Experimenteel reizen in eigen land (1) : rugzaktoerist op 500 meter van je voordeur
De grenzen met een groot aantal Europese landen gaan weer open vanaf 15 juni. Toch is er bij velen een aarzeling om de grens over te trekken. Wat niet te verwonderen is: het virus zelf heeft zijn valiezen nog niet gepakt.
Tegelijk met die buitenlandse aarzeling is er de voorbije weken heel vaak over "toerisme in eigen land" gesproken. Meer nog: de overheid zwaait met gratis treinritten en met waardebonnen voor de eigen horeca.
In deze reeks lees je hoe je dat Eigen Land kan herontdekken als een nieuw vakantieland. Ik out mij hier als kleine touroperator van het Experimenteel Reizen. Een manier van reizen waarbij je overbekende plaatsen bezoekt, maar dan op een totaal onbekende en onvertrouwde manier.
Om te beginnen werd ik backpacker at home. Ik vertrok naar Brussels Airport om als onbevangen toerist terug te keren naar mijn eigen domicilie.
(uit Humo mei 2006) bewerkt en ingekort © Jan Hertoghs
Bij het toeristentrammetje op de Groenplaats. Handen in de zakken, deze lokale toerist kent de omgeving immers als zijn broekzak. © Jan Hertoghs
“This is Zwijndrecht. Zwindorf! City is ginder!”
Backpacking at Home. De formule leek me eenvoudig: je neemt een rugzak, stopt er een slaapzak, wasgerief en een zakmes in en je begeeft je "naar de luchthaven om vandaar terug naar huis te keren en als zodanig rugzaktoerist te zijn in de eigen woonplaats." (In de volgende aflevering lees je een interview met Joël Henry, de pionier van het Experimenteel Reizen en de inspirator van de Lonely Planet Guide to Experimental Travel.)
Toerist zijn in eigen stad? Ik dacht aan een fluitje van een cent, maar naarmate het vertrek naderde, sloop de twijfel binnen.
Wat er knaagt, weet ik pas als ik de shuttlebus van Antwerpen naar Zaventem neem. Je gaat naar zo'n luchthaven om een vliegtuigreis te beginnen. Zaventem staat gelijk met Onbekende Verten. Zaventem staat niet gelijk met rechtsomkeert maken naar huis, en op de koop toe nog onderdak moeten zoeken in eigen stad. Een week geleden zag ik er de grap van in, vandaag is het al veel minder. Ik moet een drempel over, ik moet stoute schoenen aantrekken. Op de De Keyserlei staat de Airport shuttle bus. Er zitten twaalf passagiers in. Die staan binnen een paar uur allemaal in een ander land; ik zal hier weer op de De Keyserlei staan. En wàt staat me dan te wachten? Stel dat er niks te beleven is in m'n eigen stad!?
14.O4 aankomst te Zaventem. De outside temperature in Brussels is 18 degrees, en alle buspassagiers haasten zich naar de Departure, ik duik gelijk naar de Arrival en het ondergrondse station van de NMBS. Een ticket kost 6,7 euro en omdat ik me in het Engels tot de bediende richt, zegt hij dat ik moet overstappen in Brussels North en dat daar every 15 minutes een trein naar Antwerpen gaat.
In Brussel-Noord vraagt een Engelse toerist of de klaarstaande trein wel degelijk de trein naar Antwerpen is? Natùùrlijk is ie dat, maar ik hoor mezelf zeggen: "I am also from abroad" en dat ik het dus ook niet zeker weet. Komediant!
We rijden door de natuur van Vilvoorde en langs machtige steden als Duffel (wc-papier!) en Hove (serreteelt!) Ik vind het land België nogal dichtbebouwd, maar om één of andere reden ben ik daarover niet verwonderd.
Tussen Berchem en Antwerpen-Centraal wordt het moeilijk: vanaf hier begint mijn eigen wijk en vlak voor het Centraal Station kon ik tot voor kort nog mijn eigen straathoek zien (de lompe betonblokken van het Kievitplein belemmerden nog niet dat zicht). Ik weet mijn voordeur op vijfhonderd meter, ik voél mijn huissleutel in mijn broekzak, een flauwte trekt door mijn buik, maar eens het station uit, voel ik me beter. Ik ben over de drempel, let's go!
Op de Meir zet ik een vissershoedje en een zonnebril op. Een geslaagde vermomming is het: niemand zal me herkennen, maar tegelijk is er ook niémand die bij dit grijze weer een zonnebril en een zonnehoedje draagt.
Als toerist moet ik uiteraard stilstaan bij de straatanimatie op de Meir. Eerst zie ik vier breakdancers die op hun hoofden en ellebogen rondtollen, en dan is er honderd meter verder een man in purperen skipak, hij heeft een gifgroen gezicht en een gifgroene pruik en hij moet een standbeeld voorstellen. Van zo'n standbeelden verwacht ik dat ze stijf staan tot ze omvallen of tot ze een muntstuk horen vallen. Dit exemplaar maakt al kushandjes nog voor ie wat geld krijgt. Ik schrijf het op: een stielbederver.
Om een slaapadres te vinden klop ik aan in de Pelgrimsstraat. Daar is Den Heksenketel, een hostel met folkcafé. Ik ben benieuwd of de hostellier er is. Dat is Raf Guetens, veertig jaar geleden heb ik met hem in een schoolbank gezeten. Maar Raf is er niet, de vrouw die open doet, zegt dat ik lucky ben, want dat er nog juist één van de zesentwintig bedden vrij is. En dat het 17 euro is mét slaapzak, of 19 euro mét lakens. Ik moet ook mijn naam en adres geven... nen backpacker ojt Antwaarpe? Welwel, dat hebben ze hier nog niet gehad.
Ze toont me de kamer met de stapelbedden die ik met zeven Chinezen zal delen. Op één bed ligt een gids Let's Go Europe (on a budget). Ik ga in het raam staan en leun over de balustrade, de kathedraal en de cafés zijn vlakbij, de geur van steak en peperroomsaus hangt tegen de gevels, centraler kan zo'n hostel niet liggen.
Als enige inzittende van het toeristentrammetje. Stadsplan in de bovenzak: het beste bewijs dat deze man een toerist is. ©Jan Hertoghs
Eénpersoonstram
Ik schaf een wegwerpfototoestel aan en op de Groenplaats wil ik in het knalrode toeristentreintje stappen voor een sightseeing. Vijf euro voor veertig minuten Antwerpen, a cheap trill, maar de chauffeur wil mijn geld nog niet aannemen, hij mag die laatste rit van 17 uur alleen maar maken "bij een minimum van zes passagiers. Regel van de baas, "anders is het niet rendabel!" Ik heb dit sukkeltreintje in de voorbije jaren al duizend keren zien staan, het nooit een blik waardig gegund, maar NU wil ik ABSOLUUT die rit rijden. Om vijf voor vijf begin ik zelfs passerende toeristen aan te spreken. (You want to go for a ride? We need five people!) Om vijf uur zegt de chauffeur tegen een gepensioneerde op de zitbank: "'t Is gedon veur vandoag. D'r komt gin kat nimmer." Dat Antwerps begrijp ik en ik kijk hem wanhopig aan, what is your terminus? It's Kattendijkdok, zegt hij, en ik mag tot daar meerijden. En zo bollen we dus de Groenplaats af, drie rijtuigen met één chauffeur en één passagier op de achterste achterbank. Ik zit met mijn armen breeduit, pontificaal, de koning te rijk. En dan, op de Vlasmarkt, zie ik Peter Van den Begin en Stany Crets! Ik twijfel geen twee seconden, ik wuif naar hen als een klein kind, en zij - verbaasd om die zwaaimens in dat lege trammetje- staan stil, en ze zwaaien even kinderlijk terug. Pas aangekomen en al zo'n highlight, de dag kan niet meer stuk!
Zwindorf!
Tijd voor de formule Till the End of the Line. Stap op een trein, tram of bus. Rij naar de terminus en zie wat er te beleven valt. Ik neem tramlijn drie naar Zwijndrecht, een gemeente die twijfelt tussen dorp en groene suburbia. Onderweg aanschouw ik de heerlijke natuur en de aanpalende industrie van de Linkeroever, op de middenberm zit zelfs een scholekster te pikken tussen de uitlaatgassen. De terminus ligt buiten Zwijndrecht, bij de grens met Melsele. Het is een uitgestrekte park + ride met langszij één polderboerderij waarvoor ze nog niet de tijd hebben gehad om ze af te breken.
Ik rij twee haltes terug naar Zwijndrecht-Dorp tot aan de kerk waar een troep plechtige communicanten naar buiten stommelt. De catechese is voorbij, om te lachen doen ze nog eens voor hoe ze devoot hun handen moeten vouwen. Ik nestel mij op het terras van Café De Toerist en stel een vraag om de locals op stang te jagen. Is this city? Is this Antwerp? - No, no, no! City is ginder. This is Zwijndrecht. Zwindorf! Is a village! En of de mensen van die grootstad dan niet neerkijken op de village? De spreker schudt van nee, een andere terraszitter springt bij: "Dat neerkijken is jàren geleden. I tell you why. Antwerpen heeft 8% gemeentetaksen en Zwijndrecht maar 1% en zo zijn de mensen van de city hier komen wonen, and now they are very friendly for the people from here."
Zwindorf rules!
Voor het stadhuis van Antwerpen. Leunend op aantrekkelijk en bezienswaardig dranghekken. © Jan Hertoghs
Café Par Hasard!
Na het eten van een mattentaartje (een streekspecialiteit!) brengt lijn drie me in no time terug naar de stadskern met zijn rumoerige terrassen en inhalige pizzeria-binnenwippers (Buona sera chef! Pizza klaar! Prego chef!) Ik stil mijn honger in 't Lastig Portret waar ik zeven euro betaal voor een salade met warme geitenkaas. Nadien wil ik wat cafés aanlopen, maar niet de cafés die ik al ken. En ook niet de cafés met teveel volk. En ook niet die met te weinig volk. En evenmin die... En dan is ineens de rek eruit. Dit is de dip die alle experimentele reizigers doormaken ("Ineens is er dat gevoel van: wat loop ik hier te doen? waarom zit ik niet gezellig thuis?") Die twijfel hoort erbij volgens de insiders, ik moet doorbijten "en dan komt het plezier vanzelf terug".
Oké, nieuw en zelfverzonnen experiment. Ik ga vanaf nu de eerste straat rechts, dan links, dan weer rechts, en aldus stappend zal ik àlle cafés binnengaan waarvan de beginletter overeenstemt met de beginletter van de straat. In theorie ziet deze formule (Café Par Hasard!) er prachtig uit, maar in de praktijk heb ik in twee uur stappen slechts twee cafédeuren kunnen openstoten. Niet echt een kroegentocht dus, en het is al bijna half twaalf als het lot me naar café 't Kloosterke brengt, in de Kloosterstraat.
Onder de tonen van Only a fool breaks his own heart betreed ik de gelagzaal. Er zijn nog maar twee klanten aanwezig. De ene ziet me aarzelen en spreekt me toe: "Ga zitten maat. Ook in een leeg café kunt ge iets drinken!" Als de dienster dan vraagt wat ik wil drinken, zeg ik "a coffee please" en wijs ik op het papier: Donderdag 1 Pannenkoek Gratis bij Elke Consumatie. Ze trekt ogen, schudt van nee en ik hoor haar tegen de andere klanten zeggen wadenkt dieje wel? toch gin pannekoeken oem halftwelf zeker?! Klant nummer twee zet intussen zijn story verder, een lang toogverhaal over the rise and fall van een lokale taximaatschappij, en een verhaal met maar één refrein: Ik zal 't oe zegge: da was doar klote, effenaf klote, dikkement maajn klote!
Alles klote dus in 't Kloosterke in de Kloosterstraat. Ik nok af, zonder links of rechts ga ik weer naar Den Heksenketel.
De trekking naar K2
Vanachter de deur klinkt Ierse folk, ik loop de trap op naar het bureau van Raf. Hier sè, de Jan! Alsof hij me vorige week nog gezien heeft, terwijl het veertig jaar geleden is. Raf komt uit de sociale sector, "werkte vroeger met doven en autisten", en de laatste twee jaar is zijn zorgsector "de mensen met een rugzak op hun bult." Raf staat er niet alleen voor, er is een vzw met vrijwilligers om de boel draaiend te houden. Al in het eerste jaar na de opening was Den Heksenketel een succes, "we stonden negende op de wereldranglijst van www.hostelworld.com, dat is op tienduizend hostels worlwide!" De Guinness en de Achouffe gaan volop schuimen in de glazen, maar om twee uur heb ik genoeg tegen de toog geleund en zoek ik mijn bed op. Morgen moet ik vroeg op voor mijn trekking naar de K2. Ik stommel naar het slaapzaaltje, de Chinezen liggen al uniform te ronken.
Om zes uur wordt het licht in de kamer, ik heb slécht en slechts vier uur geslapen, en dat heb ik aan die zeven Chinezen te danken. Naast spleetogen blijkt dat volk ook een kleine blaas te hebben, zo dikwijls als die toiletdeur gekraakt heeft vannacht! Ik probeer nog wat slaap te vatten, maar vergeefs, om zeven uur sta ik al met de rugzak op straat.
Anvers s' éveille, en het zijn de allochtonen die overal de cafés en de restaurants met zeepwater schrobben, en met kettinggerammel de terrasstoelen weer op hun plaats zetten.
De formule Expedition to K2 is ook een idee uit de Lonely Planet ("Ontdek een onbekend deel van de stad. Zoek een stadsplan. Doe een voettocht naar het vakje K2 van de plattegrond.) De Antwerpse K2 blijkt op de Jan Van Rijswijcklaan te liggen, zo'n vijfduizend meter van het stadscentrum. De lucht is staalblauw en er staat een strakke koude bries, ideale omstandigheden voor deze trektocht. Via de Groenplaats en de vallei van De Boer Van Tienen bereik ik de Sint Jorispoort. Ik steek de brede en gevaarlijke leien over en dan ontvouwt zich de Mechelsesteenweg. Die ligt over een grote afstand opgebroken, het voetpad is slecht afgebakend met roodwit lint en ligt bezaaid met zand en losse stenen. Er moet nog een team zijn langs gekomen, want ik vind lege verpakkingen van Solo, Butella en Jupiler. Na drieduizend meter bereik ik de Jan Van Rijswijcklaan, het laatste rechte stuk voor de K2. De omgeving wordt beboster, ik zie platanen, rododendrons en taxussen, en uitzonderlijk op deze hoogte, een grote magnolia.
Na de gevaarlijke oversteek van De Singel (een zware verkeersstroom) zie ik de K2 in de verte liggen. De zon staat nu boven de boomkruinen, en se lucht is hier ook ijler dan op de Groenplaats, dat merk ik aan mijn ademhaling. Ik laat de Beschavingstraat rechts liggen en dan kom ik in de zone van de waarheid. Nog een laatste krachtinspanning en om 8uO5 sta ik boven op de K2. Het uitzicht is helder, ik kan zelfs de oprit naar Brussel zien.
Terwijl ik uitrust, nadert een stip uit de verte. Hij draagt een rooie jak en heeft blond haar. Het is mijn jongste jongen die met de fiets naar school rijdt. Hij is duidelijk verwonderd om zijn vader hier verfomfaaid langs de weg te zien, wat er is, hoe ik daar kom? Ik zeg iets van K2, hij wil het straks pas weten, nu moet hij naar school. Twee minuten later mijn oudste zoon, of ik goed geslapen heb? Te weinig geslapen, zeg ik, maar vier uur. Loser!! Ja, zo ken ik mijn kinderen.
Na de moeilijke trekking sta ik op de top van de K2. De lucht is hier ijl, op 5000 meter boven het stadscentrum © Jan Hertoghs
Ik loop een eind terug tot aan de brug over de Ring en boven dat gedaas van het verkeer voel ik me ineens een buitenstaander. Ik ben op een vreemd uur opgestaan, ik ben door straten gestapt waar ik normaal nooit zou wandelen, en ineens ziet die stad die ik zo goed ken, er heel anders uit. Er is een tastbaar gevoel van vervreemding, een reëel dépaysement.
Extreem vriendelijk
Terug in de Heksenketel pak ik de rest van mijn bagage in. De Chinezen die pas wakker zijn, bekijken me verwonderd: sliep er een bleekgezicht in ons midden? Ze studeren in Metz en spreken goed Frans. Voor een trip van vier dagen reizen ze door Nederland, België en Duitsland. Ik zeg dat ik vanmorgen op de K2 ben geweest. Ze bekijken me zonder uitdrukking. Dat is de tweede hoogste berg ter wereld, zeg ik, jullie kennen toch de Himalaja?! Ze durven amper te knikken. En dan spreek ik van het stadsplan en dan lachen ze, en begrijpen ze het onmidddellijk, ah oui, juste pour l'expérience!
Raf heeft het ontbijt op de lange houten tafel gezet. Vanuit het café klinkt Alan Stivell, de goeie ouwe folkrocker uit Bretagne. Het liefst ziet Raf 's morgens tien nationaliteiten samen aan de tafel zitten, "en dat je dan al die verhalen hoort". Hij heeft de wereld al in zijn hostel zien passeren: heel Europa, Alaska, China, Korea en Japan. Ik ben de eerste backpacker uit Antwerpen, "en liefst ook de laatste. Ik heb liever vreemd dan eigen volk." En wat het "bruine imago" van Antwerpen betreft: "Van geen enkele gast heb ik al horen zeggen dat het hier precies een extreemrechtse stad is. Wat ik daarentegen àltijd hoor, is dat de mensen hier extreem vriendelijk zijn."
Aan de voorbijganger-fotograaf heb ik gevraagd om alles erop te zetten: Rubens, de kathedraal, mezelf én Het Hellend Vlak van de Groenplaats. © Jan Hertoghs
Tram der traagheid
Ik loop weer het centrum in waar de toeristen uit de autocars worden geladen, in lange rijen volgen ze de gids, achter een vlaggetje of opgestoken paraplu. De zon schijnt in de stralen van Brabo en ik vraag aan een ouder koppel of ze een picture van mij willen nemen. Frans, dieje mengs vroagt veur een fotto te trekke! Nabij het standbeeld van Rubens vraag ik opnieuw een foto aan, en tegen de gelegenheidsfotograaf leg ik uit dat everything erop moet staan, Rubens and the cathedral. Een onmogelijke opdracht eigenlijk, ik zie onze man stap voor stap achteruit wijken tot hij haast in de massa verdwijnt. Ja, vriendelijke mensen hier!
Ik wil opnieuw in het toeristentreintje, en deze keer the real thing. Dat kan om twaalf uur, ik betaal, stap in, en luister ontspannen naar het wachtmuziekje, een James Last-versie van 't Is weer voorbij die mooie zomer. Wat prima past bij deze schitterende dag, met de volle terrassen en iedereen content achter de gevulde fonkelende glazen. Met nog zeven andere passagiers vertrekken we. De chauffeur duwt op play en het cassetje begint aan zijn ronde van de stad, in vier talen nog wel. Eerst rijden we langs de kaaien, en dan over de Grote Markt. Om zich een weg te banen door de toeristen doet onze chauffeur zijn motor in een schril toerental draaien, als verschrikte duiven zetten ze een stap opzij. Of hij dan geen horn heeft, vraagt de Amerikaan in mij. Jawel, maar die claxon mag hij niet gebruiken in deze verkeersvrije zone, here everything must be quiet from the Polizei. We rijden langs het Steen en ik zie veel passanten omkijken: het treintje ziet er ook uit als een overblijfsel uit de Expo-jaren en met zijn tien per uur rijdt het ook tergend traag temidden van het nerveuze stadsverkeer.
Via het Eilandje (de cassettestem is daar onverstaanbaar door de dokkerende kasseien), het Hessenhuis en de Stadswaag komen we in de Sint Katelijnevest, the street from the typewriters, radios and tv's. Het cassetje moet al in geen tien jaar meer zijn aangepast, want in heel die straat is géén typewriter meer te kopen. Tegelijk heeft het ook iets schoon, die gedateerde uitleg in dat gedateerde trammetje.
Ik ben nu vierentwintig uren van huis, en hoe langer op stap, hoe meer out of place ik me voel. Een andere backpacker-at-home beschreef het zo: "Je bent niet langer een local, maar ook niet echt een stranger. You are either a local stranger or a strange local."
Volgens de theorie zou ik nu weer een trein of bus moeten nemen naar Zaventem om zo naar huis terug te keren, maar die energie heb ik niet meer. Ik stap dan maar op een tram naar de luchthaven van Deurne. In een onhandig maneuver trap ik op de tenen van een mevrouw. Amai seg, da woare die van maij! Vijf keer sorry zeggen is natuurlijk niet genoeg. Tegen haar man zegt ze: en dan stekt 'm nog bekanst mè zaajne rugzak in m'n ooge! Ik versta elke letter, maar ik moet me gedragen als doof en stom. Op de INTERNATIONALE LUCHTHAVEN ANTWERPEN staan 15 reizigers aan de check-in en in de airport shop koop ik mijn Belgian chocolates voor thuis. En dan is het: bye-bye Antwerp! Daar is al de onberispelijke gezagvoerder en een luchthavenbediende van deze wereldstad begroet hem op groot-kosmopolitische wijze: Allez, mannen, een goei vlucht hé!!
Alfabetisch Liften
Na de stad wil ik ook op de buiten een experiment wagen, iets zoals de Ier Tony Hawks, die door heel Ierland liftte met een koelkast. In mijn verbeelding zie ik me al langs de weg staan met hengelgerief, een duivenkorf, een slee, een kapstok, een gitaar, en een kanariehok. Maar het blijft liften-met-een-gimmick, ik vat een àndere uitdaging aan. En zo bedenk ik het Alfabetische Liften. Wie mij meeneemt, mag mij op gelijk welke bestemming deponeren, maar de eerste letter van die plek moet ook de eerste letter zijn van z'n voornaam. Een Jan kan me dus meenemen naar café Jagersrust, een Nadia heeft de keuze tussen de Noorderlaan en een Nagelstudio. Mijn eindbestemming zal dus ongewis zijn en ik doop deze tocht nu al de No Direction Home Tour.
Mijn uitvalsplek is de weg naar Wommelgem en Ranst, op een ochtend komt daar vanuit Antwerpen een stroom werkverkeer voorbij. Er gaan vijfendertig minuten en naar schatting vijfhonderd auto's voorbij voor er een Renault Mégane stopt. Waar moet ge zijn? Dat kan ik natuurlijk zo gauw niet zeggen en dus doe ik een veel te lange uitleg over de Lonely Planet Guide en experimenteel reizen en het alfabetisch liften, en dan is er het simpele antwoord. Oké, ik heet Wim en ik neem u mee naar mijn Werk!
Zijn werk is de MPI Zevenbergen, een grote zorginstelling midden in het bos nabij Ranst. Een kwartier geleden stond ik nog in het stinkend ochtendverkeer en nu loop ik tussen de beuken die het zonlicht filteren. Er is ook een Lourdesgrot waar Bernadette al decennia opkijkt naar Maria-in-den-hoge en zo kom ik in Ranst.
Konijn in Kessel
Daar wacht toepasselijk het eethuis Roodkapje: ik had honger als een wolf én ik kwam uit een bos! Bij mijn ontbijt zie ik dat Ranst één van die voorbeeldige gemeenten is waar de fietsende schoolkinderen gele fluo hesjes dragen, met dan nog een dubbele haag van volwassenen in oranje kazuifels. Overbeschermde dutsen, ik krijg er compassie mee.
Mijn volgende lift richting Emblem heb ik snel beet. De chauffeur heet Olivier en hij stopt bij de Oostmalsesteenweg waar ook een Omlegging is. (Bij het uitstappen vraagt hij wel: "Wat gaat ge doen als een Xavier u meeneemt?!")
Ik maak een bordje met Kessel en een vrouw stopt. Ze heet Karin en ze moet in Kessel aan de Kerk zijn. Van dan af volgen de gunstige wendingen mekaar op. Vlakbij de kerk van Kessel steekt er een konijn over, een Kessels Konijn natuurlijk. Ik ben echt geboren voor dat alfabetisch liften.
Honderd meter verder vind ik 5O eurocent op straat en pas is dat muntstuk opgeraapt of daar stopt al een chauffeur, zonder dat ik m'n duim heb uitgestoken! 't Is een klein mirakel, want de mens heet Michel en rijdt in een Mercedes! Zijn eindbestemming is Berlaar waar Michel mij laat uitstappen op de Markt.
David die naar Herenthout rijdt is een man met een beugelmicrofoontje voor de mond. "U zit met problemen? Ziet u onderaan rechts die symbolekes? Is daar een geel beerke bij?" Hij is helpdesk voor middenstanders met een computernetwerk en onderweg naar de ene klant, krijgt hij telefonische raadsels van de anderen.
In Herenthout zet deze David me af aan de Döner Kebap, maar het had evengoed De Kat, De Kroon of Den Uil kunnen zijn. Cafés met een D zijn hier zat.
Uit Herenthout-Centrum geraak ik moeilijk weg. De uithangborden Broodautomaat en Schuermans Verzekeringsmakelaar Sinds 1978 heb ik nu al veertig keer gelezen en ook de voegen van de bakstenen rijhuizen beginnen mij stilaan goed te kennen. Een bestelwagen rijdt voorbij met op de achterkant een sticker "Ik Stop Vaak!" Maar dan toch niet voor mij.
Uiteindelijk stopt een vrouw omdat ik in een dorp blijk te staan "waar ge nooit ofte nooit een lifter ziet". Als ze me aan het grensbord van Itegem deponeert, moet ik nog rap haar voornaam vragen. Dat is Imelda, zegt ze. Saved by the bell!
Liftend vanuit het centrum van Herenthout. “Ik neem u mee omdat ik hier nog nooit een lifter gezien heb” © Jan Hertoghs
Klein Scherpenheuvel
Ik heb ineens genoeg van dat alfabet en ik wil een aanpassing invoeren die dichter aanleunt bij het toerisme in eigen streek. Aan de zeventigers Jeanne en Marcel die naar Wiekevorst rijden, vraag ik om me naar "een plaatselijke bezienswaardigheid" te brengen. Dan brengen wij u naar Klein Scherpenheuvel, zeggen ze. Marcel vertelt de legende van een koopman die uit de handen van struikrovers bleef door in een boom te kruipen, en die man heeft uit dankbaarheid een replica van Scherpenheuvel laten bouwen. En inderdaad, hier is een heuveltje en daarop staat een mini-versie van de basiliek. Er zijn ook brandende kaarsen en er zijn de staties van de kruisweg met proper gebezemde paden. Aanzichtkaarten van één euro zijn te verkrijgen, en voor de minder vrome bezoekers is er Camerabewaking.
Het is middag en ik wil iets eten in Wiekevorst. Het is nog een dorp waar de verenigingen hun activiteiten aankondigen op grote houten plakkaten: de St-Jansvrienden gaan binnenkort het stuk "Perron-Geluk" opvoeren. De middenstand zelf zoekt geen woordspelingen. Hier heb je Bakkerij 't Pistoleeke, en in Berlaar had je al frituur 't Frituurke. Je moet erop komen.
Voor een broodje moet ik in Frituur Bambam zijn. Dat is een oude naam voor een middenstandszaak, want Bambam komt uit The Flintstones, een zeer populaire tv-tekenfilmserie van de jaren zestig. Decennia later zijn de wanden van de frituur nog altijd versierd met muurtekeningen uit de serie. De prehistorische Fred Flintstone heeft een groot pak frieten vast. Recht uit het Puntzakken Tijdperk.
Beklimming van de Asberg
Van Wiekevorst naar Westerlo word ik meegenomen door Herman uit Herselt! Hij weet niet zo gauw een bezienswaardigheid, maar dan weet hij ineens toch een berg zijn, de Asberg in Westerlo. Ik tel de stappen tot boven, en schat de berg zo'n twintig meter hoog. Op de top ga ik in het duingras liggen, ook een experimentele reiziger wil wel eens uitrusten. Hoog boven mij knispert het in de grove dennen, het zijn de dennenappels die door de warmte openknippen, de zaadvlimmetjes cirkelen met tientallen naar beneden. Het ruikt hier sterk naar hars, een geur van lang geleden verstoppertje spelen.
Op de picknickbank zijn brute zinnen gekrast. I love m'n schatje. Ik ben geil meisje als jij geile jongen bent neuk ik gratis (met gsm nummer) Jezus is Cool. Hitler is Cool. White Power. Ja, de Asberg, daar komen wel eens assholen op af. Bij de VVV vraag ik meer uitleg over deze lokale Botrange. Het zou een grafheuvel uit de prehistorie zijn, er zijn al urnen met asse gevonden en als ik de exacte hoogte wil weten, dat is 24 meter boven de zeespiegel.
Schenk me deze nacht!
In Westerlo kan ik mee met een man en zijn aanhangwagen. "Ne lifter! Gij zijt een uitstervend ras!" Hij behoort tot een winstmakend ras, hij koopt en verkoopt tweedehands elektro. 't Is ook de eerste die me in de steek laat: "In Meerhout, begot, daar weet ik niks toeristisch zijn."
Geen vijf minuten later zit ik in de auto van Marie-Louise. Ze heeft "vanzeleven nog nooit een autostopper meegenomen" en ze heeft ook wat spijt over haar leven. "Was ik nu jong, dan zou ik dat ook doen, zo avontuurlijk reizen als gij." Toen zij jong was, heeft ze nooit gereisd. Haar ouders gingen "nooit weg". Marie-Louise kent Balen niet goed, ze woont er nog maar pas, maar ze zal me een "interessante plaats" laten zien waar zij veel kwam toen ze nog alleen was. "'t Is een dancing waar ge elke namiddag kunt dansen en op sommige namiddagen is er ook gratis buffet. Dan kwam ik van mijn werk en dan ging ik daar dansen en eten".
"Het Kempenhof" ligt met zijn grote parking achterin een onopvallende tuinwijk. Ik kan niet anders dan verbaasd zijn, het is een donderdag, half drie in de namiddag, en in de grote taverne tel ik zeker honderdtachtig mannen en vrouwen op de dansvloer en aan de tafeltjes. Gemiddelde leeftijd: 60 tot 75 jaar. Ik zie veel permanents, losse plastrons, gouden zegelringen en gouden halskettinkjes. Vrouwen vegen het zweet van hun hals met een servetje, mannen aan de toog lachen naar mekaar zoals mannen aan de toog dat kunnen. Alles onder control, Jos? Ja, alles onder control! Een ouderwetse schoonheid komt op naaldhakken voorbij, elke vent gaapt haar na, wat een wijf, mannekes, olala zeg!
In de week is het vooral voor de alleenstaanden en in het weekend is het meer voor de koppels, zegt Gérard die hier al vijf jaar komt. En dat straks de "belegde sandwichen" komen. Gratis en voor niks! En soms treedt hier Willy Sommers op, of Salim Seghers, of Chris Rilly als ik die ken. "Alleen is maar alleen," zegt Gérard, "dan zijt ge toch beter hier dan thuis in uwe zetel!" En dat er af en toe al eens een vrouwke met hem is "meegegaan, maar nooit voor lang". Ik blijf nog lang staan kijken aan de toog. Als de dj zijn drie tragen speelt, loopt de bak helemaal vol met schuifelaars, boezem tegen borstkas en onderteksten van het Hollandse levenslied. Schenk me deze nacht/ Laat me niet alleen/ Hou me in je armen/ Ga niet van me heen! Ik laat de nacht in Het Kempenhof. Buiten schijnt de zon, het stof ritselt over de parking en alleen het suizelen van de dennen is hier te horen. Het is half vier, in de Bert Leysenlaan komen de eerste kinderen van school.
Leopoldsburg. Toerist in eigen land maakt V-teken bij een tank uit een ander land. © Jan Hertoghs
Dylan in Hasselt?!
Niels stopt voor m'n bordje Leopoldsburg. Ik zeg dat ik het stadje L. alleen maar ken van de militairen, van Marcel Vantilt en van Dominique Deruddere. Dat moet treffen:, Dominique is de nonkel van deze Niels! Om tegemoet te komen aan mijn vraag naar lokaal toerisme, geeft hij een sightseeing van Het Kamp : Zijn Straten waar vroeger 250 soldatencafés waren, Zijn Legersportvelden en ontspanningszalen, Zijn Legertank nabij het station en tenslotte het geboortehuis van Zijn Filmregisseur D.D.
Ik heb genoeg lokaal toerisme gezien en maak me klaar voor het moeilijkste deel van de No Direction Home Tour. Op een wit karton schrijf ik in dikke letters DYLAN, en in zeer kleine letters Bob. Ik steek de spoorweg over, zet mijn rugzak langs de weg naar Beringen en Hasselt en wacht. Het is een ideale plek, de auto's komen constant en in trage rijen voorbij.
Eén chauffeur lacht, een oudere man schudt van neen, Dylan, daar moet hij niet heen. Ik weet niet goed hoe ik me moet houden, hoe ik neutraal moet kijken bij de schapenblikken die nu passeren. Want ja, het is wél lachen hoe ze gàpen naar dat nooit vertoonde bord. Je ziet ze denken, Dylan? Dylan? Treedt die straks op in Hasselt, ofwa? Ik zie ook chauffeurs die vertragen om te stoppen, die het bord lezen en dan toch weer op hun gas duwen, ne zot zeker?! Na een half uur moet ik me al vermannen dat het toch gaat lukken: ja, er gaat een Dylanfan stoppen. Ja, Dylanfans hebben het hart on the road. Ja, Dylanfans hebben zin voor humor. Er rijdt weer een gaper voorbij, de passagier duwt het zijraampje open en schreeuwt Dylààààààn! Ooit zal ik dit relaas persoonlijk vertellen aan Robert Zimmerman, dat staat vast.
Dan stopt een stoffige Mercedes. Ik trek de deur open, waar moet ge naartoe? Teleurstelling. Hij heeft het bordje niet eens gelezen, maar hij moet wel lachen als hij het ziet. "Vriend, gij hadt evengoed New York op dat karton mogen schrijven, ik stop altijd en voor alleman!"
Rusteloos
Paul doet "iets met dressuurpaarden" in Hamont, training en jumping en af en toe een verkoop. Naast hem zit de Noorse vriendin van zijn zoon Sven. En die achtentwintigjarige Sven is nu op tournee door Europa, samen met een Ierse singer-songwriter. Paul vraagt aan de vriendin van welke muziek zijn zoon houdt. The Girl from the North Country noemt ze bedachtzaam op: Cobain, Neil Young, Dylan, Jeff Buckley, Leonard Cohen, Steve Earle... "Sven heeft al in alle Europese landen opgetreden. Hij wil van zijn muziek leven, en dus leeft hij vaak op droog brood. 't Is ook een jongen van veel stielen, hij heeft al voor journalist en detective geleerd, hij was al straathoekwerker en vrachtwagenchauffeur, en nu werkt hij bij De Post. Dat rusteloze karakter heeft hij van mij. Ik kom uit een boerenfamilie van acht kinderen, en in 1968 ben ik naar Canada vertrokken. Ik was drieëntwintig en hier in België hield ik het voor gezien. In Montréal kwam ik bij een tandarts die als hobby een farm had, een boerderij met driehonderd koeien. Ik ging voor die mens werken, terwijl ik geen woord Frans sprak en ook geen woord Engels. Maar drie maanden later kocht ik mijn eigen quarter horse en reed ik al de bergen in om die koeibeesten bijeen te drijven. Paul, de Belgische cowboy!" Hij mept op zijn stuur, 't was een avontuur.
We rijden naar vrienden in Zonhoven, zijn vrouw is daar ook. Hij rijdt het gazon op, komt roepend uit de auto, "kijk wat ik nu langs de baan heb opgeraapt!" De oude boerderij is een zoete inval en op korte tijd zitten we met zijn achten rond de buitentafel. Er komen bier, wijn, porties pizza, en veel verhalen op tafel, het is een feest, maar wat hebben we gevierd die avond? Dat de zon nog zo laat scheen? Dat de vogels floten in alle bomen? Dat Paul en z'n vrienden even oud waren als Dylan? Dat we mekaar gevonden hebben door Dylan? Dat we mekaar gevonden hebben langs de weg? In elk geval, dat niemand mag blijven staan langs de weg.
Om negen uur wordt het donker en sta ik opnieuw te liften. In twee etappes raak ik in Ham, en dan in één rit naar Antwerpen. De chauffeur hoort me mijn dag vertellen, dus gij doet eigenlijk autostop voor uw job! ?
Nawoord (1) tientallen ideeën voor experimentele reizen vind je hier (in meerdere talen) : http://latourex.org/latourex_en.html
Nawoord(2) Taverne-Dancing Kempenhof is in 2010 failliet gegaan en Raf stopte eind 2009 met het hostel en folkcafé Den Heksenketel.
DEEL 2: DE BEDENKER EN PIONIER VAN EXPERIMENTEEL REIZEN
© Jan Hertoghs