Het kerstbomenbos: hoe de Nordmann de Ardennen inpalmt
Kerstbomen zijn eindig. Ineens zie je ze omverliggen op straat. Met hun takken op de koude stenen. Zopas nog in de warme familiekring en dan gelijk aan de deur. Wachtend op het stompe mes van de vuilniswagen of de glühweinbrand van een gemeentelijk vuur.
Ik ben nogal gevoelig voor die kortstondigheid van dat bestaan en ga op zoek naar de wortels van deze huisvriend en sympathieke spar. Blijkt dat België -binnen Europa- de tweede grootste exporteur van dat geboomte is (4 miljoen stuks per winter!)
Vergeet het engelenhaar. Maak kennis met de kerstboomindustrie.
Humo dec 2013 - licht herwerkt © Jan Hertoghs
M'n bestemming is de provincie Luxemburg. In Marche liggen langs de weg kano's te koop. Op de rug gekanteld. Hun seizoen voorbij. Door de herfst rijdend denk ik aan Jan P. die vannacht gestorven is. Hij tekende de mooiste kerstkaarten. En nu in één keer alle naalden verloren. Hartstilstand. Negenenvijftig.
Kerstbomen benaderen doe je filosofisch. Door ernaar toe te rijden en lang genoeg stil te staan bij die bomen, en bij hen die de bomen groot zien worden en ze daarna omhakken.
Armand legt zijn ruwe handen op de tafel. Hij is een petit propriétaire die alleen lokaal verkoopt en die zo'n anderhalve hectare sapins de Noël heeft staan. Een gemeentewerkman met bomen als bijberoep. Zijn jonge plantjes komen niet uit de Ardense bossen, maar uit Denemarken. Daar worden miljoenen zaadjes gezaaid en tot plantgoed opgekweekt. De Denen zijn de Vikingen van Europa. Overal huren ze percelen, overal hebben ze een voet aan de grond. Aan de Engelse kusten van York en Hull waar de landbouw niet gedijt, staan nu jonge kerstbomen. Al die terreinen zijn van de Denen. Tien jaar geleden was België met Denemarken de grootste exporteur van kerstbomen in Europa, "nu worden we overvleugeld."
Ik leer dat de kerstbomenkweek officieel niet bij de bosbouw maar bij de tuinbouw hoort. Kerstbomen hebben dus meer gemeen met sla, prei en tomaten dan met dennenhout en eikenplanken.
Ook moet ik onthouden dat een kerstboom méér is dan een zaadje zaaien en na tien jaar die boom omkappen. Het is volgehouden tuinierwerk: élke boom moet élk jaar twee keer gesnoeid zodat hij een mooie taille krijgt. Om zijn bomen te beschermen heeft Armand ook schapendraad: dat houdt de herten en de reeën buiten. De reeën eten in het voorjaar de sappige scheuten en de mannetjesherten zoeken graag een volwassen spar uit om het vel van hun nieuwe gewei af te stoten. En zo breken ze de takken af.
Er zijn ook precaire dagen in mei dat Armand geen vogel kàn zien. Dat zijn de tien dagen dat de jonge scheut van de top zijn kop opsteekt. Die scheut is groen en teer, die heeft nog geen hout onder de naalden en wat doet zo'n vogel? Die gaat bij voorkeur op een hoge uitkijk zitten, en bij het landen of wegvliegen breekt die scheut af. En dan is die spar zijn top kwijt. Een zwaar gezichtsverlies. Niemand wil een kerstboom zonder top. En dus hangt Armand in mei vogelverschrikkers in zijn bomen: een snoer van blinkende draaimolentjes en glinsterende cd-schijven. Wegwerpbomen
Ik leer ook het verschil tussen de gewone épicea en de Nordmann-spar. De éne is de vanouds gekende 'kerstboom', maar hij is uit de mode geraakt omdat hij "te snel" zijn naalden verliest. De Nordmann is duurder, maar hij is in heel Europa gegeerd omdat hij naaldvast is. Je vindt hem dus in alle supermarkten, hypermarkten en tuincentra.
Armand heeft nog weinig épicea staan, wat hij betreurt. "Ga met je hand door een épicea en je ruikt het bos." Zo'n Nordmann is bijna zo reukloos als een kunstmatige boom. Maar door zijn naaldvastheid kunnen de grote producenten hem vroeger kappen, langer stockeren en nog altijd "fris" afleveren bij de groothandel en de consument. Het is zoals bij de tomaten: de hardere variëteiten beheersen de markt omdat zij het best de stockage en het transport overleven.
70% van alle gekweekte kerstbomen in België is een Nordmann. Het is de populairste kerstboom van Europa, miljoenen hebben hem in de huiskamer, maar nergens staat een standbeeld voor Alexander von Nordmann (1803-1866) die de boom in de Kaukasus ontdekte en in Europa introduceerde. von Nordmann klinkt als een Duitser van O Tannenbaum, maar hij was een Finse botanicus.
Armand spreekt over de grote grondeigenaars ten zuiden van Samber en Maas. Die verpachten hun gronden liever aan kerstboomkwekers dan aan landbouwers. In de landbouw zit de klad, de boeren zijn slechte betalers omdat melk en vlees zo weinig opbrengen. Kerstbomen brengen meer op en dus kan er aan die boomkwekers meer geld gevraagd worden voor het verhuren van de gronden.
Het is een business geworden. Met grote afnemers die soms ook grote wanbetalers zijn. Hij hoort van producenten die overkop gaan vanwege teveel onbetaalde facturen. Het zal hem niet gebeuren. Hij heeft alleen maar kleine afnemers.
Maar dat het moeilijk concurreren is met sommige dumpingpraktijken. Neem de Ikea vorig jaar. Hun kerstbomen kostten twintig euro en wie hem terugbracht, kreeg een aankoopbon van vijftien euro. Kostprijs van de boom: vijf euro. Twee dagen voor de kerst lagen er nog duizend stuks op de parking. Van zo'n wegwerpgedrag gaat zijn hoofd schudden.
Dertig jaar geleden waren kerstbomen vaak nog de toppen van sparren uit de naaldhoutindustrie. Voor honderd frank (2,5 euro) had je d'r al een mooie. Die tijd is voorbij. Het moeten héle bomen zijn, zonder fouten en met de ideale afmetingen. Topmodellen kortom. De klant is kieskeurig geworden.
Armand en zijn vrouw moeten weg. Ook dat is de kerst, eergisteren is bij hun dochter een kind geboren.
Chris Rea
Middag in Saint-Hubert. Als een cafébaas meefluit met Céline Dion, dan is dat omdat zijn twee klanten zwijgen en bewegingloos naar buiten kijken. Naar de regen en het natte voorbijrijden van auto's. Hier komt weldra ook een kerstboom, zegt ie. Ik hoor Chris Rea al. Driving home for Christmas. Verschaalde rendieren en lege glazen.
In de valleien die ik passeer zijn de rivieren dikgezwollen. De koeien staan te grazen in doornat gras, hun schoften donker van de regen. Nabij Hurtebise zegt een boer dat de kleine kerstboomkwekers "eruit moeten" van de grote supermarktketens. Die boîtes willen hun camions niet meer naar die kleine plantages sturen, waar ze moeizaam in het slijk moeten maneuvreren om een paar honderd bomen op te laden. De grote klanten willen propere laadkaaien waar hun trucks duizend bomen in één keer kunnen opladen. Die groeiende kerstkweek zorgt wel voor extra-inkomens. Hier in de streek zijn een pàk mensen die bij NMBS, TEC of Belgacom werken en die een maand congé nemen om bij te verdienen tijdens de kerstboomkap.
Het is een industrie, die kerstboomkweek. De totale oppervlakte van de Belgische plantages is tienduizend keer de omvang van de Brusselse Grote Markt. In België worden bijna vier miljoen bomen geproduceerd, waarvan 95% in Wallonië. 800.000 bomen blijven op de Belgische markt, de rest is export.
Van de Union Ardennaise des Pépiniéristes verneem ik de productiekost van zo'n huisspar. Een doorsnee-Nordmann van twee meter, verpakt en klaar voor transport: vijftien euro per stuk. Een doorsnee-épicea van dezelfde hoogte: acht euro. De winkelprijs ligt natuurlijk hoger. Met de transportkosten en de winstmarges van de tussenhandel kan een Nordmann in Saint-Hubert 25 euro kosten, maar in Vlaanderen en Brussel tot drie keer zo duur zijn.
In Libin zie ik voor het eerst een grootschalige plantage met tienduizenden bomen. Links en rechts van de secundaire weg strekken de omheiningen zich uit, schouder aan schouder vullen de sparren de volledige helling. Sommige zijn al afgezaagd en liggen in wit gaas te wachten op transport. Bij de ingang staan drie jeeps. Er brandt een houtvuur voor niemand.
Niets is zo romantisch als de verlichte kerstboom. Dit is de prozaïsche kant. Een stijf en onbeweeglijk bos, een quasi-maïsveld. Met boomstengels die niet veel hoger zijn dan twee meter. Terwijl zo'n Nordmann wel zestig meter hoog kan worden.
Twee stemmen naderen. Twee twintigers met laarzen, regenjekker en bivakmuts. Zij zijn de marqueurs, zij taxeren de bomen en binden een gekleurd etiket op de top. De kleur is een code voor grootte, kwaliteitsklasse en bestemming. Blauw, lichtblauw, groen, geel, oranje, telkens een smal doodvonnisje.
Volgende week begint de grote "kap". Daarvoor gebruiken ze een soort bosmaaier, een cirkelzaag op een lange steel. De ene doet het geluid na, bzzz, bzzz, om te laten horen hoe snel dat gaat. Wat tien jaar nodig had om te groeien ligt binnen de seconde omver. Tenzij er sneeuw ligt. Dan gaat alles veel moeilijker. Kerstbomen en sneeuw, dat haten ze.
Ook vorst is een vijand. Voor de bomen dan. De gevaarlijkste vrieskou is de late lentevorst. Vandaar dat plantages meestal op een heuvel liggen. Daar is meer zon en wind, daar kan de kou niet zo blijven hangen als in een vallei waar het donker en vochtig is.
Deze plantage telt tweeëntwintig hectaren. Dat zijn meer dan honderdvijftigduizend bomen. Ik schat de waarde op ca. 1,2 miljoen euro. Ze zeggen dat ze nauwelijks last hebben van diefstallen. Ze bedoelen, we zouden het amper zien als er uit dit pak gestolen wordt.
Ik vraag of ze soms aan al die mensen moeten denken die binnenkort rond die bomen zullen zitten. Nee, daar denken zij niet aan. Bij kerst denken zij aan onderuit liggen in de zetel en aan de opluchting van geen bomen meer te zien. En als ik meer vragen heb, dan moet ik mij wenden tot het bedrijf Greencap in Transinne.
Het regent nog altijd. Een volwassen kerstboom drinkt twee liter water per dag.
Vogelpest
Het grote bedrijfsterrein van Greencap ligt vlakbij de E411. Er zijn hangars, grote parkeerterreinen en grote partijen kerstbomen. Met duizenden staan ze in houten lattenkooien. Het is hier volop kerst en het is pas begin november. Alle bomen zitten in een wit net geprangd. Dat keurslijf is nodig om veel bomen in één kooi te stouwen. En zo begint dan de jaarlijkse trek. Naar de te warme warmere oorden.
Met dat soort gedachten moet ik niet afkomen bij depot-chef Gerald de Wouters. Hij heeft cinq minutes. We nemen plaats in de lege bedrijfskantine. Daar staan naaldentakjes in glazen van SPA (een R ontbreekt!)
Een ideale kerstboom is een volle boom die zijn takken mooi in het rond draagt, taps toelopend en met een perfecte top. De consument wil dat zo. Hij wil een Chiquita-banaan, gaaf en zonder défauts. Om zo min mogelijk défauts en een zo hoog mogelijk rendement te hebben, worden de plantjes van de kerstbomen vanaf hun vierde levensjaar in serres geplaatst. Duizenden miniboompjes in potten naast elkaar. Hun groei wordt geobserveerd en "slechte" exemplaren worden meteen verwijderd. Die vroege selectie voorkomt dat ze gaan opgroeien in de plantage waar die slechte gevallen alleen maar "nodeloze plaatsen gaan innemen".
Ik spreek van de vermaledijde vogels die de toppen kunnen breken. Hij zal me de hélicoptères (=molentjes) laten zien waarmee ze de vogels weghouden. Met haast nemen we plaats in een golfkarretje. Ik hou me vast aan het dakje. Hij had maar vijf minuten en ik denk dat we aan minuut acht zijn. In de magazijnen trekt hij grote buidels open en vindt er dunne bamboestokjes, "dat is om de top te rechten als ie scheef dreigt te groeien". Zo zetten ze d'r elk jaar honderdduizend. Weer een andere zak, daarin zitten honderden rooie "antennes" op een plastic-knijper. Dat brengen ze aan in de top, en dan gaan de vogels daar niet zitten, want die antenne steekt in de weg. Maar waar zijn godver die molentjes?! Weer een andere zak. Daarin zitten buigbare kammen. Dat is om "een gat" te repareren. Met zo'n kam duwen ze de takken dichter bijeen zodat het gat kan dichtgroeien. Corrigeren, dresseren, manicuren. De kerstboom is de poedel onder de naalddragers.
Twintig ton gezelligheid
Ik ben zo'n ziel die zijn boom een langer leven wil gunnen, en er dus één koop met een wortelkluit. Maar ook dat succes van de kluit maakt dat een spar anders zal opgroeien. Omdat de consument géén gesukkel wil als hij die weerbarstige wortels in een pot moet dwingen, stopt men het jonge plantje vanaf het vijfde levensjaar mét pot en al in de aarde. Een potgrond waarin de wortels meteen hun Lebensraum leren kennen.
Ik heb het met Gerald over de korte levenscyclus van de spar-in-de-huiskamer; hij vertelt dat kerstbomen maar heel langzaam doodgaan als ze nog voeling hebben met het bos. "In maart hebben we ooit nog épicea-sparren gevonden. Die waren vier maanden eerder geveld, maar ze lagen daar vergeten in de plantage. Op die vochtige bodem en in de schaduw van andere sparren waren die bomen nog géén naalden verloren! Op de droge en lawaaierige laadkaai hadden ze het nog geen drie weken volgehouden, puur van de stress." En de huiskamer dan? "Dat is uiteraard ook een immense stress." En een spar bij de kachel of de verwarming? Dat is zowat de hel.
Ik heb nog veel vragen. Gerald zegt dat ik maar eens moet terugkomen. Hij parkeert de golfkar en wijst op de grote stroken asfalt die hem omringen. "Al mijn vrienden vinden dit een zotte business. Wie bouwt nu een tarmac van zeven hectaren, als je die maar zes weken per jaar gebruikt?!"
Ik loop weer naar de auto. Langs hefvorken met zwaailichten, langs laadkarren en opliggers. Onze kerstboomtraditie zou teruggaan op de Oude Egyptenaren. Groenblijvende bomen waren voor hen een symbool van eeuwig leven. Maar wie had 3500 jaar geleden deze grootschalige bedrijfstak(!) zien aankomen?
Elke vrachtwagen heeft duizend bomen aan boord. Dat is bijna twintig ton nog op te tuigen gezelligheid. Ik zie pakjes en nieuwjaarsbrieven, maar ook ruzies en conflicten die nu al in de maak zijn. Ik zie eenzaamheid en leegte als enige gezelschap van die bomen. Ik zie de Switel-brand. Ik zie de man van Grapevine (Texas) die als kerstman verkleed zes familieleden doodschoot, "ze zaten met hun net geopende geschenken bij de kerstboom." (25/12/2011). Dat zie ik allemaal opladen. Op deze tarmac van Christmas Airport.
Vaticaan
Een tweede dag onderweg in kerstbomenland. Een gure dag met mist en regen en gestapeld winterhout onder de golfplaten.
Tussen Manhay en Werbomont is de kwekerij Pirothon. Een erf met dikke-banden-voertuigen en aan de overkant het woonhuis en het kantoor. Achter de rustieke deur en de eikenhouten balie is het bureau. Met vader, moeder, zoon en dochter werkend aan de telefoon en de computer. Een familiebedrijf en een aandoenlijk interieur: bovenop de kast met de classeurs en onder het plafond hebben ze toch nog dertig centimeter gevonden om een hertengewei te leggen.
Vader Yves noemt zich een kleine kweker met zijn honderd hectaren. De échte kleintjes noemt hij de kwekers met vijf hectaren. Twintig jaar geleden waren er bijna alleen maar van die kleinen, nu vliegen die eruit. Het is een métier geworden, dat verzorgen van die bomen. Je moet ook grote partijen kunnen aanbieden aan grote klanten, je moet een buitenlandse afzet hebben, en je moet zwakke jaren financieel kunnen opvangen. Jaren dat er een overaanbod is en dat de prijzen zakken. Of jaren zoals 2012, toen een vorstnacht in juni(!) grote schade aanrichtte.
En dat ze volop in de kap zitten, want er wordt sneeuw voorspeld. Sneeuw kost geld. Omdat alles dan zoveel trager gaat: hij moet zijn seizoenarbeiders dan verdubbelen om het werk op de normale tijd gedaan te krijgen.
Ik vraag hem naar de kerstbomen op een houten kruis, die zie ik nog zelden. Is ook passé, zegt Yves. Sinds vijf jaar hebben ze la bûche. Z'n vrouw komt gelijk met een natte blok hout aandragen. Een stronk die in twee is gekliefd. In de bolle kant zit een gat van vijf centimeter, en in dat gat past de stam van de kerstboom waaraan ze een 'punt' hebben gefreesd. In Frankrijk is de bûche al tien jaar doorgebroken. In Vlaanderen slaat ie niet aan. Vlamingen zijn voor wortel en pot. Wat in Wallonië dan weer niet populair is.
Of ik wist dat het Waalse Gewest in 2009 de jaarlijkse kerstboom van Sint-Pieters aan het Vaticaan heeft bezorgd? Een boom van negentig jaar oud en dertig meter hoogte. Pirothon leverde toen de "entourage", bomen van zes meter groot. Door die roomse gift weet hij het wel zeker, "ik kom later in de hemel!"
Hij is verbaasd als ik vraag of hij van de kerstsfeer houdt. Natuurlijk houdt hij ervan! J'adore l'ambiance de Noël! In hun huis zetten ze wel vijf bomen, die staan er al vanaf de tiende november. En op de chauffageroosters leggen ze takken van de meest geurende soorten, heel het huis ruikt naar het bos!
Green rush
Samréee ligt op 450 meter. De regen gaat over in smeltende sneeuw. Het is een kerstbomenbos zoals ik het me vooraf had voorgesteld. Zo'n bos waar 's nachts de duisternis komt met vossen, egels, reeën, en uilen.
Zo'n bos ziet er altijd berustend uit. Het leidt een plantaardig bestaan en heeft daar vrede mee. Ook kerstbomen zijn een en al berusting. Ze denken niet aan hun korte leven en dat ze op een dag op een kruis gaan genageld worden. (Die symboliek kon ik niet laten liggen, Jezus.)
Op het bospad staat een kleine grijpkraan, een auto en een gele-jekker-man. Hij vult de olie van zijn kettingzaag en noemt de grote kwekers de boomfabrieken. "Hun massaproductie is enkel gericht op bomen tussen één en twee meter. Dat is hun format en daarop is heel hun logistiek berekend." Hij is atypique. Hij verkoopt bomen van twee tot zes meter. Daar houden die groten zich niet mee bezig. Op zo'n groei moeten ze té lang wachten, zo'n boom neemt overal teveel plaats in, dat past niet in hun sjabloon.
Ook atypisch is dat hij gras, varens en bramen zomaar laat woekeren, "dat zal je bij die groten nooit zien, die verdelgen zelfs het gras tussen de bomen." Dat het bij hem zo woekert, heeft een reden. Hij koopt plantages op die door anderen in de steek zijn gelaten. Rond het jaar 2000 kwam er ineens een rush in de kerstboomkweek. Veel boeren dachten ze hun appel voor de dorst gevonden hadden. Van arme grond maakten ze een plantage. En dan rekenden ze zesduizend bomen per hectare en tien euro per boom. "Op rekenpapier zag dat er goed uit. Maar geld groeit niet aan de bomen, en bomen groeien niet op rekenpapier." Toen de bomen volwassen waren, was er ineens een overproductie omdat veel boeren hetzelfde idee hadden gehad. Ze raakten hun bomen niet kwijt en het jaar daarop is hij die percelen gaan opkopen. In België, Frankrijk en Duitsland, en tegen een zachte prijs.
Veel bomen zijn doorgeschoten, te groot voor de huiskamers. Dat is nu zijn product geworden. Hij heeft een réseau van dorpen en gemeentes die zo'n grotere boom wel op hun marktplein willen. Zelfs als ze tien meter groot zijn, kan hij d'r nog geld van maken. Het bovenstuk van zes meter zaagt hij af als kerstboom. Het onderstuk verkoopt hij als brandhout. "Bij mij gaat niks verloren".
Hij gaat eraan beginnen. Zijn jekker lekkend van de regen, de gummihanden rond de greep van de zaag. Hij stapt op een boom af, twintig seconden de ketting erin, een duw, en dan de volgende. En zo dieper het bos in. Dat gesmoorde janken en snerpen van de zaag in de sombere dweil van deze regendag.
Klassenmaatschappij
Bij Greencap heeft chef Gerald vandaag meer tijd. Greencap is één van de vijf groten in België. Met meer dan zes miljoen bomen die staan te groeien op 450 hectaren in Wallonië, 450 in Bretagne en 3O0 in Schotland. Die 'hubs' in Frankrijk en Groot-Brittannië zijn er om de transportkosten te drukken. Zo moeten zijn camions niet telkens vanuit Wallonië al die grote afstanden afleggen. Maar soms rijden hun bomen tot helemaal in Finland. "Zo'n land kan ineens te weinig bomen hebben, en dan mag dat transport kosten wat het kost." Maar Finland stikt toch van de naaldbossen?! "Ja, maar ze hebben niet de knowhow om de echte kerstboom massaal te produceren" en zo kan het zijn dat ze ineens naar Helsinki moeten rijden. Ik zie het later op de kaart. Een reis van tweeduizend kilometer met drie veerboten ertussen. Dat is ver voor bomen die nooit uit hun bos zijn weg geweest.
Gerald legt ook uit dat er drie boomklassen zijn. Klasse I mag een lichte défaut hebben, klasse II mag één grote défaut hebben, klasse III heeft twee grote défauts. Die komt in winkelstraten terecht, tegen palen gebonden, of soms op promotie-acties van de discounters en de grote supermarktketens. Die klassenmaatschappij vind je bij alle kwekers, "niemand cultiveert alleen maar eerste-klasse-bomen. Je hebt diverse klanten, en dus moet je àlle klassen kunnen aanbieden."
De klasse-indeling begint al vroeg. Vanaf midden juli doen twaalf medewerkers niks anders dan dat markeren met die etiketten. Een buitenstaander zal alleen maar een hectare bomen zien, voor hem zijn dat zesduizend individuen. Grootte, taille, takken en poten zijn bij elke boom verschillend. Elk land heeft ook een ander ideaalbeeld van een sapin de Noël. Wat eerste keus is in België (een volle ronde boom) kan toch tweede keus zijn in Duitsland: "Daar hebben ze liever geen te volle boom, maar liefst eentje met étages tussen de takken. In die 'gaten' leggen de Duitsers dan hun pakjes." Engelsen willen de perfecte kegel alsof die met de haagschaar gemodelleerd is. Parijzenaars willen grote volmaakte exemplaren terwijl de bomen voor het Franse platteland eerder klein en "naturel" zijn, ze mogen gerust een défaut hebben. Moeilijkste klanten "van heel Europa" zijn de Nederlanders: "die willen de knapste bomen voor een zo laag mogelijke prijs".
Nederland heeft ook meer bomen staan. Drie miljoen op 16,5 miljoen inwoners, dat is bijna één op vijf. Wij hebben "maar" één miljoen bomen staan op elf miljoen Belgen. De kunstboom heeft bij ons al harder wortel geschoten.
Grote patron Louis Greindl komt binnen. Hij zegt dat die kerstboom-industrie in de jaren negentig begonnen is. Vijfentwintig jaar geleden zag je alleen maar kerstbomen in de huiskamers en in bepaalde winkels. Nu zijn de kerstbomen overal. In ziekenhuizen, banken, bedrijven, spoorstations, overheidsgebouwen, en zelfs op straat. Elke dienst, elke onderneming moét meedoen. Wie geen bomen heeft staan, is asociaal.
Maar het is geen gemakkelijk product. Eén: zo'n boom is fragiel, je moet 'm een heel jaar soigneren. En twee: wat je nu als vierjarig plantje in de grond zet, kan je pas binnen zes jaar verkopen terwijl je niet weet hoe de markt zal evolueren. Als je op de groei van je bedrijf mikt en 100.000 bomen meer plant, dan moet je binnen zes jaar wel de klanten hebben om dat extra-aanbod te kopen. Kerstbomen zijn bomen met een risico.
Zwarte pest
Ik ben faunagewijs benieuwd naar de dieren in zo'n kerstbomenbos. Zij verstaan dat meteen als “de schadelijke dieren”! Hert en ree hadden we al, en daarbij komen nog de mulot en de campagnol, de bos- en veldmuis. Zoals die wortels vreten, niet normaal! Een paar muizenfamilies kunnen een heel perceel kapotmaken. Je knikt die bomen zo uit de grond omdat ze hun wortels kwijt zijn. Met een vork stoppen ze muizenvergif in die kleine holen, maar je krijgt ze "nooit helemaal weg".
En dan de vogels natuurlijk! De kraai is erg, maar de merel is toch de zwarte pest van de lente! Hij landt bovenin de boom, de top knakt, de merel schrikt, vliegt naar een andere top, opnieuw knak, en zo zet hij een hele reeks neer. Daar moeten we om lachen, om dat domino-effect van al die pieken die knakken. Serieus nu. Zo'n geknakte top is nooit meer te herstellen. Cassé, c'est cassé. Die boom verliest zestig procent van zijn verkoopwaarde. En dan moeten de réparateurs komen. Zes voltijdsen zijn er en zij doen niets anders dan oplapwerk. Met een bamboestokje dresseren ze een tweede scheut naar die top, een soort van bypass. Dure bricolage, allemaal vanwege die vogels. Vandaar: beter voorkomen dan genezen. En dus klemmen ze die vogelschrik-molentjes in de boomtoppen, en dan zeker bij de klasse-I. Elk jaar zo'n honderdduizend molentjes in België, Frankrijk en Schotland. Maakt driehonderdduizend maal twintig eurocent per stuk! De patron heeft een andere oplossing en zwaait met een denkbeeldig geweer: on flingue tous les oiseaux!
Er valt dunne sneeuw op de plantage. In het slijk tussen de bomen zitten diepe bandensporen. De arbeiders heffen de steel met de cirkelzaag uit de pick-up. Eén gaat voorop, ik kan hem niet anders omschrijven dan The Grim Reaper. Vanwege de kap over zijn hoofd en hoe hij stuurs en duister tussen de bomen loopt en alles neermaait als met een zeis. Zo snel gaat hij door het bomenveld.
Twee letterlijke handlangers volgen hem. Ze grijpen de gevallen bomen waar ze kunnen en mikken hen op kleine stapels.
Het is serial killing. Ik heb vage compassie met de bomen, maar neem de werklui niks kwalijk. Dit zijn seizoenarbeiders en hun werkritme kan voor een mens ook moordend zijn.
Op het uitgedunde veld blijven alleen nog kreupelbomen achter. De sukkels met een scheve kop, manke rug of gewoon teveel rosse haren.
Terug op weg naar huis in de vallende schemering. Een vos steekt de weg over, een laag verdwijnen tussen de donkere bomen. De koplampen verlichten een verkeersbord. De stilte. De jingle bells veraf.