De hittegolf en een coup de foudre: op stap met een bliksemjager

Terwijl we een lange hittegolf en de heetste week sinds het begin van de metingen (1833) meemaken, trekt ook een lijn van onweders over het land. Bliksem en wolkbreuken houden de mensen binnen, maar in Noord-Frankrijk, net aan de andere kant van Watou is er altijd één man die dan op stap gaat: Philippe Talleu, chasseur d'éclairs. Hij "jaagt" al op bliksems sinds 1999.    

Humo juli 2005 - licht ingekort (c) Jan Hertoghs

© Philippe Talleu

© Philippe Talleu

"Zelfs met Kerstmis denk ik aan onweer."

Honderdzeventig kilometer rijden is het nog naar het noorden van Frankrijk. De snelweg is een grijs gespannen lint vol hitte. Geen boom beweegt langs de berm, geen zuchtje wind is er in de blaren, en waar de zon onder gaat, hangt een heiig, onheilspellend licht boven de velden. 
Ik passeer de Franse grens, en dan Houtkerque, Herzeele en Wormhout, het zijn op dit uur stille dorpen met zwijgende kerktorens en blauwwitte luiken aan de huizen. In Esquelbecq staat een klein huisje en daar doet een Fransman met een snorretje open. Het is Philippe Talleu, 37, en chasseur d'éclairs. We zeggen enchanté en op dat ogenblik dondert het in de verte. Hij zegt: "Sommigen brengen de zon mee. U brengt tenminste het juiste weer mee!"
Binnenshuis springt de hond uit zijn mand en tegen mijn benen. Panier!, roept het vrouwtje, en dat het beest stil moet zijn, het kind slaapt al. In een bureau volgestouwd met boeken, cahiers én een kooi met perruches, zit Philippe voor zijn pc: hij klikt op een meteosite en zegt dat we chance hebben, voor vanavond kondigen zich twéé onweren aan. Een klein warmte-onweer boven Duinkerke en een heel groot onweer dat na middernacht komt aandrijven vanuit Normandië. In die regio heeft het al lelijk huisgehouden: hagel en rukwinden, overstromingen, auto's door het water meegesleurd en mensen die in bomen zijn moeten klimmen om niet te verdrinken. De schade mogen ze houden, de bliksems mogen ze naar hier sturen.
Hij zegt dat de grote onweren soms uit Normandië komen, maar nog vaker van het zuidwesten, van de kant van de Pyreneeën. Ze trekken dan over het Massif Central en over Parijs en zo naar het Pas de Calais, hij woont langs die boulevard des orages.
Ik neem notities in het schemerduister van de huiskamer, alleen het licht van het tv-scherm mag aan, zo ziet hij beter vanwaar het onweer nadert. Hij kijkt ook de hele tijd naar buiten, naar de wolken die zich indikken boven het dorp, en naar de populier in zijn tuin: elk onweer wordt voorafgegaan door windstoten en hoe meer die peppel beweegt, hoe heviger het onweer. 
Geen kwartier later staan we al buiten aan de deur, on va le vivre en directe! Er vallen dikke druppels op de stoffige straat en ik herken de ronde uitstulpingen onder het zware wolkendek, het zijn mammatus, wat wijst op een hevige turbulentie. We stappen in zijn versleten Peugeot 205, hij laadt twee camera's en twee statieven achterin en duwt een muziekcassette in, ça fait partie de l' ambiance de la chasse. Misschien had iets dreigend van Sixteen Horsepower wel beter bij bliksemweer gepast, maar bij deze Fransman zal ik het moeten stellen met techno, hevige retteketet van zuiders allooi. 
Met vijftig rijdt hij door het dorp. Hij houdt zich aan de regels, hij wil niet dat de gendarmes hem tegenhouden, want dan moet hij stoppen en zijn papieren afgeven, en stel u voor dat hij dan in de verte dat onweer zou zien passeren!, oh non terrible, dat wil hij niet meemaken. 
De slagbomen van de spoorweg Rijsel-Duinkerke gaan omhoog, hij duwt diep het gas in om op tijd in Pitgam te zijn: daar zijn heuvelruggen waar je twintig kilometer in het rond kan kijken. De regen tikt op de voorruit, de temperatuur zakt op een kwartier met zes graden en we stoppen op een kleine heuvelweg. Het warmte-onweer zit ginder aan de kust, we zien de flitsen vallen uit een zoom van donkere wolken. Een groot multi-cellulair onweersveld kan honderden kilometers lang zijn, dit is maar een kleine foyer orageux, amper twintig km lang, "wat koelte van de zee en wat hitte van het land die botsen, c'est pas grand chose". 

© gie Knaeps

© gie Knaeps

Een merel fluit tegen het vallen van de avond in, er is de regen die op het zand valt en de aarde die gaat ruiken naar grashalmen en diepe vijvers. In de verte rommelt opnieuw een trein op de lijn naar Duinkerke, in zijn verlichte ramen neemt hij de avond mee. 
Philippe houdt het voor bekeken, het lokale onweertje is uitgedoofd "als een platte pile" en dat het bij de natuur "altijd weer afwachten is, je weet nooit wat zo'n avond brengen zal, het is de natuur, het is niet de teevee.”
In een "goeie" zomer is hij een twintigtal nachten onderweg, dat is één nacht op zes dat hij buiten is. Soms een uurtje, soms een hele nacht tot de zon weer opgaat. Hij jaagt alleen 's nachts  want een onweer van overdag, dat gaat verloren in het daglicht, dat levert geen goeie bliksemcontouren op. En dat hij veel tijd heeft: hij heeft als père en foyer een aantal jaren loopbaanonderbreking gevraagd en zijn stoel bij de spaarbank wordt nu ingenomen door een ander, voor zijn part neemt hij die boulot nooit meer op. 
We rijden langs een oude molen. Hij wil die molen ooit samen op de foto met een bliksem. De foto heeft hij al jaren in zijn hoofd, maar de bliksem wil zomaar niet vallen waar hij het wil. Ja, zo'n coup de foudre naast een molen of achter een kerk, dat accentueert, dat dramatiseert! Hij vindt die couleur locale belangrijk. Zomaar bliksems in de lucht fotograferen, dat zegt hem niks. Hij wil ook dat oude landschap van la Flandre laten zien: de korenvelden, de eenzame boerderijen, de lichten van de grote stad in de verte, de donkere golven van de zee. Mensen die op zijn tentoonstellingen komen, herkennen die lokale cadrages en ze appreciëren het, ze hebben hem al le peintre flamand genoemd. 
Black out
De terugweg is versleten en verlaten, een snoer van teerbruine palen en doorgezakte kabels, maar Philippe zegt dat hij zich hier thuis voelt op die smalle en donkere wegen. Dat komt omdat hij in het département du Nord nog rally's heeft gereden, als piloot en als co-piloot. Met die rally's is hij zes jaar geleden gestopt toen zijn compagnon verongelukte. Zijn compagnon, dat was zijn neef, en het ongeluk gebeurde niet op een rallykoers maar sur la route de tous les jours. Van toen af kon hij zich niet meer concentreren aan het stuur, "ik reed een rally en het enige waar ik aan dacht, was aan hem." En dat ik het misschien niet zou zeggen met dat tengere lijf van hem, maar dat hij ook aan bodybuilding en gewichtheffen heeft gedaan. Tot hij dat bliksemjagen ontdekte, dat is nu de passie die hem al vijf zomers wakker houdt.
We draaien opnieuw het dorp in. Het dorp waar ze hem na een onweersnacht altijd vragen of hij "wat getrokken heeft". Zoals ze aan vissers vragen of ze wat gevangen hebben. 
Thuis kijken we weer op de site die alle blikseminslagen boven West-Europa registreert. Er is een onweer boven Londen, één boven Parijs, en ook één tussen Kortrijk en Gent, près de chez vous. Ik vraag hem waarom onweer hem zo fascineert.
"Ik heb altijd graag naar onweer gekeken, als kind ging ik 's nachts in de deur of achter in de tuin staan om de bliksem beter te kunnen zien. Als kind beleef je dat wel anders, je kijkt ernaar als naar een vuurwerk. Dat is passief, terwijl ik nu actief de onweders ga opzoeken." 
In mei '99 heb ik mijn eerste bliksems gefotografeerd. Rond middernacht was er een fel onweer en ik ben met mijn camera in de voordeur gaan staan, en bij elke bliksem heb ik afgedrukt, un peu à la lucky luke, maar toen de foto's àf waren bleek er niks op te staan (lachje). Ik vond het jammer van dat prachtige onweer, en omdat ik zo'n black out niet meer wilde meemaken, heb ik de fotograaf om uitleg gevraagd, en de volgende keer ben ik met een statief en een manuele ontspanner  vertrokken." 
"Elke bliksem heeft zijn eigen vorm en karakter: een vork, een tak, een wortel, een slang, een spin.... Geen twee bliksems zijn dezelfde. En na al die jaren sta ik nog steeds versteld van wat een impact ze hebben op de nacht. (toont enkele foto's) Kijk, dit lijkt  alsof ik op een namiddag een overbelichte foto van mijn tuin heb gemaakt, maar het is drie uur 's nachts, en de bliksem zorgt voor zo'n fel licht dat je in de bomen het onderscheid kan zien tussen de groene en de bruine blaadjes. Ikzelf heb op dat moment niets gezien, ik was gewoon verblind door dat licht."

© Philippe Talleu

© Philippe Talleu

100.000 km per seconde
Ik heb een voorliefde voor onweer op het eind van juli, begin augustus. Dan is het oogsttijd en dan werken de boeren ook 's nachts nog verder, je kan die grote maaimachines horen ronken door de korenvelden en je ziet die koplampen ook overal in het duister heen en weer gaan. Als het dan onweer is, dan wordt dat mechanisch geronk helemaal overstemd door het gekletter daarboven in de lucht. Dat die hemel zo'n kabaal kan maken, daar hou ik wel van. En dat de boeren hun aren oogsten en ik terwijl mijn bliksems oogst, dat heeft ook wel iets."
"Onweer op het platteland verschilt van onweer in de stad. In een stad is een onweer direct dichtbij. Omdat er zoveel licht en zoveel straatlawaai is, hoor of zie je het niet echt naderen. Maar op de buiten is het anders, daar zie je alle stadia: eerst dat broeierige van de avond en al de eerste 'weerlichten' achter de wolken, dan het naderende rommelen van de donder, de eerste flitsen dichtbij, de eerste 'stang' die in de grond slaat, en vervolgens het hevige losbarsten aan alle kanten, met tenslotte het langzame afdrijven en nog wat late nijdige flitsen en donderslagen.
Ik hou vooral van dat naderen en dat afdrijven, het ingeslapen dorp dat opschrikt en nadien weer indommelt, de rust die er was en die wederkeert, de stilte voor én de stilte na de storm, daar hou ik van.
Ik hou ook van de nacht en van het rijden 's nachts. Dat ik onderweg ben, dat de muziek hard staat, dat de straten verlaten zijn, en dat ik ogenschijnlijk alleen op de weg ben. De nacht heeft een veel betere 'ambiance' dan de dag. Overdag is er verkeer, is er drukte, heb je allerlei kleine zorgen aan je hoofd, en dat leidt af. 's Nachts is die banaliteit van het dagelijkse leven er niet. De nacht heeft dat avontuurlijke, dat onbestemde, je weet niet wat er gaat gebeuren, on part dans l'extraordinaire." 
"Dat ik niet in mijn bed en in mijn huis ben zoals iedereen, is ook apart. Ik ben de buitenstaander, ik sta letterlijk buiten in de natuur, en tegelijk heel dicht bij die natuur die op zo'n moment zijn krachten ontbindt." 
"Zo'n onweer is een geweldig natuurfenomeen. De donder, de rukwinden, de hagel, de stortregens, en dan al die grillige patronen waarbij honderdduizenden volt over en weer snellen tegen honderdduizend kilometer per seconde. Dat is toch pure magie!"

© Philippe Talleu

© Philippe Talleu

Au Bon Coin
"Een bliksem die op een toren, een grote boom of een hoogspanningsmast valt en als een grote lichtbol uit elkaar spat, dat is een foto die ik al tientallen keren in mijn hoofd heb afgedrukt. In de verte heb ik dat al gezien, maar ik zou het graag van dichtbij zien gebeuren. Zo'n bliksem op een mast en dat dat licht als een slang over de kabels kruipt, dat zou een prachtige foto zijn. "
"Ik jaag wel op dat onweer, ik zit het achterna, maar soms kan het zich tegen mij keren. Dat risico is er altijd, en daar hou ik rekening mee. Ik heb soms ook schrik, en ik vind dat niet flauw van mezelf, het weerhoudt me ervan om stomme dingen te doen. Als het onweer te dicht komt, dan treuzel ik niet, dan stap ik in en verschuil ik me in mijn auto. Er valt op zo'n moment ook nog weinig te fotograferen, meestal vallen regen en hagel met bakken uit de lucht."
"Drie keer is een bliksem op honderd meter van mij ingeslagen. Twee keer zat ik veilig in de auto, één keer stond ik buiten. Dat was dan geluk hebben, want zelfs met een inslag op honderd meter kan je nog altijd geraakt worden door de stroomgolven die zich voortplanten in de grond."  
Het is intussen half twaalf en omdat het grote onweer uit Normandië pas tegen half drie verwacht wordt, wil ik nog enkele uren proberen te slapen. Eerder had hij gezegd dat zijn kleine huis geen sofa heeft en dus wordt het pitten in de auto. Ik kruip letterlijk in de koffer en leg me op een slaapmatrasje. Hier lig ik nu in de nacht met de heldere sterren en op de parking van Café Au Bon Coin. Ik hoor de kerkklok tampen, ik hoor elk half uur de slagen vallen in de straten waar iedereen nu slaapt.
Als Philippe om halfdrie op het raampje tikt, zie ik 'm al hoofdschudden. Het wordt niks, het grote onweer dat van Normandië moest komen is onderweg uitgedoofd. Hij kan het zelf niet geloven, zo'n machtig geweld en dan zo'n sisser, c'est pas vrai. Hij verontschuldigt zich dat ik nog zo'n lange weg op huis aan moet en hij hoopt dat ik nog terug wil komen, dat ik het niet opgeef na één keer. Ik zeg dat ik geduld heb en dat hij op mij mag rekenen. 

Laagseizoen
Die eerste chasse d'éclairs was in de nacht van 2 juni 2003 en alles wees erop dat we mekaar gauw terug zouden zien. Elke dag zijn er immers véértigduizend onweders over heel de wereld, dus daar kon er wel eentje af voor het noorden van Frankrijk. Op de koop toe zaten we in de zomer van 2OO3, die historische hondsdagenzomer dat in heel Europa de mussen uit de dakgoot en de oude besjes uit het leven vielen, maar wat bleek... In héél 2003 kunnen we niet één keer uitrukken voor een nachtelijk onweer! De grote droogte speelde ons immers parten, er was gewoon te weinig aanvoer van humidité om de onweersneigingen te voeden. En 2004 was al niet veel beter. Er kwam wel wat onweer aan, maar haast altijd overdag.
Of ik werd om drie uur wakker van een knetterende donder in Antwerpen, maar dat bleek local en Belgique te zijn, bij hem was er geen éclairtje te zien. 
Het werd een mistroostige mailcorrespondentie op de duur ("Malheureusement, toujours pas d'orages en vue. Triste saison!"), en wat ook zwaar begon te wegen, was dat ik op 21 juni 2003 een machtig onweer gemist had.... Ik had die avond een feest, daar kon en wilde ik niet wegblijven, maar nét die éne nacht was het zwaar prijs geweest. Ik heb de mail hier nog liggen, "superbe nuit d'orage " (...)"une chasse de quatre heures" (...) "des dizaines et des dizaines de coups de foudre au sol" en ook "dat het niet makkelijk zal zijn om deze ambiance te evenaren in de komende maanden". Met een link naar zijn site waar de helle vorken en witte wortels van die nacht mij natuurlijk om de oren vliegen. Dat was dé kans en ik heb ze laten liggen. 
Vals alarm
Ik tel de mails die we op twee jaar hebben uitgewisseld: achtenzeventig in totaal en eenendertig daarvan gingen over naderend onweer en dat ik stand-by moest zijn. Zijn 'alarm' kwam altijd met veel uitroeptekens de mailbox binnen:  ORAGE...  risque d'orage! chasse d'orage! alerte orageuse! menace orageuse! orage dimanche! orage mercredi? orage vendredi nuit? orages mardi???  orage INFO! en zo ging dat maar door. De 'bliksemman' begon op de duur tot mijn kennissenkring te horen zonder dat iemand 'm ooit gezien had. Ik ging naar feestjes onder voorbehoud dat "de bliksemman misschien ging bellen", ik zat aan restauranttafels met de mededeling dat ik om half elf misschien nog naar "mijn bliksemman in Frankrijk moest", en zo verstreken er na elk alarm drie of vier dagen dat ik in de startblokken stond, klaar om te vertrekken, klaar om eindelijk de grote koekenbak mee te maken. 
Met nieuwjaar 2005 stuurde ik wensen, "hopelijk knalt er dit jaar nog wat anders dan champagne!" En hij was gelijk blij dat hij nog van me hoorde, hij vreesde al dat ik het zou opgeven en het geen derde jaar meer wilde proberen.  
Kwam dan één mei 2005, de heetste 1 mei ooit. Hij had al laten weten dat het kon spànnen, de gsm lag heel de nacht naast mijn bed, maar niets dat rinkelde. De volgende nacht was ik niét standby, maar dàn meldt hij in de voormiddag dat hij om vijf uur 's morgens een "geweldig onweer" heeft beleefd en "zeker honderd foto's heeft gemaakt". Het onweer had zich out of the blue gevormd, en met mijn twee uur rijden vanuit België kon ik er onmogelijk op tijd bij zijn. Merde-non-de-dju!
Hij stelt intussen voor dat ik bij "bliksemalarm" enkele dagen in een naburig hotel kom logeren, zo ben ik vlakbij en zo kan een losbarstend onweer me écht niét ontgaan! Ik begin te denken dat één van ons beiden zot moet zijn, en thuis wordt nu vrolijk de spot gedreven met mij: bij het minste bliksemschichtje in het weerbericht van Frank en Sabine, bij elke deur die in huis dicht knalt door de tocht, wordt hier luid geroepen dat ik direct in de auto moet springen, "'t GAAT ONWEREN!!" 

© Philippe Talleu

© Philippe Talleu

Daar is 'm!

Maar op vrijdag 24 juni is het dan toch zover en het zou wel eens "een groot én gevaarlijk onweer kunnen zijn", aldus Philippe. Ik vertrek om kwart voor acht met slaapmatrasje, appelen, water, cola, en voldoende mondvoorraad om als het moet twaalf uur op de been te zijn, on sait jamais! 
België gaat al een week gebukt onder de Koperen Ploert, er is een  hittegolf aan de gang, in het Hageland en Vlaams-Brabant heerst waterschaarste en in de rusthuizen worden de bejaarden conform het hitterampenplan aan de blauwe Spa-baxter gekluisterd. Alle voortekenen zijn dus gunstig, het kàn niet anders dan onweren deze nacht. 
Als ik om kwart voor acht vertrek is het nog vierendertig graden op de snelweg, motorrijders schieten voorbij met lichte meisjes rond hun lederen bast gebogen, het is de vlucht vooruit naar de kust en de koelte. 
Bij Ieper staat het vee zuchtend in de dorre weilanden en stinkt het naar bedompte lucht uit hete varkensstallen. Op de radio waarschuwt het KMI voor "onweders die gepaard kunnen gaan met zware neerslag op zeer korte tijd". 
Ik heb het gevoel dat ik naar iets heel oud rij, iets uit lang vervlogen leesboeken, iets waarvan je verondersteld werd bàng te zijn, en dat ik nu van dichtbij ga kunnen zien.
Om tien voor tien sta ik opnieuw bij het huisje van Talleu, hij zegt naar waarheid dat het lang geleden is dat we mekaar gezien hebben, en hetzelfde hondje moet nog steeds kort worden gehouden door hetzelfde vrouwtje. Maar dan is er geen tijd te verliezen, binnen de vijf minuten zijn we vertrokken met dezelfde techno-bagnole van toen. 
Vannacht zijn er deux paquets op komst; het ene vrachtje onweer zit boven de Engelse zuidkust en kan later in de nacht het Kanaal oversteken. Het andere zit vrij dichtbij, dat zit nu al boven Calais en op internet heeft ie gezien dat het geen kleintje is, 't is costaud, potig onweer dus, met in de kern zo'n tachtig inslagen per minuut. 

© gie Knaeps

© gie Knaeps

Bang van bliksem?
Al rijdend legt hij uit dat je onweer op drie manieren kan fotograferen. Ofwel en face als het aan komt drijven, ofwel en profil als het voorbij drijft, ofwel in de rug als het afdrijft. Pal temidden van een onweer willen fotograferen is bad wisdom, want dan zit je midden in de stortregens, dan zie je geen afgetekende bliksemcontouren. Geen minuut later schiet er al een serieuze priem van links naar rechts door het zwerk, een éclair internuagueux, "een bliksem die van wolk tot wolk springt, ze zijn tientallen kilometers lang, en ze zijn als flits tot honderden kilometers ver te zien". Na de schicht volgt geen donder, hij zegt dat het onweer op minstens dertig kilometer moet zijn eer je de roffels kan horen. 
 We stoppen op hetzelfde plekje van twee jaar geleden, een geur van regen en zeewater komt aangewaaid, koud en zilt tegelijk. Bladstil is het nu, geen geluid van vogels nog te horen, en de enige die schrapend de stilte verbreekt, is weer de trein naar Duinkerke. Als kind heb ik voor donkere ramen staan luisteren naar treinen in de nacht, en sinds dan kan elke valavond en verre ijzeren weg me ongewild weemoedig maken, mais j'entends siffler le train, mais j'entends siffler le train, que c'est triste, un train qui siffle dans le soir...
Van het westen komt een lichtgrijze nevel aangeschoven en daar is hij niet mee gediend, "zo'n regengordijn kan alle bliksems maskeren, en dan zijn we eraan voor onze moeite". Hij is ooit in zo'n verzopen bliksemnacht onderweg geweest en na vier uur 'jagen' had hij hoop en al één foto. Terwijl straffe windstoten het bermgras plat drukken, komen sms-jes van andere weerfanaten, c'est une grosse cellule! staat er op het lichtende schermpje, het is dus onweer dat mogelijk een paar uur kan duren. Uit Boulogne komt zelfs een bericht dat daar de bliksem in de banlieue is ingeslagen, "we hebben hier geen elektriciteit meer". 
Nadat vijf bliksem een oranje schelp in de nacht hebben gevormd, vindt Philippe het tijd om bij zijn statief te knielen, ça va commencer. En dat het vandaag Sint-Jan is, ùw feestdag, en dat ik nu allicht wat "feestvuurwerk" ga krijgen. Wààps, er schiet een slang door de lucht met zeker drie gekromde ruggen, zo'n bliksem heb ik nog van m'n leven niet gezien, en zo dichtbij! 
Of ik bang ben, vraagt ie. We staan op een heuvel, heel alleen, nààst een metalen voertuig, en ik zou alleszins voorzichtiger kunnen zijn, maar bang ben ik niet. In feite heb ik réden om bang te zijn: drie jaar geleden is de bliksem in mijn eigen huis geslagen, met een geweldige knal, videorecorder stuk en blauwe flitsen die uit de stopcontacten sprongen. Maar verder geen érg, en nu ben ik gewoon mijn vader, die ging ook kalmweg buiten staan kijken als er onweer was. Wat mijn moeder geweldig ongerust maakte, zij kon geen onweer hebben, en dat komt door hààr moeder: die vertelde bij élk onweer over die ene blikseminslag die het hele huis tot de grond had afgebrand. 
Pakkans
Op goed anderhalf uur tijd is de temperatuur intussen van vierendertig naar twààlf graden gezakt, dat is kil genoeg voor een regenjas en een warme pull. De bliksems komen nu van twee fronten naar ons toe geslingerd en Philippe wil naar een betere standplaats, changement du décor! De ex-rallypiloot kruipt achter het stuur, de koplampen schieten langs bomen met zwiepende kruinen, gaan kort door de bochten en langs het lange gras, en het enige wat hij zegt, is een sec: et oui, Jan, c'est bien la chasse!
Op de nieuwe locatie zet hij zich met de snuit in een roggeveld en met de koffer naar de "bliksemnesten", in die koffer zit ik droog, met de benen over de rand en ik geniet van het spectacle son et lumière. Twee slingers die in mekaar haken. Twee slangen die op mekaar toespringen. Meerdere fantastische coups de foudre au sol, en hoe die schitterende worteltakken zich in blauw en wit in de horizon boren. Hij drukt keer op keer de Minolta af, bedaard en laconiek: "Il est dans la boîte!" 
Wat helemaal niet zo eenvoudig is als het lijkt, want wààr zal het hellevuur inslaan? Stuikt het neer achter die boom, achter die schuur of midden in het open veld? Hij moet de locatie anticiperen, de sluiter twintig of dertig seconden open zetten en hopen dat er terwijl een grote bliksem door zijn schootsveld komt gesprongen. 't Is ook elke keer gokken met de cadrage. Als hij groot cadreert, staat er veel decor op, maar worden de bliksems in verhouding kleiner. Zoomt hij in, dan heeft hij grotere bliksems, maar dan verkleint hij wel zijn pakkans om een bliksem binnen te halen. 't Is zoals met alle jagerij, zegt hij, je ziét wild, maar dat betekent niet dat je het ook kan schieten. 

© Philippe Talleu

© Philippe Talleu

Kooi van Faraday
Vijf bliksems vormen een web in de lucht, een mitraillette van donder gaat er achteraan. Philippe is enthousiast, dat is niet echt aan zijn lichaamstaal te merken, maar wel aan zijn brede smile én het feit dat hij plots Engels spreekt met een hoog Allo! Allo! -gehalte: Wonderfool! Lovvely! I've got iet! 
Sommige schichten leggen een blauwe schijn over het landschap, anderen drukken in een oogwenk een stekende kleurenfoto af, ik zie haarscherp de groene roggestengels én de rosse akkergrond. Het onweer zit op ongeveer een kilometer van ons, in elk van de vier autoraampjes zie ik oranje en purperen vorken die uit de hemel worden geslingerd. Maar dan breekt de stortregen los, en daardoor zijn de elektrische fourchetten niet meer te onderscheiden. Philippe wil wég uit de regen, we rijden wegen op en af, maar hij vindt nergens een opening in het watergordijn. Er zit niets anders op dan te wachten tot de wolkbreuk van ons weg drijft, "pas dan kunnen we zien waar de bliksems zitten."
De auto met zijn druipende ramen is intussen geen auto meer maar iets dat het midden houdt tussen een car wash en een cabine voor pasfoto's waar heel de tijd de flash afgaat. Het bliksemt werkelijk élke seconde, aan alle kanten licht de horizon op, en toch zitten we hier relaxt en met gekruiste armen te kijken als zaten we in de bioscoop. 
Een kwartier niet kunnen fotograferen duurt té lang voor Philippe. Hij gaat in kleermakerszit in de koffer zitten met het statief gespreid én... de kofferdeur helemaal open. We zitten op een heuvel, met het bliksemgeweld boven onze kop, en voor alle zekerheid vraag ik 'm of een auto nog een kooi van Faraday is als je de koffer hebt open staan? Hij denkt even na over de vraag en zegt dan laconiek: " C'est encore un cage de Faraday mais avec des petits problèmes quoi."
Daar moeten we allebei om lachen, fools on the hill dat we zijnen ik zie het al in de krant staan:" Belg en Fransman neergebliksemd in auto. Inzittenden hadden om onverklaarbare reden de koffer wijdopen staan."
Het is intussen middernacht en tussen twee cellules van onweer valt een korte pauze. Philippe wil naar de Casselberg, die ligt op 176 meter, het hoogste punt in de hele regio, daar moeten we het nieuwe onweer goed kunnen zien aankomen. Met vette techno-beat pompen we ernaartoe, onderweg kletsen de plassen met gedruis tegen het chassis. Maar ook op de Casselberg valt de regen op ons dak en moeten we verder. Zuytpeene, Bollezeele, Wymaerscapelle, het jagen is een nerveuze jacht geworden, bij elk kruispunt kijkt hij naar de lucht twijfelend welke weg hij moet nemen, zuid, west of noord. 
Acht op tien
Het felle oplichten van de wolkenmassa's gaat intussen onverminderd voort alsof continu röntgen van de auto en het landschap worden genomen. Ik moet op de duur mijn hand half voor de ogen houden, zo vermoeiend is dat licht, zo haperend stroboscopisch schiet het langs de ramen.
Ik vraag of die oude molen veraf is, die ene molen die hij op de foto wil samen met een bliksemstang. Bonne idée! Dat hij daar niet eerder aan gedacht heeft! Twee kilometer verder parkeert hij zich langs een smalle weg, het regenwater komt in slijkgeulen naar beneden gelopen, maar verder is het stil, én opgehouden met regenen. Het is halftwee, het onweer is al meer dan drie uur aan de gang en lijkt nu op zijn retour. Philippe kijkt naar de opstijgende damp boven het warme natte asfalt, en hij voelt dat er nog "potentieel" is. Ik voel niks, maar hij zegt dat de vochtige lucht opnieuw ioniseert, dat ze van polariteit verandert, "en door van negatief naar positief te gaan, hangt er nu weer elektriciteit in de lucht." Hij zegt zowaar dat het hem ook oplaadt, en dat hij er zelf energiek van wordt, "vandaar dat ik in zo'n onweersnacht ook uren onderweg kan zijn, zonder slaap en zonder moe te worden."
Terwijl we hier roerloos achter het statief zitten, lijkt het of niets nog beweegt in deze nacht. De nevelige weg, de donkere bomen en het korenveld, de molen met zijn twee wieken in de lucht, en heel dat nachtelijk landschap dat zich kilometers uitstrekt, er is niets dat zich daarin verroert, alles lijkt te wachten op de eerste bliksem. Die slaat in en verlicht de hele molen, de witstenen romp, de luiken opzij en de houten staken van de wieken. Het is een bliksem volgens het boekje, statig en veelarmig, ik hoop dat Philippe 'm heeft. Er volgen dan nog zeker zes bliksems met tussenpozen van een halve minuut, de donders rollen traag en majestueus door het wolkendek, dolby surround! 
Om kwart voor twee is het afgelopen, we hebben drieënhalf uur ononderbroken bliksems gezien en Philippe geeft dit onweer een àcht op tien, "spijtig van dat half uur regen, daar hebben we veel éclairs gemist."

© Philippe Talleu

© Philippe Talleu

Zigzag
We rijden terug naar Esquelbecq waar de lucht opnieuw helder is, er staan al sterren boven de daken, en het enige dat nog rest van het onweer is regenwater. Dat loopt banjerend over de straten en luidruchtig door het gangpad van de riolen. We bladeren tussen foto's en met de bliksemschichten komen ook de beschouwingen.  
"Deze bliksem heb ik aan de kust genomen. Dat is heel bijzonder, een onweer fotograferen vanop het strand. Die bliksems 'vallen' recht in zee, je ziet ze weerspiegeld in het water. Het is er ook zo onwennig kalm: in de lucht gaat het onweer heftig te keer, maar dat zeewater blijft rustig ruisen, tussen alle geweld en donderslagen door hoor je alleen maar die kleine golven aanspoelen op het strand. 
Je kan je afvragen, waarom dat fotograferen, waarom niet gewoon kijken naar die bliksems?! 't Is waar, je zou die bliksems ook kunnen opslaan in je hoofd, maar daar verbleken ze te gauw. Nu gaan ze niet verloren, nu heb ik nog een souvenir. Op zich is dat bijzonder: zo'n bliksem is eenmalig, leeft in feite slechts een fractie van een seconde, maar door mijn foto blijft ie eeuwig bestaan.
In Frankrijk zijn er een stuk of acht bliksemfotografen. Twee ervan zijn professionele lui, die verkopen hun foto's, en dan heb je nog een zestal semiprofessionelen zoals ik die het doen omdat het hun passie is. En ja, ik ken gasten die op alles een bliksem hebben staan, op hun koffiemok, op hun auto, op hun muismat, maar dat vind ik te ver gaan, ik wil het mijn vrouw niet aandoen dat het hier in huis ook nog eens overal bliksemt. 
In elk geval, op straat ontgaat me geen enkele bliksem: er moet maar een zigzag staan op een auto van een expreskoerier of in het logo van een elektrofirma, en àltijd, àltijd zal ik die gezien hebben, chaque fois ça fait un flash
En zoals een supporter uitkijkt naar het nieuwe voetbalseizoen, zo kijk ik uit naar het onweerseizoen: in april begint dat en het kan duren tot november. Eigenlijk zijn er maar vier maanden dat er weinig of geen kans is op onweer, dus dat is best te doen. En zoals andere mensen altijd aan sneeuw denken, zo denk ik elke dag aan onweer. Zelfs met Kerstmis denk ik aan onweer! Daarom niet aan onweer in de lucht, maar dat ik een mooie bliksemfoto ga uitvergroten, of mijn website stofferen, of een tentoonstelling ga opzetten, ik ben er altijd mee bezig. "
"Ik kom heel af en toe iemand tegen die ook enkele bliksems gefotografeerd heeft. Ze hebben een filmpje geschoten, een tiental beelden zijn gelukt en die mensen zijn content met één nacht bliksemjagen. Daarom vraag ik mij vaak af wat mij zo bezighoudt, wat mij zo drijft om het zolang vol te houden; want zelfs als ik zeventig zal zijn, dan zal ik er nog mee bezig zijn. Ik denk dat het een queeste is, een nooit eindigende zoektocht: altijd zoek je een bliksem die nog mooier is, nog groter, nog specialer qua locatie, en dat houdt nooit op." 
"Naast liefde voor die bliksems, is het ook liefde voor de fotografie én liefde voor de natuur: ik ben graag buiten onderweg. En soms komt er nog iets bij. Als ik daar 's nachts in mijn eentje sta en er is een hevig onweer, dan grijpt me dat altijd heftig aan. Heel die sfeer van nacht en onweer, dat heeft iets magisch, iets metafysisch voor mij. Het lijkt dan alsof die bliksems contacten leggen tussen hemel en aarde, het is alsof je op dat moment minder ver staat 'van gene zijde'. De voorbije jaren heb ik mijn ouders en enkele vrienden verloren... wel, als het hevig onweert, en als andere mensen bang zijn, dan krijg ik moed. Want ik weet op dat ogenblik mijn ouders en mijn vrienden héél dichtbij."

Nawoord: Philippe Talleu is nog altijd bliksemjager. Hij mailde me dat het de laatste dagen "druk" was na een “eerder mager begin van het seizoen".
Dit is zijn website: https://yserphoto.jimdo.com/
Intussen zou ik zelf niet meer willen plaatsnemen in een auto met een open koffer en dat pal onder een onweer. Ik raad het werkelijk niémand aan. Ik ben banger van onweer sinds ik drie jaar geleden een reeks maakte over mensen die getroffen werden door de bliksem en die het wonderlijk genoeg nog konden navertellen. Ik ben nu de man die in huis de ramen sluit en alle stekkers uittrekt, zelfs al rommelt het nog maar in de verte. Older and a bit wiser.


 

Vorige
Vorige

De pottenkijkers (1): toch voetbal kijken in stadions met gesloten deuren

Volgende
Volgende

Beiroet en de honden van de (puin)hoop