De stille overwegen (3): ontsnapt aan de klap
“Wij kunnen niet zonder die privé-overweg. Het is de enige toegang naar ons land.”
Humo mei juni 2009 -bewerkt en ingekort - © Jan Hertoghs
Lees ook deel (1)
Lees ook deel (2)
Het enige dat boven dit vlakke land uitsteekt, zijn de bergen bieten en de grote machines die op de smalle wegen rijden om de velden leeg te halen. Hun repels slijk liggen ook in Zoutenaaie, op de enige toegangsweg naar het boerenhof van Geert Louwagie. Armen in de zij, opgerolde mouwen, aardevegen op kleren en armen: "Gij zijt toch niet van de NMBS? Gij komt dat hier toch niet afschaffen?" En meekomen, hij zal het allemaal uitleggen.
Zijn privé-overweg over de drukke elektrische lijn 73 (Gent-De Panne) is nog geen vijftig meter achter het woonhuis. Hij heeft maar twee wegen, de ene naar het dorp, de andere gaat over het spoor naar zijn land, "wij gebruiken dat dus honderd procent!" En wijzen met de hand, voorbij de sporen, naar een vergezicht met geploegde aarde.
Wat hij al heeft meegemaakt met de NMBS! Zijn vader en grootvader zijn door de NMBS àltijd betaald geweest voor het gebruik van de grond, maar toen hij in 1986 de boerderij overnam, kwam er ineens geen geld meer. Ja, enkele jaren later kreeg hij een brief, "toen wilden ze dat ik 20.000 frank per jaar betaalde voor het gebruik van de overweg, dat is toch de omgekeerde wereld! Ze hadden juridisch geen poot om op te staan. Eerst waren er de boeren en dan pas de trein!"
"En wat bij die kerels uit Brussel altijd terugkomt is de veiligheid: zo'n trein met passagiers, die mag onder geen beding in gevaar gebracht worden. Helemaal akkoord. Maar installeer dan een bel en een licht. Ja, dat zou mij twee miljoen kosten! Weet ge wanneer ik een gratis bel en licht zou krijgen? Als ik een wandel- en fietspad zou toelaten op mijn eigendom. Maar ik moet geen wandelaars en fietsers op mijn grond hebben, wat is dat nu! Oké, dan dachten ze aan een tunnel. Zaten ze daar op hun bureau in Brussel te tekenen en te rekenen, kwamen ze met dat plan tot hier. Maar mensen toch, dat was een tunnel voor tracteurkes uit de jaren vijftig. Daar in Brussel weten ze niet hoe groot de landbouwmachines van nu wel zijn."
Nadien heeft hij niks meer vernomen van die heren. En dat zo'n privé-overweg een aparte verantwoordelijkheid is. Als hij loonwerkers op zijn land laat werken, is hij aansprakelijk voor hun veiligheid. Met dagen dat ze tot vijftig keer moeten oversteken! "Dus als het mist is, dan bel ik ze af. 't Is veel te gevaarlijk."
Eén keer is het gebeurd, een aantal jaren geleden, dat een loonwerker met zijn machine stil viel, pàl op de sporen. "En in de verte kwam de trein, en claxonneren en blazen, en die mens maar gas geven, gas geven om weg te geraken, op het laatste moment was hij erover, de trein miste de opligger op tien centimeter! Die man was compleet aangedaan, die is hier met zijn machien nog tegen mijn eigen tracteur gebotst. Van alteratie. Ik zeg: afstappen, vriend, gaat gij maar een half uurke op dat muurke zitten." Ja, dat oogsten, dat is het gevaarlijkste, herhaalt hij, "soms vergeet ge te kijken omdat ge zo in studie zijt."
En hoe de NMBS vroeger de taluds veel beter onderhield, struiken en onkruid werden déftig gekortwiekt. "Nu is het Infrabel en nu sproeien ze 's nachts wat onkruidverdelger vanuit een rijdende tankwagon, die vervuiling loopt in de grond en in de oppervlaktewaters, de boeren krijgen dan later de schuld van die vervuiling, én het werk is maar half gedaan. Het blijft een brousse naast de talud."
Hij wijst waar ooit twee grote vlierstruiken stonden. "Die zijn bijna mijn dood geweest. Ze waren zo dik gegroeid dat ik op de duur over het stuur van de tractor moest buigen om de trein te kunnen zien. Eén keer was 't machien nog honderd meter van mij! In een fractie van niks moest ik beslissen: gas geven of achteruit? Maar gas geven ging te traag zijn, hij zou mijn achterstuk nog kunnen raken, dus ik geef een snok aan die pook en plankgas in achteruit, en vlàm, hij passeerde op nen niet. Ik ben van m'n tractor gesprongen en ik heb die vlierstruiken met de blote hand uit de grond gewrongen en gesleurd, wég ermee!"
Gloeiende wagons
Hij steekt een sigaret op en wijst een huis aan, die moeten ook altijd over de sporen, en op een dag is hun auto gevangen geweest door de trein. Eén zwaargewonde en hun eigen kindje dood. 't Zal twintig of tweeëntwintig jaar geleden zijn. En hoe die treinen hier rap mogen rijden in dat open stuk.
En zo spijtig van die elektrificatie, zo lelijk! Die palen en die bovenleidingen hebben het polderlandschap danig verknoeid. "Voor '96 was het hier allemaal vlak en vrij, en dan zo'n trein erdoor, dat hàd iets, dat was schoon."
De zon neigt naar haar laatste tegenlicht en er suist een trein voorbij. Er zijn bestuurders die hem kennen en claxonneren, en hij steekt dan z'n hand op, "wyder leven met de trengs!"
Hij is negenenveertig, hij heeft heel zijn leven bij dit spoor gewoond, en toch heeft hij amper met die trein gereden, "de eerste keer dat ik een trein vanbinnen zag, was ik tweeëntwintig; het was de dag dat ik als milicien naar het leger vertrok".
Intussen heeft Louwagie duizenden en duizenden treinen gezien en de bijzonderste blijven de goederenwagons met vloeibaar gietijzer: "Dat is twaalfhonderd graden heet. Die mogen maar dertig per uur rijden. Ik zie ze soms 's nachts en 't is speciaal, die gloeiende gevaartes die zo traag voorbij komen, 't zijn precies donkere beesten met vuur in hun buik, de gloed slaat er van af".
Het wordt donker. De honden blaffen, de maan klimt in de lucht, de kieviten roepen nog lang in het duister. En hij blijft maar vertellen. Silhouet tegen het blauwige van de avondlucht, met de rooie punt van een sigaret.
Ontsnapt aan de dood
Met Zoutenaaie erbij heb ik in het najaar 2008 haast alle privé-overwegen bezocht op de zestig kilometer tussen Aarsele en Adinkerke. Slechts twee van de eenentwintig heb ik nog niet gezien. De nummers 115 en 117 in Adinkerke. Ik twijfel of ik die twee laatste van lijn 73 nog ga doen. En dan is het 16 februari 2009 en staat het in de kranten "Ongeval onbewaakte overweg Adinkerke". Het is gebeurd aan "de 117", de laatste op mijn lijstje.
Het gras waait helemaal plat en ook de canada's buigen onder de felle noordooster die er vandaag is. Met Karel Ryckewaert, baseballpet, stoppelbaard en onderzoekende ogen, rij ik naar de plaats waar het ongeval gebeurd is. Van een secundaire weg gaat een asfaltbaantje over de spoorweg en zo naar een landhuis. Dat is de bewuste privé-overweg. Hij steekt het spoor over en draait z'n bestelwagen met de neus terug, naar het tarweveld, "een jachtveld dat ik kwam inspecteren". Z'n zoontje van vier was bij hem en achterin zat de labrador. En ik moet zelf maar eens achter het stuur komen zitten. Dan zal ik zien hoe beperkt het zijzicht is, door die elektriciteitscabine vlakbij het spoor.
"Bij het instappen van m'n auto was er nog geen trein te zien. Dus ik start, geef genoeg gas om op die talud te raken, maar je rijdt toch nog stapvoets, want je zit met onvoldoende zicht vanwege die cabine die in de weg staat. Hangend over m'n stuur kijk ik in die richting van Veurne, en net als ik met de neus voorbij die cabine ben, zie ik een trein! Op vijftig meter! En hoe rap gaat vijftig meter als zo'n trein 120 per uur rijdt? Dat is 120.000 meter per uur, dat is 2000 meter per minuut, dat is dertig meter per seconde, dus in geen twee seconden was die daar! Ik zag alleen iets zwart heel dichtbij. Ik dacht niet dat het met mij gedaan was. Ik dacht: ai! hij zal mijn bumper mee hebben! en oei! die auto is nog nieuw, pas 1500 kilometer, en dan ineens boef!! En het volgende moment liggen we gekanteld in het veld, ik lig tegen het portier en mijn zoontje ligt wenend op mij.
En dan natuurlijk, los die gordels en eruit! Maar mijn hoofd voelde zo warm, ik tastte, allemaal bloed, dus ik heb m'n trui uitgetrokken om daarmee dat bloeden op m'n hoofd te stelpen."
Hij neemt z'n pet af en toont het lange litteken, "ik was gescalpeerd, dat lag helemaal open, mijn schedel was volledig te zien. Maar ik had niks pijn, de adrenaline zeker?! Met moeite zijn we eruit geklauterd, en ja, de auto was perte totale. De motor was ontploft, de radiator lag vijftig meter verder, en een voorwiel zeventig meter verder. Die trein zelf stond op driehonderd meter stil en die heeft daar nog drie uur stil gestaan."
Dat van die trein en die brokstukken hebben ze hem later verteld.
"Op dat moment zit je in een tunnel, je denkt alleen maar aan jezelf, je vrouw en je kind dat weent en weent. Al de rest, dat is verweg, als in een film die terwijl bezig is.
Ik heb m'n vrouw gebeld, die wilde dat eerst niet geloven. Ik zei, ja, ge moet komen! En dan heb ik de 100 gebeld, maar ik was in de war, ik kon niet uitleggen waar het gebeurd was, en dan is een motorrijder gestopt, en die heeft mijn gsm overgenomen om te zeggen waar het was. Ik heb de hond geroepen, maar er kwam geen geblaf, hij zal dood zijn, dacht ik, maar toen ik de achterdeur open maakte, zat hij daar te bibberen, hij leefde nog!"
"Na drie uur ziekenhuis konden we al naar huis. En dan begon het. (Grijnst) De journalisten, daar heb ik nog het meest last van gehad! Die drukte, al die vragen, ik kon het slecht verdragen, ik moet een hersenschudding hebben gehad. In elk geval, je komt op de regionale tv en op de eerste pagina van Het Nieuwsblad: Vader en zoontje ontsnappen aan de dood. Fuck jong, de ene telefoon na de andere, en iedereen bellen aan de deur, 't was precies een café bij me thuis. Mensen die mij in geen jaren gezien hadden, wilden mij ineens terug zien! Heel Adinkerke sprak over niks anders.
En die overweg? Ja, daar rij ik nu nog over, maar ik ben wel extra voorzichtig. En met m'n zoontje hebben we veel gebabbeld, hem dat uitgelegd alsof het een groot avontuur is dat wij tweeën hebben meegemaakt, en zo kan hij dat wel aan blijkbaar. Hij is in elk geval niet bang van treinen. En raar, ik heb er ook niks van overgehouden. Geen nachtmerries, nul komma nul! Misschien omdat het niet m'n eerste klap was, ik heb nogal accidenten gehad met de auto. Mijn vrouw heeft er een grotere shock aan overgehouden dan ik. Die was er kapot van, om daar te komen aanrijden, die auto zien liggen, mij zien bloeden, ons kindje zien wenen...
Eén ding is er wel. Soms ben ik aan het rijden, gewoon in het verkeer, er hoeft niks te gebeuren, maar ineens is die klap er weer. Die zit blijkbaar nog altijd in mijn kop. Die raak ik maar niet kwijt."
Het waait nog harder nu, de armen van het sint-andrieskruis klapperen op de paal.
Dwaze toeren
In 2006-2007 en ook nu in 2009 voert Infrabel een intensieve campagne rond de veiligheid aan de overwegen. Het is een oud zeer. In tijdschriften en jaarverslagen uit de jaren vijftig valt al op dat ongevallen én roekeloosheid aan overwegen toen ook een ernstig probleem vormden. In 1951 lezen we in het maandblad "Treinen" dat "het aanrijden van de sluitbomen op de overwegen dagelijkse kost is geworden, en dit ten spijt van een krachtig rood licht dat vanop een grote afstand de aandacht des weggebruikers trekt". Er is sprake van "dwaze toeren van automobilisten" die grote rampen kunnen veroorzaken. In december 1952 wijdt Treinen een hoofdartikel aan de kwestie: "Waag uw leven niet aan een overweg!" Er is sprake van 105 botsingen aan overwegen waarbij 25 doden en 71 gewonden vielen. Lichtzinnigheid, dat woord valt meer dan eens en het blad somt op wie zich daaraan bezondigt. Zo zijn er de bestuurders "van een luxueuze Amerikaanse 12-cilinder-slee die zich verheven achten boven andere vervoermiddelen". Daarnaast zijn er ook de verkeersmagnaten die geen geduld hebben en van "wiens claxongetoeter men horendul wordt". En ook zijn er de "sportievelingen die een wedren met den trein houden en die in feite kandidaat-zelfmoordenaars kunnen genoemd worden. Zij die sneller meenden te zijn dan een sneltrein kunnen thans over hun bevindingen niet meer meepraten!" Verder zijn er nog de "zorgelozen die op uitstap zijn en die gezellig koutend met hun medepassagiers op de trein beuken". De redacteur voegt er sarcastisch aan toe: "Kerkhof of hospitaal zullen wel niet het doel van dat uitstapje zijn geweest!"
Ook voetgangers en fietsers "gaan vaak onbezonnen tewerk". Bij hen is er sprake van spelletjes, zoals "onder de slagbomen doorkruipen of over de afsluiting wippen" (er waren toen nog meer hele sluitbomen dan nu,jh). Zelfs kleine kinderen moeten een waarschuwing krijgen, getuige de foto van een klasje dat in twee brave rijen oversteekt: "Maar hoe popelt misschien hun hartje van verlangen om op de rails te blijven spelen! Koorddansen op een spoorstaaf, keitjes gooien tussen de dwarsliggers, nagels laten pletten door een trein, het is toch allemaal zo boeiend! En dan worden ze in beslag genomen door hun spel en dan vergeten ze de trein..."
Flitspalen aan overwegen
Wat de ongevallencijfers betreft: tussen 1960-1965 vielen er gemiddeld vijftien doden aan overwegen, tussen 2005 en 2008 is er nog altijd een gemiddelde van veertien slachtoffers (zelfdodingen niet inbegrepen). Intussen zijn de overwegen met 65% verminderd (van 5500 naar 1929) en ook het aantal gereden treinkilometers ligt veel lager dan in 1960, maar tegenover dat afnemend treinverkeer staat het nog altijd toenemende autoverkeer en dat zorgt voor een "onveilige druk" op de overwegen.
Naast de autogebruikers die de signalisatie negeren en die de snelheid van een naderende trein vaak onderschatten zijn er ook de onvoorzichtige zwakke weggebruikers. Recente statistieken laten zien dat ongeduldige voetgangers, fietsers, bromfietsers en motorrijders de belangrijkste groep slachtoffers zijn.
Er zijn slagzinnen bedacht ("Eventjes wachten. Daar ga je niet dood van."), er zijn bij sommige black-spot-overwegen borden geplaatst ("Rood rijden = dood rijden"), maar dat alles schijnt weinig effect te hebben.
Infrabel wil nu flitspalen plaatsen aan die 'gevoelige' spoorwegovergangen. Tegen 2015 denkt men zelfs aan tweehonderd palen, aldus Infrabel. Dat overtreders geflitst worden is geen nieuwigheid. Eind jaren zestig oefende de NMBS al "een systematische fotografische controle" uit aan bepaalde overwegen. De automatische camera stond "bovenop een mast " en over de rijweg kwam een kabel en die zorgde - bij rood licht - voor de ontlading van een flitslamp en de werking van de camera. Het experiment werd na twee jaar stopgezet omdat de detectiekabels stuk gingen door het autoverkeer en "omdat kinderen het helaas prettig vonden van de flits te zien werken".
In de campagnes gaat het doorgaans over ongevallen aan bewaakte (=elektrisch beveiligde) overwegen. Aan de onbewaakte overwegen (met passieve signalisatie) gebeuren in verhouding nauwelijks ongevallen. Ze maken zo'n vijftien procent uit van alle overwegen, maar zijn door hun minder gebruik slechts 'verantwoordelijk' voor vier procent van de ongevallen. Mogelijk zijn weggebruikers toch meer op hun hoede daar waar slagboom, bel en licht ontbreken.
De baron en lijn 12
Voorjaar 2009 bezoek ik nog enkele overwegen, waaronder één privé-overweg in Kapellen. Die intrigeert me omdat het de énige is op de lijn 12 van Antwerpen naar Essen en Nederland. Het is een drukke lijn met veel reizigers- en goederenverkeer, met de Thalys ook, maar volgens de lijst van Infrabel zou op die lijn toch nog een anachronisme zijn aan kilometerpunt 59,754. Er staat ook een naam bij (P. Kronacker) en dat is Baron Paul Kronacker. Hem heb ik in 1986 voor Humo geïnterviewd. Staatsman, tafelgenoot van Churchill, Chroestjow en Truman, industrieel én grootgrondbezitter.
Op zijn eigendom zou dus nog die overweg staan. De baron is intussen vijftien jaar dood, maar met toestemming van de familie brengt een boswachter me naar de plek. De lijn snijdt nog altijd door het domein maar van de privé-overweg is alleen nog een stuk omheining te zien. Enkele jaren geleden is de spoorbedding gemoderniseerd en toen is de bejaarde overweg afgebroken en vervangen door een kleine tunnel onder het spoor.
"Toen die tunnel er nog niet was, moesten vooral de boswachters en de rentmeester die overweg vaak gebruiken om in het andere deel van het domein te geraken. Met de fiets kon je nog onder de slagboom kruipen, maar met de jeep moest je stoppen. Aan beide kanten lag er een roodwitte balk op palen, en aan elke kant zaten die "schuifbomen" vast met een hangslot. Dat was zo verplicht van de spoorweg en de baron stond erop dat ze altijd slotvast waren. Hijzelf gebruikte die overweg als hij ging paardrijden of jagen. Dan moest een boswachter of een bediende met hem meerijden om die slagbomen los te maken en weg te schuiven. Hij was baron, hij kwam natuurlijk niet van zijn paard.
Ook als hij ging jagen werd de overweg open gemaakt voor zijn gezelschap en voor de trakkers die het wild moesten opjagen.
Langs die overweg moesten de boswachters ook gaan bij grote zomerse droogte. Dan werd er dag en nacht langs de spoorlijn gepatrouilleerd om te zien of de treinen geen bos- of heidebrand hadden aangestoken. Dat kon gebeuren als een rem loshing. Zo'n remschoen gaat dan slepen tegen het treinwiel en dat geeft een regen van gensters. In 1960 is er zo een flinke bosbrand geweest. De NMBS heeft toen betaald, een vergoeding waarvan wij een heel nieuw bos hebben aangeplant!"
Rinkelbel
Van de Voorkempen gaat het naar Limburg. In Kermt, bij Hasselt, vind ik een overweg met grote allure. Hier geen boerenpad, hier geen weggestopt bestaan tussen de maïsstengels, maar een heel brede oversteek die uitloopt op een fraaie beukendreef. En er komt regelmatig een mens voorbij. Zoals deze wandelaar-met-hond die zegt dat de dreef naar de abdij van Herkenrode en naar Stokrooi gaat, daar zijn "nog honderden hectaren om te wandelen". En dat de dreef vroeger veel mooier was toen de oude beuken nog niet waren omgehakt, "dat waren geen bomen, dat waren koepels waar ge onder liep". En dat het vandaag zacht is voor de tijd van het jaar; we horen al vinken, winterkoninkjes en tjiftjaffen. Ik wandel met hem over de overweg en dan zie ik ineens het houten kruisje, "dat is nog nieuw, dat staat er nog maar van Allerheiligen". Het is voor een jongen die zich voor de trein "heeft gegooid". Ik lees zijn naam, zijn geboortedatum en dat zijn leven in november 2007 een einde heeft genomen, twee dagen na z'n negentiende verjaardag. Op de ingelijste foto is een lachende gast te zien, breeduit op een zitbank, twee vingers in een V-teken. Vooruitkijken, dat is wel het laatste wat je van een foto kan verlangen.
Hij zegt dat zich hier al meerdere voor de trein hebben gegooid. Vandaar dat hier soms nog kruisen en boeketjes staan, maar nooit voor lang, "ze waaien weg met de zucht van de trein."
Veel mensen van Kermt komen hier wandelen en fietsen, bij zijn weten is nog niemand "per ongeluk" gegrepen door een trein. "Zowel links als rechts is er een bewaakte overweg op korte afstand. Dus als er een trein komt, hoort ge van twee kanten bellen rinkelen, dan weet ge dat ge moet oppassen."
Het is een drukke overweg. Ik sta er twintig minuten en intussen zijn zeven treinen met groot geraas gepasseerd. Reizigerstreinen van de lijn 35 (Hasselt - Leuven) maar ook goederentreinen, trafiek die onderweg is van het Ruhrgebied naar de Antwerpse haven.
Ik sta hier anderhalf uur en kan maar moeilijk weg. Er is iets dat deze overweg bijzonder maakt. En het zijn niet alleen de uiteenlopende treinen met hun autotransport, ertsen of citernes, en ook niet de reizigerstreinen met hun snelle doortocht van graffiti. Het is wat zich hier kruist. Die dreef naar die eeuwenoude abdij en haaks daarop die treinen. Snel en traag. Wiel en boom. Akker en ijzer. Oude stilte en industrieel lawaai. Leven en dood ook.
Voor ik vertrek zie ik vlinders met oranje vleugelpunten, nooit eerder gezien, ze lossen op in het licht van de zon. Tien dagen later is het op de radio dat in Kermt een jonge vrouw verongelukt is aan een overweg. Zo kort na m'n bezoek is dat al een pijnlijk toeval, maar het zal allicht op die twee andere bewaakte overgangen zijn gebeurd, waar meer ongevallen gebeurden. Maar zo zit een samenloop van omstandigheden niet in elkaar. De volgende dag staat het in de krant dat de vrouw gegrepen is op de overweg aan de dreef. Toen ze fietsend vanuit het natuurgebied kwam. De politie sluit een wanhoopsdaad uit. "Mogelijk was het slachtoffer verblind door de zon en heeft ze de afstand van de naderende trein verkeerd ingeschat." Ik moet nog vaak aan Kermt denken en aan zijn wandelaars en passanten. Nog nooit van hun leven was er op dié plek een ongeluk gebeurd. Wat waren we goedgelovig, wat hebben we geen rekening gehouden met één fietser in het licht van de zon.
Spookrijden
Ik volg mijn lijst. Een lang spoor van overwegen. Beringer Heide. Balensedijk. Genebos. Langs de weg zie ik vrouwen ramen zemen en mannen een feesttent opstellen en bier drinken, de zon in de blonde glazen. En dat ik ze nooit terug zal zien. De plotse weemoed van het autorijden. Zoveel dat er is en zoveel dat voorbijgaat.
In Herentals tref ik nog een oud emaillen bord met een bijna onherkenbaar verroeste locomotief. Allicht jaren dertig. Een omwonende begint te klagen. Vorig jaar was hij nog deel van de straat Koulaak. En nu is hij afgesneden van alle andere huizen omdat Infrabel in november halsoverkop de onbewaakte overweg tussen zijn huis en de rest van de straat heeft afgeschaft en opgebroken. Hij woont nu aan de voet van een talud. En of ik er iets aan kan doen? Gij zijt toch journalist!
Het gaat schemeren, maar ik wil nog twee overwegen zien. Bij het militaire domein. Bij het dorp van mijn grootvader. En hoewel ik daar redelijk de weg ken, kan ik nauwelijks bij de spoorweg geraken. Elke weg in de bossen loopt dood op een greppel of een wei. De laatste weg is heel slecht, met zuigende modder, diepe putten en struiken die tegen de auto slaan. Als ik hier vast rij, wie zal me dan komen halen?
Er staan nog enkele huizen aan de rand van het bos. Een man komt op zijn sokken buiten. "Als ge die naar die overwegen wilt, waarom rijdt ge dan niet met de auto langs het spoor?" Zeker dat het niet mag, maar er zijn er nog die zo rijden, hij doet het ook. De eerste overweg die ik zal zien, is van het militaire kamp en daar "kunt ge simpelweg keren en terug naar hier rijden." Dat laatste is niet waar, ik kan de auto hoogstens tot tegen de verroeste poort van het legerdomein manoeuvreren, zijn achterste op amper twee meter van het spoor. Ik kan hier amper keren en draaien en dan klinkt in de verte de bel van de overweg. Merde! Ik stap uit en zie de lichten naderen, die twee meter spatie moet toch wel genoeg zijn om me niet te raken?! Maar wàt moet die bestuurder denken als hij in zijn koplampen die auto naast de bedding ziet?! Ik doof alle licht en maak me zo klein mogelijk om niet zichtbaar te zijn. Alsof die auto hier op zijn eentje is geraakt. De trein raast-raast voorbij, grijs suizend metaal en geelverlichte ramen. Heeft iemand deze zot gezien? Hij stond hier bij de bramen!
Wat bezielde me om hier spook te rijden langs dit spoor? Argeloosheid en niet beducht zijn op gevaar, dat was het zeker. En ook, àls mijn lijst zegt dat hier een overweg is, dan wil ik die vinden. Dan moét ik die zien. En hoe moeilijker te bereiken, des te uitdagender. Naast die rails rijden leek aanvankelijk zelfs geen risico. Terwijl dat al spelen met je leven was. Om dan plots in dat kleine hoekje te komen. Daar zat het ongeluk. Het had op mij gewacht.
En het liet me gaan.
Het zijspoor: klein aanvullend foto-album van nog stille overwegen