De laatste dagen van Doel: kroniek van een aangekondigde dood
Enkele dagen geleden liet de Vlaamse regering weten dat ze onderzoekt of het dorp Doel “een nieuw leven kan krijgen”; een studie moet nagaan of het zelfs “heropgebouwd kan worden” (aldus VRT.NWS). Wat toch wel een zeer wrang maneuver moet zijn voor die duizend inwoners die begin 1998 te horen kregen dat het nieuwe Deurganck-containerdok "Doel onleefbaar zou maken". Waardoor ze de facto uit hun huis werden gejaagd. Het overgrote deel van de bevolking verliet zijn huurhuis of verkocht zijn eigendom aan de Vlaamse overheid. Die verlaten huizen werden ook onmiddellijk gesloopt of zo bewust gehavend dat ze verder verkommerden. Met als enige motivatie: de overblijvers te intimideren.
Op dit moment blijven nog enkele tientallen inwoners over in Doel en die krijgen nu te horen dat de klok van het slopen en verkommeren mogelijk wordt teruggedraaid...
Een terugblik op het jaar van de menselijke drama's, het jaar dat het zwarte doek viel over het polderdorp.
Humo febr 1998 - herwerkt - © Jan Hertoghs
"Mensen staan hier te wenen-wenen in onze winkel. "
Op 20 januari 1998 viel de beslissing dat Het Deurganckdok met zijn containerkade er komt en vlakbij het dorp Doel. De krap duizend inwoners moeten niet weg, zei minister van Ruimtelijke Ordening Baldewijns, "niemand zal verplicht worden om te vertrekken, maar... Doel zal onleefbaar warden"
Dat was de waarschuwing, maar voor het dorp klonk het aldus: het ultieme verzoek om gratie is afgewezen en de doodstraf is uitgesproken.
Intussen zijn we een maand verder. De aangekondigde dood kruipt in alle kleren.
De bakker: "Zondag liep het hier vol ramp- en andere toeristen. 't Was mooi weer en de mensen hadden blijkbaar zin om eens naar dat veroordeelde dorp te komen kijken waarover ze al zoveel gehoord hadden. Volgens de krant liepen een paar duizend mensen langs de Schelde. Ik heb al gedacht, als het zondag opnieuw mooi weer is, ga ik met ijsroom op de dijk staan. Heb ik toch nog een voordeel aan die miserie.»
De boer: "Kwamen ze hier op mijn erf parkeren. Wat krijgen we nu, zei ik. En ze schrokken dat ze mij zagen komen. Oei meneer, zegden ze, woont gij hier nog? Wij dachten dat alleman hier al onteigend was! Bij een andere boer waren ze op het erf gegaan en stonden ze met hun neus aan het venster. Precies alsof dat hier uitgestorven was! Precies alsof dat hier Bokrijk was!»
De pastoor: "Ik werd onlangs dringend weggeroepen van een vergadering. Aan de pastorie stonden twee dames uit Mechelen die vroegen of ze de biechtstoelen al konden kopen!»
De juf van de basisschool: "Mijn vader, die vroeger bij de fanfare speelde, kreeg een telefoontje van een orkestleider uit Antwerpen: of hij de instrumenten van de fanfare tegen een prijsje kon hebben! Sommige buitenstaanders denken echt dat ons dorp al dood en opgevouwen is.»
Voor de kinderen kwam de beslissing van de minister ook als een harde slag.
De juf: "Ik zat met mijn acht leerlingen van het vijfde en zesde bij de radio te luisteren. Elk uur naar het journaal. En zo hebben we het vernomen dat de terminal er komt. Die dinsdag zelf leek het niet tot hen door te dringen, maar woensdagmorgen stelde één van de kinderen al voor 'of ze iets mochten schrijven over hun dorp?' En zes van de acht leerlingen hebben toen een gedicht gemaakt. (zie enkele stukjes in het kader) Ik was daar zelf van verschoten hoe ze dat zo goed hadden kunnen uitdrukken. Je voelt dat, die kinderen zijn nu nog meer gehecht aan hun huis en hun dorp dan vroeger. Op donderdag was er een meisje dat zei: 'Juf, ik heb nooit beseft dat ik in zo'n mooi huis woon. De zon scheen op ons huis en ik keek ernaar en ik dacht: zo'n mooi huis als dat van ons, dat gaan we nergens meer vinden.' Ze vroegen zich natuurlijk ook af of de school zou blijven en of zij op de school konden blijven. Dat zijn ze me ook snel komen zeggen: 'Juf, ik mag blijven van ons mama. Ik mag blijven tot ik mijn zesde jaar gedaan heb!' Dat die dingen hetzelfde blijven, dat ze met hun vriendjes in de klas kunnen blijven zitten, dat is echt belangrijk voor die kinderen. En het gaat toch om veel kinderen. In de kleuter- en basisschool zitten samen zo'n negentig leerlingen.
Nu is het minder, maar die eerste week konden de kinderen daar amper over zwijgen. Dan kwam mijn zoontje thuis en hij vroeg: mama, wanneer gaan wij weg, wanneer gaan wij verhuizen? Jongen, zei ik, dat weten we nog niet. En 's avonds was het er weer: mama, IEDEREEN gaat verhuizen, IEDEREEN gaat weg, en IEDEREEN weet al waarnaartoe. Iedereen behalve ik! En toen heb ik hem gerustgesteld dat het zo'n vaart niet zou lopen. Maar dan begon mijn dochtertje weer: en als wij dan gaan verhuizen, mama, mag mijn bed dan mee? En mag mijn kast dan mee? En gaan we onze deuren ook meenemen? Zie je, die kinderen betrekken dat op hun eigen kleine wereld: dat huis en dat kamertje, zal ik dat wel kunnen behouden?
Ik denk wel niet dat ze wakker liggen zoals hun ouders. Zodra kinderen door hun ouders gerustgesteld zijn, deemstert die angst wel weg. Maar ondertussen liggen wij wel wakker. Die eerste nacht na die beslissing hebben we geen oog dichtgedaan. Om vijf uur 's ochtends kon mijn man het niet meer uithouden: ik ga wat wandelen op de dijk, zei hij. En toen hij terugkwam, vertelde hij dat in zeker driekwart van de huizen nog licht brandde... Je zag het de volgende dag ook aan de mensen. Ik had de indruk dat iedereen gebukt liep. Met een last op zijn schouders.»
Niemandsgraf
De juf: "Ik vermoed dat mensen van buiten Doel soms niet beseffen welke sociale drama's dit allemaal meebrengt. Mijn grootmoeder die mij vraagt: als ik sterf, zal ik dan ergens anders begraven worden dan in Doel? Die kan zich dat niet voorstellen hé. En de moeder die haar dochtertje van elf vorige zomer begraven heeft, vraagt zich ook af: hoe lang zal ik nog naar dat grafje kunnen gaan? Families die rond de tafel zitten en die elkaar bekijken en die in stilte denken, hoe lang gaan we elkaar nog zo zien? Hoe zal dat zijn als we niet meer samen in dit dorp wonen? Want hier wonen hele families hé. Ooms, tantes, neven en nichten, allemaal in één en hetzelfde dorp.»
Haar man heeft ook een taverne. Met 's zondags flink wat dagjesmensen; ze komen van ver, van Lier, Gent en Brussel. Zijn dat vermaledijde ramptoeristen of voelen ze ook medeleven?
«De meesten zijn eigenlijk gewone toeristen. Die hier soms al jaren een terrasje komen doen als het mooi weer is. En die mensen zijn ons genegen. Maar er zijn ook van die ongezonde nieuwsgierigen en sommigen zijn ronduit brutaal. 'Ha, en jullie zeggen dat Doel niet meer leefbaar is! Zie dat café hier maar eens vol zitten! Jullie zijn binnen voor de rest van jullie leven! Eerst nog goed jullie zakken vullen in dit café en dan nog een onteigeningspremie erbovenop!' Dat is verschrikkelijk om te horen. Maar er zijn ook mensen die hier binnenkomen en die zeggen: "Madammeke, ge moet u niet alleen voelen hé! Want heel België leeft met u mee! Dat doet dan weer goed.»
Over mijn lijk
Sylvia Dejaeger (28) en Koen Germonpré (29) zijn vijf jaar geleden in Doel komen wonen. In '93 hebben ze de enige bakkerij van het dorp overgenomen. Een florissante zaak was het toen.
Sylvia: "Mijn tante woonde hier al bijna vijftien jaar, die wist dat de bakkerij over te nemen was, en zo zijn we vanuit Ruddervoorde (West-Vlaanderen) naar hier verhuisd. We hebben niet snel beslist, uit tien over te nemen bakkerijen in Oost- en West-Vlaanderen, kwam Doel er als beste uit, met een goed omzetcijfer en een redelijke overnameprijs. We hadden hier ook een toekomst. Het aantal inwoners steeg, er werd volop gebouwd in de nieuwe wijk én we waren de enige bakkerij in dat dorp met zijn duizend mensen.»
Koen: "Van uitbreiding van de haven was toen absoluut geen sprake, integendeel, de gemeente stond klaar met een flinke renovatiepremie want Doel was een herwaarderingsgebied. En Doel was toch ook beschermd door de `wet-Chabert en de lijn De Bondt' (daarin worden de gemeentegronden op de Linkeroever en de landbouwgronden tussen Doel en Kieldrecht afgeschermd, jh). Dus niemand, maar dan ook niémand maakte zich ongerust. Neem 1994: toen stond hier geen enkel huis te koop. Men wilde hier echt kopen hé. Mensen kwamen hier een huis huren in afwachting dat ze iets konden kopen. Het was hier loéren op een huis! Wilde je kopen, dan moest je voorspraak hebben bij de eigenaars, dan moest je al een goeie vriend of kennis zijn! En dat is zo tot in de zomer van "95 gebleven, tot dat eerste bericht van de containerterminal in de krant stond. Maar toen nog waren er mensen die een nieuw huis hebben gebouwd; zelfs in '97 zijn nog mensen in hun nieuw huis getrokken!»
Sylvia: "Wij waren ook snel aanvaard. lk heb me hier heel vlug thuis gevoeld. Van West-Vlaanderen naar hier komen, was geen aanpassing. Maar hier ooit weggaan, dát zal een vrese-lijke aanpassing zijn. Want Doel is nog zo'n rustig dorp zonder auto's, dat is hier zo stil als honderd jaar geleden. En er is hier nog heel veel burenhulp. Als het druk is in de winkel en ik niet op tijd aan de kleuterschool kan zijn, brengt een ander de kinderen automatisch mee. Nooit zorgen maken, er was altijd wel iemand. En zo stond het voor ons ook vast. Hier blijven we! Hier bouwen we ons leven op!»
Uittocht uit de polder
Koen: "Eerst had je de krantenberichten in 1995, daarna kreeg je de hoorzittingen en de betogingen en de zwarte vlaggen, en in de winkel werd over niks anders meer gesproken. Het was elke dag van terminal zus, en terminal zo, en ik heb dit gelezen, ik heb dat gehoord, en hebt ge gisteren Delwaide (de havenschepen van de stad Antwerpen, jh) op tv gezien? Het hield nooit op.»
Sylvia: "De mensen raakten verdeeld. Want dan was er een vergadering of een betoging, en degenen die er waren, werden dan kwaad op degenen die er niet waren. Soms was er zelfs in de winkel ruzie. Gewoon omdat de ene zei: die terminal komt er toch. Waarop een ander dan begon te roepen: over mijn lijk ja!»
Koen: "Ik heb hier nog een vrouw tegen een journalist horen zeggen dat ze nooit ofte nooit uit Doel weg zou gaan. Ze moeten op die terminal maar een containerke méér zetten, zei ze, 'dan ga ik daar wel wonen!'»
"Intussen gingen de zaken slechter voor de middenstanders. Wij zijn dat gaan merken na de zomer van '97, maar de timmerman bijvoorbeeld had het al veel eerder gevoeld. Na de zomer van '95 kwam niemand nog bij hem voor nieuwe deuren of nieuwe ramen. Niemand deed nog iets aan zijn huis en voor hem was er zo weinig werk dat hij zijn werkman moest ontslaan.» Sylvia: "Ons viel het op dat we bepaalde gezichten niet meer in de winkel zagen. En dan had je de mensen die de gewoonte hadden om na hun dagtaak hun brood te komen halen en die ineens zegden: mijn brood moet ge niet meer opzijleggen...»
Koen: "Dat waren de huurders die als eerste weggingen. Vaak gezinnen met kinderen die een spaarpotje hadden aangelegd om hier een huis te kopen en die het nut van te blijven niet meer zagen.»
Op 20 januari 1998 viel dan de definitieve beslissing.
Koen: "In eerste instantie was dat een opluchting. Eindelijk verlost van die verschrikkelijke onzekerheid! Eindelijk verlost van die ondraaglijke spanning. Want ik kon er niet meer tegen. Elke klant in de winkel begon erover. Wat gaat gijlie doen? Wat zijt gijlie van plan? Ik kon het niet meer horen! Ik kreeg er hoofdpijn van als ze nog maar begonnen.» Sylvia: "We dachten allemaal: nu weten we tenminste waar we aan toe zijn. Maar het enige wat we weten, is dat de terminal er komt. Wat ze met ons gaan doen, daar weten we nog altijd niks van. En zo is er nieuwe onzekerheid en nieuwe spanning bij de mensen ontstaan. Wanneer komt dat sociale begeleidingsplan? Wanneer zullen we iets weten over de onteigeningen? En hoeveel geld zullen we krijgen? Zullen ze voor ons huis de prijzen geven van voor de beslissing? Mogen we hopen dat ze gaan kijken naar de prijzen van de huizen in de omliggende dorpen? En zal ik met dat geld van de onteigeningen wel een ander huis kunnen kopen? En hoe zit dat dan met mijn hypotheek? En wanneer zullen we iets weten? In juni misschien? In september? En gaan ze ons nu weer zo lang aan het lijntje houden?
Al die vragen beginnen opnieuw. Die stress begint opnieuw. Ga maar in het café, of de taverne, of bij de slager. Overal praten ze over niks anders. En als de mensen iets over hun mi-serie vertellen, dan schiet hun gemoed zo gauw vol. Ja, er wordt hier vaak geweend in de winkel.»
Koen: "Wenen dat ik al gezien heb! Wenen-wenen. De laatste weken zijn er door den Doel al meer tranen dan Scheldewater gelopen!»
Sylvia: "Vooral oudere mensen kunnen het niet aan. E'n ik woon hier al mijn hele leven. 't Is het huis van mijn ouders! En nu gaan ze dat afbreken! En waar moet ik nu naartoe?»
Koen: "De huizenprijzen zakten in elkaar. Een huis met een geschatte waarde van twee miljoen werd hier openbaar ingezet voor een half miljoen. Daar kwam niet één koper op af!»
Sylvia: "En de huurhuizen komen ook allemaal leeg te staan. Hier staan zeker dertig huizen zichtbaar léég! Niemand wil nog huren. En wie huurt, wil weg. Er is sprake dat huurders een verhuispremie kunnen krijgen, maar daar wordt zelfs niet meer op gewacht. Als huurders weg kunnen, zijn ze weg. Op 20 januari viel de beslissing, wel, op 21 januari waren er al mensen die zich in Vrasene gingen inschrijven op de wachtlijst van de sociale woningen. Eén eigenares heeft haar eigendom, dat niet meer verhuurd raakte, zelfs helemaal in de steek gelaten, ze heeft de sleutel in het slot gedraaid en ze is elders gaan wonen. Ze kon het niet meer aanzien.»
Ik ga deze keer niet wenen, ma !
Sylvia: "In de loop van '97 begon de terugloop van de klanten en de omzet. Er waren minder klanten om brood te kopen en de klanten die nog brood kochten, kochten geen patisserie meer. Zo is het hier in Doel. Feestdagen en verjaardagen, dat wordt veel minder gevierd, want iedereen houdt zijn geld bij, iedereen wil sparen voor als het echt gaat nijpen.»
Koen: "Een half jaar later zit ik met schulden aan mijn leveranciers die ik slechts mondjesmaat kan betalen, met afbetalingen aan de bank die ik niet kan afbetalen en met een serieus achterstal aan sociale bijdragen. Om kort te gaan, ik heb bijna twee miljoen nodig om alles te vereffenen: 600.000 frank aan sociale bijdragen en 1,2 miljoen aan zo'n twintig verschillende leveranciers. Ik probeer er niet aan te denken, maar ik kan heel de dag aan niks anders denken. Ik zit heel de dag te rekenen én te tellen en nog eens te tellen.
En wat zijn mijn vooruitzichten? Dat mijn klandizie afneemt! En dat mijn schulden oplopen! Andere mensen in Doel zitten bang af te wachten wat het met hun huis wordt, maar die mensen hebben tenminste nog hun werk en hun inkomen. Ons pakken ze ons huis en ons inkomen af!
lk ben al naar het OCMW geweest om te polsen of ik geen voorschot kan krijgen op het geld van de onteigening. Ze zouden het onderzoeken, zegden ze. Ik ben ook naar mijn sociale kas geweest om een jaar vrijstelling te krijgen van mijn bijdragen aan de sociale zekerheid. Maar ik heb het niét gekregen.»
Sylvia: "Omdat we achterstaan met die sociale bijdragen, krijgen we ook geen kindergeld meer: wij moeten nog 80.000 frank (2000 euro) kindergeld krijgen. En die krijgen we pas als onze schulden vereffend zijn.»
Koen: "Ik heb naar de politici geschreven. Naar de burgemeester, naar Baldewijns, naar Marc Van Peel, naar Wivina Demeester, naar Miet Smet, en allemaal schrijven ze dat ze mijn brief goed hebben ontvangen en dat mijn probleem 'hun volle belangstelling geniet'. Daar ben ik vet mee! Ja, Freddy Willockx heeft mij ontvangen, maar die krijgt tegenwoordig de hele polder over zijn vloer.
Ik ben er ziek van. Ik sta soms met koorts op mijn lijf te bakken in de bakkerij. Heel mijn maag en mijn darmen liggen overhoop. Daar liggen de pillen, zie. Pillen tegen de stress. Pillen tegen het braken. Pillen tegen de diarree.»
Sylvia: "En je slaapt bijna niet meer. Terwijl hij 's nachts in de bakkerij staat, lig ik wakker of slaap ik zo onrustig dat ik bij de minste beweging van de kinderen wakker schrik. En zo raak je oververmoeid en prikkelbaar, je kan niks meer verdragen, je weent heel makkelijk. Dan belt mijn moeder en dan spreek ik af: 'Ma, ik ga deze keer niet wenen', maar elk telefoontje zit ik toch weer te huilen met mijn moeder aan de lijn.»
Koen: "En dan komen hier toeristen in de bakkerij en die zeggen: och, ge zijt nog jong! sluit die bakkerij en begin toch ergens anders! Maar ik kan toch geen andere bakkerij overnemen en daar weer schulden maken als ik hier nog zoveel schulden heb! Ik moet dus hier blijven. Ik moet hier werken en hier afbetalen. En dat is nog het ergste: dat ik dag in dag uit moet werken om een bakkerij af te betalen die ze binnen een paar jaar tegen de grond gaan smijten!!»
Sylvia: "Voor zulke gevallen zou er toch een ombudsman moeten zijn. Maar er is géén ombudsman! Er is géén sociaal plan! Er zijn alleen maar beloftes over een 'humane regeling', dat is alles wat we hebben. Beloftes! Hoe ze die terminal gaan aanpakken, dát weten ze perfect, fase één en twee en drie, alles staat op plan! Maar hoe ze de mensen gaan aanpakken, daarvan staat niks op hun plan!» Ook onze kinderen weten ervan. Maarten is zes en nogal gevoelig en op een dag kwam hij van de kleuterschool en hij zei dat er kindjes uit Doel gingen verhuizen. En waarom gaan die verhuizen, mama? En wat gaan wij dan doen, mama? Ook verhuizen, mama? En waar gaan we dan wonen, mama? En hebben wij dan geen bakkerij meer, mama?»
Koen: "Gelukkig is er de familie, en de buren, en de andere mensen van het dorp die met ons meeleven. En ook mijn leveranciers hebben begrip. Maar voor de rest is de toekomst één zwart gat.»
De bulldozer is door de kerk
Volgende zondag zal hij hier zeventien jaar pastoor zijn, zegt Christiaan Verstraete (67), maar hoelang hij nog in Doel mag blijven weet hij niet. En hij zit met nog iets in zijn maag. Eén van de volgende weken is de restauratie van de kerk ten einde en zal ze plechtig ingehuldigd moeten worden. Het wordt misschien wel een stille inwijding, zegt hij, de mensen zouden het kwalijk nemen als ik er een feest van zou maken. Hun hoofd staat niet naar groot vertoon.
De kerk in Doel is een verhaal apart. Van in 1978 is de kerkraad ermee bezig een restauratiedossier in te dienen, met architecten en studiebureaus, met dossiers die geschreven en herschreven moesten worden ("een hele bibliotheek vol papier"). En toen kwam het fiat van de gemeente, dossier goedgekeurd, maar nog geen halfjaar na die beslissing kwam het eerste nieuws van de containerterminal. Maar de aanbesteding was gebeurd en dus gingen de werken hun gang: herstel van de dakgoten, het houtwerk, de vloeren, de plafonds en de buitengevel. En als over enkele weken de brede poorten van de mooie neo-classicistische Onze-Lieve-Vrouw-kerk (1856) weer opengaan, is er 38 miljoen bfr (=bijna 1 miljoen euro) besteed aan de restauratie van een kerk die mogelijk binnen enkele jaren wordt afgebroken. De grootste kost is dan nog opgeslorpt door een nieuwe fundering onder de toren. Vijfen-zestig houten pijlers met stalen kern werden in de poldergrond gedreven om verzakking van de toren tegen te gaan. Prijs van die pijlers: tien miljoen Bfr (250.000 euro). Al dat geld van de restauratie, het heeft ineens kwaad bloed gezet in het dorp.
Verstraete: "Nogal wat mensen zeggen dat ze die 38 miljoen beter zouden besteden aan sociale zorg voor de onteigenden, maar zo gaat dat niet bij de overheid. Het restauratiedossier is één dossier, en de onteigeningen zijn een ander dossier. De overheid hevelt zomaar geen geld over van het ene dossier naar het andere. En trouwens, toen de restauratie was goedgekeurd was er absoluut nog geen sprake van de komst van die terminal.»
Op het kerkhof zijn de voorbije twee weken twee bejaarden begraven: een man van 74 met een hartstilstand en een man van 63 die zich verhing. Volgens veel inwoners, enkele kranten én de paters Luc Versteylen, Phil Bosmans en Karel van Isacker zijn dit 'de eerste twee doden' als gevolg van de containerterminal.
Verstraete: "Ik ken allebei de families, en ik weet: zij willen niet dat anderen dat zomaar in verband brengen met die terminal. De families wensen gerust gelaten te worden in hun rouw. Op de zeventien jaar dat ik hier ben, was dit pas de derde zelfmoord. Al wat ik kan zeggen is dat die twee mensen die onteigeningen in hun kop hebben gestoken. Maar dat doet iedereen hier. Iedereen zit met die onteigeningen in zijn kop. Ik doe elke dag verschillende huisbezoeken en dan merk ik het bij de oudere mensen. Die spanning, die woede, die koleire. En die onrust hé: zullen we hier wel kunnen blijven tot het einde van ons leven? We moeten niks anders hebben, zeggen ze. Wij wonen hier goed. En dat zegt toch alles over Doel. Die oudere mensen wonen in een klein huis zonder luxe, die wonen in een dorp dat afgelegen ligt, dat midden in de industrie ligt, dat maar een paar winkels telt, en toch willen ze hier niet weg. En ik ken hun schrik. Het is de schrik om dat dorp te verliezen waar ze Sooike en Mariette heten. De schrik om te moeten verhuizen naar een straat en een gemeente waar ze koudweg `mijnheer en madame van de geburen' zijn.»
Verhuizen in een kist
Hoe hard de komende onteigeningen de inwoners zullen treffen, was vijfentwintig jaar geleden al na te gaan. Toen vond een aantal onteigeningen plaats in de gehuchten rond Doel en ook toen moesten oudere mensen huis en goed opgeven.
Dr. Jaak Vandemaegdenbergh (huisarts van Doel-Kallo, in de Artsenkrant van 10 februari) «In de periode 1972-1973 stelde men vast dat verschillende ouderen overleden na hun verhuis. Want zo is het gezegde ook: oude bomen verplant men niet zomaar. In die periode deden zich ook verschillende gevallen van volledige decompensatie voor die leidden tot dementie.
Nu is de grote verhuis nog niet begonnen, maar de gevolgen van de beslissing van 20 januari doen zich toch al voelen op medisch vlak. Stress is daarbij de grootste boosdoener. Dat uit zich vooral in cardiovasculaire klachten. Ik heb de laatste dagen en weken merkelijk meer mensen naar de cardioloog moeten doorverwijzen dan gebruikelijk. Een verhoogde bloeddruk en een verhoogd hartritme stelde ik zelf al meermaals vast. En het aantal kalmeermiddelen dat in januari is voorgeschreven, ligt waarschijnlijk ook veel hoger dan in de vorige maanden. Vorige week overleed ook een man van 74 jaar die tot dan toe volledig gezond was. Het verband met het bericht over de terminal is natuurlijk niet empirisch vast te stellen, maar ik denk toch dat het geen toeval is.»
Het is stil op zo'n dinsdagmiddag in Doel. Sneeuwklokjes groeien bijna hoorbaar in de tuin van de pastoor. Bejaarden steken op hun sloffen de straat over. Zonder omzien, want doodgaan van een ver-keersongeluk is wel het laatste wat je hier overkomt. Volgens Sylvia, vrouw van de bakker komt haar dorp nooit meer terug: "Ik kreeg zoiets van: nu moeten we foto's nemen van alle straten van het dorp en van de bakkerij en van de kamers waar de kinderen slapen. Want alles verdwijnt. Alles gaat weg. Wij kunnen later niet tegen onze kinderen zeggen: hier hebben jullie gewoond, en hier hebben jullie nog gespeeld toen jullie klein waren. Dat gaat niet meer. Want wij wonen in een dorp waar we later nooit meer kunnen komen.•