De overstromingsramp van 1953: de borelingen van de langste nacht

In de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 voltrok zich één van de grootste natuurrampen in het Europa van de 20ste eeuw. Door een combinatie van een orkaan en springtij kwamen grote delen van Nederland en België metershoog onder water te staan, en verdronken bijna 2000 mensen.
Er is een bijzondere reden waarom die ramp me zeer nabij is.

(Humo januari 2003 - © Jan Hertoghs)

Foto:  “De Ramp, een reconstructie” (1992) Kees Slager

Foto: “De Ramp, een reconstructie” (1992) Kees Slager

 "Ik heb fietsbinnenbanden opgeblazen om ze rond de schouders van m'n kinderen te binden" 

Op 31 januari 1953 ben ik geboren. Het was een zaterdag, het was kort voor zeven uur in de avond en terwijl m'n moeder thuis beviel, waaiden buiten de takken van de bomen. Mijn tante was de vroedvrouw en zij vertelde dat de wind zo hevig was dat de hoed van de bezoekende huisdokter de straat opvloog en dat m'n vader er achteraan is moeten lopen. En dat de wind de hele nacht met de zware voordeur had gerammeld en dat er in die nacht naar 1 februari "in Holland honderden mensen zijn verdronken". Dat laatste maakte diepe indruk op mij. Dat ik op de wereld kwam terwijl er op geen honderd kilometer daarvandaan bijna tweeduizend mensen van de wereld zijn verdwenen: 1836 in Nederland en 22 in België. 
Vijftig jaar later neem ik me voor om naar Zuidwest-Nederland te reizen. In de provincies Zeeland en Zuid-Holland waar tienduizenden de dood voor ogen hebben gezien, wil ik op zoek gaan naar kinderen die tijdens de stormramp zijn geboren.   

Het regent en het waait hard op de A12 naar Bergen-op-Zoom. De ruitenwissers slaan het water weg, maar het blijft stromen op de ruiten. Ik hou van storm, maar ik hou niet van water. Toen ik zeven was, ben ik bijna verdronken en daar heb ik een hopeloze waterangst aan overgehouden. Ik kan nog altijd niet zwemmen, ik durf mijn hoofd niet eens onder water stoppen in mijn eigen bad, pure paniek die me dan overvalt. 
Ooooh what a lucky man he was. Dat zijn Emerson, Lake and Palmer, ik heb in de auto wat ouwe songs mee die ik de voorbije twintig jaar op cassette heb gezet. Nostalgie zal mijn passagier zijn.
Bij een benzinestation stop ik voor een broodje, de lage zon schijnt op de zonnebrillen aan de kassa. Vijftig jaar geleden was hier geen benzine te krijgen, laat staan broodjes gezond, aftershave en bladen met blote vrouwen. Het wc-papier in het toilet zit in een grote ijzeren sleuf die Big Willy heet. Big Willy, the Big Dispenser. Wc-rollen die een voornaam dragen, dat moet de nieuwe wereld zijn.
De zon breekt uit de wolken en ik sta op een dam nabij het Veerse Meer. Het water is blauw, de lucht is blauw, het riet is geel en de dijken zijn groen, alles in echte waterverf. Mijn schaduw valt in het water, een reiger vliegt op uit de kant.
Over de Zeelandbrug en over de Oosterschelde rij ik recht Schouwen-Duiveland in. De akkers zijn wijd en uitgestrekt, je kan hier mijlenver zien in dit land, je kan je ongeluk van heel ver zien aankomen. 
Bij de afslag Sirjansland staat een oude man tegen zijn fiets te leunen. Hij zegt dat de storm de gevel van hun huis had geslagen en dat hij met zijn ouders door het water is weg gestapt. Het water kwam tot hier, wijst hij aan de kraag van zijn jas. Ik zeg wanneer ik geboren ben en hij begrijpt dat je dan veel over de ramp wil horen en lezen. Hij heeft ook veel gelezen, zeker wel, maar in nog geen enkel boek is hij tegengekomen "wat het betekent om twintig jaar te zijn en een vader en zijn zoontje te moeten begraven in de dijk. Ze lagen dicht bij hun huis toen ik ze vond, de man en zijn kind van zeven jaar." Het is een halve minuut stil tussen ons, ik kijk in het glas van zijn bril en daarachter komt al het water. Ik spreek er niet vaak over, zegt hij, maar ik denk er nog vaak aan terug.

Foto: “De Ramp, een reconstructie” (1992) Kees Slager

Foto: “De Ramp, een reconstructie” (1992) Kees Slager

Koekoek en bijbel
De watersnood van '53 was voor Europa een van de grootste natuurrampen van de voorbije eeuw. De stormvloed kwam van de Schotse kust, dook met een snelheid tot 18O km per uur langs de Britse eilanden en stormde zo in de smalle Noordzeetrechter naar België en Nederland, terwijl het ook nog eens springtij was. In de nacht op 1 februari kraakten "miljarden kubieke meters water" tegen het zuidwesten van Nederland, "de zee ging scheef staan tegen de kust ".
Nog een dam verder en dan ben ik op het eiland Goeree-Overflakkee. Daar ligt Oude Tonge en in dat dorp zijn de meeste doden gevallen: driehonderd en vijf. Er ligt nog een vuurpijl van nieuwjaar op het dijkje dat naar de begraafplaats leidt. Bij het hek staat een beeld van een moeder die vlucht met een stenen kind op de arm. Het water door Gods wil geschapen, Heeft velen voor Zijn Troon geleid. Zo staat het op dat beeld, hard en gebeiteld. Er liggen ook hoekige stenen. Johannes J. De Boet Oud 10 Jaar. Annetje Slinger Oud 20 Jaar. Catharina J. Osseweijer Oud 22 Dagen. Er zijn opvallend veel kinderen bij. Ik tel de stenen waaronder een Jan of een Johannes ligt. Het zijn er eenentwintig. Daar hebben ze die nacht vaak en vergeefs op geroepen. 

Ook de kerkhoven overstroomden. Op sommige plaatsen dreven de kisten op het woelige water. Foto: uit herdenkingsbrochure “De Ramp” uitgegeven in 1953

Ook de kerkhoven overstroomden. Op sommige plaatsen dreven de kisten op het woelige water. Foto: uit herdenkingsbrochure “De Ramp” uitgegeven in 1953

In het verdergelegen Sommelsdijk zoek ik Leonard Hout op. Hij is blij met het onverwachte bezoek en wenst me een gezegend en gelukkig nieuw jaar. In zijn tuin staat een molentje in de wind te draaien, en in zijn huis geurt het naar winter en hyacinten. Ik heb Leonard in '89 geïnterviewd voor Humo (Dossier Natuurrampen). Tijdens de storm waren hij en z'n ouders voor de vloed op het dak gekropen, dat dak was door het wassende water van de muren getild en op dat "vlot" waren ze weggedreven. Onderweg botste het vlot tegen een hindernis en Leonard moest machteloos toezien hoe zijn vader en moeder in het water verdwenen, hijzelf kon zich vastklampen aan een paal, hij kon er hogerop klimmen en in de bittere kou heeft hij het daar dertig uren uitgehouden op een dwarsbalk, tot hij door een bootje werd gered. De telefoon gaat, zijn vrouw zegt dat er een Belgische journalist op visite is die in de stormnacht geboren is. Dat treft zegt de stem aan de andere kant, "mijn neef is ook die nacht geboren!" (Later zal blijken dat het drie dagen eerder was,jh) Hoe dan ook, het wijst op een gelukkige samenloop van de omstandigheden en daar drinken we koffie op. Er komen ook boterhammen en kaas op tafel, en mosseltjes in de pan gebakken. Leonard vouwt de handen en spreekt een gebed voor het eten, Oh Here die al 't leven voedt, kroon onze tafel met Uw zegen. Na de maaltijd is het eveneens de gewoonte dat we uit de bijbel lezen, zegt hij. Hij vouwt zijn bril open, zijn vinger zoekt waar hij vanmiddag gebleven was. 
Toen ik jaren geleden als journalist begon te werken, kon ik niet uitleggen wat me dreef, nu weet ik dat het ogenblikken zijn als deze. Buiten schemert het donkere land, binnen is er het licht van de lamp, er is de man die leest, de vrouw met de ogen neergeslagen, het eten op tafel, de goudvis op de kast, en dan de koekoek die half zeven komt roepen tussen de brief van de apostel Paulus aan de Colossenzen. Voor die ogenblikken doe ik het. Dat de wereld naar binnen valt in één beeld.   

De dokter vloekte nooit
Twee dagen later is het geen tien maar nul graden. En het heeft vannacht gesneeuwd, overal een bloemsuikerlaag op de secundaire wegen en op de pannendaken, een beetje rood en een beetje wit. Ik rij naar Stavenisse waar Bram Smits woont. Hem heb ik ook in '89 geinterviewd; hij heeft bij de ramp achttien familieleden verloren en in zijn dorp zijn 153 mensen omgekomen. Bram heeft twee "geboorte-aanwijzingen" voor mij. In Oude Tonge is een baby geboren met "afstandsbediening". Het huis was omringd door water, de vroedvrouw kon er niet bij en dus hebben ze een "roep-ketting" gemaakt. Zij zegde haar te volgen handelswijze door aan een man met een luide stem, die riep het over het water naar iemand die bovenop het dak zat en die galmde het op zijn beurt door de schoorsteen naar de vader die bij de schouw stond te luisteren. Op die manier werd "een gezonde jongen geboren". Zijn tweede aanwijzing is over een baby in Capelle, dat kind zou geboren zijn en enkele uren later alweer verdronken. Dat heeft hij gelezen in "Hier was eens Capelle", een nieuw boek van de schrijver Kees Slager. (De auteur is bekend in Nederland. In 1992 schreef hij "De Ramp, een reconstructie". Het is het relaas van 200 ooggetuigen, het is zondermeer een standaardwerk ,jh).
Ik besluit naar Capelle te rijden. De oude molens bij de dorpen staan stil, de moderne windmolens met hun metalen wieken draaien op volle kracht naast de Oosterschelde. Thé Lau zingt Blauw, blauw, blauw maar de lucht, het water, de bruggen en de meeuwen, alles is grijs vandaag.

Foto: gepubliceerd in het foto-naslagwerk “De Watersnood” (2010) Kees Slager

Foto: gepubliceerd in het foto-naslagwerk “De Watersnood” (2010) Kees Slager

Capelle blijkt als gehucht bij Nieuwerkerk te horen, een dorp waar 289 inwoners verdronken zijn. En toch zijn hier ook kinderen geboren. Ik lees het bij Kees Slager, hij heeft het over een dokter Vleugels Schutter "die met zijn auto in de polder is geweest voor een bevalling". 
Zowel de dokter als zijn vrouw blijken inmiddels overleden, maar de dochter Annefree woont nog in het ouderlijk huis. Ik mag gelijk in de antieke consultatiekamer, ze haalt koffie en ze vertelt dat het voor haar vader een zeer zware klap was, "op één nacht waren vijfhonderd mensen van zijn praktijk gestorven". (De praktijk omvatte vier sterk getroffen plaatsen: Nieuwerkerk, Ouwerkerk, Capelle en Oosterland,jh). Haar vader had in Nieuwerkerk nochtans de klokken doen luiden en was in de nachtelijke polder op meerdere deuren gaan bonzen om de mensen wakker te maken, maar dan nog zijn velen verrast geworden. ("Eén mevrouw herinnert zich dat roepen van mijn vader, als je nu godverdomme niet weggaat, dan verzuip je. Die familie heeft het huis meteen verlaten omdat ze zo geschokt was, ze hadden de dokter nog nooit horen vloeken!") 
Ik vraag haar of ze weet heeft van een bevalling. Ze was niet thuis in de stormnacht, maar ze wéét dat vader 's nachts met zijn Chevrolet naar een bevalling is gereden in Capelle.

De “hoofdstraat” van het poldergehucht Capelle (uit “Hier was eens Cappelle” van Kees Slager 2002)

De “hoofdstraat” van het poldergehucht Capelle (uit “Hier was eens Cappelle” van Kees Slager 2002)

Dak op drift
Tussen Ouwerkerk en Nieuwerkerk zoek ik de resten van het gehucht. Het plaatsje Capelle staat op wegenkaarten niet langer aangegeven omdat er na de ramp slechts enkele huizen overeind gebleven zijn. Ik volg sporen van tractoren, repen van dik slijk en tot moes gereden spruiten, ik klop aan bij stille huizen en blaffende honden, er komen boeken uit de oude doos, men haakt foto's van verdronken molens van de muur, ik hoor verhalen van kinderen die op hun eigen schoolbanken het water hebben getrotseerd en van moeders die als meisje zijn gered ("twee mannen namen me met de armen en de benen en slingerden me als een pop over de reling van de boot die ons kwam halen"). Er wordt ook druk gebeld naar buren en bekenden, en zo sta ik op de duur voor de boerderij van Stoffel van Mourik. De 72-jarige figureert in zowat alle kranten, boeken en documentaires over de ramp omdat hij op een dakspant de hele Oosterschelde is overgedreven. De ongewilde "schipbreukeling" zit bedaard achter een kom soep, de klok zegt dat het bijna middag is. Stoffel kent het verhaal van de bevalling in Capelle, hij heeft nog in het huisje gewoond waar de baby geboren is.  
" Toen wij naar de overkant verhuisden is mijn vader dat huisje gaan verhuren. In 1953 woonde Toon van der Straten er met zijn vrouw Nellie Berrevoets. Ze hadden drie kleine kinderen, van zes, vier en drie jaar oud.  Toen de weeën op 31 januari begonnen, wou Toon naar Zierikzee fietsen om zijn huisarts te halen. Maar omdat het zo'n vliegende storm was, kwam hij amper vooruit. Hij is toen bij Ceel en Jo Dalebout langs gegaan, die hadden telefoon in hun winkeltje en die hebben hùn huisarts opgebeld, dat was dokter Schutter van Nieuwerkerk. Ik weet niet hoelang ze op de dokter hebben gewacht, maar toen hij kwam, was de baby al geboren met de hulp van Jo van de winkel." 

"Enkele uren later is Capelle dan door het water overvallen en wij zagen ineens de overbuurman teken doen vanachter het raam. Hij gebaarde dat zijn vrouw met de baby nog beneden lag waar het water kwam. Mijn broer Piet is dan gauw het ondergelopen straatje overgestoken om de vrouw en het pasgeboren kind mee naar de zolder te helpen. Toen Piet terugliep, kwam het water al tot aan zijn borst. En het water bleef maar stijgen, mijn vader, mijn broer en ik zijn toen op het dak gekropen en toen kwam die overbuurman toch weer terug, moet je nagaan, hij stak het water over door van het ene op het andere wrakhout te springen, hij kroop op ons dak en hij wou dat wij opnieuw kwamen helpen om zijn vrouw en de kindertjes van de zolder op hùn dak te krijgen, maar dat durfden we niet meer. Hij is toen bij andere mensen binnengesprongen om hulp te zoeken, maar ineens was het gebeurd. Het water sloeg de hele gevel van zijn huis weg en daardoor schoot de houten vloer van de zolder los, mét zijn vrouw en de drie kindertjes er nog op! En zo zijn ze weggedreven. Sommige buren hebben de moeder nog zien zitten, met de kindertjes rond haar en met de baby in een dekentje op de arm. Ik herinner mij één kindje, het ene ogenblik klampte het zich nog vast aan een bundel stro, en toen ik weer keek, zag ik alleen maar stro. Ook die vader heeft dat zien gebeuren, die was zichzelve niet meer, die wilde zich ter plekke verdrinken. Wat er met die man gebeurd is, weten we niet, we hebben later nooit meer wat over hem vernomen. "

Wat er nog overbleef van Capelle na de ramp.  (uit “Hier was eens Cappelle” van Kees Slager)

Wat er nog overbleef van Capelle na de ramp. (uit “Hier was eens Cappelle” van Kees Slager)

Last dance
Voor de ramp telde Capelle ruim honderd mensen, na de ramp bleken tweeënveertig inwoners verdronken. Stoffel van Mourik verloor zijn moeder, zijn broer, zijn twee zussen en nog eens negen andere verwanten. De meeste van die slachtoffers liggen op de begraafplaats van Nieuwerkerk. Er staat een treurwilg en werklieden van de gemeente zijn doende met schoppen en kruiwagens. Ze voeren grove schelpen tussen de graven "omdat de mensen door de zee zijn omgekomen". De verse schelpen kraken onder de voeten. Ik zie het graf van het gezin van der Straten, het heeft vier stenen: voor de moeder en voor de kinderen Anna, Jan en Piet. De baby heeft geen steen, want officieel heeft ie niet bestaan in die uren van nacht en ontij waarin dat kleine kind iets van het "levenslicht" zag. Het was een jongetje. Ik rij naar huis over donkere wegen en dunne stukken dijk, enkel de koplampen en wat afgelegen boerderijen geven licht in de omringende duisternis. Op de cassette heeft Tom Petty een Last dance with Mary Jane. Ik kan dat nummer niet horen zonder aan mijn kameraad-fotograaf Roger te denken en aan de biljartkroeg in Idaho waar die song uit de jukebox kwam. Drie jaar later werd hij vijftig en stond zijn hart stil. Al dat doodgaan, het houdt niet op. Ook in die zin is 31 januari een bijzondere dag, ik heb op mijn verjaardag zowel Humo-journalist Marc Mijlemans als mijn dierbare vader begraven. C'est la vie. Maar hardop zal ik het nooit zeggen. 
Op de ring rond Antwerpen is een zware auto van de weg geslingerd en met een diep spoor op de berm tot stilstand gekomen, de brandende lichten tegen de struiken. De deuren staan wijdopen, de chauffeur zit op zijn knieën naast een meisje dat met haar hoofd in de slijksporen van de auto ligt. Uit een andere auto komen ze met een deken, ze kreunt, ze leeft nog. Ik zeg dat ze niet ongerust moet zijn, dat hulp onderweg is en dat alles in orde komt. Ze zegt: niks tegen ons mama zeggen.  

Het dorp Nieuwerkerk waar 289 inwoners verdronken. Foto: gepubliceerd in “De Ramp, een reconstructie” (1992) Kees Slager

Het dorp Nieuwerkerk waar 289 inwoners verdronken. Foto: gepubliceerd in “De Ramp, een reconstructie” (1992) Kees Slager

Fietsen door het uitstalraam
Terwijl ik in Capelle de sporen van het gezin van der Straten zocht, heeft Annefree Schutter gebeld naar Marjan van Dijke, "die is in de ramp geboren". Vandaag is Marjan thuis. Haar vader Maarten en zus Betsy zijn mee op de koffie.  
Maarten « Op het ogenblik van de ramp was ik veertig en mijn vrouw Jannie was 35. We hadden twee kinderen, Betsy die negen was en ons zoontje Wim, die was twee. In Nieuwerkerk hadden we een fietsenwinkel met een herstelplaats en ik had daar ook twee taxi's staan, twee grote Chevrolets. Op zaterdagavond 31 januari heb ik nog meerdere ritten gedaan omdat het zo hevig stormde. Kort voor twaalven bracht ik een boer naar huis die dichtbij de dijk van Ouwerkerke woonde, sjonge, zoals het water daar hoog stond! En die wind, die spetterde het water met baaiers over de dijk, het spoot over mijn ruiten. Die boer schrok zich een ongeluk en wenste me een goede thuisreis en een gemeend welterusten. Toen ik thuiskwam, was ik echter niks gerust. Ik zei, Jannie, dat loopt niet goed af met de dijk. Nou maar, Maarten, zei ze toen, ik heb vannacht wel een kind komen, hoor.
Om halféén hoorden we dat er een dijk gebroken was, en ik ben met mijn broer gaan kijken."  
Betsy: «Het water is die nacht niet in het dorp gekomen maar wel op zondag bij het volgende hoogtij. Ik zag het water in de tuin komen en ik zei tegen pa en ma, je moet het hekje dicht doen, dan komt het niet in de tuin. Zo dacht je toen als kind." 
Maarten: «Omdat het zondag was, zaten we de bijbel te lezen, en ineens kwam er hevige stoom uit de kachel, het water stond in de woonkamer! En het stroomde ook in de garage. Ik heb toen alle nieuwe fietsen op een "vlot" van olievaten geriemd, dan konden ze drijven en mooi bewaard blijven. Maar ach, meneer, het water kwam en kwam, het uitstalraam ging stuk en toen dreef mijn hele winkelvoorraad op dat vlot naar buiten." 
Betsy: « Ik stond voor het raam en ik zag een paard aan komen zwemmen, dat stopte voor ons huis, en dat legde zijn hoofd op onze benzinepomp. Kent u die oude pompen van Caltex nog, met dat ronde melkglas van boven? Daar legde het zijn hoofd op. Om de vijf minuten ging ik kijken of mijn paard er nog was, maar toen was het ineens weg, en ik was heel verdrietig, mijn paard, mijn arme paard was zeker verdronken.”

Foto: “De Watersnood” (2010) Kees Slager

Foto: “De Watersnood” (2010) Kees Slager

Maarten: «Er kwamen dikke takken en stammen in grote snelheid op het huis aangedreven, ik heb ze willen afweren met de wasstok van Jannie, maar die bomen keerden en bonkten zo hard tegen het huis dat de gevel ervan schudde. Dan zijn we maar op zolder gaan zitten, terwijl het water de trap opkwam."

Binnenbanden om de schouder
Bets
y: «Aan de andere kant van de zolder keek je in de diepergeleden polder en daar zag ik de spulletjes (= kleine boerderijen) in het water staan. Het was net een spannende film, ik hoorde de wind huilen, ik zag mensen op de daken kruipen en met lakens zwaaien, en ineens stortten hun huisjes in elkaar, ik hoorde ze gillen boven de storm uit, en wat ik zag waren dus mensen die verdronken. Maar als kind had ik daarvan geen enkel besef."  
Maarten: «Op maandag werd het onhoudbaar, we moesten weg uit ons huis. Ik heb toen een stel fietsbinnenbanden heel hard opgepompt en ik heb ze in kruis om de kinderen d'r borst en d'r schouders gebonden, dan konden ze niet verdrinken. En zo zijn we naar de hoger gelegen Kerkstraat gaan waden. In een huis mocht mijn hoogzwangere vrouw op een kamer alleen, maar er kwamen zoveel mensen naar de Kerkstraat dat er ineens twintig mensen in dat kamertje stonden. Er lag zelfs een vreemde man naast haar op bed die ze zojuist uit het water hadden gehaald. Ik heb toen in de straat staan roepen of ik elders binnen mocht met mijn vrouw die dra ging bevallen. Het leek wel kerstavond." 
Betsy: «Ik moest Wim zijn handje goed vasthouden, en ik mocht het om godswil nooit loslaten, want dan waren we 'm kwijt. Wim droeg een gebreid pakje met een muts en een pompoentje, ik weet nog dat ik dacht, zolang dat pompoentje er is, heb ik mijn plicht gedaan." 
Maarten «In een ander huis hebben de mensen dan een kamer verlaten om de bevalling plaats te laten vinden. Ik heb van ergens een ijzeren bed aangesleept en Jannie is daarop gaan liggen, op de ijzeren spiralen, met enkel een laken erop. 
Op maandag 2 februari is Marjan geboren. Het was al avond en ik weet dat ik nadien even buiten ging, tevreden dat alles goed was gegaan. Rond die huizen op de Kerkstraat zag ik alleen maar water, donker somber water, en God, wat was het stil, geen sterveling op straat, geen kind hoorde je roepen en toch zaten alle huizen volgepakt met mensen. Ik heb toen waarlijk gedacht, wij zijn hier alleen op de wereld, wij zijn van alles en iedereen verlaten. (Nieuwerkerk en het eiland Schouwen-Duiveland waren twee volle dagen van de buitenwereld afgesloten,jh)

Opstanding van de doden
Bets
y: «Woensdag zijn we pas gered geworden. Eerst met een kleine roeiboot en vandaar zijn we op een grote rondvaartboot geholpen. Marjan, jij lag in een kistje en de mensen stapelden hun spullen, koffers en plunjezakken zomaar naast en over jou heen. Pa moest dat elke keer wegtrekken om te kijken of je nog leefde. Wim moest toen ook poepen, doe het maar in een leeg conservenblik zegden ze, maar dat wilde hij niet. Hij heeft het dan maar in zijn broek gedaan." 
Maarten «Toen dacht ik ineens dat het 4 februari was, de verjaardag van mijn vrouw. Ik zeg Jannetje, het is je verjaardag vandaag! Mooie verjaardag, heeft ze nog gezegd."  

deel 1 boot soldaat hu.jpeg

Betsy: «De volgende nacht sliepen we in Zierikzee en de nacht daarop in de Ahoy in Rotterdam. Dat was mijn allerakeligste ervaring. We kwamen in die sombere hallen waar mensen op veldbedden en onder lakens lagen. En ineens kwam er zo'n laken overeind, en nog één, en nog één. Dat waren mensen die mijn vader kenden en die nieuws wilden over het dorp. Maar voor mij waren dat geen levenden, ik dacht dat ik in een immens dodenhuis was waar sommige dooien weer levend werden omdat ze ons herkenden. Pa wou toen de hal verlaten om te weten hoe het met moeder in het ziekenhuis was, maar ik werd hysterisch dat hij mij alleen liet bij die dooien. Ze hebben een kinderarts moeten halen en die heeft aan mijn vader moeten zweren dat ie geen minuut van me weg zou gaan. De volgende morgen werd ik gewassen en moest ik mijn kleren uitdoen. Een mevrouw gooide ze op een hoopje, ik huilde en huilde, maar ze zei dat het voor niks nodig was want dat ik nieuwe kleren kreeg. Maar ik wou míjn kleren terug. Het was het enige wat ik nog had van mezelf! Ik heb toen echt gevoeld wat het is om ontheemd te zijn. Je bent alle veiligheid, alle zekerheid kwijt. Je bent weg van je dorp, weg van je school, weg van je vertrouwde omgeving met de buren en de vriendjes, en je hebt niks meer, zelfs je eigen kleren niet. Als ik op tv vluchtelingen zie met kinderen, in Bosnië, Kosovo of Afghanistan, dan wéét ik wat ze voelen."
Marjan vouwt nog een stapel knipsels open en toont een foto waarop ze bloemen afgeeft aan koningin Beatrix. Dat was toen ze veertig werd in 1993, een verjaardag gaat altijd samen met een herdenking van de ramp. Pa bedankt voor de koffie, hij zal maar eens opstappen. Als de deur dicht is, vertellen ze wat pa niet heeft verteld. Dat hij die nacht zijn buurman en zijn broer Rien is verloren. "Die waren ook met een taxi in de polder gereden, die zijn net als pa mensen gaan waarschuwen voor het water, maar zij zijn nooit teruggekomen. " 
Baby in boodschappentas
En dan is er in Nieuwerkerk nog een derde kind geboren: Jannie Flikweert. Ze woont intussen in het noorden van het land, haar ouders leven niet meer, maar haar oudste broer Sander (54) woont nog in het dorp en met zijn vrouw belt hij bekenden en familie op om het geboorteverhaal te reconstrueren. 
Sander: «Toen het water kwam, is dorpsgenoot Leen van Klinken ons wakker komen maken om naar de boerderij van zijn vader te gaan, dat was een grotere hofstee. Eerst gauw de koeien melken, zei mijn vader, maar Leen zei, eerst je vrouw en kinderen in veiligheid brengen, en goed dat hij aandrong, want op tweehonderd meter van ons huis stonden de grote mensen al tot hun middel in het water, en van melken is niets meer in huis gekomen.
Op de boerderij van van Klinken hebben we op de zolder gezeten. We zaten er nog maar pas toen ze een man en zijn zoon door het zolderraam naar binnen trokken. Die man was Adriaan Rentier en die had zopas bijna heel zijn gezin - zijn vrouw en vier van zijn zeven kinderen-  in het water zien verdrinken. Ze waren met hun dakgebinte tot op dertig meter van het huis van van Klinken geraakt, maar rond het huis maakte het stromende water een draaikolk en in die kolk is hun vlot tenonder gegaan.  
Die man was stervensbereid en die hield er rekening mee dat we allemaal gingen sterven. Op een zeker ogenblik zat hij een brief te schrijven die gericht was aan de bergers die iedereen dood zouden vinden (toont een copie, zie onderaan de reportage). Hij somt op wie er allemaal dood is van zijn gezin, hij legt uit waar ze vermoedelijk te vinden zijn en hij vraagt beleefd of ze een degelijke begrafenis kunnen krijgen. Ik zie die man dat nog op zijn knieën zitten schrijven, en die brief heeft hij op de zolderdeur vastgemaakt. 
Dat was de sfeer op die zolder, niemand wist wat er ons ging gebeuren. De volgende middag is Jannie dan geboren. Dat ging zo, ineens was moeder in een kamer apart en ineens was er een zusje. Ze lieten haar zien, ze lag te slapen in een boodschappentas. Een van de vrouwen die bij de geboorte hielp was mevrouw Stoutjesdijk. Die familie was kort tevoren ook op een dak komen aandrijven. Het erge was dat die moeder zelf één van haar kinderen verloren was op dat dak. Haar kindje was die nacht omgekomen van de kou.

Foto:  “De Watersnood” (2010) Kees Slager

Foto: “De Watersnood” (2010) Kees Slager

Dinsdag is moeder weggehaald op het roeibootje van een mosselvisser. Ze lag op een eenpersoonsbed en zo hebben ze haar dwars op die boorden van die smalle boot gebonden omdat er anders geen plaats meer was. Ze stak dus met haar hoofd en haar benen boven het water, en die boot schommelde maar, ze is toen verschrikkelijk benauwd geweest. Dat ze benauwd was, weet ik van de schipper zelf, ene Verschuure uit Yerseke, ik heb hem tien jaar geleden opgebeld. Van mijn ouders weet ik haast niets over de ramp, ze hebben er zo goed als nooit meer over gepraat.  
Jannie is nadien wel enigszins beroemd geweest, meestal kwam de aandacht met de jaarlijkse herdenkingen. Haar foto's verschenen in kranten en tijdschriften en toen ze vijftien werd, kreeg ze een geschenk van de burgemeester, een platendraaier! Daar was ze heel blij mee, want dat hadden we toen nog niet. Maar de plaatjes die ze kreeg, nou, dat was me wat: De Heikrekels, Johan Strauss, en Het Urker Mannenkoor! Dat kreeg die jonge meid in 1968!"

De pannen van het dak
Een reiger staat bij een bevroren sloot. Een bruine kiekendief zweeft over de droge akkers. Bij de warme bakker lees ik de kouwe cijfers af, min zes is de temperatuur. In het dorp Nieuwerkerk hoor ik nu ook vertellen dat daar een kind is geboren "op een vlot". Betsy van Dijke kent een oudere zus van die familie, zal ze die opbellen? Een half uur later zit ik bij Riet Vane (61) en Kees Schot (62)ze wonen in Zierikzee.  
Riet: «Het stormde die zaterdag 31 januari, maar ach, het stormde zo dikwijls. En ja, er werd thuis een baby verwacht voor die dag, maar daar werd toen niet zo hevig over gesproken als nu, een kindje was toen iets achter de schort van je moeder, en als dat er was, dan zagen we het wel. Mijn vader was landarbeider, we woonden in Nieuwerkerk in een klein huisje met twee kamers, en we waren met vijf kinderen tussen dertien en vijf jaar. Ikzelf was een meisje van elf.  
Omdat het zo klein was bij ons, was het bij een bevalling de gewoonte om de kinderen naar familie te sturen. De jongste zus was al weg, en ik stond op het punt om naar tante Jannie in de polder te gaan. Maar omdat het zo hevig stormde, zei vader, straks rolt dat kind nog in een gracht, laat ze maar thuis blijven. Dat is zo van de Here gestuurd geweest, want was ik gegaan, dan was ik verdronken. Tante Jannie, haar man en haar zoontje, ze zijn alledrie verzwolgen. 
In ons huis was ook de kraamverzorgster, zuster Janna Krijger. Die had een tas met verlosspullen van dokter Schutter. En die heeft beslist dat we op zondag 1 februari naar de hogergelegen Kerkstraat zouden gaan. Vader liep al vooruit naar de dokter, moeder en zuster Janna stopten wat babykleertjes en de verlosspullen in een sloop, en zo wilden ze naar de Kerkstraat, maar toen kwam vader van het dorp gelopen, "terug! terug!" riep hij. Het water kwam eraan, dat was een massa water die door de straatjes kwam. 
We zijn dan op zolder gekropen, maar er schoot zoveel water en wrakhout tegen ons huisje aan dat het begon te wankelen. We moeten op het dak, riep vader. En zo zijn we door het kleine dakraam gekropen, de vier kinderen, vader en moeder en de zuster. Vanop het dak zag ik mensen in het water verdrinken, maar wat me nog het meest verbaasde was: hé de zuster kruipt ook mee op ons dak!  
Eerst had vader de pannen van het dak gezwierd. Dat maakte het dak lichter. Als je huis dan instortte, dan kon je je toch nog drijvend houden op dat houten gebinte en op die pannenlatten. Eén buurman was de pannen nog in mooie stapels op zijn dakkapel aan het leggen. Man, gooi die rommel toch in het water, riepen wij. Nee, zei hij, straks kan ik ze weer gebruiken! Die dacht toen dat er nog wat te redden viel.

Duizenden mensen vluchtten voor het water naar de zolder. Als de vloed nog steeg, bleef er niets anders over dan op het dak te klimmen. Hopend op boten of de enkele helicopter om gered te worden.  (Foto: uit herdenkingsbrochure “De Ramp” uitgegeven …

Duizenden mensen vluchtten voor het water naar de zolder. Als de vloed nog steeg, bleef er niets anders over dan op het dak te klimmen. Hopend op boten of de enkele helicopter om gered te worden. (Foto: uit herdenkingsbrochure “De Ramp” uitgegeven in 1953)

Ik was ook verbaasd dat wij niet alleen op het dak zaten. Op alle daken zag je de buren met hun kinderen zitten. Allemaal zaten ze op een rijtje op de nok. En ja, we zaten er schrijlings op. Ook mijn arme moeder die zodra zou gaan bevallen. 
Vanop het dak hebben we het water dan zien stijgen, eerst tot aan de trekbel, dan tot aan de dakgoot en toen voelden we het hele huis bewegen, het dak schoot eraf, en plofte plat op het water. Daardoor viel alles in het water, ook de babykleertjes en de verlosspullen. Ik heb mijn broer Jaap en mijn zus Coby twee keer kopje onder zien gaan, maar de buren hebben hen op hun vlot kunnen trekken.
Ratten en muizen
Al wat je deed, was je vastklampen aan de planken en de latten van dat dak. Ik zag een paard komen, het kwam klauwend en hinnikend op ons af, we moesten het met stokken wegstoten want het wilde alsmaar mee op dat dak van ons. Er zwommen ook koeien rond, en mensen in het water bleven maar om hulp gillen. Anderen konden zich aan palen en bomen vastklampen, maar sommigen hielden het daar niet lang uit, en schoven van de kou in het water terug. Je keek ernaar maar je bleef er apathisch onder. Ik weet ook nog dat het sneeuwde op het water. 
Uiteindelijk zijn we op een groter "dak" kunnen overstappen, daar zaten in totaal elf mensen op en zo hebben we van zondag vijf uur tot maandagmorgen rond gedreven. Dat vlot was wel enigszins stabiel omdat er deuren en stroklampen tegenaan waren gedreven, dat gaf meer drijfvermogen. Mijn vader heeft toen een kussenovertrek met pluimen uit het water gesleurd, en op die doorweekte "matras" is moeder dan bevallen. Dat moet in de late avond van 1 februari zijn geweest. Wij kinderen mochten niet kijken, maar ik heb toch gezien dat mijn vader zijn zakmes bovenhaalde, dat hij zijn rooie zakdoek aan repels sneed, en vervolgens de navelstreng doorsneed en afbond met zo'n stukje stof. Moeder heeft heel de tijd geen kik gegeven! Niemand zei een woord. Het was zoiets stils en bijzonders dat gebeurde. 
Mijn zusje en ik hebben toen onze jas gegeven om het kindje in te wikkelen en we hebben het ook allebei vast mogen houden en ik heb het horen huilen ook. Het kindje was een jongetje en het heeft de naam André gekregen. Enkele uren later hebben we het niet meer horen huilen, het was gestorven van de kou. 
Ik ben nog altijd verwonderd dat mijn moeder die nacht overleefd heeft en dat ze voor ons gezin bewaard is gebleven, het was zo boos koud, iedereen van ons was versteend van de kou. En hoe moeder daar op die tijk lag, haar benen bebloed van de bevalling en geschramd van het zitten op de nok, en hoe er dan nog ratten en muizen op haar benen kropen, die beesten klommen overal op, die vochten evenzeer om in leven te blijven.

Foto: herdenkingsbrochure De Ramp (1953)

Foto: herdenkingsbrochure De Ramp (1953)

 Kistje door het raam
In de vroege morgen is toen een grote schuur met stro tegen ons aangedreven en die heeft ons in de polder van Nieuwerkerk gestuurd en daar zijn we stilgevallen tegen de boerderij van de familie van Popering, op hun dak hadden ze als noodsignaal  een witte lakenvlag staan. We zijn door het schuifraam op hun zolder gekropen.   
Toen die boer zag dat we een dood kindje hadden, vroeg hij of het niet weg kon. Hij was bekommerd dat het ontbindend kindje bederf zou geven voor zijn vleesvoorraad, er hingen daar worsten en hammen op de zolder. Vader heeft toen een kistje getimmerd, hij heeft het lijkje erin gelegd en hij heeft het opnieuw door het raam in het water geschoven. Ik neem dat die boer niet kwalijk, die man dacht aan al de mensen die daar vast zaten en die misschien nog weken op dat vlees moesten overleven. Het kistje met het lijkje is later gelukkig teruggevonden.
Op 2 februari zijn we gered door een mosselvisser uit Zierikzee. Ineens legden ze een lus onder mijn oksels en lieten ze me zakken in een boot. Toen ik later verkering kreeg met mijn man, bleek dat zijn vader een mosselvisser was en toen is het ook uitgekomen dat onze familie toen door mijn toekomstige schoonvader is gered. Dat is toch wel heel bijzonder. 

Ik weet niet hoe de mensen dat allemaal verwerkten toen. Officieel bestonden er geen trauma's, er was geen slachtofferhulp of crisisopvang, je moest het maar zelf zien te verwerken. En ik weet dat velen het voor zich hebben gehouden. Je hebt er die na vijftig jaar nog altijd geen woord zeggen over de ramp. Men was immers gewend om alles zélf te dragen. Het had ook geen zin om bij een ander te klagen. In elk gezin was verdriet toen, in elke familie was gemis. 
Wij hadden dan wel een baby verloren, maar vader en moeder hebben ons altijd voorgehouden, wees dankbaar dat ons gezin nog compleet is, wij hebben geen lege stoel aan de tafel. Toch moet het voor moeder zelf erg zijn geweest om die baby te verliezen. Hoe erg, zijn we pas gaan beseffen toen we zelf zwanger werden en kinderen kregen. 
Ik heb een enorme waardering voor de ouders van die tijd. Eerst hadden ze de oorlog gehad, daarna die ramp, en allemaal zijn ze dapper herbegonnen. Mijn ouders hadden niks meer in 1953, zelfs geen schoenen meer. Ik weet dat ik een stuivertje vond op straat, nou, dat leek wel een miljoen."

“Ik weet niet hoe de mensen dat allemaal verwerkten toen. Officieel bestonden geen trauma's, er was geen slachtofferhulp of crisisopvang, je moest het maar zelf zien te verwerken.“ Foto: herdenkingsbrochure De Ramp (1953)

“Ik weet niet hoe de mensen dat allemaal verwerkten toen. Officieel bestonden geen trauma's, er was geen slachtofferhulp of crisisopvang, je moest het maar zelf zien te verwerken.“ Foto: herdenkingsbrochure De Ramp (1953)

Winter in Zeeland
Ik rij langs de dijken van de Oosterschelde en kom in Oosterland. In dat dorp zijn 69 mensen verdronken. Maar vandaag blinkt de zon, er is een grote plas bevroren en na schooltijd hebben tientallen kinderen zich op die schaatsvloer begeven. Hun kleine ijzers zingen op het ijs. Ik heb ook schaatsen in de autokoffer, lang draal ik om ze te nemen, ik ben een beginneling, een armebaantjesdraaier. Op de duur bind ik ze toch onder en na een tijdje schaatsen er een sliert kinderen met me mee. Want een Belg en dan nog ééntje op noren, dat is een bezienswaardigheid. Ik spreek met Mees, Rienie, Maurits & Maurits, en het bijdehandje Thea, een blonde katinka die de mutsen van de jongenshoofden slaat. Ze stellen de vreemdeling op het ijs vele vragen, en als blijkt dat ik daar voor de ramp ben, komen ze helemaal los. Op de basisschool is er een project rond de ramp, de ene moet boeken lezen, de andere moet op Internet, nog eentje heeft een storm moeten tekenen, de meeste hebben "ouwe mensen moeten ondervragen", mag ik u misschien ook interviewen, meneer?  
Het laatste goud van de zon valt nu op het ijs, de kinderen binden hun schaatsen af. Het is een oerhollands winterplaatje met een sikkeltje maan in de donkerblauwe avondlucht. Op de terugweg komen ze allemaal uit het donker gekropen, Tuesday Afternoon van The Moody Blues, Old man van Neil Young, Dust in the Wind van KansasThe House of the rising sun van Frijid Pink en Wild World van Cat Stevens. 
Melancholy man rijdt naar huis. 
Oh baby baby, it's a wild world.

 **Met dank aan Truus Vijverberg, het Museum Watersnood 1953 in Ouwerkerk, Piet Geluk, Leen en Maatje van Oeveren, Riet van Klinken, Teun Biemond en Jan Schuurman Hess. 

Lees hier ook de reportage over de Belgische helicopterpiloten die honderden reddingen op hun actief hebben.

Deel van de afscheidsbrief van Adriaan Rentier. Hij beschrijft wie er allemaal dood is van zijn gezin. Hij meldt ook dat hij één van zijn kinderen in de dijk begraven heeft. Omdat hij denkt dat hij ook zal verdrinken,  vraagt hij aan “diegene die me…

Deel van de afscheidsbrief van Adriaan Rentier. Hij beschrijft wie er allemaal dood is van zijn gezin. Hij meldt ook dat hij één van zijn kinderen in de dijk begraven heeft. Omdat hij denkt dat hij ook zal verdrinken, vraagt hij aan “diegene die met het opruimingswerk wordt belast” om zijn gezinsleden een fatsoenlijke berging en begrafenis te bezorgen. - brief gepubliceerd in “De Watersnood” (2010) Kees Slager

Vorige
Vorige

De overstromingsramp van 1953 (2) : de Belgische redders vanuit de lucht

Volgende
Volgende

Corona en massaal tv kijken: de wonderjaren van de televisie