Het nieuwe schooljaar: leerkrachten vertellen hoe ze een klas aanpakken in het éérste lesuur

Door corona ziet 1 september er enigszins anders uit. Bubbels op de speelplaats, pijlen in de gangen, alcoholgel aan de klasdeur, en mondmaskers op de secundaire schoolbanken. Allerlei veranderde “protocollen”. Wat niet verandert, is dat een leerkracht voor een klas nieuwe gezichten komt te staan, en dat hij/zij er vanaf het eerste uur moet stààn. Zeven leerkrachten leggen uit hoe je zo’n klas leeuwen het best temt. En wat de beginnersfouten zijn.

Humo september 2001  (c) Jan Hertoghs

Ingescande foto: Jos Halberghe (1912-2005). Hij maakte vooral in de jaren vijftig fotoreeksen over het alledaagse leven op het platteland.

Ingescande foto: Jos Halberghe (1912-2005). Hij maakte vooral in de jaren vijftig fotoreeksen over het alledaagse leven op het platteland.

“Als jullie aangenaam zijn, zal ik ook aangenaam zijn. En als jullie vervelend zijn, zal ik ook vervelend zijn.”

Ik heb leerkrachten gehad die dat eerste lesuur binnenkwamen, hun boekentas neerzetten en met de handen op die nog gesloten tas een korte maar krachtige verklaring aflegden, een soort State of the Union van wat er dat jaar kon en wat vooral niét kon! Wij scholieren werden aangesproken als "Mijne Heren"! Dat zei al genoeg. En dan had je van die performers die niks zegden, hun rug draaiden en driftig hun naam op de breedte van het bord begonnen te schrijven, waarop de drie punten in de voor- en de achternaam een slag van het krijt kregen, een niet mis te verstaan signaal om te zeggen: ik (bonk krijtje) ben hier (bonk krijtje) de baas (bonk krijtje). Humo wilde het klappen van de zweep kennen en vroeg het korps naar zijn entree in de (secundaire) leeuwenkuil.
Jij daar met je groene pullover
Hilde 
(44) geeft Engels in het Beroeps-secundair Onderwijs.
“Ik begin heel clichématig. Ik zeg: ik ben mevrouw V, ik ga hier Engels geven, en of het een aangenaam jaar wordt, dat hangt volledig van jullie af. Zijn jullie aangenaam, dan ben ik ook aangenaam. Zijn jullie vervelend, dan ben ik ook vervelend. Ik ben ook degene die les geeft. Dus als ik praat, dan zwijgen jullie. En als jullie praten, dan praat ik niet meer, dan hou ik op met lesgeven. Bon. Laat ons hopen dat het een fijn jaar wordt, en als jullie je goed gedragen, dan plan ik wel eens een film of een andere prettige activiteit. Maar als jullie je niet gedragen, tja, dan krijgen jullie een leerkracht die zich gewoon aan de verplichte leerstof houdt.“
Die boodschap vertel ik soms vriendelijk soms heel kortaf. Dat hangt van de klas af. Je voelt dat bij het binnengaan. Is de klas vriendelijk, dan ben ik ook vriendelijk. Is de klas weerbarstig, hangen de brutaaltjes al onderuitgezakt in hun bank met die uitdagende blik van wat ga jij ons hier komen vertellen?! , dan ben ik zeer kort en zeer afgemeten. Het erge is dat er meestal maar twee of drie van die belhamels zijn, maar die gasten sleuren wel heel de klas mee in hun negatieve houding. 
Als volgende stap vraag ik dat ze zich voorstellen, dat gebeurt dan met de nodige onnozele grappen, mijn naam is Peter, mijn achternaam is Selie, maar eens ik hun echte namen gehoord heb, grift ik die in mijn geheugen. Je kan immers niet ingrijpen bij rumoer als je de namen niet kent, je moet naam en voornaam noemen, dat heeft impact, dat heeft effect. “Jij daar met je groene pullover”, dat heeft geen enkel effect.  
Meestal kom ik ook in een klas waar op de eerste rijen niemand zit, dat kleine groepje is helemaal achteraan gekropen, vér van mij weg. En dan moet ik ze één voor één naar voren halen, kom, vooraan is nog plaats, kom maar, ik zal u niet bijten! Maar soms blijft er eentje zitten, en als dat te lang duurt, dan zeg ik: het is genoeg geweest, ga maar naar de directeur. Op die manier heb ik al iemand weggestuurd toen het schooljaar nog maar tien minuten oud was. Dat moet ook zo. In het begin mag je die gasten geen speelruimte geven. Na een paar weken gaat dat wel, dan ken je die gasten beter, dan ga je ook losser met mekaar om.
HUMO: Hou je oogcontact?
Hilde: « Oh ja, als je ze niet in de ogen kijkt, als je over ze heen kijkt, dan kom je bang en onzeker over. Dus ik kijk ze récht in de ogen en ik ga ook altijd vlak bij hen staan, soms pal voor hun bank. 
Humo: Het klinkt bijna als leeuwen temmen.
Hilde: "Dat is het ook een beetje. Je mag niet vergeten dat sommigen daar zitten enkel en alleen omdat hun ouders nog kindergeld willen trekken. Die komen naar school “om zoveel mogelijk lol te maken”. Dat ze met die “lol” de leerkracht én de klas terroriseren, dat dringt niet altijd tot ze door.”
Humo: Vraag je ook hoe hun vakantie geweest is ?
Hilde: « Ja, dat doe ik elk jaar. Om ze te laten voelen “juf V. is géén gemakkelijke maar er kan bij haar toch ook over andere dingen gesproken worden.” Die opening moet er vanaf het begin zijn; ze moeten weten dat ik niet alleen over de leerstof maar ook over andere dingen aanspreekbaar ben." 

© Jan Hertoghs

© Jan Hertoghs

Geacht Publiek!
Paul 
(45) geeft Engels en Nederlands in het Algemeen en Technisch Secundair Onderwijs.
«Wij hebben geen klassieke eerste schooldag. De allereerste dag op onze school is een soort onthaaldag waar onder andere schoolfoto’s worden genomen en waar het schoolparlement wordt voorgesteld: dat maakt de overgang van vakantie naar school toch iets minder bruusk. De tweede dag is voor ons de echte entree. Ik duw de deur open, ik stap de klas binnen, ik ga vooraan staan, de leerlingen staan recht, dat hoort zo op onze school, en dan zeg ik dat ze weer mogen gaan zitten. Dat moment is belangrijk. Zopas waren ze nog aan het kletsen, maar door dat opstaan en gezamenlijk weer gaan zitten, is het duidelijk dat de les begint en dat de leerkracht de touwtjes in handen neemt.
Dan draai ik me om, ik neem een stuk krijt en ik schrijf mijn naam op het bord zeggende “dat er tien mogelijke schrijfwijzen zijn, maar dat dit de enige is die ik dit schooljaar wens te zien”. Vervolgens vraag ik hen om een naamkaartje te maken met hun voornaam en familienaam, en dat kaartje moeten ze dan geplooid voor zich op de bank zetten. Ik overloop de namen, ik informeer naar familiebanden - broer van, zus van, dochter van, zoon van- en als ze op dat laatste ja zeggen, dan glimlach ik dat ik nog met hun pa in de klas gezeten heb, en je ziet ze dan wat bleekjes wegtrekken. Want dat schept een band hé dat ik hun vader ken, (grijnst) ze voelen zich dan al bij voorbaat op de vingers gekeken!
Ik laat ze in die eerste les ook altijd vertellen over hun vakantie met vraagjes als Wie heeft er een rotvakantie gehad? Of Wie heeft een bezienswaardigheid bezocht die het niet waard was om bezien te worden? Dat terugkijken naar de vakantie, dat moet erbij voor mij. Er is niks doffers dan een leerkracht die binnenkomt, zijn naam zegt en gelijk met de les begint.
Humo
: Maak je afspraken met de klasgroep?
Paul: « Ja, in die eerste les deel ik mijn zogenaamde heilig evangelie uit, een blad waarop een aantal afspraken staan omtrent leerboeken, huistaken, toetsen en dergelijke, en dat blad overloop ik dan met enige kwinkslagen. Na die lezing is er het obligate invullen van de administratieve formulieren en dat invullen is voor mij hét ogenblik waarop ik mijn coup de theatre voorbereid. Terwijl zij aan het schrijven zijn, begin ik die zesentwintig namen intensief te memoreren, mijn ogen zijn nog open, ik zie eruit als de leraar die met zijn blik door de klas wandelt, maar inwendig ben ik in een razend tempo die namen aan het blokken tot ik ze van buiten ken. We zijn dan ongeveer aan het einde van de les, ik zeg dat ze hun naamkaartjes even weg moeten leggen, en dan dreun ik - als betrof het de betere televisiequiz- àlle namen van die gasten op. Wat zéér veel ontzag wekt, dat kan ik je wel vertellen (lacht)
Humo: Vakmanschap is meesterschap! Hoe spreek je de leerlingen aan ?!
Paul: "Ik spreek ze nogal eens aan met Geacht Publiek! Dat lichtjes hoogdravende, daar hou ik wel van. Dikke leerboeken noem ik ook steevast kanjers en turven, en in plaats van over Het Schooljaar zal ik eerder spreken over “dit licht gedwongen samenzijn dat ons jaarlijks wordt opgelegd door het ministerie van Onderwijs”. ‘t Is een ironische manier van praten die ze best kunnen pruimen, merk ik, en ik voel ook dat die humor een goeie manier is om de jongelui bij de les te houden. “

© Jan Hertoghs

© Jan Hertoghs

De mop van de twee hoeren
Raf Coppens 
(36) is stand up comedian, Humo’s Comedy Cupwinner 1999 én parttime leraar wiskunde in het beroeps-secundair en het technisch-secundair.
“Normaal gezien moet de leerkracht de sfeer kunnen zetten in dat eerste lesuur. De klas is nog nieuw, de leerlingen zijn vaak ook nog nieuw voor mekaar, zij houden zich gedeisd, dus daar is ruimte voor de leerkracht! Ik begin dat lesuur meestal met een paar droedels, rebussen of wiskundige raadsels op het bord te tekenen, lesgeven doe ik nooit in dat eerste uur. 
Humo: Is je niet geleerd om streng te zijn in dat eerste uur?
Coppens: «Jawel. Mij was gezegd dat ik in dat eerste uur met ijzeren hand moest optreden, en ik heb dat enkele jaren gedaan, maar dat wrong met m’n karakter. Waarom moet je in dat eerste uur de feldwebel uithangen als je dat in de rest van het jaar niet gaat volhouden?! Ik ben geen autoritair iemand, ik ben meer laissez-faire, waarom zou ik me dan anders gaan gedragen in dat eerste uur?! 
Het heeft ook geen zin om die gasten te bedelven onder een lijst met afspraken, want hoe meer afspraken je hebt, hoe moeilijker je het maakt voor jezelf. Want als je tijdens het jaar er niet in slaagt om al die afspraken te handhaven, tja, dan maak je je belachelijk, dan ondermijn je jezelf.
Ik begin natuurlijk wel met énkele afspraken zoals niet teveel spijbelen, niet door elkaar babbelen, en gsm’s afzetten in de klas. Ze mogen hun gsm ook niet gebruiken als rekenmachine; vorig jaar had ik dat nog toegelaten, maar in plaats van te rekenen zaten ze natuurlijk sms-berichtjes te versturen.
Ik probeer ze in dat eerste uur ook wel te taxeren, ik wil weten wat voor vlees ik in de kuip heb, en dat doe ik door ze uit hun kot te lokken. Ik vraag naar hun interesses, en aan de uitroepen merk ik dan direct wie de haantjes-de-voorste zijn. Zij proberen mij natuurlijk ook te testen. Ik had er ‘ns eentje die me ineens vroeg Hé, mijnheer, kende gij die mop van die twee hoeren, en dan is het natuurlijk kwestie om gevat te antwoorden, stijl: jongen, wat uw familie doet, dat interesseert me niet, ik ben hier gekomen om les te geven, en daarbij, ik heb u zondag gezien in Plopsaland!! Als je zo’n zware gast met zo’n snelle reactie de kop kan indrukken, ja, dan scoor je bij de rest van de klas. Dat continu alert zijn, dat altijd voorbereid moeten zijn op opmerkingen, dat vind ik trouwens veel vermoeiender dan een zaaloptreden. Het publiek van mijn optredens is ook bijlange niet zo luidruchtig als het publiek in mijn klas.
Humo: Tijdens een comedy-optreden heb je mensen die je maar moeilijk aan het lachen krijgt, maar hoeveel procent van je klas staat weigerachtig tegenover de leraar die daar optreedt?
Coppens: "De helft van de klas ongeveer. ‘t Is wiskunde hé, een vak dat nogal heftig gehaat wordt. Vandaar dat ik mijn lessen toch met enige grappen moet opvullen. Maar je mag ook niet de clown gaan uithangen, je moet steeds die smalle grens kunnen bewandelen tussen grappen maken en toch discipline houden, en dat is wel een oefening op het slappe koord.  
Humo: Heb je uit je eigen schooltijd nog opmerkelijke entrees onthouden?
Coppens: "Eentje begon met te zeggen Biologie is het belangrijkste vak dat er bestaat omdat IK dat geef! Dat vond ik wel tof. En we hadden ook iemand die zich in zijn eerste les gedroeg als een instructeur van een boot camp, die vent stond te brullen en te schelden dat het geen naam had, zitten als ik het zeg! Is dat zitten? Dat is hangen? Sta recht! Récht, zeg ik u!  maar tijdens het jaar ontpopte die vent zich tot de grootste grapjas en anarchist die ik als leerkracht gekend heb. Maar in zijn eerste uur wilde hij iedereen compleet afbreken zodat hij je nadien helemaal naar zijn hand kon zetten.”
Humo: Zijn er valkuilen die een leerkracht best vermijdt?
Coppens: "Ja, de namen van een klas overloop je best niet zelf. Laat de leerlingen hun naam maar zeggen. Want als jij ze overloopt, dan zitten ze erop te wachten dat je een naam verkeerd uitspreekt om dan in vreselijk gelach uit te barsten, wat nogal pijnlijk is om mee te maken." 
Humo: Hoe belangrijk is dat eerste uur voor de rest van het jaar?
Coppens: "Dat is belangrijk omdat ze dan een eerste indruk van je krijgen, maar ook weer niet zo belangrijk dat de rest van het jaar ervan afhangt. Een slecht eerste uur is daarom nog geen slecht schooljaar. Uiteindelijk komt het erop neer dat je je vak kent en dat je dat vak een beetje boeiend kan verkopen."  

© Jan Hertoghs

© Jan Hertoghs

Dat wordt niks met deze klas
Lieve 
(48) geeft kunstgeschiedenis in het Kunst-Secundair Onderwijs.
“Ik heb mijn vast lokaal waar ik lesgeef en ik zorg er altijd voor dat ik daar eerst ben. Ik wil absoluut vermijden dat de leerlingen er eerst zijn; dat is zo’n schrik van mij dat het dan uit de hand zal lopen. Dus ik zorg dat ik eerst ben, dan sta ik vooraan, dan héb ik mijn positie, dan is het míjn ruimte, míjn klas. Ik zeg ook niks in die eerste seconden. Ik sta vooraan en ik kijk langzaam rond in die klas. Niet met een streng gezicht om indruk te maken, maar met een open gezicht, nieuwsgierig naar wie ze zijn. Vervolgens zeg ik dat ik Lieve C. ben -niet mevrouw C!- en dat mijn vak kunstgeschiedenis is en welke mijn voorkeuren zijn op het gebied van kunst en kunstenaars. Ik zeg ook dat ik mijn vak grààg doe, en dat ik hoop dat ik die liefde voor dat vak zal kunnen overbrengen. 
Dan vraag ik aan hen om zich voor te stellen, van welke richting ze komen en waarom ze deze richting gekozen hebben. Naar hun vakanties vraag ik niet, want dan loopt het uit de hand, dan krijg je van die straffe verhalen over drinken en sex, nee, ik hou me bij mijn vak, ik vraag of ze naar de film, de opera of tentoonstellingen gaan, en welke kunstenaars ze graag hebben. Rubens, dat vinden ze allemaal ouwe brol; wat wél populair is zijn pop-art en de surrealisten Dali en Magritte, dat bizarre spel met de realiteit, dat heeft altijd aantrekkingskracht op jonge gasten. 
Tijdens die kennismaking probeer ik ook hun namen te onthouden maar dat gaat slecht, ik kan slecht namen onthouden. Het zijn er ook zoveel, ik moet zo'n tweehonderd namen leren kennen in die school, en in elke klas heb ik amper vijftig minuutjes les. Bij mijn thuiskomst neem ik dan ook direct de namenlijst van de klassen die ik overdag gezien heb en dan probeer ik om op die namen een gezicht te plakken. De eerste week herinner ik me hoogstens drie namen per klas: de jongen of het meisje met het mooie uiterlijk en de gasten met de grote mond die dingen geroepen hebben als kunstgeschiedenis, dat interesseert mij niet, of kunstgeschiedenis, ha ja, daar ken ik alles van! Je moet weten, in zo’n voorlaatste jaar zitten gasten van 17 jaar maar ook van 22-23 jaar! Maar ik vind dat KSO wel een prettig publiek, ze zijn los en heel open, ze zullen je bijvoorbeeld ook op straat aanspreken. Ik kom uit het ASO en daar is de sfeer helemaal anders. Daar spreekt men de leerkracht niet aan op straat. De leerkracht is immers dé vijand, daar spreek je niet mee." 
Humo: Hoe voelt dat als er vanaf de eerste les een gebrek aan interesse is in de klas? 
Lieve: "Je hebt van die klassen waar je weinig respons krijgt, zo’n muur van allemaal vlakke gezichten, en uiterlijk ben ik dan dapper aan het vertellen, maar inwendig voel ik die teleurstelling van “dat wordt niks met deze klas” en dat is een gevoel dat ik niet meer kwijt raak, dat ik een heel jaar zal meedragen. Voor mij is dat eerste lesuur dus heel belangrijk: ik heb het gevoel dat het hele jaar daarvan afhangt. En is dat eerste uur goed geweest dan ben ik blij, maar is dat eerste uur de mist ingegaan, dan kan ik me amper overtuigen dat ik die situatie nog recht zal kunnen trekken. Ik ben dus heel gecrispeerd in dat eerste uur, ik hou me steeds voor: dit is je eerste uur, Lieve, dit is hét moment, nù moet je het waarmaken!"

© Jan Hertoghs

© Jan Hertoghs

Hij heeft mij vetzak genoemd!
Werner 
(23) is een beginnende leerkracht. Hij geeft talen in het ASO.
“Je loopt die gang in en je hoort al van ver het tumult uit de openstaande deur, dat is klassiek, die gasten denken nog dat het vakantie is, en in zo’n tumultueuze toestand moet je uiteraard een duidelijke entree maken. Op zo’n eerste september ben ik een vat vol zenuwen, maar uiterlijk probeer ik dat te verbergen, dus ik recht mijn rug, hef de kop ophoog en stap ‘kalm’ die klas binnen. Vervolgens wacht ik zwijgend tot iedereen braaf naast zijn bank staat, wat de gewoonte is in onze school. Intussen kijk ik met argusogen de klas rond. Oudere leerkrachten hebben me dat gezegd: kijk met een strenge, vermanende, vorsende blik die klas in! Zorg ervoor dat je streng overkomt! Wat niet vanzelfsprekend is. Je bent nog jong, dus dan heb je het moeilijk om je gezicht in die strenge plooi te leggen. Gelukkig staan in onze school de bureaus van de leerkrachten op een verhoogje, dus je staat al hoger, je bevindt je al in de positie van dictator (lacht), dàt helpt! 
Dan zeg ik dat ze mogen gaan zitten, we slaan een kruisteken en ik stel me voor: ik ben mijnheer D, ik geef Duits en ik ga jullie daarvan laten proeven. Nadien vraag ik dat zij zich voorstellen: naam, voornaam, waar ze wonen en waarom ze die richting volgen. “
Humo: Willen ze dat wel doen, want de hoeveelste leerkracht ben je misschien al die daarnaar vraagt?
Werner: "De meeste klassen doen dat, maar in één klas zegden ze: mijnheer, over ons is niks te vertellen want wij zijn toch de vuilbak van ‘t school! Dan heb ik gevraagd om het toch te proberen vanuit het idee dat ik hen nog niet “veroordeeld had” - ik ben nog nieuw, ik ken jullie niet, ik ken de school niet - en dan is dat toch enigszins gelukt. Meestal vraag ik ook welke boeken ze lezen, en uit ervaring breid ik dat algauw uit naar de auto- en computertijdschriften die ze lezen. Ik vraag ook  wat hen het meest interesseert bij Nederlands, - willen ze poëzie, willen ze drama en toneel,- en daar hou ik dan echt rekening mee in de rest van het jaar. “
Humo: Vraag je ook naar de tv-programma’s die ze graag zien?
Werner: «Nee, omdat ik zelf weinig tv kijk. En dat heeft al geleid tot grappige situaties. Was er ineens een leerling die VETZAK tegen me zei! Het was dan nog één van de braafste van de klas! Ik was verbouwereerd, geef je agenda maar en ik pen daar gelijk een notitie in. ‘s Avonds hoor ik van collega’s dat het eigenlijk maar een loze kreet is uit Het Peulengaleis, dus we lachen er eens goed mee, maar een maand later komt de moeder van die leerling op de ouderavond: “Heeft onze zoon werkelijk vétzak tegen u gezegd? Maar mijnheer, dat moet zwaar gesanctioneerd worden!” (lacht), ik was die notitie natuurlijk al lang vergeten.”
Humo: Wat zijn de beginnersfouten die je moet zien te vermijden?
Werner: « Je moet vermijden dat je begint te roepen om een klas stil te krijgen. Je hebt leerkrachten die zo’n rumoerige klas binnenkomen, die stilte eisen, die zich kwaad maken, die roepen van “ge gaat mij niet liggen hebben!” en dat ze “zwaar gaan gestraft worden”, maar dat is hopeloos. Wie zich kwaad maakt, staat machteloos tegenover zo’n klas. Anderzijds mag je ook niet té vlot beginnen. Want bij een “vlotte jongen” krijgen ze algauw het idee, daar kunnen en mogen we alles. Ik heb dat één keer meegemaakt. Ik kwam in een klas waar ze vier jaar jonger waren dan ik, er zaten vrienden van mij en van mijn broer, dus ik was iets jovialer, maar na een week zegden ze al niet langer mijnheer maar riepen ze Yo! en Werner! in de klas en dat familiaire heb ik serieus moeten terugschroeven, wat een zeer lastig proces is. Je kan beter in het begin streng zijn en nadien de teugels vieren.
En je moet ook opletten met e-mail! Ik dacht modern te zijn, dus in plaats van mijn telefoonnummer gaf ik mijn e-mailadres wat enorm geapprecieerd werd, er waren werkelijk leerlingen die me via deze weg vragen stelden die ze in de klas niet hadden kunnen stellen, maar na een maand of vier heeft een leerling wel een zeer zwaar virus in mijn computer gedropt. We wéten wie het gedaan heeft. Die gast heeft zijn sanctie niet ontlopen.”

© Jan Hertoghs

© Jan Hertoghs

Koffie en sigaren
Kris
 (25) geeft Nederlands en Geschiedenis in het ASO.
“Ik heb liefst dat de leerlingen al in de klas zijn zodat ik een entree kan maken. Het is zelfs niet erg dat er al enig rumoer is in de klas, dat is zelfs handig om meteen op in te pikken. Ik viseer dan gelijk de leerling die niet zwijgt of die niet achter zijn bank staat. Zo’n gast spreek ik dan hyperbeleefd aan: “Mijnheer, U bevindt zich niet op de plaats waar U zich moet bevinden. Gelieve U onmiddellijk te verplaatsen naar de plek die de Uwe is.” Voor gasten van twaalf-veertien jaar komt dat toch raar over, maar dat is mijn bedoeling. Door ze met U aan te spreken, behandel ik ze precies als grote mensen, en dat zet ze wel op het verkeerde been. "
Als het dan definitief stil is in de klas, laat ik die stilte altijd even duren. En terwijl kijk ik héél rustig rond in die klas. Met zo’n air van ik heb de situatie hier volledig onder controle. “
Humo: Je acteert dus dat je alles onder controle hebt.
Kris: «Ja, dat is een stukje acteren, dat is een pose die je aanneemt, en de eerste jaren daverde ik inwendig van de zenuwen. Maar nu ben ik veel minder nerveus, nu geef ik werkelijk geen krimp meer, er is geen spiertje in mijn gezicht dat vertrekt, en streng kijken lukt me ook, ik kàn heel boos kijken, ik moet dat absoluut niet oefenen voor de spiegel (lacht).
Tijdens de eerste minuten merk ik ook meteen de broeihaarden en de onruststokers op. Het zuchten, het naar buiten gapen, het met de elleboog porren van medeleerlingen, dat soort onaandachtig gedrag heb ik heel gauw in de gaten."
Humo: Hou je dat strenge uiterlijk dat hele uur aan?
Kris: "Nee. Het is het niet de bedoeling dat die gasten voor de rest van het jaar schrik krijgen van mij, ik ben ook de leerkracht waar ze vanalles aan moeten kunnen vragen, dus na een minuut of twintig kom ik los, breng ik wat humor en maak ik bijvoorbeeld grapjes over mijn familienaam, Torremans dus noem mij maar “den Torro”, en dat vinden ze wel leuk. In het begin van de les denken ze wat voor een neurk is dat? maar op het einde van de les is er toch al de opluchting, hij is streng, maar hij valt mee, hij zal ons wel helpen als we hem nodig hebben. “
Humo: Heb je uit je eigen schooltijd entrees van leerkrachten onthouden?
Kris: "Wij hadden vroeger een leraar wiskunde voor wie we allemaal heel veel schrik hadden. Die kwam de klas binnen en die begon direct een aantal gasten luid bulderend uit te schelden. Wat is uw naam? Hang niet in uw stoel! Ga met uw gat op uw stoel zitten! En gij daar! Bakkes dicht en zwijgen! Die man had ook altijd een boekentas bij zich met een thermos koffie en sigaren. En nadat hij ons een pak wiskunde-oefeningen gegeven had, begon hij een kop koffie te drinken en een sigaar te roken in de klas. Dat was werkelijk om te laten voelen: jullie zijn niks, jullie zijn nog minder dan het stof onder mijn voeten, en ik vertrap jullie als ik dat wil. Die man kon aan het bord leerlingen vernederen en kleineren dat ze wenend naar hun bank gingen. Iedereen die wat dik of wat klein was, die kreeg de volle laag. Dat was een terreur, als die man bij het begin van zijn lesuur naar zijn klas ging, dan was het niet alleen stil in die ene klas, maar in àlle klassen waar hij voorbijliep!" 

© Jan Hertoghs

© Jan Hertoghs

Er ligt een leerling voor de deur
Anne 
(44) geeft Nederlands in het Kunst-Secundair Onderwijs.
“Als er enkele nieuwe leerlingen zijn, dan begin ik meestal met een kennismakingsbrief, dan gaat er een brief door de klas en dan moet iedereen opschrijven wat zijn grootste deugd is én zijn grootste ondeugd en ook waar ie een hekel aan heeft. Dan vouwt hij zijn tekstje dicht en geeft de brief aan de volgende. Op het einde laat ik de stukjes van die brief dan voorlezen en dan moet de klas raden over wie het gaat. Met die brief vermijd ik dat je van bij het begin een opdeling krijgt tussen de stoere luidruchtige anciens en de wat stillere nieuwelingen. Want die anciens krijgen niet de kans om het hoge woord te voeren, en de nieuwelingen krijgen een middel om zich een beetje bloot te geven zonder dat men er direct op kan reageren.
Als het allemaal nieuwelingen zijn, dan vraag ik dat ze een papiertje nemen en dat ieder zijn buurman beschrijft, “zoals je denkt dat hij is”.  Ik neem die uitspraken dan op een bandje en twee maanden later draai ik dat weer af en en dan ligt iedereen onder de bank van het lachen, want niks blijkt te kloppen van die eerste indrukken. Ik hoed me zelf ook voor te snel taxeren van een klas, want ik heb al vaak gemerkt dat de grootste lawaaimakers van het begin vaak de weekste watjes blijken te zijn.
Wat ik niet zo prettig vind aan dat eerste uur bij leerlingen die jou nog nooit gezien hebben, is dat gapen van die kinderen. Jij komt daar binnengevallen als leerkracht en zij zitten echt naar je te kijken als naar een deus ex machina. De nieuwe leerkracht als nog niet vertoond theaterstuk! Dat vind ik niet leuk, dat stille, afwachtende kat uit de boom kijken. Bij de oudere leerlingen is die drempelvrees gelukkig weg, die kennen je al, dat is cameraderie, die komen al op de gang met je staan praten. 
Intussen geef ik ook al zolang les dat ik niet meer opkijk tegen dat eerste lesuur, maar het is ooit wel anders geweest toen ik pas begon. Dan ging ik echt met de daver op het lijf naar die klas. Zelfs als dat een klasje van 10 veertienjarigen betrof, dan nog was dat angstig afwachten wat het worden zou. Ik herinner mij een eerste uur dat ik niet binnen kon. Er lag een jongen met zijn lijf tegen de deur, dat kon ik door het venster zien! Het angstzweet brak me uit, oh, ik ga geen les kunnen geven, en wat een hel wordt het eens ik daar binnen stap! Met veel wurmen en duwen kreeg ik die deur toch open en als straf heb ik die leerling verplicht om daar het hele uur te blijven liggen. En die is daar ook braaf als een schoothondje blijven liggen. En die klas was ook braaf, daar viel weinig op aan te merken. Maar mijn hart, dat klopte in mijn keel! Seffens staat die recht! Seffens komt die op mij af! En o wee, dan zal blijken dat die gast twee keer zo groot en zo dik is als ik! Later bleek dat kind een geestelijke stoornis te hebben, iemand die hem kende is ‘m zachtjes komen vragen om op te staan. En mijn angst was dus helemaal ongegrond, maar daaraan merk je hoe een beginnende leerkracht gebukt gaat onder die angst voor het onbekende, er mocht niet het minste gebeuren of ik was compleet van de kaart."

St eligius.jpg

Afgestudeerd en toch terug naar school
En dan is er nog de ex-middelbare scholier Jonas Govaerts (21) die zich met twee kompanen heeft voorgenomen om op de eerste schooldag  plaats te nemen op een wildvreemde secundaire schoolbank .
Jonas: "Als afgestudeerden gaan we toch nog in enkele grote middelbare scholen van Antwerpen binnenstappen. We hebben daarvoor drie typetjes: de nerd, de sportfreak, en de jonge inwoner van de blokken van het Kiel. Ik ben Wesley, de jongen van het Kiel, ik draag een salopette, een oorbel en een 2Pac-t-shirt. Dan is er Tim, de nerd, een gast die zijn geruit hemd hoog in zijn broek stopt, zijn vettig haar diep over zijn voorhoofd kamt en een ouwe leren dokterstas als boekentas draagt. En tenslotte is er Kim, de sportivo, met trainingsoutfit, sportschoentjes en het haar strak naar achteren in de gel. 
Zo hadden we ons vorig jaar ‘vermomd’ en zo zijn we in drie scholen binnengestapt, en dat zonder enig probleem. Er heerst op die eerste dag zo’n overrompeling en zo’n chaos dat elke wildvreemde een school kan binnenwandelen, zijn jas aan de kapstok hangen en in een klas plaatsnemen. Ook in de klas zelf was er niemand die raar opkeek: men is gewend aan oudere gasten die op de ene school zijn buitengeflikkerd en die op een andere school hun laatste jaar komen doen. 
Vorig jaar waren we nog te braaf. Vanaf het moment dat de leerkracht de namen afriep, stonden we op en verlieten we die klas, mompelend dat we ons vergist hadden. Dit jaar doen we het opnieuw en blijven we zeker zitten alsof het wel degelijk ‘onze’ klas is. In onze fantasie zien we ons ook heel domme vragen stellen aan die leerkracht die dan liefst compleet in de war geraakt (lacht)
Wat we ook doodgraag zouden meemaken, is dat we het uithouden tot aan de speeltijd zodat we ons typetje kunnen verder spelen op de speelplaats. Ik zou me dan gedragen alsof ik me erg zorgen maak om dat laatste jaar, dat ik wéér zal buizen, dat ik wéér zal moeten blijven zitten. Dat zaaien van die onrust, dat voeden van die jaarlijkse Angst Van De Middelbare Scholier, dat lijkt me fantastisch. Want in je binnenste heb je natuurlijk grote pret, in je binnenste wéét je: ik ben er vanaf, ik moét hier nooit of nooit meer zijn!"

Vorige
Vorige

De coronacrisis: wie gaat nog fluitend naar zijn werk?

Volgende
Volgende

De pottenkijkers (2): voetbal kijken ondanks gesloten deuren / de dakfans en andere voetbalburen