingen hé. Ge zocht dan ook de luwe kant van dat huis om toch wat uit de wind te zijn. Ik heb ook mensen opgepikt die in een boot zaten, zo'n smalle schuit die op dat water dreef en die ze hadden vastgemaakt aan hun huis dat ingestort was. Dan hoverde ik vlak boven het water om ze te laten instappen.

Een Britse Sikorsky-helicopter landt met zijn geëvacueerden op de openbare weg, een hoger gelegen dijk die droog gebleven is. . Vandaar werden de overlevenden met vrachtwagens naar een veilig onderkomen gebracht. (uit “De ramp, een reconstructie” 19…

Een Britse Sikorsky-helicopter landt met zijn geëvacueerden op de openbare weg, een hoger gelegen dijk die droog gebleven is. . Vandaar werden de overlevenden met vrachtwagens naar een veilig onderkomen gebracht. (uit “De ramp, een reconstructie” 1992 - Kees Slager)

Per keer kon ik twee personen oppikken. En ik vloog dan direct naar Woensdrecht om ze daar af te zetten. Op een goeie vijf minuten was ik daar en er was zelfs geen tijd voor een shake hand met die geredde mensen, wij gingen direct weer de lucht in. En we stopten als de avond viel, dan sliepen we daar in barakken zoals de andere militairen van de luchtmacht.
Die basis van Woensdrecht, dat was een hannekesnest. Er was amper leiding, het was pure improvisatie. Er is daar ook een dode gevallen. Een Hollandse soldaat die aan het helpen was, en die met zijn kop tegen de staartrotor van een Engelse helicopter is gelopen. Op slag dood. Ik zei het u al: de mensen waren niet vertrouwd met zo'n hefschroefvliegtuig.
Op dinsdag is er ook nog een derde Sabena-helicopter gearriveerd. En die piloot was Alphonse Dhondt, maar die mens is al dood intussen. Er zijn ook Franse, Engelse en Amerikaanse piloten met hun helicopters toegekomen. De Amerikanen hadden ook watervliegtuigen bij, die konden landen dichtbij de overstroomde huizen (watervliegtuigen bleken toch minder nuttig te zijn omdat hun drijvers vaak lek stootten tegen ronddrijvend wrakhout en andere obstakels,jh).
Niet stoefen
Vervoort:
«Van de derde tot de zesde februari hebben wij van 's morgens tot 's avonds gevlogen. En per uur kondt ge zo acht of tien mensen redden. Ik heb er geen gedacht van hoeveel mensen wij gered hebben, want ik heb ook met eten en medicamenten gevlogen. (ik laat hem een oud fotoboek zien, met foto's van kadavers van koeien en paarden die tussen bussels hooi en stro drijven, en met mensen die met een laken zitten te zwaaien op een dak, hij schudt het hoofd) Dat heb ik allemaal gezien en toch kan ik amper geloven dat ik daar bij was en dat ik dat meegemaakt heb. Zo'n grote catastrofe, dat is iets dat ge u eigenlijk niet wilt herinneren, jong. En ze zeggen mij dat ik fier moet zijn. Maar ik ben daar niet fier op. Ik heb gewoon mijn plicht gedaan. Als mensen riskeren van te verdrinken, dan moet ge toch proberen van ze te redden. Dat is toch normaal?! Eh bien voila, dan moet ik daar ook niet over stoefen."

De Belgische heli-piloten brachten ook voedsel en medicamenten naar dorpen die van de buitenwereld waren afgesloten.  (uit “De ramp, een reconstructie” 1992 - Kees Slager)

De Belgische heli-piloten brachten ook voedsel en medicamenten naar dorpen die van de buitenwereld waren afgesloten. (uit “De ramp, een reconstructie” 1992 - Kees Slager)

Een verzorgster van het rusthuis komt binnen met de weegschaal. Ah le vieux commandant, we gaan uw gewicht nog eens nemen. En zo heffen we hem uit de zetel, de gezagvoerder met de twintigduizend vlieguren op z'n naam. En hij beseft die afhankelijkheid ook, want kort na haar bezoek zal hij schamper opmerken dat de begane grond nu al gevaarlijk voor hem is "ge zijt piloot geweest van helicopters en vliegtuigen, niks kon u deren en nu moet ik dat verdragen, dat ik al twee keer op mijn gezicht ben gevallen. Hier! Op de vloer van deze kamer!"
Ik zeg dat ik zijn compagnon, de nu 90-jarige Gérard Tremerie, zou willen spreken. Ja, dat moet ik zeker proberen. Want Gérard was de hoofdpiloot, hij heeft alle heli-piloten van Sabena opgeleid, en 't is ne fameuzen tiep, want in 1958 heeft hij twee luchtverkeersleiders gered uit de brandende controletoren van Zaventem, "en dat bij nacht hé!" Er is maar één ding, "hij is nogal teruggetrokken, hij doet voor weinig mensen open."

Wind op kop
Ik bel aan bij het huis van Tremerie en zeg dat ik in die éne stormnacht geboren ben. Enfant de la tempête, het draagt z'n goedkeuring, ik mag binnenkomen.
In België is Tremerie weinig bekend. Maar in Nederland staat zijn naam in haast elk naslagwerk over de watersnood. Hij was dan ook de alleréérste helicopterpiloot die in die overstroomde gebieden is geland.
Humo: Had u als piloot die storm zien aankomen?
Tremerie:
«Zeker! Want zaterdag 31 januari had ik nog mijn postroute gedaan, en 's namiddags was er al zo'n stormachtige noordwestenwind dat ik blij was dat ik thuis was, en ook blij dat ik zondag niet moest werken. Maar op die zondagmiddag kreeg ik telefoon: de vertegenwoordiger van Sabena op Schiphol had onze chef opgebeld en gezegd dat er in de buurt van Middelharnis een twaalftal mensen vast zaten op een dijk en die dijk kon elk moment wegspoelen. En of er geen helicopter kon komen om die mensen in veiligheid te brengen?
Maar die wind! We hebben met z'n vieren moeten sleuren om de poort van de loods open te krijgen, zo verschrikkelijk waren die rukwinden met dan ook nog stortvlagen. Ik begrijp nog altijd niet hoe ik in Evere ben kunnen opstijgen en dat ik de Hollandse grens heb gehaald. Met zo'n ontij vliegen, dat was off limits, je dreef dat ding boven zijn krachten. En heel de tijd was er die gruwelijke wind op kop, en maar schudden en zwaaien, stampen en steigeren. Normaal ben ik op minder dan een half uur in Antwerpen, nu duurde dat meer dan een uur. En ondertussen waren er ook vlagen van sneeuw en smeltende sneeuw.
Humo: Koekte die sneeuw niet bijeen op die koepel van de cockpit?
Tremerie: «Gelukkig niet, want zo'n mengeling van regen en sneeuw kan aanvriezen, en dan zou mijn zicht nul zijn geweest. Ik heb ook op het punt gestaan van terug te vliegen, toen het radiocontact met het vliegveld van Deurne wegviel, toen was ik nog niet eens aan de Hollandse grens, toen was ik amper ten noorden van Antwerpen. Maar daar zag ik al zulke grote overstromingen dat ik toch maar verder ben gevlogen.

De Bell-helicopter: in de kleine stuurcabine werden soms drie geëvacueerden en hun bagage meegenomen:  “Volledig tegen de regels om zo zwaar geladen te zijn, maar we deden het toch, die mensen waren compleet uitgeput. “  (Archief G. Tremerie)

De Bell-helicopter: in de kleine stuurcabine werden soms drie geëvacueerden en hun bagage meegenomen: “Volledig tegen de regels om zo zwaar geladen te zijn, maar we deden het toch, die mensen waren compleet uitgeput. “ (Archief G. Tremerie)

Want dat was wel duidelijk, het ging niet om twaalf mensen, het ging om honderden mensen die op huizen, schuren, gebintes of puinhopen stonden zonder enig verweer tegen de kou, de regen en de sneeuw. Une terrible catastrophe! Ik zag zelfs mensen in bomen zitten! En zover mijn oog kon zien, was er alleen maar water, water, water. Ik zag ook geen enkele mogelijkheid om te landen.
Ik heb gevlogen tot ik iets zag, en tegen valavond vond ik een stuk weg dat wat omhoogging bij een brug, en op die droge plek ben ik geland. Vanuit de lucht had ik niemand gezien, maar toen ik geland was, hoorde ik overal om hulp roepen en vanuit een paar huizen kwamen ze met bootjes naar mij geroeid.    
En zo kwam ik te weten dat ik op Goeree-Overflakkee was geland, dichtbij het dorp Oude Tonge. Een dorp dat heel zwaar getroffen was, later heb ik gehoord dat daar driehonderd  doden waren. Ik versta Nederlands, dat had ik op school geleerd, en ik weet nog wat ze mij toeriepen: "Het vasteland is ons vergeten! U bent de eerste die hier komt! Er is toch  iémand die aan ons denkt! " En dat het toch wel vreemd was  dat een Belg hen moest komen helpen, "wààr zitten al onze mensen?!"

Bron: het foto-naslagwerk “De Watersnood” (2010) Kees Slager

Bron: het foto-naslagwerk “De Watersnood” (2010) Kees Slager

Kerkmuziek
Kort daarna hebben ze mij bij de burgemeester gebracht, en ik vroeg of ik mijn baas mocht bellen om te zeggen waar ik was. Die mens liep gelijk rood aan: “ telefoon, telefoon! alles is hier kapot, wij hebben al sinds zaterdagavond geen enkele verbinding meer”. Er was daar wel een radio-amateur en die zond voortdurend berichten uit, maar die kreeg nergens antwoord. Het kwam hierop neer dat het zondag was en dat alle bestuurlijke instanties gewoon gesloten waren.
Dat zei die amateur ook, hij had soms wel Radio Hilversum te kunnen ontvangen, maar nieuws was er niet geweest, hij hoorde alleen maar zondagse kerkmuziek. (Noot: er zijn die dag verschillende nieuwsbulletins op de radio geweest, maar over het "verdronken" Goeree-Overflakkee is geen woord gezegd omdat alle communicatie met het eiland was weggevallen,jh)  
Enfin, er zat maar één ding op, ik moest daar blijven en die  burgemeester zou 's nachts een uitvoerig verslag schrijven en dat moest ik dan 's morgens naar Woensdrecht brengen.
Ik ben dan nog terug gaan kijken naar mijn helicopter, het water was aan het stijgen, en ik kon alleen maar hopen dat het niet tot aan de carter zou komen. In het omringende water heb ik ook verdronken mensen zien drijven. En terwijl het zo hevig waaide, kon ik nog altijd in de verte mensen om hulp horen roepen. Ge moet u dat voorstellen, die riepen dus boven die storm uit. Zo penibel dat het daar was.  Om te slapen heb ik in de kerk een abri gekregen, een plaatsje onder het gebinte van de klokkentoren. Tot 's nachts hebben die radio-amateur en ik nog geprobeerd om zelfs lijnvliegtuigen op de hoogte te brengen van het lot van dat dorp, maar niks lukte. 
Toen ik 's morgens opstond lag daar al een heel pak enveloppen klaar. Van de burgemeester was er de grootste envelop, en op die omslag stond in grote letters "ZEER DRINGEND OPENEN EN TELEFONEEREN". En voorts waren er heel veel mensen die 's nachts een brief hadden geschreven om hun familie op de hoogte te brengen, wie er nog leefde, en wie er dood was. En ik zie die ene man nog voor mij, hij had niet genoeg postzegels om zijn brief te frankeren, en met potlood had hij d'rbij geschreven: "Ik afzender, erken dat ik aan de Nederlandse Posterijen nog 5 cent verschuldigd ben." Als Belg verschiet ge van zoveel burgerzin. En eigenlijk was dat toch erg dat die arme sukkelaar temidden van zo'n ramp nog deemoedig wilde toegeven dat hij in het krijt stond bij zijn posterijen."

Het spoedtelegram dat verstuurd is nadat Gérard Tremerie de noodkreet van de burgemeester van Oude Tonge had overgebracht. Bron: foto-naslagwerk “De Watersnood” (2010) Kees Slager

Het spoedtelegram dat verstuurd is nadat Gérard Tremerie de noodkreet van de burgemeester van Oude Tonge had overgebracht. Bron: foto-naslagwerk “De Watersnood” (2010) Kees Slager

Zwaaien met lakens
"In de vroege maandagmorgen ben ik dan in Woensdrecht geland. En daar stonden ze niet begrijpend te kijken, tiens, een Belgische burgerhelicopter, wat komt die hier doen? En ik was evenzeer verbaasd, want er waren daar reservisten van de  luchtmacht en die waren gewoon hun dagelijkse ochtend-drill aan het doen. Alsof er niks gebeurd was!
Mijn dringend postpakket is bij de officier afgegeven en zo is dan uiteindelijk de Commissaris van de Koningin en het Ministerie van Binnenlandse Zaken ingelicht. En van dan af ben ik continu beginnen vliegen. Op de heenvlucht laadde ik drinkwater en medicamenten, en op de terugvlucht bracht ik overlevenden mee. Die waren er genoeg, van overal zwaaiden ze naar ons. Vanuit ramen en vanop daken, met lakens en met kledingstukken. 
Als het dak er stevig genoeg uitzag, kon je met één "ski" van je landingsgestel wat steun zoeken tegen het gebinte, en dan kon je zo de mensen laten instappen. Eén keer stond er van een huis alleen nog maar een vloer en een muur recht, de rest was allemaal water, en dan heb ik op die ene muur steun gezocht met m'n twee skids en de mensen klommen dan op die muur en zo in de helicopter."
Humo: Was u niet bang dat zo'n muur of dakrand het zou begeven?
Tremerie:
«Zeker wel, maar als ge de enige zijt die de mensen kunt redden, ja, dan doet ge zo'n dingen hé. Het is niet voor te stellen waar de mensen overal zaten en beschutting zochten. Ik heb huizen gezien, waarvan het dak weggedreven was, en waarvan alleen nog de muren en de trap overeind stonden. Twee of drie tredes, meer van die trap stak er niet boven water. Wel, de mensen zaten en sliepen op die drie tredes, dat was in de openlucht hé, en zo hadden ze soms al twee dagen en twee nachten in die bittere koude doorgebracht.
Het was niet altijd bij de huizen te doen, vaak zaten de mensen bijeen op een stuk duin en was er toch nog plaats om te landen. Ik kon twee passagiers meenemen, maar meestal werden het er drie. En die derde kroop dan op de knieën van die twee andere. Drie was eigenlijk te zwaar, dat was ook tegen de regels, maar ge kunt niet anders, die mensen waren uitgeput. Ik vloog ze naar een staketsel in de buurt van Zierikzee, en vandaar werden ze met grotere boten in veiligheid gebracht."
Humo: Het ene moment vrezen die mensen nog voor hun leven, het andere moment tilt u ze uit hun ellende. Wat zegden ze dan tegen u?
Tremerie
: «Het kan zijn dat ze iets gezegd hebben, maar in zo'n cabine is zoveel lawaai dat ge dat niet hoort. Ik was ook altijd zeer op m'n hoede dat ze veilig zouden uitstappen, want  eens op de begane grond wilden die mensen zo gauw mogelijk d'ruit, en ik heb dan altijd heel hard moeten roepen en teken doen dat ze zich moesten bukken voor de grote rotor, en oppassen voor die staartrotor. Ge wilt dat niet, een mens redden en hem dan zien verongelukken door diezelfde schroeven.
Eén man zal ik niet gauw vergeten. Hij was ziek en hij trok een heel grote en zware valies mee naar binnen. En terwijl ik de deur dicht trek, steekt een hond zijn snuit tegen die koepel. Mag hij mee, vroeg die man. Maar dat kon niet, we waren al te zwaar geladen met een andere passagier die ook bagage bij zich had. Ik steeg op en ik zag hoe die hond ons met z'n blik volgde, en toen ik zwenkte, sprong die in het water om ons achter na te zwemmen. Zo trouw dat die beesten zijn! Hij kan het onmogelijk gehaald hebben want pas twintig kilometer verder was er droog land. 

Amerikaanse amfibievoertuigen nadat ze overlevenden van de daken en uit geïsoleerde dorpen hebben weggehaald. (weekblad De Post febr 1953)

Amerikaanse amfibievoertuigen nadat ze overlevenden van de daken en uit geïsoleerde dorpen hebben weggehaald. (weekblad De Post febr 1953)

Boom met mensen
«Eén keer stonden paracommando's te zwaaien op een hogergelegen weg, ergens ten noorden van Zierikzee. Ik landde en zij wezen een huis in het water, daar hadden de mensen een gat in hun pannendak gemaakt en vanop het gebinte riepen ze om hulp. Zij wilden met hun boot erheen, maar vlakbij was een dijk gebroken en die stroming stond pal op dat huis, en daardoor konden zij niet aanleggen bij dat huis. Gelukkig hadden ze een heel lange kabel in hun boot. Het ene eind hebben we aan de boot vastgemaakt en met het andere eind ben ik naar dat huis gevlogen, en in hovering heb ik die kabel aan die mensen gegeven. Zo kwam er een vaste lijn tussen de oever, die boot en dat huis, en zo zijn die mensen gered.
Veel later moesten wij niet komen, want toen ik daar de volgende morgen voorbijvloog, was dat huis compleet verzwolgen.
Humo: Armand Vervoort zei dat die "hovering" heel moeilijk was met dat slechte weer.
Tremerie:
«Dat klopt. Dat is als een vlieger die ge oplaat in de lucht, die heli schudt en snokt en zwenkt. En dat slechte weer en die wind zijn nog gebleven tot woensdag 4 februari. En daar kan ik u iets vertellen! Ge weet dat de Nederlanders maar één helicopter hadden, dat was een Sikorsky-51 van de Nederlandse Marine, die had een gemotoriseerde winch en die was dus heel geschikt om mensen op te pikken. Wel, ik heb met die twee piloten gesproken, en ze vertelden me dat ze op zondag 1 februari, dat was de dag dat ik arriveerde, géén toelating hadden gekregen om te vliegen omdat het weer zo slecht was. En dat is wel straf, want zo'n Sikorsky is veel groter en veel sterker dan zo'n kleine Bell. Ook op maandag 2 februari werd het hen nog altijd verboden, maar toen hebben die twee hun voeten eraan geveegd en tegen alle bevel in zijn ze toch vertrokken!  
Ook de Engelsen zijn met Sikorsky's naar daar gekomen. De Amerikanen hadden Bell-helicopters zoals wij; zij kwamen van de US Air Force-bases in Duitsland en die mannen waren super-geëquipeerd. In de oorlog heb ik dat ook gezien. (Tremerie zat 4 jaar bij het verzet, waaronder 3 jaar bij het Franse maquis,jh) Het duurt altijd wat eer de Amerikanen er zijn, maar àls ze er zijn, dan hebben ze de hele bazar bij. Nu ook. Ze hadden trucks, jeeps, bulldozers, pontons, amfibievoertuigen, rubberboten, watervliegtuigen, àlles! Zelfs een hospitaalschip!
In Woensdrecht hadden die een basis binnen de basis, die waren compleet autonoom. Wij hingen van de Nederlanders af. En dat waren echte ambtenaren. Op een bepaald moment stond mijn brandstof heel laag, ik kon de basis niet meer bereiken en ze zijn me toen jerrycans komen brengen met een boot. Dat waren twee jerrycans van twintig liter, en ik moest een papier tekenen dat ik die veertig liter ontvangen had. Daar kon ik als Belg niet bij: hoe je temidden van zo'n ramp nog paperassen kan blijven invullen! Maar ja, hun inventaire moest kloppen zeker?! 

Maar dàt moet ik de Hollanders wel nageven, ik heb nauwelijks paniek gezien, die mensen wisten altijd hun kalmte te bewaren. Die zijn gedisciplineerder dan een Belg, die hebben zowat het flegma van de Britten. Eén keer heb ik een heel gezin in een boom zien zitten. Die hadden met dekens en planken een soort nest tussen de takken gemaakt en daar hadden ze zich geïnstalleerd. Ze konden daar zelfs eten en drank warm maken met een spiritusvuurtje. Ik kon natuurlijk niet landen in die boom of op dat water, ik heb m'n duim opgestoken en gebaren gemaakt dat ik een boot en hulp voor hen zou zoeken. Maar ze hebben daar toch nog een nacht in die boom moeten zitten."

Na enkele weken konden sommige bewoners terugkeren naar hun woonst. De aangespoelde bussels stro en stukken wrakhout liggen nog tot tegen deze boerderij. Maar er hangt toch al witte was te drogen. Bron: het foto-naslagwerk “De Watersnood” (2010) Kee…

Na enkele weken konden sommige bewoners terugkeren naar hun woonst. De aangespoelde bussels stro en stukken wrakhout liggen nog tot tegen deze boerderij. Maar er hangt toch al witte was te drogen. Bron: het foto-naslagwerk “De Watersnood” (2010) Kees Slager

Decoratie
"Ik heb ook een hoogzwangere vrouw en haar man opgepikt. Dat was heel dringend want die mevrouw had al haar weeën, en in Woensdrecht stond de ambulance klaar, maar ze is niet in het moederhuis geraakt, ze is onderweg bevallen. Die mensen hebben nog jàren een kaartje geschreven op de geboortedag van hun zoon: hij is nu één jaar, hij is nu twee jaar, en hij groeit goed en hij is gezond, en dat is aan u te danken. Zo erkentelijk dat ze dat schreven!
Ik heb ook met koningin Juliana gevlogen. Ze wilde een overzicht hebben van het rampgebied en ik moest haar een aantal geteisterde dorpen vanuit de lucht laten zien. Hier en daar zijn we ook geland om met overlevenden te kunnen spreken. Ik heb haar zelfs op twee verschillende dagen rondgevlogen, en telkens was ze alleen. Ze was onopvallend gekleed om zo gewoon mogelijk met de mensen te kunnen spreken. U vindt dat bijzonder, die koningin, ik heb er niet bij stil gestaan, het was tussen het werk door, voor mij was ze un passager comme un autre.   
Humo: Hoeveel mensen zijn gered door de drie Sabena-piloten?
Tremerie:
«Niet iedereen die gered werd, was in levensgevaar. Maar van zowat honderd mensen kan ik gerust zeggen dat wij ze  gered hebben van de dood. En alle helicopters samen hebben duizend mensen gered die in levensgevaar verkeerden.” 
Humo: Tot wanneer zijn jullie gebleven?
Tremerie
: «Wij zijn op zaterdag 7 februari weer naar Brussel gevlogen. En die dag zelf hebben wij onze postronde weer hervat."

Een Belgische heli-piloot wordt welkom geheten door prins Bernhard.  Voor een officieel dankbetoon mocht er vlakbij het paleis Soestdijk geland worden.

Een Belgische heli-piloot wordt welkom geheten door prins Bernhard. Voor een officieel dankbetoon mocht er vlakbij het paleis Soestdijk geland worden.

De negentigjarige Tremerie komt moeizaam uit de zetel om een fotoalbum te zoeken. En je merkt het, de man die zo koelbloedig zijn nukkige helicopter wist aan te leggen tegen de rand van een dak, heeft nu last van evenwichtsstoornissen. Hij laat een groepsfoto zien, ze is gedateerd op 17 februari 1953: "Toen zijn we met alle helicopterpiloten van alle betrokken landen gehuldigd geweest op paleis Soestdijk. Zie, hier staan we met zo'n man of veertig voor die grote Sikorsky-51, dat was dat éne toestel van Nederland.» 
Ook Armand Vervoort herinnert zich die plechtige ontvangst op het paleis. "Dat was bij koningin Juliana en prins Bernard. Alle helicopterpiloten hebben toen een decoratie gekregen. Maar!! Toen wij die decoratie ontvingen, hebben wij een brief moeten ondertekenen dat onze familie die decoratie moét terugsturen als wij komen te overlijden. Dat is toch wel Hollands hé, om u zo'n medaille te geven met-den-elastiek. En ik heb mijn kinderen plechtig laten beloven dat ze dat niét mogen doen. Een medaille geven om ze ooit terug af te geven, wat is dat nu voor iets?!"

Een bladzijde uit het foto-album van Gérard Tremerie. De foto’s zijn genomen door persfotografen die met hem konden meevliegen nadat het grootste deel van de evacuatie achter de rug was.

Een bladzijde uit het foto-album van Gérard Tremerie. De foto’s zijn genomen door persfotografen die met hem konden meevliegen nadat het grootste deel van de evacuatie achter de rug was.

Vorige
Vorige

1 februari 1953: de achtenveertig uur durende “blizzard” over zuidoost-België

Volgende
Volgende

De overstromingsramp van 1953: de borelingen van de langste nacht