<k> De kermisfotografen van de Kempen

Het is zomer en de blikken trompet van de kermis klinkt door dorpen en steden. In de tweede helft van de vorige eeuw was er zelfs nog "kermisfotografie" . Ik had er nooit eerder van gehoord, ik kwam ermee in contact door een vader en een zoon in een botsauto.
Die kermisfotografie moet op tal van plaatsen bestaan hebben, maar ze heeft het langst bestaan in de Kempen.
Ik schrijf erover in mijn boek "Alles voor de Kempen" ;
de passage in het boek is gebaseerd op deze reportage .

© Jan Hertoghs -Humo juni 2014

“Ik moést die foto kopen. Je ziet mij immers smoren, en dat mochten ze thuis absoluut niet weten !”

 De kermis staat onder druk. Het is vertier dat nog niet geheel door een administratie te beteugelen is en dus wordt de kermis al eens verbannen naar de industriële buitenkant van steden en gemeentes. Ik ben zelf niet zo'n kermisvogel, maar ik betreur het als zwieren, zwaaien, schieten en rondrijden als behorend tot een industriezone wordt beschouwd. Het autoverkeer, nog veel meer een mallemolen van overlast, wordt makkelijker gedoogd in de steden. Verder gaan mijn bedenkingen niet.
Tot die ene dag. Toen een botsauto op een vreemde manier in m'n leven kwam.

Erik Nagels is schilder en kunstenaar. Bij hem thuis zag ik een bijzonder schilderij. Hoe hij als kleine jongen in een botsauto zit, naast zijn vader die het stuurwiel vasthoudt en een arm om z'n zoontje legt. De basis van dat portret was een kermisfoto uit 1959. Ze was in Beerse genomen door een kermisfotograaf. ("Zo'n man nam honderden foto's en drie dagen na de kermis lagen die foto's te koop in één van de dorpswinkels.")
Ik had nooit van kermisfotografen gehoord, en zo begon een meeslepende zoektocht.

Erik Nagels en zijn vader.

Naast de kerk van Itegem rijden de botsauto's hun licht daverende ritten op de metaalvloer van Autoskooter Claes & Zonen.  De uitbater komt met zijn hoofd naar het raampje: ja, hij weet van kermisfotografen. Die hebben bestaan tussen de jaren vijftig en de jaren tachtig. Dat waren gelegenheidsfotografen, "nooit geweten vanwaar ze kwamen". Hij is de kermisfoto van zijn lief ooit gaan kopen in een winkel in Lint. Dat was aanvang jaren zeventig, en later is dat lief zijn vrouw geworden, "die foto was dus het begin."

De aalmoezenier van de foorkramers zou meer weten. Ik bel  pater Kristiaan in Herentals. Hij denkt dat het schoolfotografen waren die in de zomermaanden zonder werk zaten en dan maar de kermissen afdweilden: "'t Was vooral iets van de buiten, in de stad zag je ze niet."
Jeanine Klessens heeft de fotografen vaak bezig gezien in de  danstenten Klessens. Als de foto's te koop hingen, ontstond er elke keer een rush van de jongens op de meisjesfoto's: "Zij kochten die om in hun portefeuille te stoppen, dan konden ze ermee stoefen dat dat meisje hun lief was. Terwijl dat meisje van niks wist!"
In Rijkevorsel vind ik een concreet spoor. Hier zouden de kermisfoto's "minstens tot in 1992" in enkele winkels hebben gehangen. Ik word ook ingelicht dat kermisfoto's ràre foto's zijn: "Op zo'n foto staat iedereen en alleman, maar bijna nooit de kermis zelf. Ge zult wel zien!"

Aanpappen

Rita Mariën had samen met haar ouders een dagbladwinkel in  Rijkevorsel, en daar hingen die kermisfoto's uit. "Dat was elk jaar een belevenis als die dozen arriveerden; met ouders en kinderen zaten we rond de tafel om alles goéd te bekijken. Het hele dorp passeerde door je handen". De foto's werden in cellofaanstroken gestopt en 's nachts nog opgehangen: "s' Morgens vroeg stonden de mensen al te kijken. In de succesjaren werden daar honderden stuks van verkocht".
Hugo Bastiaensen komt thuis met een dik pak. Hij heeft deze namiddag worst en stoofvlees gewonnen bij de kaartprijskamp. Hij en zijn vrouw Theresa Renders hadden eerst een café in Rijkevorsel en dan twintig jaar lang een dagbladwinkel. Zij  hebben de foto's véle jaren uitgehangen. 
Hugo: «Op dinsdagavond was de kermis gedaan, op donderdag werden die foto's verwacht, en op woensdag was er al vraag naar. 'Hugo, zijn ZE nog niet binnen?' Die eerste dagen stond er dikwijls twintig man in die winkel. Allemaal met het bonnetje van de fotograaf waarop het nummer van hun foto stond. Dat nummer verwees naar een doos met een serienummer, en wij moesten daarin orde houden: gij met die doos ginder! gij met die doos daar! En niet onder mekaar rommelen hé!» 
Theresa: «Dat was een begankenis. Zelfs van de omliggende dorpen en gehuchten kwamen ze naar hier.»
Hugo: «En volk dat er voor het raam stond! Daar hingen we zo'n vijftig foto's: bij voorkeur jonge koppeltjes of kermisgangers die d'r zwaar waren ingevlogen.  Die fotografen liepen de hele avond rond, die hadden àlles gezien. Die wisten ook goed in welke danstenten en café's ze moesten zijn: daar waar de ambiance was, daar waar de beschonken figuren te zien waren. Hoe zotter de foto hoe beter ze verkocht. Dat wisten ze. Al die mensen die d'r onnozel op stonden, die kochten hun foto, om ze wég te hebben uit de etalage. Wij speelden daarop in: de dwaze en genante foto's hingen wij éérst. Cafégangers die zich hadden laten gaan, kwamen ons vooraf opzoeken: Hugo, als ge mij ziet, leg die foto's dan opzij, hang ze niet in het raam hé.»

Theresa «Ook te jonge koppels kwamen zeer vroeg kopen; vooral de meisjes waarvan ze thuis niet mochten weten dat ze op hun zestiende al een vrijer hadden.»
Hugo «Zo'n fotograaf had dat natuurlijk gezien hé, dat er zo twee achter een tent wat stonden aan te pappen. Die zagen ook  intuïtief wanneer een vent of vrouw met een ander ging. Ook die foto's waren rap weg hé. (lacht) Wij hadden die revue natuurlijk hélemaal gezien op de avond dat die dozen toekwamen. Dan deden wij niet anders dan aanwijzen, en ziet den dezen! en ziet dié hier!
Er waren ook mensen die niks kochten, die alleen maar uit curieuziteit naar de etalage kwamen. Wij zorgden dat er altijd wat te beleven was, om de twee dagen hingen wij andere foto's.»

Vrolijke vrienden
Hugo heeft nog plezier en leedvermaak. Theresa zegt dat het toch ook schoon souvenirs zijn, zij bewaart nog altijd de kermisfoto's van ons klein mannen. En één van haar eerste foto's was als kind op de kermis.
Hugo «Na zo'n kermis leverden ze ongeveer duizend foto's. Wij kregen dertig procent. In het begin waren die foto's goedkoop, vijf frank per stuk, later werden ze groter en kostten ze 25, 40 en zelfs 80 frank. Tot zes weken na de kermis kwamen nog altijd kopers opdagen, en je kon ook bijbestellen natuurlijk. Na twee maanden was het gedaan; dan kwamen ze de onverkochte terughalen."
Theresa haalt het rode deksel van een oud Gevaert-fotodoosje. Hugo becommentarieert. Die jonge gasten met hun fietsen, dat is Theresa met d'r gezelschap op de kermis in Hoogstraten. Andere foto's zijn genomen in hun café "Patria". Theresa achter de tapkraan. Theresa met een witte schort. Theresa met twee trappisten, een sigaar en een stuk sjokolat. Ik herken de in cellofaan verpakte sigaren en de reep chocola voor degene die niet kon volgen met het drinken. Het is ongewoon beeldmateriaal. De beslotenheid van het volkscafé opengetrokken door een buitenstaander.

Drie ouderen hebben een sullig papiermutsje op de kop. Zo'n zotte hoofddeksels droegen ze toen met de kermis, zegt Hugo, en dat die alledrie al dood zijn. Het is een bevreemdend en ontregelend beeld: vrolijke kapjes dragen en niet vrolijk zijn. De gekruiste vrouwenarmen na de te lange avond. Het luidruchtige afweren van de brutale flits van de fotograaf. En ook dat ene uitdagende ik-ga-nog-niet-naar-huis-gezicht in het midden. Zo'n momentopname, zo'n kwartslag in een leven, het had van een heel bekende fotograaf kunnen zijn.        

Op alle foto's is het er nog: het onbeperkt en ongestoord roken op café, met de blikken asbakken van het biermerk, tot de rand vol met kromgeduwde peuken.
Ik meen dat ik een ontdekking heb gedaan. Want weinigen namen in die jaren foto's en zo goed als niemand fotografeerde op café. Toch zeker niet op de buiten.  Sommige foto's zijn vergeeld. Die hebben jàren in het café van Hugo en Theresa gehangen. Met kleefband tegen het schap met de glazen, of met een punaise in het behang. "Die foto's kochten wijzelf. Dat was een geste van ons. Op die foto's stonden de goeie klanten van ons café; die mochten gezien worden door iedereen."
Op zo'n punaisefoto zitten jonge gasten stevig te heffen aan de toog. Ze zijn niet ouder dan vijftien, en dat minderjarig drinkgelag heeft dus jaren als een toonbeeld uitgehangen. Leren drinken was toen nog een vorm van naschoolse opleiding.

Verboden te smoren
Hugo merkt ook op dat er zo weinig kermis op die kermisfoto's staat: "De foor was maar een aanleiding voor die fotografen. Ze moesten volk hebben, dat was wat telde."
Theresa zegt dat er "ergens" nog onverkochte foto's liggen van de plaatselijke motocross, "daar kwamen die kermisfotografen ook, want daar konden ze ook veel volk fotograferen".
Hugo trekt kasten open en komt terug met vijf blokfoto's. Vijf  motocrossers springen hoog uit het zand. Het zijn foto's van plaatselijke vedetten die Hugo liet uitvergroten om in het café te hangen. De piloten jumpen nog uit alle macht, maar verder beweegt er niets meer na 1970. 

Ik vraag Erik Nagels of hij op de achterkant van zijn botsauto-foto soms de naam van een fotograaf ziet staan. Hij moet toegeven dat hij niet meer weet waar die foto bewaard zit. Maar hij zal enkele winkeladressen geven in Beerse,  misschien kennen die vroegere uitbaters die fotografen nog. In Beerse creëer ik grote cultuurhistorische spanning en onenigheid over de precieze winkellocatie waar die foto's uithingen. Het was bij Peeters-Govers! In de Végé! Bij Van Den Heuvel! Bij Bolckmans! Of nee, in De Selderbos! Uiteindelijk zou het De Welvaart-winkel zijn. Jos Buyens heeft er ooit nog een kermisfoto "raprap moeten wegkopen. Ik was met m'n vriend Eddy nogal stoer sigaretten aan 't smoren. En ineens kreeg ik een bonneke dat wij gefotografeerd waren. Ongevraagd natuurlijk. Ik was amper vijftien, ik moést die foto hebben, ze mochten dat thuis absoluut niet te weten komen."

Sheriff Jos Buyens (rechts) met kameraden op de kermis.

Ik doe research in de Kempen, maar de 'kermisfotografie' is evengoed gekend in andere regio's. Op internet lees ik dat de Heemkundige Kring van Nevele (O-Vl.) een doos met onverkochte kermisfoto's uit de jaren zestig terugvond. Ze hielden een expo, en wie zich herkende, kreeg zijn foto. Maar ook in Nevele vonden ze geen spoor van de fotograaf.
Foto-Rapid

Ik bel kennissen in Nijlen, Herenthout, Zandhoven, Merksplas, en Kasterlee, maar het enige wat men zich herinnert, is hoe die fotografen tewerk gingen, "ze riepen u toe op straat of op café, ge draaide u om, en pats-boem, ge stond op de foto". Zelden werd de toelating gevraagd. Je kreeg je bonnetje en zo wist je waar je kermisbeeltenis te koop zou liggen.
Hugo Bastiaensen zegt dat de fotografen Ollanders waren "of Belgen die werkten voor een Hollandse fotostudio. In de jaren zeventig moet dat al slecht betaald zijn geweest, want toen kwamen hier zelfs Marokkanen fotograferen!" Hennie Van Oers, archivaris van de Nederlandse Stichting Kermiscultuur, woont niet ver van de Belgische grens. Volgens hem waren er al kermisfotografen vanaf de jaren dertig. Dat Nederlandse fotografen ook in België kwamen, kan best, maar ook hij kent geen enkele fotograaf. Wel heeft hij een grote verzameling fotobonnetjes, hij zal er enkele opsturen, misschien vind ik zo een spoor. De bonnetjes hebben standaardzinnen: U bent zojuist gefotografeerd. Deze genummerde bon bewaren a.u.b. Binnen enkele dagen af te halen bij... en daar kwam de stempel van het verkooppunt. De bonnetjes hebben alleen een naam, geen adres of telefoonnummer. Foto-Rapid, Foto de Hoop, Foto S. Bougas. Noch in Nederland noch in België vind ik een spoor via die namen. Foto Bougas had ik graag opgezocht. Vanwege die ene zin op hun bonnetjes: "Deze mooie foto zal een herinnering zijn aan gezellige uren." De wereld van miljoenen foto's per seconde was nog veraf.        

Zwieren met vrouwen
Hugo Bastiaensen is niet verrast dat ik geen spoor van die fotografen kan terugvinden. Hij had ooit aan een passerende fotoverdeler gevraagd wat ze met onverkochte exemplaren en negatieven deden; ze hielden niks bij, "alles ging op de container". Hoe zou ik die sjarels dan kunnen vinden als ze zélf alles hebben weggegooid?!
M'n zoekwerk ligt maanden stil tot ik op café in Oostmalle in gesprek raak met iemand die een kermisfotograaf ként. "Bel met mijn groeten naar Jef De Beuckeleer in Zoersel! Hij weet er alles van."  
De 77-jarige Jef heeft op kermissen gefotografeerd van 1958 tot 1973. Hij ging wel ànders tewerk dan de fotografen die met de dorpswinkels werkten: "Dat waren losse mannen in dienst van een fotolabo; zo'n labo kon grote oplagen drukken om dorp na dorp honderden foto's aan die winkels te bezorgen. Ik werkte als kleine zelfstandige. Ik vroeg de mensen om vooraf te betalen, ik ontwikkelde de foto's en ik stuurde ze op met de post."

Ondanks die bescheiden aanpak heeft Jef in heel de Kempen, en tot een stuk in Limburg gefotografeerd ("ik had een kalender met alle data van kermissen, en zo reed ik elke zaterdag-, zondag- en soms ook maandagavond van kermis naar kermis.") Hij ging ook minder bruusk tewerk dan die "labo-mannen". Hij vroeg om toestemming, en als de mensen hun akkoord en hun geld gegeven hadden, dan kregen ze een betaalbewijs met zijn naam en adres. Een foto op postkaartformaat kostte toen 40 frank (=1 euro). Wat niet echt goedkoop was, want een pint in datzelfde café kostte maar vijf frank. 

Jef was een typische kermisfotograaf in die zin dat hij niét op de kermis fotografeerde: "Ik deed alleen de cafés. Ik stootte de deur open. Ik flitste een paar keren met mijn flash tegen het plafond. Het volk keek om, -aha, de fotograaf is er!- en dan ging ik van tafel tot tafel vragen of ik een foto mocht maken. Soms ging ik mee aan tafel zitten, wat zeveren, zwanzen en moppen tappen, en als er gelachen werd, dan vroeg ik of ik mocht trekken." En zo kwamen de mensen in zijn lens. Met de pint de lucht. Met de armen over mekaars schouder. Of al dansend, wang tegen wang.
Jef sloeg geen enkel café over, en elk café was ook "volzet"  vanwege de kermis. "Er werd meer lol gemaakt, en er werd ook meer gedronken omdat er toen amper wegcontroles waren." De tijd van de vele dorpscafés is echter voorbij, "waar er vroeger tien waren, daar zijn er nu nog twee."

Zolang er volk op café was, bleef hij aan het werk, "het kon  makkelijk drie uur worden voor ik stopte." Hij moest "toch naar niks of niemand zien", hij was vrijgezel, en dat is hij nu nog. Op zo'n weekend verkocht hij gemiddeld honderd foto's, dat was een schone bijverdienste; van beroep was hij lasser.  
Het was wel niet altijd feest op zo'n kermis, in de late uren heeft hij vaak ambras gezien, de drank bracht dat met zich mee. Hij zag veel 'vrouwenaffaires', en buitenechtelijke foto's heeft hij zeker ook gemaakt, "die koppels kwamen dan aan mijn huis bellen: ik moest hun foto niet opsturen, dat zou natuurlijk het spel verraden."

Fotograaf Jef, omringd door vrouwen en vrienden. Links de trekbiljart! (Jef De Beuckeleer)

Jef vraagt of ik zijn truc ken om met vrouwen af te spreken? Ik kan het niet bedenken. Wel, hij was als de cowboy met zijn revolver. Hij kon vanuit de heup een shoot maken, "en dan had dat vrouwke dat gezien, en dan vroeg ze: hebt gij een foto van mij gemaakt?" En dan zei Jef ja. En als ze haar foto wilde zien, dan moest ze volgende week daar terugkomen, en dan bracht hij ze mee. Dat was zijn manier van versieren.Ja, met vrouwen op café heeft hij "zotte dingen meegemaakt". Zo is hij een keer verhoord door de politie. "In een café zat een zatte kliek en één vent had een vrouw bij d'r voeten gepakt en hij zwierde haar zo rond." Jef vertelt het droog alsof dat soort draaimolen wel meer voorkomt in herbergen. En zo was de politie komen binnenvallen. Men had hem aangewezen als getuige, hij zou foto's hebben van het gebeurde. Jef had de zaak wel gezien, maar hij had géén foto genomen. Wel was er een andere foto "waarop je zijdelings de zwierende haren van die vrouw zag en zo dacht de politie dat ik meer foto's had." Ik vraag voorzichtig naar de afloop van dat geweld, was die vrouw gekwetst? Jef denkt niet dat het een kwestie van slagen en verwondingen was, "meer iets van zedenschennis" vermoedt hij, "omdat haar rok over haar oren vloog." Het soort zedenschennis dus waarbij een vrouw alle hoeken van de kamer krijgt te zien.   

Meisjes van vermaak

In de herfst en de winter waren er weinig kermissen, dan deed Jef de carnavals en de baancafés waar gedanst werd. In december verkleedde hij zich als Sint. In de cafés wilde men graag met de goedheilige op de foto; hij had dan een helper om te fotograferen. Als Sint had hij "veel aantrek bij de vrouwen; ze wilden dat ik op hun schoot kwam zitten, of ze trokken me op de dansvloer." In die gevallen lette hij er wel degelijk op dat er geen kinderen in de buurt waren.


Van de Sint springt hij moeiteloos op soldaten: Jef heeft ook in de soldatencafés van Turnhout gefotografeerd. Je had er de kazerne Blairon waar duizenden miliciens hun opleiding kregen, "en vlakbij waren er zo'n vijftien soldatencafés". De best draaiende hadden zogenaamde "meisjes van vermaak" in dienst. Meisjes van achttien-negentien die overdag werkten en die 's avonds met de soldaten dansten, "een bijverdienste die betaald werd door de cafébaas".
Zelfs zonder die soldatenfoto's te tellen, schat ik dat Jef  tussen 1958 en 1973 zo'n achtduizend foto's heeft gemaakt. Daarvan heeft hij toch wel wat bewaard? Niks van bijgehouden, zegt hij. En om het nog erger te maken: "ik denk dat ik mijn negatieven nog had tot in de jaren negentig, maar toen heb ik alles weggegooid." Of hij daarvan geen spijt heeft. Ja, nù wel. Nu ik ernaar kom vragen.
Gisterenavond heeft hij kasten en dozen uitgeladen en toch nog drié foto's gevonden. Op de eerste foto omhelst een serveuse  een man. Die man is Jef. De foto is door een kameraad genomen. Een uitzonderlijk beeld. Hier zie je hoe een vrouw de armen rond de hals van een man kan leggen en hoe ze tegelijk een sigaret en drie lege pilsglazen tussen de vingertoppen kan houden. Van zo'n foto kan je een film maken.

Jukebox in de winter

De tweede foto is ronduit fantastisch. Een meisje in een soldatencafé. Ze staat bij de jukebox in een lichte danshouding. Zo'n pose kan pretentieus zijn, maar de pretentie valt hier weg door de argeloze couleur locale. Een kleine kerstboom achterin. Een schichtige soldatenkop die ongevraagd in beeld komt. En dikke winterwanten op tafel die zeggen dat het koud is buiten en dat straks iemand met zijn bromfiets zal vertrekken. Van de fotograaf mag het allemaal in beeld. Het deert zelfs niet. Het meisje in haar danspasje blijft volmaakt naast die chromen platendraaier. Ze is daar zonder nadenken en toch is ze veel ineens. Ze is de jaren zestig. Ze is de hoes van een 45-toeren-single. Ik hoor Petula Clark en Dell Shannon, en zo heeft Jef dus honderden foto's weggegooid. Hij vindt het ook spijtig. Dat meisje is José. Een oud-lief van hem en daarom heeft hij die foto bewaard.     

Ik vraag of hij enige foto-opleiding heeft genoten. Dat is niet het geval. Hij zegt dat er geen opleiding mee gemoeid is als je alleen maar in een café moet binnenstappen "en trekken wat ge ziet". In het begin hanteerde hij een kleine simpele appareil, en toen hij wat geld gespaard had, heeft hij een Leica gekocht.
Dacht hij na over de compositie? Hield hij rekening met de belichting in die café's waar het soms halfdonker en dan weer helverlicht was door de tl-lampen? Jef hield met niks rekening, hij trok altijd met een flash, dan was er altijd licht genoeg. Gaf dat geen storende glanspuntjes in de ogen? Dat trokken de mensen zich niet aan! Of hij ooit een foto geretoucheerd heeft? Wat zou hij zich daarmee bezig houden. Hij nam zelfs geen tijd om scherp te stellen. Zijn lens stond scherp op twee meter, en dus ging hij altijd op twee meter afstand staan, en klik! Simpel als bonjour!

Ik sta te dralen hoe ik zijn drie foto's zal fotograferen. De hoeken krullen om, dat gaat het beeld vervormen. Ook nu heeft Jef een simpele oplossing. Met een Pritt-stift plakt hij de foto's op het blad van een bijzettafel, "nu krullen ze niet meer om". Fotografie kan ongecompliceerd zijn. 

Tranche de vie

Dat is ook het eerste wat fotograaf Herman Selleslags zegt, als hij de foto's ziet. "Toch geweldig dat er naar niks is gekeken. Fuck de compositie. Gewoon boem, de flash erop!" Dat complexloze, dat pretentieloze, "dat is fantastisch, zo zouden alle foto's moeten zijn. Er is een kermis. De cafés zitten vol. Er komt een fotograaf binnen en die fotografeert. De gebeurtenis is het belangrijkste. De fotograaf is de passant. Hij ziet een tranche de vie, hij registreert, en alles gaat gewoon verder.  Op teveel foto's zie je dat de fotograaf het belangrijkste is. Hij heeft de scène naar zijn hand gezet. Hij zoekt een compositie, een effect. Dat ergert mij, terwijl ik dat zelf allicht ook gedaan heb (lacht).   

Op haast al die foto's wordt geposeerd, maar dan nog is het zonder teveel pose. Zie naar die jongens en meisjes met hun fietsen. Als je dat zou dirigeren hoe ze moeten gaan staan, met die onhandige houdingen van wie-pakt-wie vast, dat kan je onmogelijk ensceneren. Hier valt alles perfect op zijn plaats. De koppels, de fietsen, hun houding, de lange straat met de kramen in de verte, en niet te vergeten die prachtige vinnen van die Amerikaanse slee."
Anno 2014 vindt hij die foto's charmant en fantastisch, maar hoe zou hij ze in 1968 bekeken hebben. Misschien wel als stom of achterhaald? "Zeker! Ik zou ze hebben weggegooid. Onzin om ze bij te houden. Maar vijftig jaar later krijgen die foto's wel zin omdat dat soort cafévermaak met de bijpassende interieurs niet meer bestaat. Nu krijgen die foto's charme en waarde omdat ze zaken oproepen die we vergeten zijn."
Selleslags had ook niet eerder van deze kermisfotografen gehoord. De straatfotografie die hij kent, dat waren de portretmakers op de Antwerpse Keyserlei, "maar dat waren beroeps; die werkten met een statief en goed materiaal."

Curiosum

Kermisfotografie had dus amper allure. Maar dat fotografen  naar een dorp kwamen, duidt erop dat de kermis in die jaren een stévige allure had. Zo'n kermis stond daarmee op hetzelfde 'foto-niveau' als een bezoek aan de kust, de Antwerpse Keyserlei of de Dierentuin. Het was een belevenis waarvan je een souvenir wilde hebben.
Intussen raakt het raadsel opgelost waarom die kermisfotografen zo weinig kermis trokken. De verklaring is eenvoudig: op de kermis was teveel volk en dat was moeilijk werken voor hen. Dat zegt kermis-expert Van Oers en ook nog een andere foorgetuige: "Je zag ze alleen op café, of op honderd meter van de kermis. Daar hielden ze jonge koppels of een groep vrienden tegen. Op café of op zo'n toegangsweg konden ze die groepjes isoleren. Op de kermis was dat niet mogelijk, teveel storende omstaanders."

Het zegt iets over de grote toeloop die er toen was. Ik blijf niettemin zoeken naar kermisfoto's met wat kermis erop. Een glimp van karabijnen, plastic eenden, galettes of pluche beren, als het maar in een kraam past. Maar die queeste moet ik na talloze vruchteloze telefoons opgeven. De botsauto-foto van Erik moet welhaast een curiosum zijn. En de conclusie is: een kermisfoto is pas een échte kermisfoto als er geen kermis te zien is.
Hugo Bastiaensen: "Op honderd foto's waren er hoogstens twee met iets van kermis erop. En die raakten amper verkocht. De kermis, dat was geen attractie. Zo'n koppeltje dat te jong was, zo'n vent die zat was of te dicht bij een andere vrouw zat, dàt waren de attracties!"

Flosj

De (Hollandse) studio's met hun seriefoto's lijken gestopt te zijn rond het jaar 2000, allicht vanwege de opkomst van de digitale fotografie. In enkele gemeentes (zoals Niel, Kasterlee, Wildert en Rijkevorsel) is hun plaats ingenomen door hobbyfotografen. Hun foto's hangen ook nog in de dorpswinkel, maar het wilde karakter, het volkse voyeurisme is weg. Er wordt niet meer op café gefotografeerd, veeleer poseren ouders met hun kind bij de schattige draaimolen. De kermisfoto is een brave schoolfoto geworden. 
Vorige week kwam nog een late tip. Paula uit Merksplas heeft in de ouderlijke winkel ook kermisfoto's weten ophangen. Meer nog, "érgens moeten nog clicheekes liggen, een hele doos onverkochte zwartwit foto's die ze niet zijn komen ophalen." Het klinkt als een schatkist. Ik zal een geweldige en lang vergeten stoet van kermisklanten in handen krijgen. Drie dagen later belt ze dat het onbegonnen werk is. Renovatie en een schier ontoegankelijke zolderkamer maken dat ze haar voornemen "een paar weken moet uitstellen".

Ik ben er het hart van in. Het is de vloek van de flosj. Ze is er, en krijg ze maar eens te pakken.     

Met dank voor het fotomateriaal aan Jos Buyens, familie Bastiaensen, familie Mertens en Hennie van Oers. Hieronder staan nog meer kermisfoto’s.

 

 

Vorige
Vorige

Afscheid van Herman Selleslags

Volgende
Volgende

<k> Memoires van een Ijsboerke