Down the Road en de winter in Lapland (1): de Belgische die de jaarlijkse ijstijd en rendieren trotseert

In de voorbije afleveringen van de populaire tv-reeks “Down the Road” zag je de downers na een sauna bloot in de sneeuw flikkeren en een bad nemen in een ijsbijt van een meer. Ze gingen ook nog eens een hondenslee mennen. Dat ze daar zijn komt door Dieter Coppens die gefascineerd is door het Hoge Noorden. Hij deed een Erasmusjaar in Rovaniemi (Fins Lapland) in de winter van 2000.
Onze Reporter heeft eenzelfde fascinatie voorde witte winters in het Hoge Noorden maar in 1993 bracht hij het er minder soepel vanaf dan de downers qua kouwelijk blootrennen én qua sleehonden mennen.
In deze eerste aflevering : de Belgische Katri Mortelmans die rendieren bij de horens pakt en baby’s die buiten slapen bij min twintig!

* De reportage is  opgedragen aan m'n vriend Roger Van D'Huynslager, de fotograaf van toen die vijf jaar later overleed *
Humo dec. 1993 -licht herwerkt © Jan Hertoghs

© Roger Van D'Huynslager

© Roger Van D'Huynslager

“Hier wonen amper mensen. Iemand op 100 km afstand, dat is een buurman.”

Het is acht uur in de avond als het toestel van Finnair met een korte knik zijn wielen op de besneeuwde landingsbaan zet. Vanuit Helsinki zijn we duizend kilometer naar het noorden gevlogen, naar Kittilä, één van de vier luchthavens van Lapland. Geen grijze sluis hier naar de exit, gewoon het trapje af en met de ribschoenen in de sneeuw. De een wil in een luchtballon kruipen, de ander wil een piramide bestijgen, een derde zoekt zijn geluk tussen onbewoonde palmbomen, ik wil de winter, de echte winter zien. Niet van dat grijze snot waar je hier drie maanden natte voeten van krijgt, maar ouderwetse stapels sneeuw, kilometers ijs en de donkerste dagen voor Kerstmis die er te vinden zijn. En daarom zit ik nu met een lange thermolactyle onderbroek in het redelijk hoge noorden van Finland, waar ik onder andere die ene Belgische ga bezoeken die hier in Rendier Country de jaarlijkse ijstijd trotseert.
De chauffeur van het minibusje brengt ons naar Muonio. De volgende dagen zullen we nog honderden kilometers over witbevroren wegen rijden, maar nu het de eerste keer is, is het een kleine sensatie. De weg knerpt van al wat al weken aangevroren is ,maar omdat alle auto's hier spijkerbanden met koppen dragen en alle chauffeurs hun rijbewijs op skipistes halen, suizen we met tachtig per uur over deze secundaire weg. En zie, de maan schijnt door de bomen en in het licht van de koplampen schieten 7O kilometer hoge venen voorbij. Onderweg laden we één toerist met koffer en skilatten uit, hij stapt moedermens de sneeuw in zoals iemand de zee instapt op het einde van een film. Ik hoor de wolven al huilen om het zitvlees dat hij heeft meegebracht. Dan zijn we in Muonio, op dit uur van de avond niet veel groter dan drie verlichte tankstations en een supermarkt. Sirkku Seppänen ,bibliothecaresse en onze plaatselijke gids, wacht ons op met een potkukelkka, een slee die je niet moet trekken maar duwen. Vooraan krijgt de bagage of de passagier plaats op een stoeltje, zelf kan je achter de schuiflatten lopen om te duwen. Ik spring op de latten, de slee glijdt vanzelf op de verharde sneeuw. "Je hebt geluk dat het nacht is," roept Sirkku ," hier rijdt geen man met zo'n ding. Alleen moeders-met-kinderen en ouden van dagen." Laat mij maar, roep ik terug, thuis staat ook een slee, maar ze wordt amper gebruikt, ze staat in de slaapkamer om mijn kleren op te hangen!

Een potkukellka of duwslee, “niet voor mannen!”

Een potkukellka of duwslee, “niet voor mannen!”

Vrijdag 26 november Vannacht was het nog min tien, nu is het min vijftien op de buitenthermometer. We zitten in het ontbijtzaaltje van de dorpscamping waar we een houten huisje met douche, tv, ontbijt plus sleutel met rendiergewei huren voor 17OOfr, (iets meer dan 40 euro,jh) De Finse mark is niet meer wat ie geweest is. Bij de koffie die in dit land van de duizend meren meer water bevat dan elders, zit ook een meisje dat vraagt vanwaar we komen. Ze zou graag België zien, zegt ze. Ik verwittig haar, de laatste witte kerst is geleden van 1976 (een feit dat nog de hele week voor meelij en consternatie zal zorgen) en het is er zeer dichtbevolkt, geen anderhalve inwoner per km² zoals hier, maar 323 inwoners per km². En de zee, vraagt ze. De zee, zeg ik, zestig kilometer appartementsgebouwen waar overal mensen met hun handen op de rug naar de regen staan te kijken. Might be interesting, vindt ze.  Om halfelf arriveren Katri Mortelmans en Mia Länsman. Katri (24) is allicht de enige Belg boven de poolcirkel, ze komt uit Schoten en werkt als verpleegster al meer dan vier jaar in het noorden. Katri is content met de witte pralines en met de videocassettes van de tv-reeks  "Moeder,waarom leven wij?" . Vriendin Mia (22) is een collega-verpleegkundige, ze komt uit een Samen-familie. (Samen is de ethnisch correcte benaming voor Lappen; het pejoratieve "Lap" betekent letterlijk "hij die vodden om zijn lijf draagt".)De familie van Mia heeft rendieren en onze eerste vraag is dan ook, hoeveel rendieren. Mia kijkt verlegen, Katri lacht:" Zoiets vragen is als in België vragen hoeveel iemand verdient." Mia geeft toch antwoord: "We bezitten een paar moerassen vol."
Onderweg in Muonio zien we een kinderwagen op straat. De baby ligt er nog in, zegt Katri. We tillen het geruite dekentje op om het te geloven. In wat op zijn minst polaire lucht mag genoemd worden, laten moeders hun ingeduffelde baby's buiten staan voor het middagslaapje, tot min twintig doen ze dat, en je hebt nergens zo weinig verkoudheden als hier.
Ik voel de kou tot in de haarwortels van mijn neus. Als je je neushaar voelt, is het gewoonlijk tussen min vijftien en min twintig, zegt Katri. Honderd meter verder hangt het kwik naast de supermarkt. Min zeventien, goeie schatting! In het tankstation waar we winterdiesel (tot -35°) tanken, staan de motorsleeën, de Polar Panthers en de Wildcats, in rijen opgesteld. Gisteravond stonden ze hier nog onder zeil als scooters op de kermis.

(Ingescande foto uit Humo/ Roger Van D'Huynslager)

(Ingescande foto uit Humo/ Roger Van D'Huynslager)

Het is middag en half één, de zon komt nu pas boven de horizon. Mia zegt dat het de laatste dag is dat zij de zon zal zien. Haar familie woont in Nuorgam, het meest noordelijke dorp van Finland, en daar is de zon weg van 26 november tot 14 februari. Om halftwee staan we bij een uitgestrekt bevroren meer, ansichtkaarten zover het oog reikt. In het westen gaat de zon onder in een roze nevel, in het oosten komt de maan op in het schemerblauw waarmee je Chinees porselein beschildert, zo licht.
In Kittilä, 40 km verderop, doen we inkopen. Ik heb het gevoel dat het een vrijdagavond is en dat de supermarkt laat open is tot negen uur, zo donker lijkt het wel. In werkelijkheid is het vier uur in de namiddag. Bij het uitrijden van het stadje, zien we huizen met vensters die paars en roze verlicht zijn: een red light district voor bloemen en planten. De mensen hangen die gekleurde TL-buizen in hun living om hun flora UV-licht te gunnen, anders gaat alles kapot in de winter.

We stoppen in Pokka, een klad huizen in het bos met een baari waar bier en koffie is. Als we weer buitenkomen, staat de Grote Beer pal boven ons hoofd. De Grote Beer heet hier Ottawa.
Mia is de eerste die het ziet, het noorderlicht! Aanvankelijk is het slechts een lange lichte nevelbaan onder de sterren, dan wordt het een feller blinkende slurf als van een tornado, en dan weer zachter, een sluier van een uitwaaierende fontein. Het noorderlicht beweegt en toch is er geen zuchtje wind, de kou staat als een glas zo stil. Katri fluit. Als je fluit, gaan de sluiers soms dansen, zegt ze. Ik sta midden op de weg, mijn hoofd in de nek om niks van het lichtspel te missen en ik fluit op mijn vingers zo hard ik kan. Niks beweegt, maar het is magic, zo'n natuurverschijnsel dat tot honderden kilometers ver in de lucht spookt. Stoute kinderen dreigen ze ermee dat het noorderlicht hen zal komen halen. Mia heeft het één keer meegemaakt dat het poollicht -violet en groen en geel- zo dicht boven haar hoofd vonkte en sprong, dat ze dacht dat het op haar zou vallen.
Om halftien zijn we in Angeli, 3OO km noordwaarts van Muonio. Het houten huis in het bos is van Urho, de vriend van Katri. Urho zit in het buitenland maar is aanwezig op foto's met reusachtige zalmen die hij uit het ijs peurt en met kuddes rendieren die hij hoedt met een grote bontmuts op. Katri klieft blokken hout voor de centrale verwarming, Mia haalt kop en hals van een rendier uit de diepvriezer en met ze zaagt schijven uit de nek voor ons avondvlees. Katri (vrouw, 24 jaar) ververst de olie van haar wagen en sakkert omdat de oliefilter niet meteen loskomt. Noch Roger (man, 45 jaar) noch ik (man, 4O jaar) hebben al een oliefilter vervangen, laat staan in handen gehad. Katri leert ook lassen, zegt ze, voor als de schop van de sneeuwruimer het begeeft. 

Rond elven krijgen we bezoek van Ertki, de oudere buurman die alleen woont. Uit zijn jaszak diept hij een fles brandewijn en giet die meteen door onze thee. Of we hem verstaan of niet, maakt niets uit, aangedreven door de alcohol blijft hij babbelen, en het gaat over rendieren, want ineens neemt hij een dolk uit de schede, en tsjak tsjak, zo snij je een rendier de keel over. Een plechtig moment wordt het wanneer hij papier vraagt om zijn naam te schrijven. Eerst schrijft hij Ertki Iirarikitti en daarnaast tekent hij het oormerk van zijn rendieren. Dat oormerk is zijn visitekaartje, dat oormerk kennen ze hier allicht beter dan zijn familienaam. Loopt een rendier verloren, dan kan je aan zijn oor-inkepingen zien van wie ie komt. Alle rendierfamilies hebben een adresboekje waarin alle oormerken van de omgeving staan. Er zijn slechts zeven type-inkepingen, maar daarmee kan je toch 2O.OOO "oor-combinaties" snijden. Toen Ertki klein was, heeft hij het oorsnijden geoefend op de bast van een berk. Nu leren de kinderen het op een kwartschil van een appelsien. Toen Ertki klein was, waren er nog geen appelsienen. 

Het vlijmscherpe mes waarmee de “familie-naam” in het oor van het rendier wordt gesneden.

Het vlijmscherpe mes waarmee de “familie-naam” in het oor van het rendier wordt gesneden.

Katri komt zeggen dat ze de sauna heeft opgezet, alsof wij zouden zeggen: ik laat het bad vollopen. Om middernacht gaan we erin. Het is een kamertje, niet groter dan een bergplaats, met in de hoek een vierkante houtkachel die ronkt van vlam en hitte. Op dat duveltje liggen lavastenen waar we straks water in stoom zullen veranderen. Het is de eerste keer dat ik een sauna neem en ik ben een beetje benauwd voor de hitte die op mijn adem gaat slaan. Roger gaat op de uil van de houten tweemanstribune zitten, ik zit een  paar warmtegraden lager. Door het venster zien we de dennen rond het huis roerloos in de sneeuw en het maanlicht staan. De kurkdroge hitte kruipt in mijn vel. Roger giet een pollepel water op de kachel en het is alsof ik heet water inadem. Als het mijn beurt is om te gieten, maak ik zoveel stoom dat ik Roger van zijn zolder jaag. Zotteke! Na twintig minuten hitte en stoom loopt het zweet redelijk tappelings van mijn rug en billen. Roger springt onder de kouwe douche, ik heb zin om rond de blok(hut) te streaken, maar de vrees om na tien meter met een bevroren saucijsje op de sneeuw uit te schuiven en met mijn reet op een verdwaalde nagel terecht te komen, is te groot. Buiten is het nu min eenentwintig.  

Katri en Mia bij het houtvuur. Het rendier heeft duidelijk interesse voor het tv-katern van Humo.  © Roger Van D'Huynslager

Katri en Mia bij het houtvuur. Het rendier heeft duidelijk interesse voor het tv-katern van Humo. © Roger Van D'Huynslager

Zaterdag 27 november De mensen die we vandaag gaan ontmoeten, zijn haast alle Samen. Vanwaar het Samen-volk komt, weet niemand met zekerheid te zeggen. De oudste sporen van hun taal dateren van 5OO jaar voor Christus en oorspronkelijk waren het trappers en hertenjagers die over heel Finland woonden. Rond het jaar nul werden ze uit het zuiden van Finland verdreven door de huidige bewoners die vanuit Estland kwamen overgestoken om bossen in ontginning te brengen en zelf op pelzen te jagen. En zo werden ze mettertijd meer naar het noorden gedreven tot ze niet meer verder konden. Nu wonen er ca. 35.OOO Samen in Noorwegen, Zweden, Finland en een stukje Rusland. Binnen de Finse grenzen wonen zo'n 3OOO Samen. De Samen hoeden al rendieren sinds de late middeleeuwen. Vroeger volgden ze als nomaden de dieren naar de zomerweiden en in de winter naar de bossen waar het mos minder door sneeuw bedekt is. Nu hebben alle rendier-Samen een vast huis, en de dieren worden met de jeep, met de motorslee of soms met de helicopter van het ene mosgebied naar het andere gedreven.
Als we 's morgens naar de auto stappen is het min zesentwintig en  waait het stevig. Een week geleden heb ik thuis voor de spiegel gestaan, in mijn donsgevoerde jas, met mijn namaak pelskap over mijn hoofd, bivakmuts eronder, en ffwoeiiiii, toen floot ik mezelf om de oren. Nu is het echt zo koud dat de sneeuw onder onze voeten kriept als piepschuim. Katri trekt haar zelfgemaakte rendier-mocassins aan en geeft mij een paar van Urho. Het zijn aan elkaar genaaide huidlappen met een krul op de tenen en rood geborduurde windels om de benen. Heel de dag zal het zijn alsof ik op kousenvoeten loop, wàrme kousevoeten.

Katri en haar vriend Urho poseren voor een Fins tijdschrift. Let op de krulschoenen van Urho; tijdelijk de mijne!  (ingescande foto maart 1991)

Katri en haar vriend Urho poseren voor een Fins tijdschrift. Let op de krulschoenen van Urho; tijdelijk de mijne! (ingescande foto maart 1991)

 We rijden pal naar het noorden, richting Utsjoki, 15O km ver. Of ze dat nooit vervelend vinden, die lange afstanden? Welke lange afstanden, vraagt Mia.
Vandaag is het poro erotus, rendier-"round up" in Skalluvarri, en de vader van Mia heeft gebeld om te komen helpen. We rijden nu al een uur en hebben vier of vijf tegenliggers gezien. Weer eens wat anders dan de Kennedytunnel, zegt Katri. De poolcirkel ligt 4OO km onder ons, de boomgrens ligt achter ons, de toendra naast en voor ons. Hier groeien alleen nog door de natuur verminkte dwergberkjes en kreupelsparren. Een steenarend kantelt uit een telefoonpaal, op de radio schettert het volmaakt anachronistische Yes Sir, I can boogie, boogie woogie, all night long!
Skalluvarri ligt op een kale heuvel temidden van de blote wind. Twintig huizen die in het ijs zijn vastgelopen. Hier komen twintig rendierfamilies van midden oktober tot eind november wonen, er zijn twee sauna's en ook een schooltje. Tijdens de herfst zijn de rendieren met duizenden tegelijk van heinde en verre bij elkaar gedreven en dag na dag worden ze hier in het dorp "gesepareerd". In het midden van het dorpje staat een corrall omgeven door grotere houten omheiningen. Katri en Mia lopen ons voor, we houden mee een langwerpig zeil achter de rug, en stappen tussen de kudde die kringen draait in de grote kraal. Het is net geen stampede met neuzen die schichtig in de lucht steken, flanken die mekaar wegduwen en een over mekaar heen krabbelen van dieren die opgestuwd worden door de vaart van de anderen. Zo'n zeventig rendieren worden gescheiden van de rest: met het doek drijven we ze naar een aparte binnenste corrall. De rendierhouders met hun familie, vrienden en ingehuurde dagloners die eerst nog tegen de balken van de omheining hebben staan leunen, stappen traag naar het midden en hun ogen zoeken naar oren die van hen zijn. Hebben ze een van hun dieren gezien, dan zetten ze twee stappen door de hollende meute en pakken ze het beest bij zijn gewei alsof ze een tak van een boom pakken. Het dier wordt met ijzeren greep in zijn draf gestopt en naar één van de poortjes geleid, ofwel om later weer uitgezet te worden ofwel om geslacht te worden. De dieren die straks weer in het wild mogen, krijgen een snelle pistool-injectie van de veearts. Male! (verf!) wordt er geroepen en onder de ingeënte ‘gatspiegel’ wordt een rooie of blauwe streep getrokken met een spuitbus. Af en toe wordt een rendier op de rug gedwongen en met een tang gecastreerd. Rijbewijs ingetrokken, zegt Roger. Tot de jaren zeventig werden veel stieren nog met de tanden gecastreerd, zowel door mannen als vrouwen. Met de tanden en de lippen vond je vlugger de zaadleiders, maar je had nadien wel heel veel haar op je tanden. Er zijn bijna evenveel mannen als vrouwen in de corrall en ook Katri en Mia pakken geregeld een dier uit het pak. Zelf wagen we het niet om zo'n rendier -tot 5O kilo- aan zijn handrem te trekken. Je moet het niet alleen vastpakken, je moet meteen laten voelen dat het dier bij jou niks mag proberen, zegt Katri, en ondertussen oppassen dat het met zijn gewei niet in je ogen en gezicht steekt.
Zij doen het met z'n tweeën, maar in de loop van de dag valt het op dat sommige jongemannen de hevig spartelende dieren liefst alleen en met één hand naar de uitgang leiden. Ogenschijnlijk is iedereen aan het werk en wordt er niet naar mekaars huzarenstukjes gekeken, maar ik voel dat er meer is: hier zien de jonge vrouwen een man die sterk is, hier zien de jonge mannen een vrouw die van aanpakken weet. Katri vertaalt het tegen Mia, ze schieten allebei in een lach en wijzen ieder een ex-boyfriend aan.
Of er geen rendierrodeo's bestaan, vraag ik. Of niemand ooit op het idee komt om op de rug van zo'n dier te rijden. You don't play with your food, zegt Mia met grote ernst. Er zijn wel "rendierkoersen" in de lente, met speciaal uitgezochte beesten en met racers die op ski's achter die poolherten hangen.   

De “poro erotus” of rendier-round up. Uit die rondwervelende massa worden dieren bij de horens gepakt.

De “poro erotus” of rendier-round up. Uit die rondwervelende massa worden dieren bij de horens gepakt.

Om kwart na één wordt het donker, de maan komt op boven de hijgende dieren, boven de kinderen met hun rode konen en snot en tranen op de wangen, boven de pick-ups met een deken op de voorruit en boven de slachterij waar het bloed tot rooie sneeuw bevriest. Het is koud, het ijs staat op onze wimpers en gelukkig is er een "break". In het huisje van de familie Länsman schuiven we de stoelen rond een ketel dampende soep met grote brokken rendiervlees en bikkels  wortelen en aardappelen. Wij halen een fles Wortegemsche citroenjenever boven, die we tien minuten tevoren nog gauw in de sneeuw hebben gezet, bang dat die druppel niet koud genoeg zou zijn. Jana, de zus van Mia kan niet begrijpen dat ik ook in Antwerpen woon en dat ik Katri tevoren nooit gezien heb. Als jullie op vijf kilometer van mekaar woonden, dan waren jullie toch buren, zegt ze. Hier ben je buren tot op honderd kilometer. Hier is een winkel op vijftig kilometer nog altijd "dichtbij". Als ik zeg dat er tussen mij en Katri bijna 100.000 mensen wonen, schudt ze ongelovig en meewarig het hoofd.

Om drie uur stappen we weer in de kirnu. De maan is groot en geel en in de corrall worden schijnwerpers ontstoken die een groen en vreemd licht werpen op de dierencarroussel. Het snuiven van de neusgaten, het getik van geweien tegen mekaar, sneeuw die in losse kluiten wordt opgeworpen, het is al wat je hoort. De bedaarde mannen en vrouwen in het midden lijken bedoeïnen, op hun manier gesluierd met diep over het hoofd getrokken pelskappen die alleen ogen, neus en mond vrij laten.

Als de lichten 's avonds gedoofd worden en we weer 15O km verder thuis zijn, lees ik dat die toendra van vandaag een groot lemmingengebied is. Om de vijf à zeven jaar wordt het territorium van de knaagdieren te klein en slaan ze met honderden tegelijk in alle richtingen op de vlucht. Ze vormen een gemakkelijke prooi voor rondcirkelende roofvogels en vallen van de rotsen in rivieren waar ze worden opgegeten door zalmen. 

Zondag 28 november Rustdag. 's Middags met de sneeuwscooter een ritje gemaakt en 's namiddags komen buurman Jounien buurvrouw Kaija op bezoek. Kaija heeft in 1986 Helsinki verlaten. Ze vertelt over de vooroordelen: "In het zuiden van Finland denken nog veel mensen dat de "Lappen" in tenten wonen, dat ze vuil zijn en dat ze niks hebben. En dan komen ze hier, en dan zien ze onze huizen en onze voertuigen, ze eten gerookt rendiervlees en verse zalm, en dan zijn ze verlegen dat ze zo dachten." Kaija is vertaalster. Ze vertaalt romans en soms ook VN-rapporten over de Samen-cultuur. Met de zware recessie in Finland worden haar nauwelijks nog boeken gestuurd en nu vertaalt ze brochures van toerismebureaus in het Engels. (In de maanden juli en augustus passeren er elke dag 2OOO toeristen door de streek, alle op weg naar de grote parking van de Noordkaap.) Ze moet ook bordjes maken met Warning, Keep Out en No Fire ,"niet meteen het grote vertaalwerk". Ondertussen heeft Kaija enkele werkloze vrouwen bij elkaar gezocht om samen een cursus rendier slachten te volgen. De mannen kunnen er niet om lachen, lacht ze. 

Titel uit Humo 31/12/93

Titel uit Humo 31/12/93

Kaija is hier één keer op vakantie geweest om er uiteindelijk te blijven wonen. Katri had het al eerder te pakken, "ik wou al op vijf jaar in een houten huis in een bos wonen." De omgekeerde beweging van haar moeder. Die is Finse en ze verliet als 22-jarige haar land om in Duitsland en België te gaan werken. Katri's moeder woont al bijna dertig jaar in België.
Katri: "Wij gingen elk jaar op vakantie bij grootmoeder, die woonde op het land op dertig km van Helsinki en vandaar heb ik dat idee dat ik in een bos wou wonen. In '86 toen ik zeventien was, ben ik de eerste keer door Lapland getrokken. Elke nacht sliep ik in een andere boshut, heel alleen. Ik weet nog dat ik op 1 september wakker werd en dat ik dacht, in welke hut slaap ik nu? Ik was thuis in Schoten en de school begon! Hoe ouder ik werd, hoe meer ik naar Finland taalde. Op school sprak ik niet anders dan over Finland, ik had Finse pennenvrienden, ik moést daarnaartoe. Nadat ik in Antwerpen mijn verpleegkunde-diploma heb gehaald, ben ik in Utsjoki gaan werken, in een ziekenhuisje met 12 patiënten: als iemand een speciaal geneesmiddel nodig had, kwam het pas de volgende dag met de postautobus."
Dat was in 199O en in dat hospitaaltje heeft ze Mia en haar vriend Urho leren kennen, die kwamen op bezoek bij een familielid. Met Urho is ze naar haar eerste rendier-separatie geweest: "Lang heb ik niet aan de kant gestaan. Ik ben in de kraal gesprongen en heb de dieren die Urho aanwees mee bij de horens gepakt. Ik weet wel wat die andere mannen toen dachten: ha, weer eentje van de stad, benieuwd hoelang ze het hier uithoudt! (lacht)
Humo: Wat weten de mensen hier van België?
Katri
: Niet veel. Als ik zeg dat er in België tien miljoen mensen wonen op een oppervlakte die tien keer kleiner is dan Finland, dan denken ze dat wij allemaal in stapelbedden slapen! Ze vragen ook of ik daar geen claustrofobie had. Dat had ik soms. Ik weet nog dat ik na een jaar Lapland weer thuis was en dat ik door de drukke Kennedytunnel reed. Ik wil hieruit, ik wil hieruit, was het enige wat ik dacht. België is niet slecht, hé, ik heb er veel vrienden en kennissen, het is mijn thuisland, maar ik wil niet tussen huizen wonen, ik wil in de natuur leven. Ik wou ook weg uit België vanwege de "Belgische routine", op vrijdag schoonmaken, op zaterdag naar de supermarkt, op zondag op familiebezoek en op maandag weer vroeg gaan werken. Hier heb je een ander tempo. Als je eet, dan eet je en als je slaapt, dan slaap je. Je bent veel minder aan vaste uren gebonden. Een kwartier te laat komen op mijn werk, niemand die daar wat van zegt. In het ziekenhuis mag je je tijd nemen om je patiënten te wassen, je hebt tijd om met ze te praten. In België heb je daarvoor géén tijd, je spurt van het ene bed naar het andere. Dat komt door de besparingen. In België werken ze met een minimumpersoneel voor een maximale bezetting van de bedden. In Finland besparen ze anders. Als daar in personeel gesnoeid wordt, dan wordt er ook in het aantal patiënten gesnoeid zodat je je werk nog naar behoren kan doen. Het nadeel is wel dat hier ellenlange wachtlijsten van ziekenhuispatiënten bestaan. Maar niemand werkt hier tegen de klok. Ik draag hier ook geen horloge, alles heeft hier nog zijn tijd. Daarstraks vertelde Jana over de buschauffeur die hen 's morgens naar school brengt. Hij steekt hun cassette van Guns 'n Roses in zijn radio, hij stopt onderweg bij een winkeltje zodat ze snoep en cola kunnen inslaan, hij wacht aan de bushalte als je te laat bent, hij komt zelfs aan de deur van je huis kloppen als hij denkt dat je nog niet wakker bent. Dat is het tempo van hier.
Humo: Hoe heb je de Same-taal geleerd?
Katri:
 Als verpleegster praatte ik dagelijks met bejaarden en elke dag vroeg ik opnieuw: wat is tafel in Same, wat is stoel in Same.Tot ik op de duur zwarte-mannekes-Same kon spreken: "Ik eten. Ik honger." Met die woordenschat ben ik in '92 een cursus Same gaan volgen en nu spreek en schrijf ik de taal.

Verpleegkundige Katri en één van haar patiënten (foto ingescand uit Fins tijdschrift 3/91).

Verpleegkundige Katri en één van haar patiënten (foto ingescand uit Fins tijdschrift 3/91).

Humo:Wat is voor hen het belangrijkste in hun bestaan?
Katri
: "De vrijheid. Je eigen leven kunnen leiden. En dat geldt voor man en vrouw. De vrouw runt thuis het huisgezin. De man is soms dagen met de rendieren onderweg en komt laat of helemaal niet thuis. Geen vrouw die haar man zal vragen wanneer hij thuiskomt. Vaak springt de moeder in bij het rendierwerk en nemen ook de oudere kinderen vrijaf van school. Kinderen van twaalf, dertien jaar die dan alleen op het huis en de dieren passen, dat is hier heel normaal. Kinderen worden hier heel zelfstandig opgevoed. Mijn vriend Urho en ik leiden ook ieder een eigen leven. Ieder zijn vrijheid, daar is niks verkeerds aan. In Finland is men minder jaloers, vind ik. In België waren er meisjes die niet meer met een ander meisje naar de cinema mochten gaan van hun vriend. Ik ben in België "op zijn Fins" opgevoed, heel zelfstandig dus. Als ik zestien was, dan zei ik: ik kom niet naar huis, ik blijf bij een vriendin slapen, en dan was dat OK. Belgische meisjes moesten altijd zagen of ze niet een keer wat langer mochten wegblijven. Ik zei thuis: ik ga naar de stad. Andere meisjes vroegen thuis: màg ik naar de stad? Op de school verpleegkunde had ik één jaar zeven buizen. De directeur stuurde toen een brief naar mijn ouders: uw dochter moet beter studeren, anders geraakt ze er niet. Mijn moeder lachte daarmee: die brief moeten ze niet naar ons sturen, maar naar u. Als ik aan België denk, moet ik toch vaak aan dat vastomlijnde alledaagse denken. Als ik ergens bleef eten, moest ik dat vooraf zeggen, dan wist die mama dat ze een paar aardappels meer moest schillen. Of je viel ergens ongevraagd binnen: oeioei, nu gaan we niet genoeg vlees hebben! Voor de rest toffe mensen, hoor, maar zo'n dingen ben ik altijd raar blijven vinden.

Humo: Hoe denken ze over geld?
Katri
: "Samen zijn niet zo materialistisch. Dat zie je aan de eenvoudige inrichtingen van hun huizen, nog niet zo lang geleden leefden ze een groot deel van het jaar in tenten en in de smoor van het houtvuur. Kleren zeggen hen weinig. Hier is geen sprake van dit jaar lichtgeel en volgend jaar herfstgroen te dragen, hier is geen mode, hier zijn geen modekleuren. Niemand schminkt zich of steekt zijn haar op, je bent wie je bent. Wie zich schminkt, is "van de stad", in de natuur is geen dier dat zich opmaakt. Geld zegt hen ook niet zoveel. Ze ruilen nog veel. Urho ruilt zijn rendiervlees soms voor varkens- of schapenvlees. Of een rendierhuid voor een zilveren broche op zijn Same-kostuum. Ze hebben natuurlijk geld nodig. Om buiten-overalls te kopen, om een stevige auto en een stevige motorslee te kopen, en brandstof. Dat slorpt veel geld op. Eigenlijk gaat hun geld alleen naar dingen die met het werk te maken hebben. Geld sparen voor vakanties of zogenaamde vrijetijdsbesteding, dat houdt hen niet bezig.
Humo: Wat bedreigt hun bestaan het meest?
Katri:
 "Finland denkt eraan om bij de EG te komen. Zij hebben schrik van de EG. In Helsinki weten ze nauwelijks hoe wij hier leven, zeggen ze, wat zal dat dan in Brussel zijn? Ze hebben ook schrik van Rusland, van Murmansk waar dat kerkhof van nucleair afval is en waar ook die atoomduikboten liggen. Dat is hier maar op 2OO km vandaan. Eigenlijk hebben ze meest vrees voor wat hun milieu kan schaden. Met de ramp van Tsjernobyl zijn Noorwegen en Zweden wel zwaarder getroffen dan Finland, daar zijn duizenden rendieren geslacht. Hier was dat veel minder, maar nog elk jaar komt een man uit Helsinki de becquerels meten bij de rendierhouders. Omdat er veel cesium in het rendiermos zit, zouden ze niet zoveel rendiervlees mogen eten, zegt hij. Maar ze eten al eeuwen bijna niks anders dan rendier, wat moeten ze dan doen?

De Morgen 27/4/87

De Morgen 27/4/87

Een andere bedreiging zijn de grote waterreservoirs die worden aangelegd voor elektriciteit. Dat water doet grote mosgebieden verloren gaan voor de rendieren. De rendieren zijn hun leven, de natuur is hun leven. Het zijn nog echte natuurmensen. In het begin toen ik hier woonde en vroeg hoe heet die plek, hoe heet die heuvel, dan zegde Urho: maar dat heb ik toch al tien keren gezegd! Voor mij waren al die heuvels, al die bomen hetzelfde, ik kon ze niet uit elkaar houden. Voor hen is elke rots, elke kruin ànders. Hier zijn nauwelijks wegen of paden, elke Belg verdwaalt hier gegarandeerd, maar zij kennen blindelings de weg.
Het omgekeerde is ook waar. Toen Urho in Antwerpen was, liep hij ook verloren. Voor hem zagen al die huizen er ook eender uit. Wij hebben heel veel namen voor stenen en bouwstijlen, zij hebben heel veel namen voor dingen in de natuur. Voor soorten sneeuw of voor de leeftijd van rendieren. Een pasgeboren kalfje heet anders dan een kalfje van een half jaar of van één jaar, en van dan af verandert de naam van het dier elk jaar dat het ouder wordt. Met voor wijfje en mannetje nog eens een andere benaming. In alles van de taal zie je dat hun bestaan helemaal rond dat ene dier is opgebouwd. Als ze over andere mensen spreken, dan spreken ze ook in "rendiertaal", dan zeggen ze : hij heeft een stevige snuit of hij heeft zwakke poten. Rendieren hoeden is geen beroep, het is een levensstijl. Zelfs een peuter van twee jaar heeft al zijn rendier met zijn  oormerkje. Van kleinsaf worden ze daarin grootgebracht en voorlopig zijn er nog genoeg jongeren die willen voortdoen.( Het aantal families dat uitsluitend van de rendieren leeft, neemt nochtans af. De meeste verdienen in de zomer wat bij: in de houtkap, visvangst of het toerisme,jh)

Humo: Je leeft hier ook meer met de seizoenen.
Katri: "
Ja, dat hoor je aan de gesprekken. In juni-juli spreken we over de zalmvangst, in augustus over de pluk van de poolbessen, in september over de pluk van de bosbessen en in oktober begint het weer over de rendieren. In België is het jaar ingedeeld naar tv-programma's en sport. In de winter is het voetbal en wat is het in juli ook weer? Ha ja, de Ronde Van Frankrijk! (lacht)
Humo:Hoe denken ze over de dood?
Katri: "
Heel simpel, "als het eindigt, dan eindigt het". De dood hoort bij het leven. Voor ons komt dat hard over, ze hebben niet die westerse sentimentaliteit. Onlangs verdronk er hier een jonge man in de rivier. "Zijn weg is daar gestopt," zeggen ze dan. Of een mens sterft of een dier, het is de natuurlijke gang van zaken. Soms worden er rendierkalfjes gedood door beren of arenden. Dat is een financieel verlies voor hen, maar ze zullen zich niet wreken op die beer of die arend. "De natuur moet zijn part hebben," zeggen ze heel nuchter.
Humo:Voor ik hierheen kwam, dacht ik dat het hier dag en nacht donker zou zijn zoals het in juni dag en nacht licht is omdat de zon dan nooit ondergaat. Maar eigenlijk heb je één lange schemerperiode: voor de middag is dat ochtendschemer en kort na de middag gaat dat over in avondschemer.
Katri:
 "Die schemerperiode is het kortst rond Kerstmis, dan heb je maar één à anderhalf uur schemer per dag. Maar de meeste mensen hebben een verkeerd idee van de duisternis hier. Met de koude klaarte van de open sterrenhemel en met de maan die op de sneeuw schijnt, is het hier 's nachts lichter dan in België. In de winter is het nooit echt donker. Je kan 's nachts zelfs goed zichtbaar langlaufen. Ik heb ook langlaufski's gekocht, maar liever zit ik op de motorslee, dat gaat sneller, tot 12O km per uur.

Dat een meisje uit het zuidelijke België in het Hoge Noorden komt wonen en werken, is nieuws voor een Fins tijdschrift (maart 1991)

Dat een meisje uit het zuidelijke België in het Hoge Noorden komt wonen en werken, is nieuws voor een Fins tijdschrift (maart 1991)

Humo: De winter duurt toch wel lang. Na de twee weken herfst in september valt de eerste sneeuw en die blijft liggen tot in mei.
Katri
: "Maar de winter duurt niet tot mei. Vanaf maart spreken we over lente. 's Nachts vriest het dan nog tot -25, maar overdag is er een flinke zon en voel je dat het geen winter meer is. 
Humo: Wat vindt men hier een strenge winter?Katri: "Wanneer het een paar maanden min veertig is. Toen hoorde ik de mensen zeggen: 't is koud. Nu is het al een tijdje rond -1o -2O, dat vinden ze een zachte winter. Er ligt ook maar 2O cm sneeuw. Normaal ligt hier minstens een halve meter sneeuw.
Humo: Op vraag van iedereen: wat doe je tijdens die lange winteravonden?
Katri: "
Als ik mijn werk gedaan heb, ga ik Urho vaak helpen. In deze tijd van het jaar gaat het werk 's nachts verder, soms zijn ze tot middernacht in de weer met de separaties. Eigenlijk ben je heel het jaar door bezig met vlees, met vis, met bessen, met hout, met reparatie van netten. In februari zet men bijvoorbeeld een blok ijs in een met plaggen afgedekte ijshut. Op dat ijs kan je dan zalmen van de lente bewaren tot in de zomer. Is er geen werk, dan kijk je tv, maar veel is er niet in het noorden als je geen satelliet hebt. In Humo beslaat het programma van één dag tien bladzijden. In Finland beslaan de programma's van één week hoogstens één krantenbladzijde, er zijn maar drie zenders. Wat je ook vaak doet in de winter, is op bezoek gaan bij buren en vrienden. Als we op bezoek gaan, zitten we soms gewoon rond de tafel en wordt er nauwelijks wat gezegd. Dat zouden Belgen heel raar vinden. Belgen willen naar de stad gaan, naar de cinema gaan, op een terrasje zitten. Je voelt dat als Belgen hier op bezoek zijn, ze kunnen niet stilzitten, ze willen altijd wat doen. 's Winters ga ik ook wat vroeger slapen, net het omgekeerde van de zomer. Als het zomer is -van mei tot half augustus- schijnt de zon dag en nacht en lig je maar een paar uren per "nacht" in je bed. Mia en ik hebben in de zomer een hele nacht op zalm staan vissen, geen moment slaap. In de lente en de zomer voel je ook hoe het licht je energie geeft. In de winter moet de energie helemaal uit je eigen lijf komen, alles gaat wat trager, wat moeizamer.
Is het interview gedaan? OK! Mag ik dan nu via Humo de groeten doen aan iedereen die ik ken in België? Dan moet ik geen kerstkaartjes sturen, dan moet ik geen hele dag binnen zitten om te schrijven. Ik ga liever hout kappen."

Deel 2: op de hondenslee ! 

Nawoord: Katri is nog steeds verpleegkundige, ze heeft een gezin en drie kinderen, en ze woont nu net over de grens, in het Noorse Karasjok. Ook daar is het dunbevolkt. In haar gemeente was er één coronabesmetting sinds de uitbraak in
maart.  

 

 

Vorige
Vorige

Down the Road en de winter in Lapland (2): Onze Man valt van de hondenslee

Volgende
Volgende

Sint en Piet in het echt: uit koets gevallen, van baard beroofd en andere waargebeurde feiten