De stille overwegen (2): koeien op het spoor
Wij hebben eeuwige overgang. Zo staat het op papier bij de notaris!"
Lees hier deel 1 van “Stille Overwegen”
Humo mei juni 2009 - bewerkt, ingekort © Jan Hertoghs
Soms loopt er geen openbare weg, maar een privéweg over de treinsporen en dan is een overweg een private overweg. Nooit geweten dat ze bestonden. De meeste van deze overwegen zijn onbewaakt, hebben geen bel of knipperlicht en zijn vaak gelegen in havens en industriegebieden. Sommige bevinden zich ook in de bebouwde kom of nabij een boerderij.
De lijn met de meeste privé-overwegen is de lijn 73 van Gent naar De Panne, een drukke én geëlektrificeerde reizigerslijn waar de treinen snelheden halen tot 140 per uur, en toch zijn er op het stuk tussen Aarsele en Adinkerke nog 21 van die boerenoverwegen.
De privé-overweg in Aarsele is in gebruik als ik er kom. Een man parkeert naast de spoorlijn, tilt een zak aardappelen op de rug en steekt de sporen over naar het huis aan de overzijde van het spoor; dat is blijkbaar alleen via deze weg te bereiken. Bij de overweg staat een gevarenbord, een sint-andrieskruis en zelfs een soort slagboom. Op twee palen rust een regenpijp en in die schacht rust een ijzeren buis; ze is roodwit geverfd en kan open en dicht geschoven worden. Dezelfde privéslagboom zit er ook aan de overkant. Zo ziet een éénmansoverweg er dus uit.
De man komt terug en zegt dat ik de mensen in het huis niet kan bezoeken. Er is een sterfgeval. De negentigjarige bewoner is vannacht overleden en nu is zijn 88-jarige weduwe alleen thuis, 't zou niet passen, nu een journalist. Ik verontschuldig me, zó ongelegen had ik niet willen komen.
Heel hun leven hebben ze hier gewoond, zegt hij. Dat kleine huis aan de andere kant hoort bij het grote boerenhof aan deze kant dat door hun zoon is overgenomen. Ze zijn dus over het spoor verhuisd, die zoon gingen ze "nog dagelijks helpen".
De piochers van de NMBS kenden het echtpaar. Was er onderhoudswerk aan het spoor, dan konden ze in het huis hun middagboterhammen eten en kregen ze koffie. Ze schuilden er ook als het regende.
Een buurvrouw komt naar me toe, benieuwd naar de bezoeker die niet van hier is. Ze heeft hier vlakbij een ijssalon met verkoop van hoeve-roomijs, bij goed weer moet ik maar eens terugkomen. Of er zich ooit bijzonderheden hebben voorgedaan aan deze kleine overweg? Twee jaar geleden heeft zich een man verdaan. Hij was in de dertig en in een scheiding verwikkeld, hij zag het leven niet meer zitten. Toen ze zijn auto verplaatsten, zagen ze de lege bierblikken, "allicht had hij zich nog moed ingedronken". Moed moet ge hebben, zegt ze. Want zo'n trein is groot en snel, 't is een gevaarte dat voorbij raast. Zelfs als ze hier op de weg staat, heeft ze d'r al schrik van.
Zijt gij van de ijzeren weg?
De tweede private overweg in Aarsele is vanop de straat amper te zien. Ik moet ervoor op een erf komen, met mest en prikkeldraad, en ik klop vergeefs tegen het hout van de achterdeur. Door het raam zie ik een kleine gestalte in de donkere huiskamer. Een oude moederziel in een zetel naast de kolenkachel. Boven haar de schouw en het devote plaaster van Jezus, Jozef en Maria. Ik tik op het raam, ze schrikt wakker en gebaart van binnen te komen. En dan ontspint zich een vreemd gesprek.
-Gij komt voor den eletrik! -Neenee, ik ben journalist, ik kom....
-Ek verstoaj euj nie!
-Ik ben een reporter, ik...
-Ik versta u niet! Zijt gij van den ijzeren weg?
-Nee, ik ben reporter, ik kom iets maken over overwegen.
-Ha, gij zijt dus toch van de ijzeren weg!
-Nee, ik werk voor een weekblad.
Ze kijkt me lang aan, en zegt dan nog eens: ek verstoaj ekik euj nie! Om me toch enigszins te legitimeren, maak ik het gebaar van fotograferen, en dat ik "een foto wil maken van de overweg".
-Ha, gij komt iets maken van de overweg! Gij komt de putten maken!
-Neen, neen, ik kom de putten niet maken.
-(Verbaasd): wa komde gij dan doen!?
-'t Is voor een reportage... Ik kom foto's maken! Foto's van die overweg! Het schijnt dat hier een boer is...
-Ja, hier is een boer!
-Met koeien..
-Met koeien, ja!
-En die gaan over de overweg.
-Ja, die gaan soms over de overweg. En gij komt nu de overweg maken, die putten in de weg!!
Waar woont die boer vraag ik vertwijfeld. Hiernaast, wijst ze, ga daar maar kloppen! En als ik hartelijk dankend de deur sluit: den dien ierneffest, hij is toch niet thuis. En inderdaad, hij is niet thuis. Maar de overweg kan ik zien. Met het verplichte bord Private Overweg en met het paard en de koeien die van de overkant naar de vreemde visiteur staan te kijken.
Fluo tussen de schapen
Langs dezelfde straat in Aarsele zou nog een derde overweg zijn. Daar gaat ge niet geraken, is me gezegd, de weg ernaartoe "staat vol maïs, ge zult langs het spoor moeten gaan". Als ik één minuut in de stenen van het ballast heb gelopen, rinkelt de overweg achter mij. De trein kan hier elk ogenblik zijn en ik durf niet teruglopen, ik wil de treinbestuurder niet ongerust maken (Onbekende Man Loopt Sneltrein Tegemoet). Een geluk dat ik mijn gele hesje draag. Dat was me vooraf gemaild door de Infrabelwoordvoerder dat ik bij elke overweg de veiligheid zou moeten respecteren ("Gelieve een geel veiligheidsjasje te dragen a.u.b."). Ik had de schouders opgehaald (safety guys!) maar nu heeft het zijn nut: in fluo kan ik laten zien dat ik geen onbevoegde ben. Maar het is geen gezicht. Ik ga zo ver mogelijk in de kant staan, schrijlings over de greppel en tegen de wei waar de schapen schaapachtig toekijken hoe een mens zich vasthoudt aan hun prikkeldraad. En dan is de hoge trein er, een singelen van staal, een harde inslag op de rails, de plots belasting met tonnen en tonnen gewicht, en dan is de metalen duisternis voorbij en dooft het geraas uit, ginder in de verte.
Langs het spoor ligt het pluimenskelet van een kraai, er groeit ook kamille en er warrelen kleine vlinders tussen de klaprozen. Zo is het leven bij kilometerpaal 23/8. Honderd meter verder is de overweg, met links een jungle van maïs en rechts dezelfde dichte brousse. Ik weet niet welke landbouwer hier moet tegengehouden worden, maar aan weerskanten van het spoor is er het slagboomsysteem met de halve regenpijp en de wegschuifbuis. Geen idee waar hier de weg is, maar er is hoe dan ook een overweg.
Dikbillen
Het wordt zeldzaam, zo'n boerenerf met een vijver. Op het water drijven witte en zwarte zwanen. De boer komt buiten en ziet me onwennig parkeren. Een stadsmens weet niet waar hij moet gaan staan als er zoveel ruimte is.
Zijn privé-overweg wordt nog twee keer per jaar gebruikt, om ginds de maïs te zaaien en om er later de maïs te hakselen. Over koeien en kalveren kan ik slecht praten, dus ik zeg iets over de versleten autobanden die ik op nagenoeg àlle boerenhoven zie. Hij zegt dat het ermee gedaan is. Vroeger kwam de gehakselde maïs als veevoer onder een zeil met autobanden te liggen. Maar uit die versleten banden kwamen eindjes ijzer, die braken af en geraakten al eens in het voer. En nu zitten duizenden boeren in België dus met honderden autobanden opgescheept. Ik wens hem het beste (ik had Goodyear! kunnen zeggen) en begeef me verder langs lijn 73.
Onderweg vertellen triplex plakkaten wat er zoal te doen is.
In Lichtervelde is het zaterdag Teeltbal. En in Handzame is nu een eethuis open. Dat heet De Flitspoale omdat daar een flitspaal is.
Ik kom in Zarren, deelgemeente van Kortemark, en achter de Vleesgroothandel en Slachterij Van Nieuwenhuysen moet nog een overweg zijn. Om die te mogen zien moet ik langs de baas passeren. In zijn bureau geeft het raam uit op de transportband met vleeshaken waaraan voortdurend halve varkens voorbijschuiven, richting spek en blinde vinken. Na een reeks drukke telefoons hoort hij dat het voor Humo is en gaat hij wat gemelijk achteroverleunen: "Overwegen hé! Dat zijn dus de ophefmakende dossiers waar uw blad zich momenteel mee bezig houdt." Hij wuift in de richting waar het is en de privé-overweg wordt gebruikt als ze dikbillen willen afmesten, dan moeten die naar de weide aan de overkant.
Van de runderoverweg is het maar een paar honderd meter verder tot bij een groothandel van auto's en vrachtwagens. Zij moeten soms "geparkeerde wagens opzijzetten" als de boer zijn overweg wil gebruiken om zijn beesten "naar de lagergelegen broeken te brengen". Hij zal de overweg persoonlijk wijzen, het ding is moeilijk te vinden tussen het struikgewas en de netels. En ook hier kwam al een einde aan een leven, "een jong gastje, 't was af met zijn lief, en ie sprong onder de trein". Hij zegt het met de zakelijkheid van iemand die niet lang stil staat bij zo'n noodlottigheden. Life goes on, ook in Zarren.
Koeienspoor
Om overweg 73/64 te zien moet ik de oprit opdraaien van een melkveebedrijf, het "Hof Van Esen". Boer Patrick Packet zegt dat op deze plek al sinds de middeleeuwen een boerenhof gevestigd is. En dat er inderdaad een overweg is, en dat hij twee keer per dag met de koeien erover stapt! 's Avonds van de wei naar de stal om ze te melken, en 's morgens van de stal naar de wei als ze opnieuw gemolken zijn.
Het is nauwelijks te geloven dat er in deze tijd nog koeien over een spoorlijn gaan waar de treinen meer dan honderd per uur rijden, maar Patrick kent de uurtabellen. "Het gewone schema is dat er twee treinen per uur rijden. Behalve op de spitsuren, dan zijn er vier per uur." Het systeem is simpel, als de vaste reizigerstrein naar Gent of De Panne gepasseerd is, dan steekt hij over. Hij zal dus nooit oversteken op een vast tijdstip wanneer er volgens de tabellen geen trein verwacht wordt, "want die vaste trein kan natuurlijk vertraging hebben. Of er kan ineens een losse locomotief komen. Of een onderhoudstrein. Of een goederentrein." En zo is het àltijd uitkijken.
Zeker ook in de zomermaanden omdat er dan extra-treinen worden ingelegd naar de kust. Ook tijdens de oversteek zelf kan een trein nog komen aansnellen, en om dat te horen zijn er de bewaakte overwegen van Zarren en Esen-Roggeveld. Als Zarren rinkelt, heeft hij nog vijfentwintig seconden om het spoor vrij te krijgen, en als Roggeveld rinkelt, heeft hij nog vijfendertig seconden. "Als je met de koeien op de spoorweg staat en die overweg begint te rinkelen, dat is adrenaline, dat is een steek aan joen harte".
Het is nog geen uur om te melken, maar we lopen tot bij de overweg, aan beide zijden afgesloten door een smeedijzeren hek. De koeien zien Patrick verschijnen, anderhalf uur te vroeg, en ze heffen vragend en loom loeiend de kop. Hij zegt dat het spoorverkeer hem niet stoort, "we moeten er zo vaak overheen, 't is alsof de spoorweg deel is van de boerderij". En ook de spoormaatschappij maakt het hem niet lastig: elk jaar komen ze de verharde weg over de rails egaliseren zodat geen beest of mens kan struikelen. En dat er op al die jaren nooit een koe is aangereden. Noch bij hem noch bij de ouders van z'n vrouw die hier tientallen jaren geboerd hebben. Maar àls hij een nachtmerrie heeft, dan is het toch altijd déze: "Ik ben met de koeien aan het oversteken, en ineens rinkelt de bel, en geen beest wil nog een poot verzetten!"
Aanstormende treinen
Ik laat het lijstje van Infrabel zien. Alleen al op de tien kilometer tussen Zarren en Esen zijn nog àcht privé-overwegen, dat moet uniek zijn in België. Welk privilege hebben ze in deze Westhoek dat ze elders niét hebben? Informeer eens bij Sylvère, zegt Patrick, hij is de plaatselijke geschiedkundige.
De man zit tussen boeken en papieren. Een missionariskop, getaand, met een smal wit baardje en heftige gebaren zoals zendelingen die hebben. Die spoorweg, die heeft een geschiedenis! Hij ligt er van 1858 en eerst was er alleen een lijn van Lichtervelde naar Veurne, later is die doorgetrokken naar Adinkerke en Duinkerken. Een private compagnie wilde de Westhoek ontsluiten na twee socio-economische drama's van de 19de eeuw: het verval van de huisnijverheid door de mechanisatie en dan de aardappelziekte én de hongersnood van 1843-44, met veel emigratie naar Amerika. Van de spoorweg werd veel verwacht, de werklozen zouden werk vinden in de fabrieken en de boeren zouden afzet krijgen voor hun producten. Maar de ontsluiting liep fout: met de treinen kwam ook het goedkope graan uit Amerika en Rusland, en toen stortte de plaatselijke economie nog meer in elkaar.
Wat die overwegen betreft, dat is simpel. De boeren waren er eerst en dus kregen ze het verworven recht om de spoorlijn over te steken. Dat gebeurt vooral in het voorjaar en de zomer als het vee geweid wordt in de broucage, de lagergelegen uiterwaarden. Maar dat ik niet moet denken dat de kleine pachters dat recht verworven hebben. Het waren hun heren, de grootgrondbezitters. Zij hadden natuurlijk aandelen in die private spoorcompagnie en zij kregen dat gedaan! En of ik mij kan voorstellen dat die eerste treinen twintig per uur reden en dat ze die toen "aanstormende treinen" noemden omdat ze dubbel zo rap gingen als paardengalop. En bij het spoor in Esen-Roggeveld staat nog een maisonette van een bareelwachtster. Dat zijn "typische huizekes, die hebben geen binnenmuren, want een bareelwachtster moest vanuit elke plek in huis de ramen en de aanstormende treinen kunnen zien, en als ze d'r één zag, dan nog had ze de tijd om buiten te lopen en het schuifhek veilig dicht te trekken!"
Zwijnen
Sylvère kan ook nog vertellen over het Groot Duits Kanon dat hier stond in '14-'18, maar Patrick gaat zijn koeien melken en die traversee wil ik zien. De reizigerstrein naar De Panne scheert voorbij tegen 140 en terwijl is hij de dieren al naar het hek aan het drijven. Het zijn er een dertigtal en ze gaan niet hollen als vaarzen die de kolder in de kop krijgen, nee, één en al geduld zijn die grote flaporen. Patrick sleept de beide hekkens open en met trage schoften nemen ze het hellinkje van de spoorweg. Twee minuten duurt het. En wat als er na één minuut een overweg rinkelt? Dan sluit hij het hek van de wei, en dan jaagt hij de koeien die op dat moment op het spoor staan wég naar de stal, "dat lukt ook; ze zijn niet gauw nerveus, ze blijven altijd kalm". En dat hij zijn koeien liever over een spoorweg van 140 dan over een rijweg van 70 per uur brengt: "Die machinist heeft een schema, die mens is betrouwbaar. Maar zo'n autobestuurder is nooit te betrouwen. Wat die vooral heeft, is géén geduld."
Van de koeien gaat het naar de varkens, vijfhonderd meter verderop. Ik wil aankloppen aan het huis, maar deuren en luiken zijn dichtgespijkerd en wat ooit een boerenhuis met stallingen was, is nu als stalling geheel bewoond door de zwijnen. Ik kan geen enkel beest zien, ze zitten geblindeerd tussen de muren, maar bij de overweg achter het erf hoor ik ze nog altijd schrokken en krijsen en ook hun stront en ammoniak zijn meegestapt tot hier.
's Avonds eet ik in Kortemark-Centrum. Om half negen zijn er al geen passanten meer. Alleen nog auto's die om de rotonde en de fontein draaien. Op het terras van de taverne komen slechts twee liedjes uit de boxen. I never promised you a rose garden en ook: Santa Maria, Insel die aus Traümen geboren, ich hab meine Sinne verloren. En zo een half uur aan een stuk. Ik heb er vrede mee. De wereld draait toch ook maar door.
Rolhekkens en wipsluitbomen
Van de Belgische overwegen is ook een geschiedenis te vinden. Die lees ik in oude nummers van Het Spoor (Maandelijks Orgaan van de Sociale Werken van de NMBS) of van Treinen, een NMBS-maandblad voor een breder publiek. In Het Spoor is nog veel liefde te lezen van de spoorweglui voor de grote spoorwegmaatschappij. Met artikels over honderdjarige bareelwachtsters of bebloemde stations waar de chef een prijs heeft "weggekaapt met zijn salvia's en geraniums". Hier ook lovende stukken over heldhaftige beambten die door hun edelmoedig optreden reizigers "voor den dood hebben behoed". De NMBS had toen ook nog ruimte voor de poëzie van Walt Whitman en voor romantische foto's met Sneeuw, Tegenlicht en Onschuldige Kinderen. Zoals de foto uit 1958 waar een kind vol ontzag opkijkt naar de kaartjesknipper die het kaartje teruggeeft met de grote hoofdletters VROLIJKE VAKANTIE KLEINE BAAS!
In die bladen vind ik de prehistorie van de overwegen. Er moeten al vroeg sluitbomen geweest zijn, maar ze werden pas in 1891 bij wet geregeld. In 1902 is in elk geval al sprake van "meer dan vierduizend rolhekkens die de spoorwegwereld als het ware van de alledaagse dingen afzonderen". Het wegverkeer was toen nog niet zo opdringerig en alomtegenwoordig als nu, "meestal bleef een groot aantal overwegen gesloten. Ze werden enkel geopend door de bareelwachteres om een rustig span door te laten." De omgekeerde wereld dus, veel overwegen gingen maar heel af en toe open voor het wegverkeer.
In 1951 is de wereld een stuk sneller geworden en gaat men de "geniepige rolsluitbomen die traag worden dichtgetrokken en die vele ongevallen met auto's veroorzaken" stilaan vervangen door de snellere wipsluitbomen. Dat zijn de slagbomen zoals we ze nu kennen, maar ze worden nog wel manueel bediend. Op dat ogenblik zijn er nog altijd zo'n zesduizend overwegen in ons land: vierduizend hebben een actieve signalisatie, tweeduizend hebben alleen maar een passieve signalisatie, zijnde het sint-andrieskruis (= vierde categorie). Op lokale lijnen bestaan zelfs nog overwegen van vijfde categorie waar de treinen tot 5km per uur moeten vertragen en waar "de machinist de fluit der locomotief gedurende de hele passage laat werken".
In die jaren vijftig en zestig worden de overwegen meer en meer een probleem omdat het autoverkeer geweldig toeneemt. De NMBS is gedwongen om overwegen zonder bel en knipperlicht te supprimeren en om overwegen met druk wegverkeer te vervangen door bruggen en tunnels. De evolutie is merkbaar in de cijfers. In 1960 zijn er nog 5500 overwegen. In 1970 4850 en in 1980 nog maar 3930 stuks. In 1996 zitten we aan 2575 kruisingen waaronder toch nog 932 onbewaakte exemplaren. Op dit moment zijn er nog 1929 overwegen waarvan 298 een passieve signalisatie hebben. De laatste tien jaar zijn dus zo'n zeshonderd van die 'onbewaakte' overwegen opgeheven.
Eeuwige overgang
Midden oktober sta ik weer langs lijn 73. De kerkklok van Esen slaat half twee en kraaien wieken weg van de vierkante toren. Het wordt herfst nu, als zwarte vogels zich neerzetten op het kouder wordende land. Maar de zon schijnt nog in de rug, er sjirpt nog een laatste krekel en uit de zijgreppel rept een konijn zich weg, lang in dekking gebleven, en nu in zigzag over de rails en zo het aardappelveld in. Die akker is machinaal gerooid met nog honderden kleine aarpels die zijn achtergebleven. Ik moet aan de bijzondere film van Agnès Varda denken, Les Glaneurs et La Glaneuse. Zou hier nog een glaneur, een sprokkelaar zijn die de achtergelaten veldvruchten komt rapen?
In Esen vind ik nog drie privé-overwegen, maar in de bijhorende boerenhuizen is niemand. Zo gaat dat als op het land gewerkt wordt. De deuren open, de stallingen open en ook de kofferklep van de auto. Ik roep hallo, de katten geeuwen op het trapje, de bomen op het erf laten hun blaren vallen, in een stilzwijgen dat oud is en geel.
De wijde polders komen na Diksmuide. Een asfaltweg zwaait het land in, gaat met roodwitte kruisen over het spoor en daar is de boerderij met een berg voederbieten erbij. Ook hier weer niemand te zien, of toch, ze zitten op de nok van een loods: de vader, de zoon en z'n vrouw zijn een nieuw dak aan het timmeren. Vanuit de hoogte staan ze licht argwanend te kijken, de zoon met de hamer, de vader met een golfplaat in zijn hand. Ha ja, hier zijn inderdaad veel onbewaakte overwegen, en dat er vroeger nog meer waren. Maar met de elektrificatie in '96 zijn er veel gesupprimeerd.
Aan hun travers is nooit wat gebeurd, maar ginder aan de brug heeft er "ene zijn kop voor de trein gelegd". Sarcastisch: "hij had zeker een kop teveel of zo?" En omdat ik niet reageer: " Ja, zo gaat dat in 't leven. Als ge moe zijt, dan legt g'uwe kop erbij!" Ik zal het nog meer tegenkomen langs de overwegen, dat schamperen over zelfmoord, dat geringschattende dat eigen is aan het niet kunnen begrijpen.
En dat zij geen schrik hebben dat "de NMBS hun travers zal afpakken". Het staat zo opgeschreven bij de notaris, "op papier hebben wij den eeuwigen overgang". Dat ze mij vanop hun dak zo'n mooi en onsterfelijk woord cadeau doen. Het klinkt als de belofte van de Eeuwige Jachtvelden. Een schone dood moet dat zijn. Sterven, en met je laatste adem langs het roodwitte kruis passeren en dan wacht daar het hiernamaals. Het staat zo op papier!
Trein omgewaaid
Overweg 88 in Oostkerke lijkt zonder geschiedenis, een wei, een hek en de spoorweg op een talud, maar de overburen wijzen een huis, die boer is eigenaar van die wei, hij weet nog een en ander te vertellen.
Boeren. In eerste instantie zullen ze tamelijk nors uit schuur of hangar komen, welke burgerman gooien ze nu weer binnen, maar heb je geen al te domme vraag, dan breekt een groot verhaal los. Twaalf jaar geleden is bij 'zijn' overweg een trein omgewaaid. Hij vertelt het laconiek alsof het een Fiat Panda was. Het had die nacht gestormd, dat wel, en er lagen elletrikke staken omver, dat ook, en het kàn straf waaien in de polder, maar zo hard dat een trein van de sporen waait?! 't Is de versie van het treinpersoneel, maar hier in de streek denken ze aan een ontsporing. 't Was een paar maanden na de elektrificatie en de nieuwe bedding zal misschien verzakt zijn geweest? In elk geval, toen hij ging kijken, stond er nog één rijtuig op het spoor en lagen het machien en twee rijtuigen op hun kant in zijn wei! 't Was gelukkig de vroege trein, die van 5u20, dus veel inzittenden waren er niet en ze waren alleen lichtgewond. En hoeveel miserie hij nog heeft gehad. Eerst moesten ze betonplaten in zijn wei leggen, want anders zakte de hefkraan in de bodem door het enorme gewicht dat ze tillen moest. En natuurlijk was zijn wei naar de vaantjes, een hoop flauwekul en papieren gedoe met de NMBS.
Ik heb het opgezocht. Het omwaai-incident stond in de kranten van 25 februari 1997. Volgens de bestuurder en de treinwachter werd de trein in de linkerflank door een windstoot getroffen. "We reden tegen 120 per uur. Het treinstel werd als het ware uit de rails gelicht. Voor wij het beseften lagen we in de omgekantelde wagons midden in een zompige weide." Het KMI wist van een onweersfront boven Oostkerke, driehonderd meter verderop "werden honderden dakpannen afgerukt bij een landbouwbedrijf", dus er kan sprake geweest zijn van een korte maar hevige windhoos. De NMBS zelf reageerde met ongeloof:" Zo'n treinstel weegt 150 ton. Moeilijk te aanvaarden dat een windstoot zo'n gevaarte uit de rails kan lichten". Dat klopt, het moest al een flinke tornado zijn. Een F3 op de schaal van Fujita is zo'n zware tornado waarbij "treinen kunnen omslaan of ontsporen." Die poldertornado had dan wel een windsnelheid moeten hebben tussen 25O en 330 km per uur.
In de trenches
Het dorp heet Lampernisse. Ik kan het talloze keren zeggen en het blijft een mooie naam. Dit is het land waar ze scheewege zeggen tegen een kruispunt en waar een boerderij Groot Cameroen Hoeve heet. Boer Delputte taxeert: "Een schone wagen! Gij komt zeker van de stad?!" En dat ik met die propere auto niet naar de overweg moet rijden, 't is nog zeshonderd meter verder op zijn land en "'t ligt er vol slik". Ik mag van hem een fiets hebben, 't zal handiger zijn, maar al na honderd meter zak ik in de slijkbodem, de klei kruipt omhoog langs de banden, gaat klitten aan spatbord, remmen en kettingkast, het is zo kleverig dat ik moet afstappen. Een haas schiet uit het gras, zijn hazenpad rent het stoppelveld over, de grond amper rakend in zijn lange, lange sprongen.
De overweg is een eenzaam kruis, wijd en zijd geen mens te bekennen, aan beide kanten wachten alleen maar kluiten polderaarde.
Ik geef de fiets gegeneerd terug, 't is een modderrad, maar geen probleem, de boer zal er vanavond de hogedrukreiniger op zetten. En dat in deze klei negentig jaar geleden de trenches waren, hier was de frontstreek en het huis was helemaal weggeschoten.
Ook zij hebben hun "recht op overgang" op papier staan, die overweg hebben ze trouwens écht nodig. Als die er niet is, moeten ze vijf kilometer omrijden om op het grootste deel van hun land te geraken. Ze gebruiken 'm dus best veel, wel duuzd keren op een jaar. En dat ze ooit aan de NMBS gevraagd hebben om er een knipperlicht te plaatsen, maar dat zou het boerengezin twee miljoen Belgische frank gekost hebben.
Het lastigste zijn de oogstdagen, dan wordt er met de tractoren wel tien tot twintig keren per dag getraverseerd, "en dan is het soms dat ge erover rijdt en dat ge u nadien afvraagt of ge wel eerst gekeken hebt!" 't Is al een keer geweest dat hij de trein vergeten was en dat het machien ineens aan zijn kop voorbijraasde. En natuurlijk hebben ze hier ook die wegschuifbuizen die als slagbomen moeten dienen. Hij moet er niet van weten. Hier staan ze altijd open, terwijl ze dicht moeten zijn én op hangslot! Slot en sleutel zijn dwaas, volgens hem, dat is tijdrovend en maakt dat oversteken alleen maar riskanter.
Die sloten kunnen ook dienen "om te kloten". Hij heeft al verhalen gehoord van boeren die dezelfde overweg gebruiken, die in onmin raken met met elkaar en die dan "het hangslot veranderen om de andere te couillonneren".
Winterochtend
In de winter van 2008-2009 heb ik geen overwegen gezocht. Maar toen gebeurde dit. Begin februari waren we op wintervakantie in Boltigen, een klein dorp in het Zwitserse Simmental. Elke morgen rijden we dezelfde hoofdweg, van de logeerboerderij naar het skistation. Een lang eind naast een spoorweg. Op de laatste ochtend van de week is de weg afgesloten. Politie en brandweer leiden het verkeer om langs een hoger gelegen weg. En vandaaruit zien we de trein stilstaan voorbij de onbewaakte overweg, met twee brandweerlui bij de kop van de locomotief. Het eerste ongeluk dat we zien in de negen jaar dat we hier komen. 's Middags is er het radionieuws nabij de skilift "dat vanmorgen twee personen dodelijk verongelukt zijn nabij Boltigen. Het spoorverkeer was de hele voormiddag nog gestremd."
Boer Hans spreken we de volgende dag, hij woont niet ver van de plek. En die trein heeft de auto wel zeventig meter ver gekatapulteerd. De ene inzittende lag dood op de weg, de andere zat dood in de auto. Twee mannen die altijd samen naar hun werk reden; ze kenden de plek heel goed, ze kwamen er elke morgen voorbij. Maar dan volgt de onvermijdelijke kanttekening van het noodlot. De ene had niet op zijn vaste plaats gewacht, was al een eind naar de komende auto toegestapt, die bestuurder had dan niet op zijn vaste plek gedraaid, maar was in het donker van de ochtend snel achterwaarts op die oprit van de overweg gereden om zo te kunnen keren "en daar had de trein hen gegrepen". Tegen honderd per uur. En dan volgt boerenfilosofie. Het ongeluk is overal, zegt hij, denk nooit dat het er niét is. Zeg ook nooit dat je al twintig of dertig jaar zonder ongeval rijdt. Dat is misplaatste trots. Want zoiets is allesbehalve je eigen prestatie. Dat is ook aan anderen te danken die tegenover jou hebben opgepast.
De volgende morgen heeft het gesneeuwd. De sporen van het ongeval zijn al niet meer te zien. De Zwitserse krant zegt dat er landelijk nog 3155 onbewaakte overwegen zijn, tien keer meer dan in België.
Laat een onderwerp los en het komt je achterna.
DEEL 3: Ontsnapt aan de trein van 120.000 meter per uur
NAWOORD: Boer Patrick Packet (Esen) stapt niet langer met zijn koeien over de sporen. Zijn melkvee is uitgebreid, er waren teveel dieren om over te steken. De overweg is vernieuwd door de NMBS (“maar niet doordacht, er is een niveauverschil op die plek”) en dus blijft het lastig oversteken, maar nu met tractoren en materiaal. Patrick is wel verlost van zijn nachtmerrie (“de bel rinkelt en mijn koeien willen geen poot verzetten”).
De overstekende koeien van Stephan Vanfleteren hangen nu in het groot in hun bureau.
Plaatselijk geschiedkundige Sylvère is in 2017 overleden.