Bij de dood van Dixie Dansercoer (58): over ijs en kou en mentale veerkracht
Dixie Dansercoer is overleden. Tijdens een expeditie op Groenland. Gevallen in een gletsjerkloof. Zijn lichaam zal misschien nooit geborgen kunnen worden. Dixie was thuis in sneeuw en ijs, men zal geneigd zijn het een “mooie dood” te noemen, , maar die gedachte wil voorlopig niet wennen. Ik zag Dixie als een survival kid, jongensachtig, grappen makend, relaxed, altijd enthousiast en altijd grondig voorbereid. Iemand die de dans zou ontspringen, iemand die nooit zou neerstorten van het slappe koord. Dat is nu een in memoriam.
Ik heb Dixie enkele keren geïnterviewd. Hieronder een: Humo-gesprek uit 2002 aangevuld met een interview uit 1998 (samen met zijn compagnon Alain Hubert). Daarin vertelt hij onder andere over het mentale gevecht met het ijs en met de kou, en hoe je kan leren om tegenslagen te incasseren, op het poolijs en in het dagelijkse leven.
Humo 5/2/2002 herwerkt en ingekort - © Jan Hertoghs
“De sterkste momenten in mijn leven heb ik doorgebracht in de natuur.”
Na hun vorige expeditie in de winter van ‘97-‘98, toen ze 3.900 kilometer aflegden over het ijs van Antarctica, gaan Alain Hubert (48) en Dixie Dansercoer (40) binnenkort op de noordpool af voor een Ultimate Arctic Crossing: een nooit eerder uitgevoerde oversteek van 2.400 kilometer over het drift- en pakijs van de Poolzee. Het tweetal wordt onderweg nergens bevoorraad en wil de afstand in honderd dagen afleggen, going on is going far! Het vertrekpunt in februari zijn de Nieuw-Siberische eilanden, de aankomst is in mei gepland op Ellesmere Island, een eind ten noorden van Canada. Humo zette een muts op en trok naar de polaire persconferentie in Sint-Petersburg.
Het vliegtuig landt. Er ligt wat sneeuw op de magere akkers, de roestige treinwagons en de bruine dennenbossen. Een autocar brengt ons naar de stad, daar is de sneeuw al gesmolten door de dooi. Het water drijft van de straten, de bomen zijn zwart, de bussen hebben droefgeestige reizigers achter de bedompte ruiten.
Een bezoek aan het Arctisch en Antarctisch Museum. Door krakende deuren en in hout gevat glas komen we in galmende zalen waar de Russische poolexpedities zijn vereeuwigd. Er hangen indrukwekkende schilderijen van mannen met grote snorren en bontmutsen die houten sloepen over het ijs sleuren. Er staan ijsberen en poolvossen in een glazen kast en er is een bivaktent waarin ooit overwinterd is, de marconist zit nog gebogen onder zijn koptelefoon. Dit is een heldhaftig museum. Nergens zakt een pionier door het ijs, overal worden elementen getrotseerd, vlaggen gehesen en mannen omarmd. In de grote zaal staat een gipsen maquette van de noordpool die zachtjes om haar as kan draaien, er drijven ijsschotsen rond, het zijn stukjes glas. De gids wijst met een stok het traject dat Alain en Dixie zullen volgen; wat op de maquette één meter is, zijn in werkelijkheid 2,4 miljoen meter to go.
Humo: Wat zijn de verschillen tussen de noordpool en Antarctica?
Alain: « De noordpool is lastiger. Het is er veel vochtiger, wat maakt dat we de kou harder zullen voelen, en het terrein is ook meer ‘opgebroken’ omdat het ijs constant in beweging is. Die ruwheid maakt het ook moeilijker om ons voort te laten trekken door onze power kite (een ultralicht en bestuurbaar zeil dat aangedreven wordt door de wind, jh).»
Dixie: « Het wordt trekken en sleuren met de slee. Vandaar dat ze mij in mijn dorp Huldenberg nog meer in dat gareel hebben zien trainen: ik liep daar met zware autobanden én velgen achter mij aan, door het slijk en over de kasseien, heuvel op en heuvel af.»
Humo: Bestaat er op de noordpool een plek met eeuwig ijs?
Dixie: « Onmogelijk. Het oudste ijs is vier-vijf jaar oud. De noordpool is een bevroren oceaan van acht miljoen vierkante kilometer die de hele tijd in beweging is. Dat scheurt en breekt en stoot tegen mekaar, dat verbrijzelt en verdwijnt, dat is dus een zéér geaccidenteerd terrein.»
Alain: « Er zijn ook geen landkaarten van de noordpool, dat landschap verandert van dag tot dag.»
Dixie: « Je hebt zeestromingen die de ijsvelden helemaal in stukken kunnen breken, en je hebt schotsen die over elkaar heen schuiven tot een hoogte van zes meter. Zes meter ijs, dat is een muur hé! We zullen dus constant doorgangen moeten zoeken, en zo moeten navigeren dat we toch de juiste koers aanhouden.»
Humo: Gaat het ijs slechter worden naarmate jullie vorderen?
Dixie: « Er zijn ruwweg drie periodes. In het begin zal de zon maar een paar uur schijnen met temperaturen onder min dertig. Bij die kou krijgt het ijs zo’n structuur en zo’n frictie dat het de slee zal afremmen. Als de dagen dan langer worden en de zon meer gaat schijnen, krijg je temperaturen tussen min dertig en min tien en heb je perfect glijdend ijs. Naar het einde toe zal het stilaan naar nul graden gaan en dan krijg je zwaar ijs, traag ijs en ook meer open watergeulen die we zullen moeten oversteken.»
Alain: « Veel hangt af van de opwarming van de aarde. Sommige wetenschappers hebben ons gezegd dat het poolijs de laatste tien jaar gemiddeld 40% minder dik is geworden! Dat wil zeggen dat er steeds meer jong ijs komt, dat in de winter gevormd wordt, maar de zomer niet overleeft. En dat is een risico voor ons, want dat betekent meer kans om door het ijs te zakken.» Dixie: « Toch zullen de eerste weken de zwaarste zijn. De sleden zijn dan nog volgeladen, de dagen zijn nog kort, en het terrein zit vol breuken omdat we nog dicht bij het land zitten en er meer ijs tegen mekaar wordt opgestoten.»
'Haal eens vierhonderd blokken ijs uit je koelkast, gooi ze door elkaar op een tafel en stel je een kleine mier voor die zijn weg moet banen door die wildernis van ijs. (uit 'De Witte Hel' het verslag van een eerdere noordpoolexpeditie van Alain Hubert en Didier Goetghebuer)
Magnum 44
Humo: Hoe bereiden jullie je voor op extreme kou?
Dixie: "We voelen de kou, maar we verwerken hem mentaal op een meer berustende manier. Dat was al zo op de zuidpool. We zien die kou niet als een vijand die ons tegenwerkt of doet afzien."
Alain: "Wij staan niet te sakkeren van: zie me hier staan, ik verga van de kou!"
Dixie:" Wij zien die kou en die snijdende wind als iets dat nu eenmaal bij de pool hoort. En zodra je dat aanvaardt, bleek die kou veel minder te bijten. Het was een vorm van innerlijke rust en zelfbeheersing waarop ik vooraf ook getraind had. Als ik op mijn duim sloeg met een hamer of mijn hoofd stootte, dan ging ik geen au! of shit! roepen. Ik hield die impulsieve reacties tegen, ik liet me niet gaan. Ik probeerde steeds mijn kalmte te bewaren. Het zijn yoga-technieken en dat bewaren van die rust heeft ons sterk geholpen."
Hubert: "Ja, dat was onze toverdrank. Die heeft ons over alle dramatische momenten heen geholpen."
Dixie: "Hoe groot de merde ook was, met een zeil dat hopeloos in de knoop zat na een valpartij, toch meldden we in ons vestzarkadiootje: "Cool. No problem. Seffens gaan we een pintje drinken hier om de hoek."
Humo: Wat doe je bij een close encounter met een ijsbeer?
Alain: « Elke expeditie komt twee tot negen beren tegen, maar er is nog nooit iemand gedood. ‘s Nachts kan zo'n dier natuurlijk ongezien naderen, maar we gaan zeker niet wachtlopen. Beren naderen tegen de wind in, dus dan gaan we de ingang van de tent niét tegen de wind in zetten.»
Humo: Hebben jullie een geweer bij je?
Alain: « Een geweer was teveel gewicht ineens. We hebben een handwapen, een Magnum 44. Dat vraagt natuurlijk een heel andere schiettechniek en die zijn we gaan oefenen in een schietclub.»
Dixie: « Je moet dat geoefend hebben. Het is niet genoeg dat je dat wapen meeneemt, je moet dat ook kalm kunnen gebruiken, (mikt denkbeeldig met twee gestrekte armen), je moet die knal al eens gehoord hebben, die agressie en die terugslag van dat wapen gevoeld hebben. Je moet dat under control hebben. Want precies in die precaire situaties moet je d’r stáán en niet gaan aarzelen of twijfelen.»
Alain: « We gebruiken dat wapen alleen maar als hij op ons afkomt. We nemen wel patronen mee om eventueel op zeehond te jagen; ik heb het geoefend bij de Inuit op Groenland, en dat valt te proberen als ons voedsel opraakt.»
Dixie: « Zie jij ons jagen?! Dat is toch veel te lang wachten en stilstaan tot ergens die zwarte neus boven water komt, dat is toch té tijdrovend?!»
Alain: «Zeehond is lekker. Aan de buitenkant zit veel vet, maar het binnenste is als rundvlees. Dat is een goeie afwisseling in ons menu?! Ik wil zelfs vissen op het ijs.»
Dixie: « Vissen? Jagen? Maar allez, Alain, straks gaat ge nog wonen op dat ijs!»
***
Het ijs is maar enkele centimeters dik, soms zakken de platen wat dieper onder mijn stappen, soms golft het ijs lichtjes als was het slechts wit papier op het donkere water. Ik sta in het midden van het flinterdunne meer van zowat tienduizend m2 en ik moet er overheen.' (De Witte Hel, p. 109)
Alain: « Het water is onze grote vijand. Als je in het water valt, is de kans op onderkoeling en een snelle dood zeer groot. Dus je moet vlug uit het water, maar daarmee is niet alles opgelost, want in de poolkou is het verschrikkelijk moeilijk om je kleren en je schoenen te drogen. Je moet dus vermijden dat je kleren nat worden, en de plaats waar het eerst water binnendringt is de schoen. Daarom hebben we speciale schoenen laten ontwerpen die naadloos overgaan van de ski’s naar onze broek. Aan die schoenen is vier jaar research voorafgegaan, en het resultaat is dat we nu tot aan onze heupen in het water mogen zakken voor er vocht binnendringt.»
Humo: Voor jullie sleden hebben jullie ook nieuwe materialen en een nieuwe vorm moeten uitproberen.
Dixie: « Ja, eerst ga je op zoek naar het geschikte materiaal - onder andere kevlar en kunsthars - en daarna test je dat materiaal om te zien of het een koude aankan van min vijftig, en of het bij die temperatuur schokken, inkervingen en torsies kan verdragen. Dat zijn de eerste tests, en die doen we in een diepvrieskamer in België. Pas in een latere fase zijn we op echt ijs gegaan in Siberië. Daar ben ik vorig jaar twee weken geweest, samen met Bernard (Bleeckx, de ontwerper van de sleden, jh). En daar hebben we álles gedaan met de slee: trekken, sleuren, botsen, laten vallen, kortom een volledige crashtest op het ijs. Eerst zag het er wel niet ruw genoeg uit, er lag te veel losse sneeuw, en toen zijn we naar de plaatselijke brandweer gegaan om water over die sneeuw te laten spuiten. Dan kreeg je vanzelf een keihard terrein vol bulten en putten.»
Humo: En wat zegden die Sibériens? You are crazy!
Dixie: « Nee. ‘t Is honderd dollar! (lacht)»
Alain: « Die slee is voor ons van kapitaal belang. Tot hiertoe zijn alle noordpoolexpedities van de laatste jaren maar ten dele in hun opzet geslaagd, omdat er een breuk of scheur in hun slee was gekomen. Als je dus een slee hebt die incassable is - touchons bois! - dan is dat een heel belangrijke psychologische stap. Want als je honderd procent zeker bent, honderd procent gerust bent, dan kan je dat probleem schrappen in je hoofd, en zo schep je ruimte en rust in je geest. Als jij in een auto rijdt waarvan je denkt dat de banden elk moment kunnen klappen, dan rij je ook niet gerust!»
Dixie: « Met de vorm die we nu hebben, heeft de slee iets van een kogel én van een slang, ze vertrekt onmiddellijk als je aan het touw trekt en tegelijk schuift ze in elke geul, in elk handig spoor, in elk stukje ijs dat glad genoeg is om vooruit te geraken. ‘t Is echt een vernuft wat Bernard ontwikkeld heeft. De sledes kunnen ook als boot gebruikt worden als we watergeulen moeten oversteken. Met onze ski’s kunnen we de beide sledes zo aan mekaar vastmaken dat we een stabiele catamaran hebben.»
Alain: « En je doet die research voor de grote slee, maar ook voor het kleine cellofaantje waar ons voedsel in verpakt is. Dat cellofaan komt van een Bretoens bedrijfje, dat zet uit of krimpt naargelang van de omringende temperatuur en dat is belangrijk, want zo kan de verpakking van ons eten nooit scheuren. Het levert ook geen stapel afval op. Na het eten houden we het cellofaan boven een vlam, en whoop, er schiet niet meer dan een granule plastic van over. Wat ook weer plaats bespaart in onze slee. En zo ga je heel de tijd te werk. Voor elk stukje uitrusting zoek je het beste materiaal, voor elk probleem zoek je de beste oplossing. »
Mezenbol
Vannacht is de temperatuur in Sint-Petersburg tot acht graden onder nul gedoken, alle water op de trottoirs is glad bevroren, ik duik in mijn jas en in deze vreemde stad. Het is nog bijtend vroeg, maar in het naamloze donker van de ochtend haasten de Russen zich al naar hun werk, een tram kaatst zijn blauw elektrisch licht tegen de duistere huizen, vanaf het metrostation stappen duizenden de stappen die ze ook gisteren nog hebben gezet. Zo kijkend naar de mensen begint het weer heel onnozel Kalinka! Kalinka! te neuriën in mijn hoofd, ik kan er niks aan doen, het heeft met lange jassen en dikke mutsen te maken, en verrek, daar loopt ineens ook een soldatenkoor! Werkelijk een kolonne van wel tweehonderd soldaten, ieder met een lange uniformjas en een valiesje, rekruten en hun refrein van rappe laarzen in de stille straat, de laatste heeft een rood lampje, dit is Rusland, en daar valt al de eerste sneeuw.
Om elf uur stappen we in twee gecharterde Mi-8-helikopters. We landen na een halfuur vliegen op het Ladoga-meer, tweehonderd kilometer lang en dertig centimeter dik bevroren. De sledes worden van boord gehaald, Alain en Dixie trekken hun kap met wolvenpels over het hoofd, en dan breekt een klein mediacircus los als de vijf cameraploegen hun eerste stappen op het ijs willen filmen, het moeten beelden van een splendid isolation zijn, dus al die andere koppen en lijven moeten weg, wég uit hun beeld!
De beelden zijn gemaakt, de sleden gedoopt met Russische champagne, en dan is het tijd voor de lunch. Die bestaat uit een diepvrieszakje met het standaardproviand van de expeditie: een tablet van 67% plantaardige vetten vermengd met gemalen noten, zaden, granen, en wat vet en vezels van kip en kalkoen. Driemaal daags zullen ze zo’n plak aanbreken, meestal aangevuld met een kleine portie chocola, kaas of puree. Ik eet mijn polaire rantsoen met smaak, het ziet er misschien uit als een platgedrukte mezenbol, maar het smaakt naar muesli en gesmolten boter.
Dixie en Alain hebben intussen hun iglotentje opgeslagen volgens het onwrikbare ritueel dat ze de hele expeditie zullen volhouden.
Dixie: « Zo’n tent opstellen of afbreken, dat moet in rust en kalmte kunnen gebeuren. Vandaar dat we elke beweging, elke handeling verdeeld hebben tussen ons beiden. Ik pak een draagstang, Alain een bindstuk, tsjik tsjak, de twee delen in elkaar, en zo vergissen we ons nooit, zo gaat niks verloren of kapot, en zo vermijden we tijdverlies en ergernis.
Humo: Hoe kijk je aan tegen die 2.400 kilometer?
Dixie: « Zeker niet als heen en weer naar Zuid-Frankrijk, of vijftig keer van Brussel naar Antwerpen. Je mag niet met kilometers in je hoofd zitten, want dan ga je de verbruikte energie van één dag altijd afmeten aan de afstand, en soms zal dat tegenvallen, en dan word je ongedurig, dju, we hebben maar zo weinig gedaan! Je kan je beter concentreren op de stappen die je zet. Dat je ze vloeiend zet, dat je met stijl vooruitgaat. En dan kan je in die herhaling plezier vinden, je kan er zelfs energie uit putten. Als je de kilometers gaat aftellen, dan wordt het letterlijk afmalen, dat is dom, dat vréét aan je energie. En natuurlijk kan je ritme stokken, je kan pijn hebben en doodmoe zijn, maar voor die moeilijke momenten heb ik mantra’s om op te zeggen. Zo één zinnetje van mijn vrouw Julie is: dreams take work - en dat zinnetje blijf ik dan herhalen, dat dromen inderdáád een inspanning vergen, en vaak dooft zo’n repetitief zinnetje dan ook mijn pijn.»
***
'Hoe vreemd het ook lijkt, ik moet het vorderen op dit pakijs niet belangrijker achten dan mijn dagelijkse taken in België. Als ik dat niet doe, besteed ik te veel energie aan het vergelijken van mijn mars in deze vijandige omgeving met de gerieflijkheden van thuis en de warmte van mijn gezin. Ik neem me dus voor om mezelf in de komende maanden te beschouwen als een doodgewone ambtenaar van het pakijs.' (De Witte Hel, p.38)
Humo: Dixie, jij hebt nu al constant een film van de expeditie in je hoofd.
Dixie: « Ja, ik zie mezelf voortdurend op het ijs. Ik kom bijvoorbeeld in een winkel, ik zie een paar wanten liggen, ik voel aan dat materiaal, en in gedachten neem ik die mee op het ijs, ik doe ze aan en uit, ik zie of ik ze snel en makkelijk kan wegstoppen, van die dingen. In mijn ‘film’ - die al drie jaar in mijn hoofd loopt - ben ik ook al dikwijls in het water gevallen, en de ene keer word ik gehinderd door de slee, dan weer door een ski, en telkens bedenk ik een scenario om op het droge te geraken. Dus als ik straks in het water val, dan ben ik niet angstig of verrast, dan schieten er tien scenario’s door mijn hoofd om snel weer op het vaste ijs te geraken. Als ik iets lees, hoor of zie dat nieuw én nuttig is, dan verander ik het scenario: ik schrap beelden en ik monteer er andere in de plaats.»
Humo: Is het een kleurenfilm?
Dixie: « Efkes zien... Ja, ‘t is in kleur. En ik heb ook geluid. En het is ook een langspeelfilm hé, 2.400 kilometer!»
Humo: Op de persconferentie zei je dat je veel geleerd had van eenzame bejaarden, ernstig zieken en gevangenen.
Dixie: « Ik ben niet speciaal naar ziekenhuizen en gevangenissen gegaan om mensen te interviewen die ervaring hebben met geïsoleerd zijn of met pijn lijden. Maar met de jaren en met de voordrachten die ik overal gaf, ben ik toch in die instellingen geweest, en vaak wilden de mensen met de meeste pijn en de meeste eenzaamheid nog napraten met ons. Die voelden zich het sterkst aangetrokken door ons verhaal. In Leuven-Centraal zijn Julie en ik na een voordracht in contact gekomen met een paar keiharde kleppers, en dat was heel leerrijk, hoe zij aan hun isolement proberen te ontsnappen. Zo was er een gast die met zijn luttele franken aandelen kocht op de beurs, die volgde de koersen, die las de Financieel Economische Tijd, voor hem was dat een manier om te dromen, om vooruit te gaan ondanks zijn opsluiting. Zoiets doet nadenken, dat je in de meest hopeloze en geïsoleerde omstandigheden toch nog een hoopgevende activiteit kan verrichten. En al die dingen schrijf ik op in een boekje. Het houdt nooit op, ik zit altijd met die expeditie in mijn hoofd. Overal waar ik kom, I’m always on the lookout.»
Alain: « Die mentale voorbereiding is uiterst belangrijk. Een volgehouden expeditie drijft 20% op fysieke kracht en 80% op mentale weerbaarheid.»
Humo: Compaq heeft er zo’n 400.000 euro voor over om jullie naar de kou te sturen. Hebben jullie er al over nagedacht dat daklozen élke dag en zonder één cent in de kou moeten leven?
Dixie: « Jazeker, en daar heb ik het moeilijk mee. Wij leven in luxe en goedverwarmde huizen en wij gaan dan de kou 'trotseren'. Maar ik troost me met de gedachte dat we dat niet alleen voor onszelf doen. Met de ervaringen die ik opdoe, ga ik straks - samen met Julie - cursussen geven. Niet om de mensen ook naar de noordpool te jagen, maar om ze op zoek te leren gaan naar de passies en de dromen die ze in zich dragen en die ze vaak niet uitvoeren vanwege verplichtingen als werk en gezin.»
Alain: « Zo’n expeditie is een geweldig avontuur voor jezelf, maar je moet er méér mee doen. Die expeditie moet een inspiratie zijn. Dat duurzame, dat ecologische, dat zuinig omspringen met energie. Op 2.400 km geen vliegtuigen, geen fuel en geen verspilling nodig hebben, dat is een belangrijk idee. Dat alleen mankracht én verbeelding ons vooruit brengt!»
Dixie: « Die simplicity, dat beeld van twee gewone mensjes die een sleetje over de pool trekken, dat is ook waarvan ik hou.»
Humo: Jullie expeditie kost jaren voorbereiding. In hoeverre is zo’n onderneming nog een jongensdroom?
Alain: « De volwassene die nu de noordpool oversteekt is niet meer dat jongetje dat in de Ardense bossen liep te dromen van Jules Verne, Jack London en Scott en Amundsen, maar het is nog wel datzelfde kind dat graag in de natuur verdween om onbekend terrein te verkennen en zo zijn grenzen te verleggen. En als ik straks op de pool sta, dan ga ik een intens geluk voelen omdat ik op een terrein kom dat me extreem onbekend is. Dat ijslandschap dat nooit hetzelfde is, dat altijd verandert en altijd bougeert, elke dag en elk uur, ik heb dat nodig. Ik moet in mijn leven periodes hebben dat ik een grens kan verleggen, en dat lukt het beste in een omgeving waarin ik me heel klein en heel nietig voel.»
Dixie: « Ik heb dat wel, dat ik mezelf terugzie als kind. Dat zijn vaak enorme golven van nostalgie, je zit ‘s avonds in dat pooltentje, het komfoortje brandt en ineens zit ik weer bij de scouts en bij het kampvuur, dat kan me heel intens overvallen. De sterkste momenten in mijn leven heb ik doorgebracht in de natuur. Eigenlijk wil ik constant nabij de natuur zijn, vandaar dat Julie en ik erover denken om in de bergen te gaan wonen. Daar is een vanzelfsprekende rust en harmonie.»
Humo: Nemen jullie gezelschapsspelletjes mee voor ‘s avonds?
Dixie: « Ja, alvast een spel kaarten en een blaadje met een aantal spelregels. Op Antarctica hadden we ook kaarten mee, en dan wilden we fretten, maar geen van beiden kende nog de spelregels (lacht). Misschien nemen we ook weer de keukendoos mee met op de onderkant een dambordpatroon; als damschijfjes gebruiken we witte en gekleurde stukjes papier.»
Humo: Vorige keer had je een boekje met met allerlei notities van vrienden.
Dixie: « Mijn vrouw Julie heeft weer zo’n poëzie samengesteld met foto’s, korte passages uit boeken, anekdotes over zeer intense momenten in ons dagelijks leven, en ook briefjes van vrienden. Maar het moeten wel nadenkertjes zijn. Dus niet Sterkte Dixie!, want dat haalt niks uit. En ik neem ook nogal wat muziek mee. Geen emotionele of trage nummers, want dan val ik in een put, maar energieke muziek van Steve Vai, Herbie Hancock, Pearl Jam, en ook nog wat jeugdsentiment van Deep Purple.»
Alain: « Als je het maar voor jezelf houdt, hé Dixie!»
Dixie: « La même chose hein, met al die Franse chansons van u!»
Humo: Jullie zijn twee zeer uiteenlopende karakters. Alain is de leidersfiguur, de radicale idealist, Dixie is meer de pragmaticus, de man van de joke en de kwinkslag.
Alain: « Ja, ik ben ook explosiever en sneller gestrest, terwijl Dixie meer relaxed is, meer laidback. We zijn heel anders en juist daarom ook zo complementair. Als ik sakker of uitvlieg, is Dixie de enige die dat kan incasseren en relativeren. Dixie anticipeert ook meer dan ik. Hij is vooraf bezig met die film in zijn hoofd. Ik ben impulsiever, instinctiever, ik zal wel zien als het moment daar is. Als ik straks over dat ijs stap, dat soms zo dun is dat het als een rubberen mat begint te golven, dan word ik als een dier in de wildernis, voorzichtig stappend, heel alert, helemaal toegespitst op die omgeving. Ik ben benieuwd hoe jij gaat reageren op dat onrustige terrein, Dixie. Want jij hield toch zo van die uitgestrekte vlaktes van de zuidpool, waar je urenlang kon zeilen over sneeuw en ijs? Voor jou was dat bijna een meditatie.»
Dixie: « Ja, en als blijkt dat we maar weinig kunnen zeilen en heel veel moeten stappen, dan zal dat een domper zijn voor mij, maar tegelijk ben ik heel benieuwd naar dat altijd veranderende ijs. Ik kijk uit naar dat spektakel, ik zal tegen dat ijs zeggen: laat maar eens zien wat je kunt, show me! entertain me!»
Humo: Toen jullie in 1997 je gezin vaarwel zegden, hebben jullie toen niet gedacht: misschien zie ik ze nooit meer weer?
Alain: "Absolument pas."
Dixie: "Dat komt gewoon niet in je op. Er is maar één gedachte en die is: wij geràken op onze bestemming. Zelfs in de moeilijkste momenten heb ik nooit aan een ongeluk gedacht. Je twijfelt nooit! Geen moment!"
Alain: "Dat klinkt pretentieus, maar dat is het niet. Zodra wij op het ijs stonden, hebben wij ons ook heel heel klein gemaakt. Wij waren geen veroveraars, nee, wij waren kleine fragiele mensjes met een nietig sleetje op een continent van sneeuw en ijs."
Dixie: "Geen helden dus, geen onoverwinnelijke supermensen. Maar gewone stervelingen, dat zijn wij, en wij hebben een diep ontzag voor de krachten van de natuur. En in onze expedities zijn we totnutoe geslaagd, maar bij een volgende confrontatie met de natuur draait het misschien heel anders uit."
Humo: Wat gaan jullie tegen mekaar zeggen als je de eerste voet zet op het ijs?
Dixie: « Niks pathetisch, niks dramatisch, gewoon: kom schat, d’r is werk aan de winkel!»
Nawoord: Er is een bijzonder boek over de drang naar expedities en het verlangen naar het poolijs, en dat is de biografie van Knud Rasmussen, die opgroeide in een Inuit-gemeenschap op Groenland. Rasmussen ondernam in de eerste helft van de 20ste eeuw meerdere poolexpedities en ontsnapte enkele keren aan een tragische dood. De kern is evenwel: je thuis voelen daar waar alles ontbering en eenzaamheid is. (Stephen R. Bown “Witte Eskimo -Knud Rasmussen” - naar het hart van de noordpool)
Er is ook het verhaal van de Britse klimster Allison Hargreaves. Zij stierf als jonge dertiger dicht onder de top van de K2, de tweede hoogste berg ter wereld. Dat was in 1995 en haar lichaam kon nooit gevonden worden. Haar man en de twee kleine kinderen gaan niettemin dat bergmassief beklimmen om “het graf van mama te bezoeken vanuit de verte”. De BBC maakte er een ontroerende tv-docu over (Allison’s Last Mountain, 1996) en er is ook het boek : One And Two Halves to K2: Alison Hargreaves' Family Retrace Her Final, Fatal Journey .
Wie meer over de “roeping/verslaving” van berg- en ijsklimmen wil lezen, met zijn narrow escapes, kan ik het werk van de Britse alpinist-schrijver Joe Simpson aanbevelen. O.a. “De smekende stilte”.