Verdwaald in de sneeuw van de Hoge Venen

De voorbije dagen ontstond er een auto- en wandelfile op de besneeuwde Hoge Venen. Er heerste zo'n corona-wandelgekte en de bermen stonden bezaaid met zoveel auto's dat de lokale overheden voor nieuwjaar en dit weekend alle parkings en alle toegangswegen naar de Hoge Venen (en naar de Bataque Fraiture) afgesloten hebben. 
In 2003 liep een dagje "naar de sneeuw gaan" en "een beetje wandelen" bijna fataal af voor twee jonge gezinnen en hun vier kinderen. Wat ze onderschat hadden: dat de Hoge Venen duizenden hectaren groot zijn en dat de temperatuur er overdag kan zakken tot min tien en lager.
Humo februari 2004 - © Jan Hertoghs

© Jan Hertoghs

© Jan Hertoghs

"Doodstil was dat bos en dan stonden er ook nog kruisen van mensen die daar omgekomen waren!"

Zelfs terwijl ze het verhaal vertelt, kan ze nog altijd "amper geloven" wat hen in de winter van 2003 overkomen is. "Verdwalen in België, dat geloof je toch niet." Voor vier volwassenen en vier kleine kinderen was de dag begonnen als een uitstapje naar de sneeuw, maar toen het duister viel werden ze gegijzeld in een ùren durende zwerftocht door het ijs en het slijk van de Hoge Venen. Wendy Arijs (29) heeft vaak getwijfeld of ze het einde wel zouden halen.
Wendy: « Het had 's morgens lichtjes gesneeuwd en ineens kwam dat bij ons op, we gaan met de kinderen naar ergens waar meer sneeuw ligt. Vrienden opgebeld, en die spraken direct van de Hoge Venen, die waren daar al een paar keer gaan wandelen, in de zomer en in de winter. Oké, we hielden de oudste een dagje van de lagere school want het was een gewone dag in de week, en om half elf zijn we vertrokken. Met mijn man Johan, de vrienden Kris en Nicole, haar dochtertje, en onze drie kinderen.
Humo: Hoe oud waren de kinderen?
Wendy: « Onze oudste, Jelle, was acht, Paulien was vijf, Kobe was twee jaar, en Luna -het dochtertje van de andere familie - was vier.
Humo: Waren jullie al op de Hoge Venen geweest?
Wendy: « Nee, nooit eerder. Ik kende wel de Ardennen, maar van de Hoge Venen wist ik niets. Die vrienden van ons wisten wel wat ze konden verwachten, die hadden een dikke jas, een muts en skilaarzen aan. Mijn man en ik hadden geen handschoenen, geen muts, geen sjaal, wij hadden alleen maar een dikke jas en onze wandelschoenen. De kinderen waren wel warm ingeduffeld, met pet, sjaal en handschoenen, maar aan hun voeten hadden ze van die gewone regenlaarsjes. Later hoor je dan zeggen dat wij door zo gekleed te gaan "de problemen gezocht hebben", maar ja, wij waren niet zinnens om een wandeling te maken, we gingen alleen maar wat in de sneeuw spelen met de kinderen...

© Jan Hertoghs

© Jan Hertoghs

Humo: Hadden jullie iets mee om te eten en te drinken?
Wendy: «Voor de namiddag hadden we een pak Samsonkoeken en een thermosje koffie mee en 's middags hebben we onze picknick gegeten op de Botrange."
Humo: Waren er nog bezoekers?
Wendy: « Nee. Die parking was leeg en verlaten, omdat het ook maar de eerste sneeuw was die daar gevallen was, er lag amper vijf centimeter. Om niet op de parking te blijven spelen, zijn we dan een asfaltweg gevolgd.
Jelle: « En daar hebben we in de sneeuw gespeeld en met sneeuwballen gegooid.
Wendy: «Na een half uurtje waren we al spelend enkele honderden meters verder gestapt en daar zagen we een blauw plakkaatje staan met een aangegeven wandeling: afstand 6 km. Ik herinner me dat symbool van die wandeling nog goed, er stond een slakje op (lacht). En dat pad zijn we dan beginnen volgen. Het was halftwee, de kinderen waren helemaal niet moe, en dus dachten we: zes kilometer, dan zijn we hier binnen anderhalf uur terug." 
Humo: Hadden jullie vrienden een wandelkaart?
Wendy: «Nee. Want er was geen plan geweest om te gaan wandelen. Het was ook een duidelijke, brede verharde weg die van die open vlakte in een bos overging. Maar toen we een eind in dat bos liepen, kwamen er wel overal putten en slijkplassen in die weg. Maar ja, je wandelt verder, seffens zal de weg wel beter worden! Maar hij werd niet beter. Terugdraaien hebben we ook niet gedaan, je bent algauw een uur aan het stappen en in ons gedacht gingen we binnen een half uur weer bij het begin zijn. Ook na anderhalf uur stappen denk je niet aan terugdraaien, en na twee uur ook niet. Je denkt altijd maar: seffens zijn we er.

© Jan Hertoghs

© Jan Hertoghs

Het was intussen half vier en de kinderen begonnen het echt koud te krijgen. Ik had de jongste dan al bijna een uur en drie kwartier op de arm omdat de weg niet te doen was voor dat kind. De twee meisjes wilden én konden vanaf twee uur niet meer op hun slee blijven zitten omdat de weg zo slecht was. Die sleeën haperden in het slijk en achter takken en wortels, dat ging niet meer.
De oudste had intussen natte voeten gekregen doordat er sneeuw in zijn botjes was gesmolten, en omdat het allemaal zo lang duurde was ie ook in paniek geslagen. Jelle is een kind dat snel overstuur is als de dingen hun gewone gang niet gaan, en hij wilde niet meer van de slee. Hij hield zich krampachtig aan die plankjes vast. Zeker toen het donker begon te worden in dat bos.
Humo: Hoe laat was het dan?
Wendy: « Om vier uur begon het te schemeren en om half vijf was het donker. Op dat moment begonnen de kinderen ook te voelen dat er iets mis was, door zo'n donker bos wandelen, dat weten zij ook dat dat niet normaal is. En die weg bleef maar slecht. Hij zag er wit en proper uit, maar dat was slechts een dun laagje sneeuw dat bevroren was. Dat kraakte onder je voeten, en dan zakte je in de modder en in de plassen. Op sommige plaatsen zaten we tot aan onze knieën erin. Je zet een stap, je voet zakt weg, je broek en kousen zakken in dat slijk, en met moeite krijg je je been terug. Op sommige momenten moesten wij mekaar letterlijk uit het slijk trekken. Zo hard zoog die modder. Desondanks zaten we nog altijd op een duidelijk pad tussen de bomen. We waren niét afgeweken van onze wandelweg, alleen zagen we geen bordjes meer. 

© Jan Hertoghs

© Jan Hertoghs

Ik zag twee beren
Wendy: «En toen was er ineens dat lint over de weg met de letters DANGER. Maar ja, wat moet je doen? Het is donker, en teruggaan is te ver. Dat was zeker drie uur stappen, dat konden de kinderen niet meer aan. We zijn dan voorbij dat lint gestapt en daar was de slijkmiserie nog erger. Bij elke stap moesten wij testen: ga ik erin zakken of niet? Die meisjes waren dapper, die bleven stappen. Maar Jelle was niet meer van zijn slee te krijgen, die zat daar als verstard, en maar huilen van de schrik dat wij in de modder gingen zakken. Mijn man trok die slee met hem erop, maar ja, die slee kantelde soms om in een slijkspoor en dan viel Jelle in die sneeuw en in dat slijk... En elke keer begon ie weer te huilen, dat was verschrikkelijk. Hij wou ook dat we zijn natte laarsjes uittrokken omdat ie zo'n kouwe voeten had. Dat hebben we gedaan en ik heb mijn trui uitgedaan en rond zijn twee voeten gewikkeld. Het moet toen bijna half zes zijn geweest. Die kou, dat was verschrikkelijk. Ik voelde mijn wangen en mijn handen letterlijk verstijven. (Het KMI mat op het weerstation van de Botrange temperaturen tot min negen die 's avonds daalden tot min twaalf,jh.)
Humo: Had je de kleinste nog altijd op de arm?
Wendy: « Ja. Zijn botjes had ik intussen ook uitgedaan en rond zijn voetjes had ik mijn sjaal gebonden. Kobe heb ik binnenin mijn jas gedragen, de ritssluiting was dicht en zo hield ik 'm tegen mij aan. Zijn hoofdje stak nog uit de kraag, dat lag tegen mijn hals. Het was niet makkelijk met zo'n gewicht op mijn armen, je moet dan je evenwicht zoeken in dat slijk, heel voorzichtig, want je wil niet voorovervallen met dat kind.
Humo: Hebben jullie onderweg liedjes gezongen om de moed erin te houden? Zo gaat het goed, zo gaat het beter, alweer een kilometer!
Wendy: « We hebben véél liedjes gezongen om hun gedachten wat af te leiden. Klein klein kleuterke, 'k Zag twee beren, Altijd is Kortjakje ziek, alle klassiekers hebben we gezongen. Ik heb ook nog verteld van Klein Duimpje en dat die toch ook zijn weg naar huis had gevonden. 't Was allemaal om ze gerust te stellen hé. Wij hebben onze ongerustheid heel de tijd verborgen gehouden, maar die kinderen moéten die spanning natuurlijk wel gevoeld hebben, dat kan niet anders.   
Humo: Vroegen de kinderen niet: hoever is het nog? wanneer zijn we er?

Wendy: « Natuurlijk. Maar we hebben die vraag altijd ontweken. We zegden: het is ietske verder dan we gedacht hadden, maar we zijn er bijna... We hebben ook altijd volgehouden dat we goed wisten waar we waren.

© Jan Hertoghs

© Jan Hertoghs

Humo: Hoorde je nog auto's in de verte waarop je je kon oriënteren?
Wendy: « Je hoort daar niks! Alles is daar doods, er is niks dat beweegt, nog geen vogel in de takken. Het enige wat we hoorden, waren onze stappen in dat slijk en dat zuigen van die modder. Om vijf uur hield ik het niet meer. Ik wilde de politie bellen om ons te komen helpen. Kris was ertegen, die wilde voortstappen, die liep honderd meter voorop, en die had het gevoel: zo direct komen we op de grote weg en dan is alle miserie voorbij. Maar ik zag dat niet zitten, er was intussen ook wind opgestoken, en die sneed ijskoud in ons gezicht. Ergens tussen vijf en half zes heb ik mijn gsm genomen en de 1O1 gebeld. En dàt moment dat je dàn een stem hoort... dat is zo overweldigend, ik kon alleen maar huilen, ... ik kon zelfs niet praten, ik kon geen woord uitbrengen. Ik gaf mijn gsm aan Nicole en bij haar kwamen de tranen ook, zij weende ook.
Handschoenen aan de voeten 
Wendy: «Die politieman vroeg dan om de plek te beschrijven waar we waren, maar je ziet daar alleen maar sparren en niks anders. Ik heb wel gezegd in welke richting wij het sikkeltje van de maan zagen en ook dat we blauwe plakkaatjes gevolgd waren vanaf de Botrange. Hij vroeg dan hoelang we al aan het stappen waren, of er kinderen bij waren en hoe oud die waren. Toen wist hij genoeg, en om de gsm te sparen zouden ze van dan af sms-jes sturen om te zeggen wat wij moesten doen. Die sms-aanwijzingen kwamen blijkbaar van twee verschillende personen. De ene gaf ons de raad: blijven stappen, niet stilstaan. En de andere sms-te: ga naar een open vlakte en wacht daar op de helicopter. Dat laatste hebben we niet geprobeerd, als we nog maar op die bosweg bleven stilstaan, dan hielden we het niet uit van de kou.   
Humo: Heb je die barre Hoge Venen vervloekt op dat moment?
Wendy: «Ik heb niks vervloekt. Je denkt maar aan één ding: ze gaan ons komen zoeken, nog even, en dan gaan ze ons vinden. Ik was in elk geval heel blij dat ik mijn gsm bij me had. Nicole had voor het vertrek nog gezegd, "allez, ge gaat uwe gsm toch niet meenemen, 't is daar zo rustig in die bossen!" Maar had ik die gsm niet gehad en niet kunnen horen dat er hulp kwam, dan had ik nooit de moed gehad om verder te stappen. Alles deed pijn, mijn armen, mijn schouders, mijn benen, ik kon met moeite nog ademen, het was verschrikkelijk. Wat het ook luguber maakte, was dat we heel de tijd hoorden schieten. Zit het leger daar niet ergens in de buurt?

© Jan Hertoghs

© Jan Hertoghs

Humo: In Elsenborn is een legerkamp.
Wendy: «Die moeten in de bossen maneuvers gehouden hebben. Wij hoorden in elk geval regelmatige geweerschoten. Ik vond dat heel luguber, dat het zo stikdonker was en dan dat schieten. Ik dacht natuurlijk ook aan dat lint met "Danger", misschien waren we wel naar een schietterrein aan het stappen waar je helemaal niet mag komen! En intussen passeerden we dan nog van die houten kruisen van mensen die daar omgekomen waren... Gelukkig heeft onze Jelle ze niet gezien.
Humo: Toen waren jullie allicht ook niet meer aan het zingen?
Wendy: « Oh jawel, we zijn héél lang blijven zingen. Zelfs met een krop in de keel zongen wij nog. Maar in je binnenste ben je wanhopig, hoe làng gaan de kinderen dat nog volhouden, die kou, en dat stappen? En je doet alles voor die kinderen. Soms hielden we een minuutje halt en dan boog Kris zich over de slee met Jelle om die jongen toch een beetje warmte te geven. Kris heeft ook zijn warme handschoenen aan de voeten van onze Jelle getrokken. Mijn trui zat er dan nog rond en ook mijn gilet. Ik had niks meer onder mijn jas, alleen nog een zomers topje met blote armen (lacht). Je doet alles om die kinderen toch maar warm te houden. Ik had zo'n gewatteerde babytas bij waarin je een zuigfles en slabbetjes bewaart. Daar heeft Jelle ook met zijn voeten in gezeten.
Jelle: "Dat weet ik nog. En ik zat op de slee en ik wilde een hert zien, maar ik heb geen enkel hert gezien."
Paulien: "Ik heb veel gestapt en ik heb dikwijls aan ons huis gedacht, en aan mijn bedje en aan onze poes Flor.
Pijn! Pijn!
Wendy: «Rond half zes hebben we de politie gebeld en om zeven uur zagen we achter de bossen een blauw schijnsel. Zwaailichten! Ik kreeg de tranen in de ogen, ze hebben ons gevonden, ze zijn niet veraf meer, nog eventjes en dan zijn ze hier! Helemaal in de verte zagen we toen ook een klein silhouet van een toren, allicht de Botrange, en ik heb toen nog gedacht, wat een geluk dat ze ons komen vinden, want zover kunnen wij nooit meer stappen. Het erge was dat dat schijnsel van die zwaailichten ook weer verdween. Dan kwam de twijfel terug, ze zoeken in de verkeerde richting, ze gaan ons niet vinden!

© Jan Hertoghs

© Jan Hertoghs

Humo: Was er ook geen helicopter onderweg?
Wendy: « Ja, ze hadden ons gezegd dat er een helicopter zou komen en dat die ook 's nachts mensen kon vinden met infrarood-apparatuur die reageert op warmtebronnen. Vanaf zes uur wisten we dat en vanaf dan hebben we elke minuut gedacht dat we die helicopter hoorden. Sst, zijt eens stil, maar hoe we ook luisterden, het bleef stil. Rond zeven uur kregen we dan een berichtje dat de helicopter niét kon opstijgen, dat er problemen waren "met de koude" (Volgens de kranten: "ijsafzetting op de schroeven", jh). Dat was een grote tegenslag, dat wilde zeggen dat de hulp alleen maar vanop de weg kon komen.
Humo: Kregen jullie heel de tijd berichtjes?
Wendy: « We kregen heel weinig berichtjes. Wat we wel kregen waren berichtjes van de operator, welkom op het grondgebied van X, welkom op het grondgebied van Y. Dat was zo frustrerend! Bij elk biepje dachten we dat het de politie was, en elke keer was het de operator.
Ik begon ook schrik te krijgen voor mijn jongste. Die had heel de tijd geklaagd van pijn! pijn!, maar op de duur viel die in slaap tegen mijn hals, dat kind hing zo zwaar en zo slap tegen mijn lichaam, ik was er niks gerust in. Ik was bang dat hij  stilletjes het bewustzijn aan het verliezen was. Ik had al horen vertellen van mensen die onderkoeld raken, en dan begin je te denken, néé, dat mag niét gebeuren! Kris liep nog altijd voorop, soms zover dat we hem niet meer zagen, en dat was ook een schrik van mij, straks raken we mekaar nog kwijt in dat bos! Maar ja, dat was zijn manier om met de situatie om te gaan, hij wilde per se de grote weg vinden om dan direct naar ons te roepen dat we d'r waren!
Humo: Om zeven uur waren jullie al bijna zes uur aan het stappen. Wat vroegen de kinderen dan?
Wendy: « Niet veel meer. Af en toe zegden ze dat ze moe waren, dat was alles. Och, die twee meisjes waren zo moedig. Overdag zouden ze zo'n lange afstand nooit kunnen gaan, en nu hebben die niet één keer geklaagd, niet één keer gezegd dat ze honger of dorst hadden. Die hebben werkelijk dat besef gehad, als we klagen, dan maken we het voor de grote mensen alleen maar erger.
Humo: Kon je jezelf nog afleiden met troostende gedachten, straks warm eten en een warm bed?
Wendy: « Daar dacht ik niet aan. Ik was volledig gefixeerd op het lot van die kinderen, hoelang houden die dat nog vol?! Je gaat ook twijfelen of je 't zelf wel uithoudt. Ik droeg al uren onze Kobe, dat was toch een gewicht van veertien kilo, dat woog, dat deed pijn aan mijn armen, mijn schouders. En ik had ooit eens hartritmestoornissen gehad, en dat begint ook te knagen, oh, ik hoop maar dat ik dat nu geen aanval krijg, want dan...
We trokken ook nog altijd twee sleetjes mee, dat werd op de duur  een vreselijke ballast. Het was trekken en sleuren, je wil ze gewoon langs de weg laten staan, maar je denkt... als één van de kinderen uitgeput ineen zakt, dan moeten we ze toch nog altijd op een sleetje kunnen leggen. Ja, dat zijn bange gedachten. 

© Jan Hertoghs

© Jan Hertoghs

Op het randje
Humo: Wanneer heeft de politie jullie dan gevonden?

Wendy: « Zij hebben ons niet gevonden. Wij zijn heel de tijd blijven stappen op dat pad tot we ineens weer het begin van onze wandeling en die blauwe plakkaatjes zagen. Dat was zo'n opluchting! Alle spanning viel van ons af: eindelijk! De bewoonde wereld! Toen konden we ook eerlijk tegen de kinderen zeggen dat we er "bijna" waren! Het was toen ongeveer half negen, dat wil zeggen dat wij zeven uur zonder ophouden hebben gestapt. Niet één keer hebben we halt gehouden om de kinderen wat rust te geven, altijd maar door, door, door! En ik zie me nog uit de venen komen, ik zag die grote weg, ik zag Kris oversteken met Jelle op de slee, ze liepen al naar de parking en naar onze auto, en ik ben daar achter gelopen roepend dat hij direct de verwarming in de auto moest aanzetten. Ik zag alleen maar Kris en Jelle, ik stak blind die weg over en ineens begonnen ze achter mij te roepen, pas op! pas op!, want er kwam een auto aan! Hadden ze niet geroepen, ik had eronder gelegen, zo gefixeerd was ik op dat idee van warmte, de kinderen moeten het warm krijgen!
Humo: Stond de politie dan niet bij jullie auto?
Wendy: « Ja, daar stond een combi met twee agenten maar die waren zeker niet "koortsachtig aan het zoeken" zoals in de krant stond. Die vroegen aan ons of er wat scheelde. Ik kon nog amper praten, mijn gezicht was stijf van de kou en mijn lippen waren helemaal gekloven. Pas toen ze door hadden dat wij de verdwaalden waren, schoten ze in actie, en kwamen er van overal combi's en ziekenwagens aangereden.
Een eind verderop was een gesloten café-restaurant, de politie heeft die man gevraagd om open te doen en daar zijn we echt goed onthaald. We werden gans in dekens gewikkeld, de kinderen kregen chips en warme chocolademelk, en een vriendelijke dokter heeft ons meteen onderzocht om te zien of er geen bevriezingsverschijnselen waren. Hij zei dat onze situatie "op het randje" was en dat er gelukkig nog "een beetje doorbloeding" was. Hij heeft ook verteld over erge gevallen van bevriezing waar men tenen of vingers had moeten amputeren.
Wij waren in elk geval verkleumd tot op het bot. Na anderhalf uur opwarmen zijn we vertrokken, maar na twee uur rijden in die warme auto had ik nog altijd kou.
Humo: In een krant stond nadien: Gezin Bijna Doodgevroren! Was dat overdreven?
Wendy: « Ik weet dat niet. Ik voelde mezelf fel achteruitgaan in die laatste uren. Die pijn, je gezicht dat helemaal verstijft... dat had voor mij toch niet veel langer meer mogen duren.

hln 9 maart 03.jpeg

Te laat
Humo: Heeft iemand jullie verwijten gemaakt over de lichte kledij?

Wendy: « Ze vroegen hoe het kwam dat we zo vertrokken waren, maar ze hebben ons niks verweten. Mijn man en ik hadden natuurlijk een enorm schuldgevoel. Dat we die kinderen zoiets hadden aangedaan. Dat heeft nog lang gewogen. Wij begrepen ook allerminst hoe dat zo is kunnen gebeuren. Als iemand anders me dat verhaal zou vertellen, zou ik denken, allez, hoe kan dat nu?!  Ik zit het zélf te vertellen, en dan nog kan ik het amper geloven. Wij waren toch "maar" aan het wandelen, hoe kon dat nu zo slecht aflopen voor ons?!
Humo: Heb je gedacht: ze gaan ons niet kunnen vinden? Ze gaan te laat komen...
Wendy: « Dat heb ik gedacht, ja. Je hoort geen helicopter, je ziet geen jeep, je voelt dat je aan het eind van je krachten raakt en dat je het niet lang meer kan volhouden. Ik wist, als we moeten stoppen, als we zo moe zijn dat we niet meer verder kunnen, dan loopt dat slecht af (stil) Wij hebben echt afgezien. Die houten sleetjes met metalen frame, die waren helemaal kapot toen we aankwamen, dat ijzer en dat hout, dat hing uit elkaar. 
Wat ik nog niet begrijp is waarom ze niet met een jeep naar ons zijn gekomen? Om half zes hadden we gebeld en dan nog hebben we drie uur moeten stappen om op éigen kracht op de Botrange te geraken. Konden ze dan niet met een voertuig die blauwe weg afzoeken?
Humo: Misschien waren ze onzeker over jullie locatie. Het is toch een groot gebied: het natuurreservaat alleen is 400O hectaren groot en het hele Hoge Venengebied is meer dan 60.000 hectaren.
Wendy: « Zo groot?! Een geluk dat we dat niet wisten op dat moment! Ik heb nooit gedacht dat een wandelgebied gevaarlijk kon zijn. Dat lijkt zo onwerkelijk, verdwalen in België. Had ik dat vooraf geweten, ik was er niet aan begonnen. Ik vraag me ook nog altijd af of wij wel verdwaald zijn geweest. Want op het einde zijn we die blauwe plaatjes toch weer tegengekomen. Het is een raadsel. Vrienden hebben op basis van ons verhaal dat traject proberen te vinden, maar de enige weg die met een grote boog om de Botrange loopt, is geen zes maar vijfentwintig kilometer lang. En dat zou kunnen, zeven uur stappen aan een moeizaam tempo van 3,5 km per uur.
Humo: Reageren de kinderen nu anders als het nog eens sneeuwt?
Wendy: « Voor andere kinderen is dat winterpret, maar de onze zijn niet meer zo enthousiast om buiten te spelen. De jongste heeft ook nog lang "pijn!" gezegd als hij sneeuw in de tuin zag liggen.
Ik besef wel degelijk dat wij geluk hebben gehad. Die Hoge Venen, dat is zo'n nare herinnering dat ik het woord zelfs niet graag meer uitspreek. Ik zie me daar nooit meer terug komen. 

Wendy en haar drie kinderen. Foto © gie Knaeps

Wendy en haar drie kinderen. Foto © gie Knaeps

                   

 

Vorige
Vorige

Corona en massaal tv kijken: de wonderjaren van de televisie

Volgende
Volgende

<k> Op kerststallentocht in de Kempen: een autocar van goede wil