Café Corona: hoe moet het verder met het volkscafé?
Vanaf 8 juni mogen de cafés weer open. Er zijn wel restricties: tooghangen of aan de toog bestellen kan niet meer en iedereen moet plaatsnemen aan een tafeltje. Dat stelt een probleem voor de volkscafés met een kleine ruimte. Hoe kan je nog een volkscafé zijn zonder tooghangers, en met een handvol aanwezigen die gedwongen tafelarrest krijgen? Vaak hebben die kleine volkscafés ook geen terras om naar uit te wijken.
Twaalf jaar geleden was er een actie "Red het Volkscafé" omdat dat sociale patrimonium toen al bedreigd was: naar analogie van de buurtwinkel moest het buurtcafé ook meer bescherming krijgen.
Lees hier over een leerrijke kroegentocht.
uit Humo 22/1/08 (c) Jan Hertoghs
Red het volkscafé!
Een leerrijke kroegentocht.
Op deze dinsdag blaast een hevige storm over het land. Huisdaken houden hun adem in, takken kruipen over de weg, wolken schieten een ander werelddeel tegemoet, maar geen ontketend natuurelement kan ons nu binnenshuis houden. Vandaag zijn wij immers op pad in het kader van de actie "Red Het Volkscafé". Een kroegentocht dus. Niet voor ons plezier, maar omdat het moét, omdat de plicht ons roépt!
De eerste deur die ik openduw is van Café Bostella in Essen-Hoek. Tien klanten kijken over hun schouder, 't is een vreemdeling zeker, die verdwaald is zeker, maar ik word al gewenkt aan een tafeltje. Daar zit Leo Cautereels (65) uit Zoersel die zich al meer dan dertig jaar met een volkskundige passie in het traditionele café heeft verdiept en die me de komende uren opmerkzaam zal maken op waardevolle details in vloeren, togen, tafels én klandizie. "Spijtig dat het biljart vandaag klaar staat voor de biljartclub. Normaal ligt er een toile cirée over de tafel en ligt het vol met kleine commerce: kaas, vlees, eieren en groenten. We zitten hier vlakbij de Nederlandse grens, hier heeft het smokkelen altijd gefloreerd en dat leeft nu nog voort in die kleinhandel."
In kartonnen dozen op de tafels kan je de handelswaar van vandaag bekijken: verpakte eieren, jonge kaas, hammetjes en bloedpens. Op de koeltoog hangt een gedrukte mededeling: Een Pak Hoeve Boter Van 250gr Kost 1€30. Vraag Aan De Toog.
Er komt een klant binnen die zegt dat het verdoeme een hondenweer is en die handenwrijvend bij de stoof gaat zitten. (Ik zou zeggen: tien punten van de volksjury voor dit tafereel!) Een stille man die een dikke aspunt op zijn cigarillo heeft laten groeien, begeeft zich achter de toog en vult eigenhandig een koffiefilter met heet water uit de ketel. Doe alsof ge thuis zijt, is hier het adagio van de stamgasten.
Aan de muur worden de kaarters gewaarschuwd (Smoel Toe Achter Het Spel) en tegen datzelfde behang is er ook nog het spaarkaske van een bloeiende vereniging met de naam "Nooit Geluk". Voorts heeft de plaatselijke konterfeiter Paul Pauli bovenop de lambrizering tien schilderijen tentoongesteld, allemaal landschappen die in geen enkele huiskamer zullen misstaan en ze kosten: 200 euro Met Lijst en 150 euro Zonder Lijst.
Want zo is bazin Julia : ik kan niks weigeren, zegt ze, " als ze iets willen verkopen, dan zeg ik: breng maar mee! " Julia (77) vertelt dat zij het café in 1968 heeft overgenomen van 'De Zwarte Panter', dat moet een vrouw geweest zijn die altijd in een tijgervel liep en "met van die blote borsten in een visnet". De pastoor preekte tegen dat bandeloze café, "niemand zette daar zogezegd een stap binnen, maar als ge aan de achterdeur ging zien, dan stonden daar een hoop mannenvelo's".
In de jaren zeventig kon Julia amper rond komen van de klandizie en nu ze oud is en er minder van kan genieten, nu draait het café als vanzelf, "dat komt door de wandelaars en de fietsers en door al die gepensioneerden die iets met hun vrije tijd moeten doen". Vroeger kwam men alleen op zondag buiten, "nu gaan de mensen alle dagen de baan op". Ja, die magere jaren! Ze zat toen "met een zieke vent in huis" en de dokterskosten liepen zo op dat ze zelfs haar jukebox verkocht heeft aan een gladde opkoper, "daar heb ik nog alle dagen spijt van".
Ze veegt wat papierafval in de kachel, kijkt naar de vlammen en zag zich als gepensioneerde "achter de stoof zitten met een boek, want ik lees graag boeken. Maar zover is het nooit gekomen. Ik hou dat geen week vol. Ik moet in mijn café kunnen zijn. Café houden is nen drang, dat kunt ge zomaar niet stoppen." Ik vraag hoeveel het is voor de vier consumpties. Dat zal dan vier euro zijn, zegt ze. Zo is dat met: een cafébazin op grootmoeders wijze vraagt nog democratische prijzen.
Ingescande foto uit Humo/ Stephan Vanfleteren 2008
De Scheldenimfen
Van Boom gaat het naar Branst, naar Herberg 't Koningsrek ook wel bekend als de Zates. Het café ligt verscholen bij de Scheldedijk en naast een werf waar grote en kleine vaartuigen onder zeil staan voor de winter. Er brandt één lamp boven de deur, een hel lichtbaken in het vallende duister. Het café-interieur is tijdeloos en van alle seizoenen: de grote potkachel brandt en tegelijk liggen er nog zomerse vliegenmeppers op de oude piano mécanique. Ook aan het plafond hangt nog zo'n lange kleefrol om vliegen te vangen, gesteld dat ze zich in deze opwarmende wintermaanden toch zouden vertonen. Her en der aan de wanden hangen nautische voorwerpen (roer, spaan, alfabet van seinvlaggen), maar nog meer wordt het interieur bepaald door spreuken waarmee de klant zijn voordeel kan doen als hij weer het leven aanvat buiten de cafédeur. De meeste spreuken zijn stichtend (De Tien Geboden Van Het Leven) of berusten op algemene mensenkennis (Wie zonder zaag ook zagen kan, die is als ik, een zageman!) Alle zegswijzen zeggen hetzelfde: wat niet goed is kan beter worden, waar regen is, volgt zonneschijn. Zelfs een kwaaie dronk krijgt hier nog een gulden randje: "Alcohol is een traag vergif, maar wij hebben tijd!"
Intussen is Jan Van den Bossche (52) het café komen binnenwaaien. Net zoals zijn kompaan Leo is hij een ongeëvenaarde cafékenner, een wandelende encyclopedie van authentieke cafés in Vlaanderen.
Samen met fotograaf Jan Van Deuren hebben Jan en Leo een boek samengesteld over volkscafés in de provincie Antwerpen (“In Den Zoeten Inval”, 2001).
Tussen de kenners en de fotograaf ontspint zich een opbod aan herbergachtig erfgoed: 't Schuifelbeen in Mater! Bij den Del in Schriek! De Kongoboot in Hoboken! Het ene café had nog een kapper naast de gelagzaal, het andere kon uitpakken met een gracieuze diva tussen het ruwe mansvolk. Of neem Marth van 't Vissershuis in Mol-Millegem, "die bazin gaf bij je eerste consumptie een boterham met kaas en nog een Milky Way erbovenop, mét het papiertje al opengevouwen". Goed volk allemaal, daar zijn we het over eens.
Het cliënteel in "Zates" wordt bediend door Gilliom en Liesbeth, broer en zus die het café hebben overgenomen van hun moeder, de legendarische Leonie, een bazin die hier 93 jaar is geworden. Gilliom zegt dat het café dit jaar honderdzeventig jaar bestaat en dat de harmonie, de duivenbond en de "botenclub" hier hun onderdak hebben. De duivenbond speelt onder de naam "Eerlijk duurt het langst" en de harmonie voert "Heilige Familie" in het vaandel, wat aan Liesbeth de commentaar ontlokt "dat het wel een familie is, maar dat er niet zoveel heiligen meer mee spelen".
In 2000 heeft de harmonie haar honderdjarig bestaan gevierd en toen hebben ze een huldeboek gemaakt waarvan ik gelijk een exemplaar mee naar huis mag nemen. We staan stil bij de plaatjes van de circa vijftig majorettes die als De Scheldenimfen door het weekend gingen, van 1969 tot 1996! Maar omdat hun vestjes, rokjes en maillots al tien jaar op zolder lagen, heeft Liesbeth ze onlangs weggegeven aan een school; in Hongarije of Roemenië, dat wil ze kwijt zijn, maar het was in elk geval "voor een goed werk". En dat ze nu in Oost-Europa paraderen met die nimfennaam op de rug, "dat is geen erg, dat kunnen die mensen toch niet lezen". En de pluimmutsen van de meisjes? "Die waren allang kapot gegeten, door de muizen."
We zeggen niks meer. We zitten in ons hoofd met die meisjes en de zon op hun glimmende stokjes. Een mens denkt maar aan majorettes als ze er niet meer zijn.
Als we afrekenen, zegt Liesbeth "dat ze ons nog gene nievejoar heeft gegeven". En hoewel geen van ons hier stamgast is, krijgt ieder toch een Bon Ter Waarde Van 1.20 €
Palmen en bekers
De cafétocht begint stilaan mythische proporties aan te nemen: we zijn al zes uur onderweg en we hebben nog maar drie cafés bezocht. Dat is niet te wijten aan de drank, maar wel aan het slechte weer, de files en de onderlinge afstanden waaraan Leo zich "enigszins mispakt heeft".
In Temse rijdt een trein door de regen, een lange rij van natte gele ramen in het donker, en zo gaat het naar Kruibeke. Daar is Café "De Voermansrust" wat door Jan is aangekondigd als "het laatste bastion van ongekunsteld volksleven temidden van de oprukkende protserige fermettes". Zelfs terwijl we uitstappen, rukken de fermettes én de pastoriewoningen nog verder op en we hebben direct compassie met dat kleine café tussen de nieuwbakken bouwstenen. De Voermansrust is niet veel groter dan een huiskamer, met middenin de kachel waarvan de pijp met eindjes ijzerdraad aan het plafond zit. De felle TL-buizen verlichten met gemak het hele interieur én de plastic zegepalmen van een lokale motorcrosser opgehangen aan het plafond. Palmen en bekers dateren nog van de jaren tachtig en op de spiegel achter de toog hangen zelfs voetbalstickers uit de jaren zeventig. Naast de kachel zitten vier kaarters in het gezelschap van een grote hond die staat te kwispelen met zijn lijf half onder de tafel. Dat kwispelstaarten tegen de tafelpoten is hoorbaar, want net als in de Koningsrek is hier geen muziek. Ik ga naar het toilet, niet om te wateren, maar om te zien of er nog een pissijn is, en inderdaad, hier hangt nog een brede goot in aluminium tegen de muur, een urinoir dat vakkundig wordt afgedekt met een golfplaat in eternit. ("Ge kunt tegen uw broek pissen, maar ge zult in elk geval droog staan!")
Terug in het café kan de plaatselijke nieuwsgierigheid niet langer bedwongen worden: waarvandaan de heren wel mogen zijn? Van over het water, zegt Jan. Ha, van Antwerpen, knikken ze, ja, dat ligt inderdaad "over de grote plas". Het klinkt plagerig want ook hier lachen ze graag met de stadsmens. En dan zijn we op de koop toe nog van Humo! Nu draaien de twaalf koppen zich om: " Vandenummo? Dan kennen wij uwen baas! De Guy! De Mortier! Die is hier ooit met een stuk in zijn kloten blijven slapen!" en maar besmuikt lachen, en zien of we dat geloven. En zeker zouden we vrienden en kameraden kunnen worden, maar we moeten naar onze laatste halte, De Tramstatie in Emblem.
Tooggieren
Gelukkig zit er volk aan de toog, zo niet had ik De Tramstatie geklasseerd als heemkundig museum. Cafébaas Peter heeft dan ook jaren geëmailleerde reclameborden en andere café-parafernalia verzameld alvorens hij deze plek ging uitbaten. Ik moet Jan en Leo node wegslaan van de Ami jukebox (met plaatjes van Paul Anka en Jimmy Frey) om hen te vragen hoe hun passie ontstaan is.
Cautereels: «Toen ik student was in de jaren zestig, had ik mijn hart al verloren aan die cafés waar het interieur in geen jaren meer veranderd was. Ik was er op mijn gemak: je stak je voeten onder tafel, je bestelde een glas en je luisterde naar de verhalen van de stamgasten. Hier en daar publiceerde ik ook artikels dat er wat moest gedaan worden aan het voortbestaan van die cafés en zo heb ik Jan leren kennen in de jaren tachtig. Van den Bossche:”Ik zat toen in een ecologiegroepje en regelmatig organiseerden wij uitstappen die dan eindigden in zo'n volkscafé en zo zag ik met de jaren hoe die ouderwetse locaties begonnen te verdwijnen. Ik was toen ook met industriële archeologie bezig en ik ben toen bij Monumenten en Landschappen gaan horen of er "iets" bestond over ouwe cafés in Vlaanderen. En in hun tijdschrift had inderdaad een stevig gedocumenteerd stuk gestaan waarin ene Maria Verbeeck betoogde dat er een einde moest komen aan de afbraak van dat café-patrimonium; ze verwees in dat stuk ook naar Engeland en Frankrijk waar commissies bestaan om die cafés te beschermen (Onder andere de Campaign for Real Ale die vindt dat de Engelse pubs tot de landelijke "heritage" behoren, jh). Maar als ik dan informeerde of ze in Vlaanderen iets op poten wilden zetten, dan werd daar koel op gereageerd: zo van, cafés, daar kunnen wij ons niet echt mee bezig houden.
En zo is dan ons idee gegroeid om die cafés te inventariseren en de 'beste' samen te brengen in een boek. In onze provincie Antwerpen hebben Leo en ik zo'n driehonderd cafés bezocht. Een schone tournée générale, en allemaal op basis van tips van vrienden of van lokale verenigingen die ik had aangeschreven.3
Cautereels «Uiteindelijk hebben we een selectie gemaakt, een top-32 van de provincie Antwerpen,de stad zelf niet meegerekend, maar van die tweeëndertig cafés zijn er nu nog maar twintig 'in leven'. Het is dus hoog tijd dat er iets gebeurt.”
HUMO: Wàt willen jullie eigenlijk bewaren?
Van den Bossche: «Wat niet verloren mag gaan is die plek waar je alle slag mensen kan ontmoeten. Zo is het een misverstand dat volkscafés enkel beklant worden door ouwe venten. In het weekend zie je daar ook jonge gasten: omdat die het ook voor 'authentiek' hebben en niet voor fake bedoeningen.
En ik geef dat toe, ik heb het erg voor die oude interieurs. Die hebben een charme en een ziel voor mij. Er is niks ergers dan te horen dat bazin X gestorven is en dat er een week later al een brocanteur is geweest om de toog en de vloer en de lambrizering uit te breken.
Wijzelf worden soms ook als opkopers gezien! Als wij vol liefde over die ouwe interieurs spreken, dan worden die ouwe cafébazinnen al achterdochtig: of wij misschien ook op hun interieur aan het azen zijn ?!" Cautereels: «Via die opkopers komt zo'n oude toog dan als een dood stuk decor in zo'n plastic taverne te staan. Of als privé-bar in een sjieke villa."
Van den Bossche: «Soms is het ergerlijk hoe zo'n interieur verdwijnt. In Aalter had je een juweeltje van een caféboerderij. Daar heb ik aangedrongen dat de gemeente dat café zou beschermen. Dat ging lukken: Pieter De Crem stond vorig jaar nog met grote foto en fijne beloftes in de kranten, maar wat gebeurt er? Die bazin sterft en binnen de kortste keren hebben die erfgenamen dat interieur laten uitbreken en verkopen, want het gemeentebestuur had alléén het gebouw aangekocht: het interieur waren ze in de akte vergeten!"
Tavernering
Van den Bossche: «Vlamingen zijn trots op hun biercultuur, maar qua gezellige cafés worden we nu toch voorbijgestoken door Noord-Frankrijk en Nederland. Daar zijn ze nog niet zo plat op hun buik gaan liggen voor de tavernering zoals hier!
In Frankrijk zie je ook dat ze bij de herwaardering van het platteland evengoed aan het dorpscafé als aan de buurtwinkel denken. De aanwezigheid van zo'n café is daar een norm voor de leefbaarheid. Dat besef is hier nog niet doorgedrongen. De buurtwinkel, daar hebben ze oog voor, maar het buurtcafé, daar blijven ze af wegens niet ernstig. Hier bekijken de instanties een café nog altijd als iets voor lullemannen en zatlappen.
HUMO: Hoeveel authentieke volkscafés zijn er nog over in Vlaanderen?
Cautereels:”Ik schat zo'n driehonderd. Het hangt natuurlijk af van je criteria. Wat primeert is de authenticiteit van het interieur én de sociabiliteit van de locatie: de uitbater die zijn klanten kent, de schappelijke prijzen, de aanwezigheid van verenigingen, dat zijn allemaal sociale pluspunten. Een klant is daar nog een méns in plaats van een consument. En of er dan een pitjesbak (dobbelspel) en een ijzermandje met hardgekookte eieren aanwezig is, dat is eigenlijk bijzaak.
Je ziet direct het verschil met de taverne: daar is het ieder voor zich, daar worden de gebruikers van mekaar afgeschermd in zithoekjes en daar rekent de uitbater vooral op zijn menukaart en de couverts die hij kan 'draaien'.
Van den Bossche: «Veel van die moderne tavernes en cafés missen ook een charmant interieur. Wat overheerst is de eenheidsworst. Er zijn brouwerijen waar de uitbater kan kiezen uit drie soorten interieurs. Kiest u maar uit: Onpersoonlijk A, B of C!"
Cautereels: « Terwijl er vroeger zo'n rijke traditie was. Als je ziet welke prachtige togen, tafels en stoelen er gemaakt zijn door onze meubelmakers, dat zijn juweeltjes."
Gevoelige snaar
In een taverne worden klanten uit elkaar gezet in plaats van bij elkaar.
HUMO Er is nu een campagne om het volkscafé te beschermen. Maar waarom dat café en niet de kleine kruidenier of de kleine warme bakker? Die kunnen ook een authentiek interieur hebben en in hun winkel wordt ook gebabbeld.
Van den Bossche: «Daar valt iets voor te zeggen, want ook die interieurs zijn waardevol. En we mogen ze zeker niet verloren laten gaan zoals dat met de frietkoten gebeurd is. Die koten moesten weg want ze ontsierden zogezegd het straatbeeld of de dorpskom. Onzin natuurlijk, want net die Vlaamse dorpskernen zijn door de gemeentebesturen zélf kapot gemaakt met allerhande blinkende nep-architectuur en pseudo-design.
Enigszins hoopgevend is het fenomeen zondagscafé. In sommige dorpen is het laatste café gesloten, maar op zondag wordt een café geïmproviseerd door buurtbewoners. Zo hebben ze in Wulpen een oude pastorij ingericht en in Glabbeek-Zuurbeemde is het een kleinzoon die het café van zijn grootouders één dag per week nog bemant."
Cautereels: «Daaraan merk je toch dat er een bescheiden heropleving is van de cafés waar je nog een babbel kan doen. In de jaren zestig zijn ze massaal verdwenen. Toen was er die kaalslag door de opkomst van de televisie en de mensen die hun huis niet meer uit kwamen. Maar nu is er toch een terugkeer merkbaar naar het café en zijn gezelligheid."
Van den Bossche «Omdat alles zo onpersoonlijk wordt. Loketten gaan weg bij de banken en de post, klantendiensten worden vervangen door anonieme call centers, in alle zogezegde diensten krijg je alsmaar minder en minder mensen te zien. En ook de tavernes gaan die kant op, ook daar worden mensen uit elkaar gezet in plaats van bij elkaar.
Stel je ons land voor zonder échte cafés! Het mag toch niet zijn dat de lokale filosoof, kunstschilder of schrijver komt te sneven in een taverne. Met zijn kop naast de rekening die op een houten blokje en een nageltje is geprikt!
Nawoord: Of de genoemde cafés volgende week opengaan weet ik niet. Ik heb wel proberen na te gaan of ze nog in leven zijn. Café De Koophandel (Noeveren- Boom), Café De Voermansrust (Kruibeke) en De Tramstatie (Emblem) bestaan nog. In Café Koningsrek (bij Zates - Bornem) was eind januari alvast nog een dansnamiddag. De Bostella (Essen) heeft intussen de oudste uitbaatster. "Julia wordt in oktober 90 jaar. Ze moet wel 3 dagen in de week maar de nierdialyse maar het café blijft open. Desgevallend zorgen de klanten zelf voor de uitbating." (bron: GVA maart 2020) Over Café Bostella is intussen een fotoboek en een documentaire gemaakt door Paul van der Stap https://vimeo.com/310655790
Jef Van Den Bossche (zoon van Jan VDB in dit artikel) heeft 2 jaar geleden een fotoreeks over volkscafés gemaakt. https://www.jefvandenbossche.com/