<k> Op kerststallentocht in de Kempen: een autocar van goede wil

Humo december 2005 - licht ingekort © Jan Hertoghs

Koningshooikt   © Jan Hertoghs

Koningshooikt © Jan Hertoghs

"Weet ge waarom dat kindje Jezus in een kruiwagen ligt? Zo kan Jozef veel rapper vooruit op zijn vlucht naar Egypte."

Ik belde een autocarfirma. Of ik als journalist kon deelnemen aan een kerststallentocht? "Ge komt tien jaar te laat!" was het antwoord. Tién jaar te laat?! Waar waren mijn gedachten dan geweest in 1993-1994? Waarover had ik zitten schrijven?  De opkomst van het internet. Het failliet in de tuinbouw. Het verdwijnen van de telefooncel. Over alles dus, maar geen létter over de hausse van kerststallentochten! En blijkbaar heb ik toen wat gemist.
"In de jaren tachtig en negentig was dat niéuw om met zo'n bus langs die stallen te rijden! Elke bond van gepensioneerden, elke vrouwengilde wou dat doen! Alleman moest dat gezien hebben! Maar nu is het nieuw eraf! De meeste verenigingen hebben die stallen gezien! En wat ook is: de mensen rijden nu zelf! Met hun eigen auto! Wat onnozel is! Want wat voor kerstsfeer is dat nu als ge met zijn vieren in een Toyota zit? Dat is toch nul, dat is toch niks!" Ik moest mijn bron gelijk geven, dat is maar niks.
En ik beloofde alsnog een lans te breken voor die tochten en dat ik - zij het tien jaar later- alsnog een hevig licht zou laten schijnen over dit misschien wel uitstervende cultuurfenomeen. En zo heb ik me in de kerstdagen van 2004 stante pede ingeschreven. Niet in één tocht, maar in twéé tochten. Ik had wat goed te maken.
Kerststallengids Jef moet niet ver zoeken om de teloorgang te illustreren: tien jaar geleden kon hij het aantal tochten "niet bijhouden", dit jaar heeft hij er niet één. Oorzaak: de  eigen auto en het boekske. "Bij de provincie Antwerpen zijn ze zo dwaas geweest om al die kerststallen in een boekske te zetten. De mensen hebben geen bus of gids meer nodig, ze stappen in hun auto, ze kiezen een traject en ze zijn weg! Dat boekske, dat is de dood voor ons!"

Provincie Antwerpen - brochure kerst 2004

Provincie Antwerpen - brochure kerst 2004

Vroeger wist niemand die stallen staan, zegt Jef, "ik deed mijn eigen prospectie van gemeente tot gemeente, ik ging op zoek naar die stallen, en zo maakte ik mijn eigen toer." Jef wordt lyrisch als hij over de beginjaren spreekt: "Die bussen zaten stampvol! De ruiten aangedampt van het volk! En er was animatie! Ik las een verhaal voor, de chauffeur zong een lied, dat was ambiance, werkelijk prachtige ambiance!" Ik bel nog enkele gidsen op, hun verhaal is gelijklopend, de tochten zijn op hun retour. Maar! In de Kempen kunt ge nog schone dingen zien! "Vergeet de andere provincies! In de Kempen zijn de meeste en de schoonste stallen omdat ze daar de traditie hebben. Zij waren bij de eersten om de kerststal buiten de kerk te zetten. Ik denk dat er in de Kempen meer dan tweehonderd buitenstallen staan, dat is uniek in Europa."

Van de gidsen verneem ik ook hoeveel voorbereiding zo'n tocht vergt: " Ge moet elk jaar nazien of de stallen er nog staan, en bij nieuwe stallen moet ge rekening houden met de bus: kan onze bus parkeren aan die stal, kan ze draaien op die smalle weg, zijn er soms files in dat dorp, is er misschien een omleiding? Dat moeten wij allemaal nakijken!" De gidsen houden ook steekkaarten bij per stal: wat zijn de bouwmaterialen en wie zijn die bouwers die in zo'n stal-van-een-paar-weken vaak evenveel tijd stoppen als in het bouwen van een klein huis. "Al die informatie moét ge kunnen geven en tussendoor moet ge de mensen in de kerstsfeer brengen. Dat is entertainen en tegelijk ook ernstig zijn, en dat is niet gemakkelijk. Op zo'n kersttocht moet ge niet de brave pater gaan uithangen maar evenmin de Geert Hoste!"

 Dinsdag 21 december is de grote dag. Vandaag zal ik de KWB Sint Martinus uit Halle vergezellen op hun tocht. Het is een koude wintermorgen, er ligt rijm op de daken en het pastel van de ochtend  samen met de laatste sterren belooft dat het een prachtige winterdag zal worden. In Lier heb ik afgesproken in de kerk van de Heilige Familie. Vanaf daar zal ik de KWB op hun stallentocht vergezellen. De verwarming ronkt al fel in de kerk en dat kan de groep uit Halle op prijs stellen, 't is verdorie goe warm voor zo'n grote kerk! Het Halse gezelschap dat op de kerkstoelen plaats neemt, zie je 's zondags ook in de mis: een paar rijen oudere vrouwen, enkele gepensioneerde mannen met de pet over de knie, wat koppels uit de middenleeftijd en een enkel kind dat mee moet van zijn ouders. Ik maak kennis met onze gids Theo, een man met een groene flappenpet en een onderzoekende blik, het type argwanende leerkracht van het secundair. Hij kijkt vooral achterdochtig als hij spreekt en als ik begin te schrijven. Iedereen in de groep volgt goedkeurend mijn vlijt, maar hij is er niet gerust op, als hij kon zou hij m'n notities opvragen. Theo is echter niet de baas. De baas is Guy, het prototype van de Vlaamse voorzitter, met echtgenote Monique, met ringbaard, met bourgondisch blozende kaken, met joviale gebaren en mét een schat aan gemeenplaatsen.
Voor het altaar van de Lierse kerk heeft een plaatselijke kunstenaar een kerstprocessie gevormd met meer dan honderd beeldjes in klei, het is een lange stoet van Timmermansfiguren en Bekende Lierenaars, en nee madame, Walter Grootaers is er niet bij.

De Lierse kerststal in klei met bekende stadsfiguren.  (Kerknet)

De Lierse kerststal in klei met bekende stadsfiguren. (Kerknet)


Als alle aanwezigen opnieuw in de bus zitten én geteld zijn, neemt de gids de microfoon, hij zegt dat hij "nog iemand moet verwelkomen, namelijk een journalistieke reporter die nota's zal nemen tijdens deze activiteit en die ook de sfeer zal opsnuiven!" De buskoppen kijken om, ik wuif een hartelijke groet en voorzitter Guy heeft al zijn vrolijke noot klaar, "welkom bij onze Katholieke Werklozen euh... Werkliedenbond!" De bus rijdt traag door de smalle straten van Lier en de gids zegt dat Lier "qua verlichting en sfeer zeker de kroon spant hier in de omtrek". Als hij nadien ook nog meldt "dat de zon intussen van de partij is" en dat we "buiten ook de kans krijgen om het witte tapijt te zien", dan weet ik wel zeker dat we hier met een onvervalste Xavier Debaere te maken hebben. Dat belooft!
Van Lier rijden we naar Itegem, bekend omwille van zijn 54  mini-kerststallen die alle in dezelfde tuinwijk staan. De gids licht toe dat hier iets uitzonderlijk is gerealiseerd "door mensen die de handen en ook de koppen bij elkaar hebben gestoken." Jammer voor ons zijn we hier overdag "waardoor de lichtjes in de stalletjes niét zullen branden." De gids weet dat we daardoor de "unieke kerstsfeer" zullen missen, maar hij kondigt aan dat hij "de tocht van vandaag zo zal opbouwen dat we hedenavond ook aan een mooie verlichting zullen toekomen."  
Charel Laureys, de kerststallenbouwer, stapt in de bus en geeft microfonisch zijn visie op het kerstgebeuren: het essentiële ven kerstmis is niet meer "in de running", het gaat teveel "de Amerikaanse toer op ", en daar wil Charel wat aan doen. Omdat hij veel stallekes bouwt en omdat veel mensen zo'n stalleke willen plaatsen in hun voortuin, "zijn de mensen in de wijk terug gaan spreken met mekaar," en dàt is voor Charel de échte kerstmis. Voor de bus heeft hij "een kleine boodschap. Dat kerstmis een lichteke mag zijn in het donker plaatske van uw hart, iedereen heeft dat wel, zo'n plaatske waar stil verdriet is. En verder wens ik u vrede. Niet in de verre landen, want daar kunnen we niks aan doen. Maar vrede in uw huisgezin en vrede in uw familiekring, dààr vooral moet het lichteke van kerstmis uitstralen!" Iemand in de bus roept bravo!, Charel krijgt applaus en terwijl iedereen naar "zijne Kodak" zoekt, zegt de gids dat "er ook een drankstalletje is waar de warme Glühwein of de chocomel naar keuze ons zeker zal smaken" en dat "bij dit alles ook de mogelijkheid voorzien is om naar het toilet te gaan."

Onze groep loopt langs de stalletjes, en bij het zien van de vele figuurtjes en de strooien landschapjes is de unanieme commentaar "dat ge d'r maar op moet komen!" Maar dat niet alleen natuurlijk! "Want ge kunt een gedacht hebben, maar ge moet het nog kunnen maken ook hé!" Verder is iedereen het erover eens dat "zoiets bij ons in Halle geen dag blijft staan of het is gepikt. Nen dag? Nog geen vijf minuten!" Guy komt naast mij lopen met opgestoken duim: "Magnifiek hé vriend, al die detailkes! Die waterputtekes, die houtblokskes met die  bijlekes d'rin! Effenaf schoon folklore!" De groep blijft intussen dralen bij een kerststal met een zingende hertenkop: het dier bekt een versie van Stille Nacht die met de minuut trager en valser klinkt, "ik peis dat zijn pillen op zijn!"

Charel Laureys, de niet aflatende bouwer van minitiatuurkerststallen. (RTV)

Charel Laureys, de niet aflatende bouwer van minitiatuurkerststallen. (RTV)

 Moskeeëntocht
Als we weer in de bus stappen en afscheid nemen "van dit in feite rustige plaatsje Itegem", geeft de gids ook nog mee dat zich hier "de fabriek van Fort met een T bevindt. Ik zeg dit maar voor de dames die in de keuken staan, de keukendames dus." 
Voor de volgende vier kilometer stopt Theo een cassette in, een Duitse crooner zingt over Weihnachtszeit und Winterzeit, uit een onzichtbare arreslee komen belletjes gedwarreld, er zwellen ook harpen en violen, maar die zoete voois wordt al na tien minuten onderbroken voor een belangrijke mededeling: " Beste vrienden, we komen nu de Kempen binnengereden. De Kempen, een uitgestrekt zandplateau in het noordoosten van België, omvat nagenoeg drievierde van de provincie Antwerpen en omvat naast folklore ook kerken, musea, natuurdomeinen, recreatieparken, vennen, en niet te vergeten zijn windmolens die her en der zullen opduiken. En hier is het nu de Noorderkempen die uitnodigend als een rijpe vrucht op de bezoeker ligt te wachten." Onze gids, een kruising tussen een leerboek aardrijkskunde en een streekroman.

Daarna rijden we door Olen "dat met zijn SINT JOZEF-Olen en  ONZE-LIEVE-VROUW-Olen in het kader van Kerstmis past; alleen Olen-CENTRUM valt daar een beetje buiten." Niet alleen in Olen maar in elke gemeente die we doorkruisen, zal Theo ons opmerkzaam maken op élke kerststal die groter is dan één meter. Jos, die naast me zit, heeft zo zijn bedenkingen: "Wat denkt ge vriend? Binnen een paar jaar zitten gij en ik in dees bus en dan zal het voor een mini-moskeeëntocht zijn!" En dat alleen het Vlaams Belang dat nog kan tegenhouden.
Gids Theo heeft "gerammel" gehoord in de bus en volgens hem "komt het niet van de carrosserie, maar van de honger in de magen heb ik begrepen." Wat mij intussen blijft verbazen is hoe hij alsmaar ronkende verklaringen uit zijn mouw schudt, ook bij de minste "bezienswaardigheid". Zelfs een bushalte(!) ontsnapt niet aan zijn formuleerdwang: "En de jeugd hier op dinsdagmiddag bij de bushalte, zoals u weet zijn het allicht nog examens en hebben zij dus vroeger hun dagtaak beëindigd." Wat ook opvalt is dat de inzittenden zijn meanderende uiteenzettingen en zijn oeverloze zinsconstructies gewillig ondergaan. Blijkbaar hoort die wolligheid bij kerstmis.

In Geel houden we ons middagmaal in De Gasthuishoeve, een brasserie die bedolven ligt onder de kerstbomen, glinsterende ballen, nepsneeuw, dennenappels, slingers en lampjes. In zo'n kerstdecor kunnen natuurlijk ook de levende dieren niet ontbreken, en dus staan er hokken met konijnen ("ja mannekes, met pruimen is dat heel lekker!")
In de gelagzaal zelf klinkt de negenentachtigste versie van I'm dreaming of a White Christmas en op de papieren servetten worden ons Prettige Feestdagen & Een Voorspoedig Nieuwjaar gewenst door "Alexander, Caroline, Mario en het ganse team!"
Guy wrijft zich in de handen en bestelt ijsblokskes bij zijn soep, "want 't is warm buiten!" Mijn directe tafelgenoot is Lode, hij is ondervoorzitter van het Davidsfonds en hij zal me tijdens de dagsoep en de kalkoenfilet met veel plezier onderhouden over de geschiedenis van Halle en over de top-kleinkunst-avonden die “zijn” Jong Davidsfonds in de jaren zeventig organiseerde: Boudewijn De Groot 500 man! Zjef Vanuytsel 500! Raymond VHG, zeven man, ("'t was in het begin van zijn carrière!") Lode somt ook de diverse voordrachten op die ze al gehouden hebben en als hij ook de vele reizen én de vele bedrijfsbezoeken van het Davidsfonds heeft overlopen (de kerncentrale van Doel! de suikerfabriek van Tienen! de Post van Vilvoorde!) klinkt het beleefd "of wij misschien ook eens de Humo kunnen bezoeken?!" 

‘s Gravenwezel - wzc Sint-Jozef. © Jan Hertoghs

s Gravenwezel - wzc Sint-Jozef. © Jan Hertoghs

Jezus en de frisco
Als we terug in de bus zitten heeft de gids een klassieker klaar: "Mag ik vragen wie niét aanwezig is?" en natuurlijk roept er iemand: "Ikke!" Waarna Theo een opsomming aanvat van alle stallen die we in de namiddag nog zullen zien en dat ons motto moet zijn: " We proberen zoveel mogelijk mee te pikken, maar we laten wel àlles staan!" Ik kan er niet genoeg van krijgen, van zijn melige grapjes. Maar de bus lacht amper, wat doet vermoeden dat een zekere resistentie ontstaat naarmate een mens aan meer groepsreizen deelneemt.
In Kasterlee stoppen we bij de oudste buitenstal, hij staat er al van 1956, en vier dagen voor Kerstmis ligt er al een kind in de kribbe ("'t is zeker een prematuurke!") In de vlakbij gelegen Herberg Den Leeuw is een "jaarlijks wonder" te zien. Hier stelt de plaatselijke volleybalclub zijn indoor kerststal tentoon en elk jaar ziet die stal er anders uit "alnaargelang de sponsor". Voor dit jaar is dat het Ijsboerke uit Tielen en dus is de stal met friscostokjes opgebouwd en ligt het kind Jezus op een laagje cacao en brésilienne-nootjes. In voorgaande jaren is de stal ook al opgetrokken geweest uit "ca. 16.000 koekjes" (General Biscuits), uit deegwaren (Anco), speelkaarten (Carta Mundi), koffieproducten (Miko), gerecycleerde kunststoffen (Ravago Plastics) en  woudvruchten (met dank aan de supermarkten Cash.
Weer de bus in en nu gaat het naar de abdij van Postel. Op de achterste rij van de bus doet het middagmaal intussen zijn werk, het knikkenbollen neemt een aanvang en in Postel schieten een paar monden met luide snurk overeind. Ze horen Theo nog net zeggen dat we na drie kwartier vrije tijd verwacht worden in taverne De Beiaard "waar het gezellig vertoeven is en waar ieder zijn eigen consumptieverwachtingen kan invullen..." - en waar gij zeker een commissie op den drank hebt , wordt er tussen de zetels gemompeld.
De meeste busgenoten lopen langs de abdijwinkel om kaas en brood te kopen, enkelen stappen binnen in de kerk waar gelijk drie-vier handen op de chauffage worden gelegd: "Amai, zo warm! En in zo'n grote kerk! Die rekening zou ik niet graag betalen!" Guy vindt het een schone kerk en als hij iets schoon vindt, dan is het : ça tombe avec (dat valt mee!) Als we met de bus vertrekken heet dat bij hem: nous sommes chemin (wij zijn weg!)
In de taverne drinken we een tripel en Guy vertelt met begeestering over zijn KWB met honderdtachtig leden "tussen de 18 en de 93 jaar". In Halle zijn er zelfs vier KWB's, ze tellen samen duizend leden! ("Van een verenigingsleven gesproken, dat is er één!") Terug onderweg valt er vanuit de ramen niet veel anders te zien dan donkere dennenbossen en dus doet de gids de geschiedenis van Postel uit de doeken. Na drie volzinnen sist Jos: "Dat heeft 'm niet zelf geschreven! Dat komt letterlijk uit het menuboek van taverne De Beiaard. Ik heb het daarjuist nog zitten lezen!"

Via de kerststal van Dessel komen we bij de kerststal van Mol "waar we niet gaan uitstappen, maar waar onze chauffeur Frans even een rondje gaat maken langs de stal." Dat rondrijden tussen de geparkeerde auto's blijkt geen sinecure, iedereen in de bus is getuige hoe onze chauffeur "centimeterwerk, wat zeg ik, millimeterwerk moet verrichten" om zijn ronde te maken, "proficiat, Frans, proficiat!" Theo is ook nog onvermoeibaar. Bij een verlichte maar voor de rest doodgewone spar heet het: "En deze mooie boom wenst ons blijkbaar een zalig kerstfeest toe en dat is toch meegenomen!"Vanuit de Kempen zijn we nu op weg naar het Hageland en de eerste gemeente die we passeren is Zichem: "Natuurlijk roept dit bij ons allen herinneringen op aan hoe-heet-hij-ook-weer? De Zwarte eh... De Witte van Zichem!”




Van Zichem is het slechts een korte rit naar Scherpenheuvel. Naast de basiliek is een klooster en daar bezoeken we een tentoonstelling van "plusminus 450 stallekes waardoor we ons totaal boven de 500 brengen!" De stalletjesgaanderij wordt bewaakt door een copie van Basil Fawlty, hij beent nerveus door de gangen, roept dat de mensen moeten aansluiten en niks mogen aanraken, en zo sjokken we langs beeldengroepjes uit Polen, Haïti, Egypte, Rwanda, Peru, en vele anderen. De Vlaamse bezoeker is zoals steeds te herkennen aan zijn praktische overwegingen ("Ik zou niet graag die mens zijn die dat allemaal moet inpakken en in bananendozen op de zolder zetten.")
Na de tentoonstelling gaat de helft van de bus nog een grote noveenkaars aansteken in de kaarsenhal bij de basiliek: zo tegen nieuwjaar moeten wenseopslaann en voornemens toch op een hogere waakvlam worden gezet. Theo meldt dat het "tijd is voor de innerlijke mens die nu kan aanschuiven in restaurant De Ram."
Sommige medereizigers staan in het Brabantse Scherpenheuvel "met hun kop naar huis", maar de gids stipuleert dat er nog naar het Limburgse Donk (bij Herk-de-Stad) gereden wordt waar nog eens 45 stalletjes en 400 versierde huizen wachten. De meeste kerstreizigers zijn al om zes uur vanmorgen opgestaan (om het vertrek van half acht te halen) en ze zullen pas rond tien uur weer in Halle zijn. Een tocht van meer dan veertien uur dus. Ik verlaat de groep bij het station van Diest en Theo is geheel zichzelf als hij de microfoon neemt: "We gaan nu afscheid nemen van humor...eh van Humo bedoel ik!" Ook de woorden van de voorzitter zijn passend," nous sommes chemin, makker!" en dat "het wel geen stille nacht zal zijn" als zij straks zullen thuis komen.

Onderweg met de gepensioneerden van Herenthout. Let op de kerstversiering langs de ramen. (Ingescand uit Humo/ Herman Selleslags)

Onderweg met de gepensioneerden van Herenthout. Let op de kerstversiering langs de ramen. (Ingescand uit Humo/ Herman Selleslags)

Afblijven A.U.B.!
Een week later, het is dan 28 december, sta ik om half één aan de kerk van Herenthout waar het verzamelen is voor de plaatselijke KBG (Kristelijke Beweging van Gepensioneerden, de vroegere Katholieke Bond van Gepensioneerden). De bus vertrekt pas binnen een half uur, maar tweederde van de zetels is al ingenomen door medereizigers die "een goed plaatske willen hebben". In de autocar van de firma Molengalm uit Oelegem is de kerstsfeer danig aanwezig. Op de ruiten kleven stickers met sneeuwlandschappen, tussen de gordijntjes steken takjes hulst en dennengroen en langs de raamranden zijn zilveren slingers aangebracht die blikkeren in de zon. Wat de gesprekken betreft, die zijn nog van alledag: "Hebt ge 't gezien in de gazet? D'r komen weer nief belastingen van 't milieu! Ne mens moet al betalen voor wat 'm in zijn stoof steekt, en straks betalen we ook nog voor de smoor die uit ons dak komt!"
Als alle aanwezigen zijn ingestapt, ik tel hoofdzakelijk vrouwen van boven de zestig, stelt het "team van Molengalm" zich voor. "Allemaal ne goeie middag. Ik ben Mark de chauffeur en ik wens u eerst en vooral een zalig kerstfeest." Naast hem zit de jonge Ingrid die al bijna aan haar vijftigste kerststallentocht toe is in twaalf jaar. Ze beschrijft de gevarieerde route die we zullen nemen, en eindigt met de woorden "dat kerstmis geen kerstmis is zonder een kerststallentocht!" (Applaus!!)
Naast mij zit Gusta, ze is 74, ze vraagt of ik soms voor het parochieblad werk, en wij gaan het vandaag goed met mekaar kunnen stellen, zij is alleen en ik ben alleen, het zijn bomen die mekaar niet kunnen tegenkomen, we babbelen erop los.
De eerste stop is de Willibrorduskerk in Berchem waar veertig stalletjes uit privécollecties staan opgesteld. In de kerkbeuken krijg ik al snel de spuiter van ons gezelschap in de gaten, het is Aloïs, hij zoekt "speciaal" groepjes van vrouwen op "om ze te doen lachen". Aloïs is zo'n klapekster die op àlles commentaar geeft, en hier in Berchem is hij gelijk vertrokken. Bij alle stalletjes staat telkens de naam van de verzamelaar en volgens Aloïs is meneer Afblijven A.U.B. met voorsprong dé grootste verzamelaar!
In de bus vindt Ingrid dat "we reizen om te leren" en dus schetst ze in enkele lijnen de geschiedenis van het kerstfeest en ook van de kerstballen, "die de uitloper zijn van een heel oud gebruik, namelijk dat blinkende voorwerpen de kwade geesten weghielden van huis en erf". Gusta knikt tevreden, "dat weten we weeral", en "dat een mens nooit te oud is om te leren" en dat ze de kruiswoordraadsels van de Humo oplost in de wachtzaal van de dokter. We zijn al kameraden! 
Via de kerststal van Schoten-Donk gaat het naar Brasschaat. We rijden langs de villabuurten ("hier ergens moet het stalleke van Jean-Marie Pfaff staan!") en komen op de wijk Driehoek waar de figuren in de stal lookalikes zijn van gekende figuren in de parochie. Een open deur voor Aloïs natuurlijk: Kijk, daar staat onze chauffeur! Oh nee, het is den ezel! De plaatselijke gids legt uit waarom er tralies van betonijzer voor het stalletje staan: "Spijtig genoeg krijgen wij hier ook te maken met stijgende jeugdcriminaliteit en moeten we onze figuren tegen vandalisme beschermen." Hij verwijst naar de stal op de Grote Markt in Antwerpen waar de mensen zich "erger gedragen dan in de dierentuin: in het stro vinden ze pakjes friet en lege champagneflessen" en de levende Jozef aldaar "is al eens afgeslagen door zatlappen!" De groep rilt, Antwerpen is toch een slechte stad!

Op een boogscheut van Brasschaat staat de Sint-Jozefskerk van Gooreind. Naast het altaar wordt "De Kerstnacht van een stroper" uitgebeeld, een kerststal-setting met échte hoge berken en échte hoge dennenbomen, alleman staat te kijken, schoon zeg, heel schoon! Aloïs monstert intussen het grote kruisbeeld aan de muur: " Dat is ne Vlaamse Jezus, dat kan ik zo zien! Ge kent toch het verschil tussen een Vlaamse en een Hollandse Jezus? Een Vlaamse Jezus staat met de voeten naast elkaar, en een Hollandse Jezus met de voeten óp elkaar, dat is goedkoper, dan moeten ze maar één nagel door zijn twee voeten timmeren!" Als reïncarnatie bestaat, dan komt Aloïs terug als scheurkalender.
Omdat we een stukje banale snelweg moeten nemen richting Hoogstraten leest gids Ingrid haar eerste kerstverhaal voor, "de titel is toepasselijk voor de autostrade en heet Het Tankstation". Het gaat over een meisje dat verliefd is op een zacht iemand die ze ontmoet heeft in een tankstation, en na drie minuten van cryptische romantiek blijkt het... om een teddybeer te gaan. Gusta is de eerste om hard in de handen te klappen, wat maakt dat de rest van de bus ook applaudisseert. "Ge moet zoiets aanmoedigen," zegt ze, "een gids moét ambiëren!"

Lichten uit
In het grensplaatsje Meer is er een "koffiekoekenstop" en natuurlijk zit de reporter aan het aparte tafeltje met de gids en de chauffeur. Mark haalt nog een reden aan waarom de bustochten minder volk trekken: "De jonge generatie gepensioneerden is actiever, die wil niet met de bus, die wil met de eigen auto erop uit. Zo'n busreis is typisch voor de oudere generatie, die gaat nog graag in groep weg; en uiteraard zijn daar veel vrouwen bij van boven de zestig, dat is een generatie die nooit heeft leren chaufferen." 
Op de middag was het nog country en K3 in de bus, maar nu de schemer begint te vallen, kiest Ingrid voor de kinderkoren en licht klaaglijke liedjes als Susa Nina en Hoe leit dit kindeke. We passeren de kerk van Hoogstraten en stoppen aan het begijnhof. In die kerststal herken ik meteen de grote plaasteren beelden. Dié heb ik als kind ook nog in de kerk gezet, samen met mijn vader die koster en organist was! De os met de grote neusgaten, de schapen met hun riempje om de nek, de jonge herder die buigend zijn hoed afneemt, wat een weerzien na al die jaren. 
Onderweg naar Merksplas drukt de duisternis tegen de ramen van de bus, alleen de sneeuw van gisteren is nog te onderscheiden, op de velden en tussen de huizen. Ingrid vertelt haar tweede verhaal: over een arme grootmoeder die met haar kleinkind een kerstboom gaat "stelen" in het bos van de kasteelheer. Mark knikt goedkeurend, hoe ouderwetser het verhaal, des te beter voor de sfeer!

De kerststal van Merksplas: echt iets voor Schöner Wohnen. (Ingescand uit Humo/ Herman Selleslags)

De kerststal van Merksplas: echt iets voor Schöner Wohnen. (Ingescand uit Humo/ Herman Selleslags)

De stal van Merksplas verdient een plaatsje in Schöner Wohnen, het is de zuivere fermettestijl met een interieur vol oud alaam (kafmolen, strosnijder, boterton). De groep keurt de beelden en alleman is het erover eens dat de timmerman Jozef er opvallend vrolijk bij staat, "die mens heeft precies nog niks meegemaakt in zijn leven!"
De groep stapt weer in. Ingrid telt de aanwezigen ("Zijn er geen schapen van mij blijven staan in de stal?") en dan is het  tijd voor het derde verhaal, "dat is geschreven door de Kris, de baas van de Molengalm!" Om in de sfeer te komen dooft chauffeur Mark alle licht in de bus, we zien alleen nog het dashboard en het klokje met digitale cijfers en stil wordt het als Ingrid zacht fluisterend in de microfoon praat. En terwijl we langs een drukke weg rijden met schreeuwerig reclamelicht van E5 Mode, Texaco en Delta Lloyd, bevinden we ons in de huiskamer van een oud vrouwtje dat haar man verloren is in de oorlog, het is kerstavond 1955, aan de overkant van de straat zet de huisbaas een gezin op straat en zij nodigt die berooide familie aan de bescheiden feesttafel, waardoor het toch nog écht kerstmis wordt! Het verhaal eindigt ermee "dat een warme gloed zich meester maakt van alle aanwezigen", en dat is ook in onze bus het geval, want er klinkt een luid applaus.

In Turnhout stappen we af bij de Zusters Clarissen die wijd en zijd bekend staan als de "zusterkes van de wassen beeldjes": iedereen die thuis een glazen stolp heeft staan, kent ze! Omdat het intussen flink donker én flink glad is schuifelen onze gepensioneerden voetje voor voetje en arm in arm over het bevroren kloosterpaadje. In de exporuimte is iedereen verrukt, "zo schoon dat het is!" Er wordt gewezen op de kippetjes in was, de eitjes in was, zelfs de rook uit het pijpje van de eierboer is helemaal van was! En ziet die schaapkes en die engelkes, die krullekes en dat haar, zo fijn gekamd! Gusta zegt dat "dit van het schoonste is dat een mens kan zien! Dees is nog echt Kerstmis, dieje kerstman, dat is niks!"
Aloïs is nuchterder gestemd en leest hardop de prijzen: stallen van 50 tot 500 euro, bussel hout een halve euro, nestkastje één euro, schapen gaande van tien tot achttien euro. Een medereizigster vertelt achter de hoek "dat ge toch moet uitkijken met die was". Zij bezit een kindje Jezus onder stolp en in de warme zomer van 2003 "is dat nekske gesmolten en lag dat koppeke d'raf." Ze hebben het niet kunnen repareren, "er steekt nu een stokske in."

Bij de Clarissen in Turnhout: “In de hete zomer van 2003 is Ons Lievrouwke gesmolten onder haar stolp.” (ingescand uit Humo/ Herman Selleslags)

Bij de Clarissen in Turnhout: “In de hete zomer van 2003 is Ons Lievrouwke gesmolten onder haar stolp.” (ingescand uit Humo/ Herman Selleslags)

In het donker wacht de bus met verlichte ramen en gloeiend achterlicht, sfeervoller kan een autocar niet zijn, en iedereen komt handenwrijvend en kraagschuddend ingestapt, ("amai! goe koud zenne!") Ingrid kondigt aan dat we genoeg stallekes gezien hebben en dat we gaan avondmalen "in een schuur!" Geen echte schuur natuurlijk, maar zo'n doening van bakstenen en balken waarmee een feestzaal voor groepen is gemaakt. En het komt zeker door al die stallen en strooien daken die we vandaag gezien hebben, want tussen de pistolets en de vlaaien gaat het algauw over de levensomstandigheden van vroeger. Straten zonder licht, ge moest zien dat ge niet in de gracht sukkelde! En slapen! Met zeven kinderen op de zolder en drie kinderen in de kelderkamer. En koud! De rijm stond op de binnenkant van uw deken. Het wijwater barste uit de fles. Er was ook geen chauffage, er stond maar één stoof in het hele huis, dat was alle warmte die er was. "Ja, wij zijn gelijk kiekens groot gebracht. In een klein kot, in de kou en in het donker! De jonge soort, die kent dat niet meer, die weet niet hoe het vroeger was, die heeft het véél te goed!" En de slotsom is dan ook: "Wij hadden weinig, maar wij waren gelukkig. Nu hebben ze àlles, maar zijn ze nu gelukkig?!"  

Vlucht naar Egypte
Op het marktplein van Turnhout en tegen de gevel van de Sint-Pieterskerk staat de grote kerststal, intussen al zevenenveertig jaar, en in die tijd is er natuurlijk een en ander gebeurd: "Zes jaar geleden hebben ze Jozef uit de stal gehaald en op een bank in een bushalte gezet," dat heeft nog in de gazetten gestaan! Bij de stal verzamelen zich intussen ademwolkjes van het koor Campinaria "dat een aantal liederen ten beste zal geven". De koorleider, een man met lodenjas en  tirolerhoedje, spreekt ons lang en onverstaanbaar toe, hij mommelt nààst de microfoon. Aloïs vraagt of ik die mop ken, van de os en zijn kloten, maar hij moet zwijgen van voorzitster Julia, ssssjt! het koor begint! Aloïs houdt de stilte niet lang vol, twee minuten later staat hij weer bij mijn oor, "weet gij waarom dat Jezuskind in een kruiwagen ligt in plaats van in een kribbe?! Met die kruiwagen kan Jozef straks rapper rijen op de vlucht naar Egypte!"
We rijden Turnhout uit via de Bevrijdingsstraat. Chauffeur Mark dooft weer alle lichten want er valt veel te zien! Zowat elke bewoner heeft langs ramen, dakgoten, boomtakken en garagepoorten een spoor van lichtserpentines getrokken, een feeëriek landschap dat ook nog eens dichtbevolkt wordt door verlichte hertjes met gespitste oren. De halve autocar staat recht om beter te kunnen zien, Mark houdt een snelheid aan van  drie km per uur en als soundtrack heeft Ingrid gekozen voor een zeer trage versie van I'm dreaming of a white Christmas.              

In 2001 voerde Busreizen Molengalm nog opvallend reclame voor zijn kerststallentochten: de kribbe in een laadbak van een vrachtwagen. (GVA 27/12/2001)

In 2001 voerde Busreizen Molengalm nog opvallend reclame voor zijn kerststallentochten: de kribbe in een laadbak van een vrachtwagen. (GVA 27/12/2001)

Via de stal van Beerse waar de ezel niet antwoordt als de halve groep i-a! i-a! roept, volgt Mark kleine asfaltwegen tot bij een donker dennenbos. De binnenverlichting gaat uit, ook de koplampen doven en Ingrid duwt een cassette in. Buiten waait een gestage stuifsneeuw langs de ramen, en binnen komt nu een stormwind door de bus geblazen. Het is echt huilen en janken in de stilstaande autocar, en een vrouwenstem fluistert: “Hoort de wind eens fluiten, mensen! De schoorsteen lijkt wel een orgelpijp!" En zo begint een minuten durend ingesproken kerstverhaal. Er zijn vrouwen en mannen die houtgeschaafd Nederlands spreken, er klinken voetstappen, er wordt aan deuren geklopt en er piepen scharnieren. Fascinerend is het om nog eens zo'n luisterspel te horen én terwijl op tweehonderd meter afstand de snelweg te zien met zijn internationale transporteurs die zich door de eenenwintigste eeuw reppen. Wij bevinden ons intussen in een verhaal waarin de dieren nog kunnen spreken. (De uil vraagt: waar is het kindeke gebo-oh-oh-ren? En de geit antwoordt: in het stalleke van Bèèè-tle-hèèèm!) Dan galmen er klokken door de bus, einde van het verhaal, en applaus op alle banken. Gusta is van één ding zeker: "De thuisblijvers weten niet wat ze gemist hebben!"
Ingrid zegt dat we op weg zijn naar onze laatste stop, het gehucht Hemeldonk bij Gierle. Daar zal het kerstspel "En waar de sterre bleef stille staan" van Felix Timmermans opgevoerd worden, en daar zullen we "dus samen met de hoofdfiguren Pitje Vogel, Schrobberbeek en Suskewiet" getuige zijn van een wonder in de kerstnacht, "méér ga ik u nog niet verklappen!!" De bus draait op een zandparking waar al enkele auto's staan en via een pad komen we op een plek waar een grote kerststal staat opgesteld temidden van meerdere drankstallen met soep, warme chocomel en hete Glühwein uit grote thermoskannen. Vlaamser kan de combinatie van devotie en drankverbruik niet zijn. Op het podium en voor de geschilderde sneeuwvelden en knotwilgen wordt een mirakelspel opgevoerd voor onze aandachtige groep, maar op geen twintig meter staan jongere koppels die luidruchtig aan de warme wijn slurpen en over verbouwingen en nieuwe opritten dazen.

Het kerstspel in het gehucht Hemeldonk : een kerststal omgeven door drankstallen. (Ingescand uit Humo/ Herman Selleslags)

Het kerstspel in het gehucht Hemeldonk : een kerststal omgeven door drankstallen. (Ingescand uit Humo/ Herman Selleslags)

Puree van medeleven
Na afloop zeggen de bezwete amateurs dat ze het spel al meer dan dertig jaar "uit hunne frak schudden", maar dat de kerststallen en kerstspelen elk jaar minder volk trekken ("vroeger stonden hier op zo'n avond tien bussen, nu staat er hier maar één").
Dat is natuurlijk onze bus en terwijl we weer huiswaarts rijden, heeft Ingrid nog een laatste uitsmijter, "een heerlijk menu, voor het geval ge niet weet wat klaarmaken met de nieuwjaar". Het gaat over "een voorgerecht met een mootje eenvoud en een maatje vergevingsgezindheid op een bedje van goede wil... een hoofdgerecht van geloof, hoop en liefde gelardeerd met stukjes barmhartigheid en overgoten met een saus die gebonden is met godsvertrouwen... voor de grote eters is er daarbij ne puree van medeleven, mededogen, en medemenselijkheid... en als dessert hebben we een ijsje engelengeduld overgoten met een royale scheut rechtvaardigheid en geserveerd op een bedje van dankbaarheid. De prijs van dit menu is welgeteld nul euro, inclusief BTW, Bezorgdheid, Toewijding en Wijsheid dus. En als ze u vragen van wie ge dat recept gekregen hebt, dan moet ge zeggen: van de man wiens verjaardag we met kerstmis vieren!!"
Waarna heel de bus nog een theelichtje krijgt met opschrift Molengalm :"als ge 't aansteekt zult ge hopelijk met een goed gevoel terug denken aan deze tocht ", en tenslotte nog een applauske wordt gevraagd voor de chauffeur en ook een applauske voor de gids, en ik het onbestemde gevoel krijg dat deze bussen van goede wil binnen tien jaar allicht niet meer bestaan.
We gaan de snelweg af en iemand roept: "We zijn bijna thuis, ik riek de stal al!" Je moet er maar op komen, na zo'n tocht.   

Nawoord: Charel Laureys is in 2019 gestopt met zijn tientallen kerststallen in Itegem. Hij en zijn vrouw zijn bijna 80, "we worden te oud voor al dat werk en er is geen opvolging bij de jeugd." 

Hedendaagse kerststal in Broechem. Met parkeerborden, verplichte wandelrichting en plexi-wand . In 2017, dus lang voor corona.  © Jan Hertoghs

Hedendaagse kerststal in Broechem. Met parkeerborden, verplichte wandelrichting en plexi-wand . In 2017, dus lang voor corona. © Jan Hertoghs

Vorige
Vorige

Verdwaald in de sneeuw van de Hoge Venen

Volgende
Volgende

De Grote Glühweinroute (revisited)