Jodelen: de nieuwe superverspreider van corona
Het stond op 20 oktober in de Frankfurter Allgemeine en op tal van nieuwssites. Het Zwitserse kanton Schwyz dat totnogtoe één van de minst besmette regio's van Zwitserland was, kende ineens een uitbraak "die te vergelijken was met de zwaarste uitbraken in Italië en Spanje". De oorzaak was een "jodelmusical" die door 600 personen was bijgewoond. De mensen zaten ver genoeg uit elkaar, maar niemand van de zangers of de toeschouwers droeg een mondmasker. En zo konden de "virus-aërosolen zich langdurig verspreiden in de polyvalente zaal". Het jodelfeest werd een superverspreider. Meer dan 300 aanwezigen raakten besmet, het hospitaal van Schwyz kon de toevloed van patiënten niet aan.
Dat jodelen populair is in Zwitserland is geen nieuws. Maar dat het jodelen een zeer ernstige zaak is, dat zal u misschien voor het eerst kunnen lezen. Het Zwitserse jodelen kent bijvoorbeeld een even zware landelijke competitie zoals het voetbal bij ons. Je kan promoveren en je kan degraderen. En zoals met de beste voetballers: je kan er nu ook ziek van worden.
Humo augustus 1991 - licht herwerkt en ingekort © Jan Hertoghs
“Jodelen is aan zeer strenge regels gebonden. Elke zanger moet zijn handen diep in zijn zakken hebben."
Ik moet u het relaas doen van mijn persoonlijke zoektocht, een queeste naar één van de meest bespotte, belachelijk gemaakte en onnozel voorgestelde vormen van muzikale expressie, met name: het jodelen.
Dit is een serieus artikel, we gaan het ernstig met mekaar menen en en om u te tonen van hoever ik gekomen ben, moet u met mij meegaan naar een januarimorgen in 1986. Ergens in Midden-Zwitserland, meer bepaald nabij Einsiedeln rijdt een gele postbus naar een wedstrijd "sneeuwbeeldhouwen"; aan boord zijn dertig jongelui uit meerdere Europese landen. De zon komt roze op boven de besneeuwde bergen, en de chauffeur die elke voetganger langs de weg al met opgestoken hand begroet heeft, zet plots een jodel in. Geen korte jochei zoals hij die allicht vermag af te steken bij een overmoedig genomen haarspeldbocht, maar een echt zangstuk van bijna tien minuten. Op de achterste bank schieten vier Belgen, waaronder mezelf, in een besmuikt lachen en ze sturen van diep achter de zetels gekwelde kattenkreten naar voren: mi-auw! mi-auw! De bestuurder jodelt verder alsof hij het niet hoort. Hoe diep we hem in zijn ziel geraakt hebben kom ik pas op 31 januari 1989 te weten. Op die dag is er op de RTBF een documentaire over de traditionele jodelzang in een kleine vallei in Centraal-Zwitserland. In die kleine vallei volgen de filmmakers een familie van authentieke zangers, ze beoefenen het "natuurjodelen". Het beeld dat ik onthou: in een idyllisch bergdorpje staat een mooi houten huis en in dat huis zitten twee jonge ouders met hun drie kinderen rond een tafel, en die ouders leren hun kinderen zachtjes jodelen. Toon voor toon, zoals de letters van het alfabet. Ik schaam mij ineens diep over mijn gedrag: dat jodelen van die buschauffeur was geen toeristen-jochei, dat jodelen van hem is even ernstig te nemen als a capella zingen of gedichten schrijven.
Ik neem mijn ideeënschriftje en ik noteer. WAT: Jodelen (ernstig) WAAR: Muotatal (Ch) WIE: Hugo Zemp (RTBF).
Meer dan anderhalf jaar later bel ik regisseur Zemp die niet op de RTBF, maar in een wetenschappelijk instituut in Parijs blijkt te werken. Heel bekend is hij er niet, want ik moet hardop zijn naam blijven herhalen (Zinc? Senf?) voor ik hem aan de lijn krijg. De heer Zemp is niet blij dat ik zijn programma een goed programma vind. De heer Zemp vindt dat ik niks te zoeken heb in het Muotatal. De heer Zemp wil geen adressen geven van jonge families die rond de tafel jodelen. De heer Zemp gaat mij zeker niet helpen, zegt hij, "want journalisten zijn niet te betrouwen. Eén keer heb ik mijn adressen in vertrouwen aan een journalist gegeven en nadien mocht ik bijna niet meer binnen in het Muotatal omdat mijnheer de journalist zo'n onnozel stuk had geschreven." Zie zelf maar hoe je er geraakt, sneert hij nog. Zempathieke man. Wil het jodelen zo'n beetje voor zich houden. Heeft zijn eigen onderzoeksterreintje tussen de alpenroosjes en de edelweissjes ontdekt. Brengt er goedkoop zijn vakanties door ("het is voor het werk!") en ik mag niet op zijn privé-territorium komen of hij zorgt ervoor dat de plaatselijke bevolking gesloten is.
Ik begeef me dan maar naar de Zwitserse Dienst voor Toerisme: weet Anne-Marie Harms waar men het oerjodelen nog aan de kinderen leert? En kent ze jodelaars die mij de Filosofie van het jodelen kunnen uitleggen? Ze weet van mijn volgende reportage over de "redders van de Eiger" en ze zegt dat ik beide moet combineren. In datzelfde Grindelwald (bij de Eiger) is een jodelclub "en daar zitten zeker mensen tussen die u over het traditionele jodelen kunnen vertellen".
Om me voor te bereiden stap ik alvast naar de bibliotheek en daar vind ik het naslagwerk "Volkskunst der Schweiz", in 1922 door ene professor Richard Weiss geschreven. Ik lees dat jodelen "vaak voorkomt bij eenzame herders in de bergen die in urenlange jodelmonologen uiting geven aan hun gemoedsstemming." Ha! Geef mij de eenzame herders! De gegroefde voorhoofden! De getaande wangen! De grijze stoppelbaarden! Eenzame herders, bestaat gij nog? Zeg mij, waar kan ik u vinden in 1991?
In dat naslagwerk alvast één heel vreemde illustratie op pagina 227. Een man staat allenig te jodelen op de rand van een vrij hoge rots. De man staat er met een baard, een gezwollen borst én een gestrekte vinger in zijn oor. Het onderschrift: "Alpler jodelt ins Tal hinunter -den Finger ins Ohr." Het is een bijzonder gezicht, die ouwe geitenboer die daar als Paul McCartney staat te zingen op 1200 meter boven de zeepsiegel. Elders lees ik ook dat "kleine groepjes jodelaars mekaar soms bij het Ohrläppchen vatten bij het gezamelijk jodelen". Dat vind ik aandoenlijk, dat er ergens in Europa nog mensen bestaan die mekaar tijden het zingen bij dat allerkleinste lichaamsdeeltje vasthouden. Dàt moet ik zien!
Ik reis naar Grindelwald, een toeristenoord in het Zwitserse Berner Oberland. Voor mij zitten twee leden van de plaatselijke jodelclub, Samuel Michel (53) is leraar, Christian Egger (69) is gepensioneerd spoorwegbeambte.
Ik val met de deur in huis. In België, zeg ik, is jodelen synoniem voor slecht zingen, voor onnozele refreinen, en voor ha-la-li met een hoed op. Belgen lachen als ze het woord jodelen horen. Beiden kijken ze mij aan, zichtbaar geschokt: denkt men er werkelijk zo over in uw land? Ik knik zachtjes van jawohl. Nee, dat hadden ze niet kunnen denken van België. Zijzelf kunnen niks kwaads over ons land verzinnen, hoe komt het dan dat de Belgen? Ik zeg dat mijn arikel iets aan dat Grote Misverstand wil doen, dat mijn blad honderdduizenden lezers heeft en dat die na het artikel wel ànders zullen denken .En zo zijn ze maar al te bereid om mij te helpen.
Egger: "Onze familie woonde in een kleine vallei. Ik ben daar nogal eenzaam groot geworden. Op een dag voelde ik me heel weemoedig, ik was zo'n jaar of zeven, en terwijl ik de koeien hoedde, welden die jodeltonen ineens in mij op. Niemad had ze mij geleerd. Het waren tonen uit mijn innerlijk, uit mijn onderbewuste. Dat prangde en dat gonsde in mij en dat moest eruit."
Michel kreeg het ook met de koeienmelk binnen: "Als kind stond je 's avonds bij zo'n hut war ze kaas maakten en dan hoorde je dat jodelen bij die bezige handen die melk goten en boter karnden. Oh, ik hoorde dat zo graag, en dan die trage bellen van d koeien erbij, dat was allemachtig mooi."
Hij heeft gelezen dat jodelen ontstaan is als groet in de bergen. Boeren die verspreid in de bergen woonden en die mekaar over die honderden meters afstand groeten wilden, deden dat met een gerekte melodie."
Hij vindt dat de bergen zélf ook tot jodelen noden: "Een mens die boven op een berg komt, die kan toch niet anders dan juichen?! Die vreugde van naar alle kanten te kunnen kijken, dan zingt het van binnen en dan wil het naar buiten! Dat is het wezen van het jodelen, iemand jodelt wanneer zijn innerlijke natuur blij is met de natuur rondom."
De oudste jodel en tegelijk de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie is de natuurjodel. Die worden gezongen bij het melken, bij het vee hoeden, bij het houthakken enzovoort. Natuurjodels worden overgeleverd van vader op zoon en dat gebeurt uitsluitend mondeling. Tot voor dertig-veertig jaar was het totaal verboden om ook maar één jota van een jodel op papier te zetten. Een jodel op een partituur was zoveel als een vlinder op een speld gespietst.
Een jodel is een ingeving van het moment, het springen van de ene toon op de andere, het sneller dan weer trager 'overslaan' van borststem naar kopstem, dat is niet op een muziekblad te vatten. Notenbalken zijn als tralies voor de jodel. Een jodel komt uit de natuur, is het gezegde, en mag enkel op een natuurlijke wijze bewaard worden. Papier was zonde.
Tot meer en meer mensen het zonde vonden dat jodels verloren gingen omdat steeds minder en minder mensen jodelden. Rond 1950 is men begonnen natuurjodels op te schrijven. In het geheim en met een slecht geweten. Hadden de voorvaderen niet gezegd dat de jodel dood zou gaan als hij zwart op papier kwam te staan!
Jodelen in Bevordering
Ondertussen is de natuurjodel bijna uitgestorven. Men jodelt meer in de beslotenheid van het zanglokaal dan in de wijdsheid van de bergen. Deels omdat het isolement van de kleine berggemeenschappen afneemt, deels omdat de natuurjodel verdrongen is door het 'jodellied' (=jodel met strofe en refrein). Het jodellied is zo'n honderd jaar geleden vanuit Oostenrijk komen aanwaaien. Aanvankelijk was het niet meer dan een "en-de-boom-staat-op-de-berg-hali-hallo!- maar allengs werd het verfijnder en kunstzinniger. Zo kunstzinnig zelfs dat de natuurjodel nu als een "platte boerenjodel" wordt beschouwd.
Wie tegenwoordig lid wil worden van een jodelclub moet een opleiding klassieke zang gevolgd hebben, moet speciale stemtrainingen ondergaan en een aantal ademhalingstechnieken beheersen. Het gevolg van deze 'academisering' is dat vele natuurjodelaars niet langer in het openbaar durven te jodelen uit schrik voor 'boerenjodelaar' te worden versleten.
In 1991 zijn er in Zwitserland 700 jodelclubs. "En er komen er nog altijd nieuwe bij," zegt Michel, "in deze retro-tijd is jodelen in. Zoals men opnieuw de oude meubelen van opa opboent,zo haalt men ook weer het jodelen uit de kast. Het heeft dezelfde sfeer van authenticiteit."
Om de drie jaar houden de jodelclubs een Eidgenossisches Jodelfest, met tiénduizend deelnemers. Dat 'fest' is niet zomaar een zangfeest, maar hét grote competietreffen tussen de clubs uit de nationale jodelliga. Op het feest komen clubs uit eerste, tweede, derde en vierde klasse tegen mekaar uit. Wie goed zingt, promoveert. Wie slecht zingt, degradeert. Grindelwald zit samen met 250 andere clubs in de hoogste klasse. En in die eredivisie mogen ze geen steekje laten vallen. De uiterst strenge Kampfrichter letten niet alleen op zangritme en dynamiek, maar ook op de zuiverheid van het lokale dialect alsmede op kostuum en voorkomen. Elk ribje fluweel, elk kraagje moet heemkundig verantwoord zijn!
Nog een hoofdregel: iedereen moet met de handen in de zakken jodelen. De volledige hand moet in de broekzak. Geen duim aan de broeksriem! Geen pink overboord! Een jodelaar staat ook kloek rechtop, het hoofd lichtjes in de nek, het gezicht monter en opgewekt. Flauwe mondhoeken kosten punten!
De jodelsongs van de clubs ontstaan niet langer achter de koe, maar achter de schrijftafel van een heuse jodelcomponist. Er is zelfs een landelijke 'Sabam' die over de auteursrechten waakt als een jodel ergens wordt opgevoerd. Anderzijds bestaan er geen jodelzangers die de nationale hitparade bestormen. Dat is te commercieel, dat is tegen de principes. Nog zo'n principe: je vertolkt alleen materiaal van eigen bodem. Jodelaars uit Appenzell mogen enkel jodels uit Appenzell ten gehore brengen. "Mijn Kempenland" mag dus niet door West-Vlamingen gezongen worden.
Desondanks zijn jodelcomponisten in heel het land beroemd. En hun begrafenissen worden door honderden jodelaars uit heel Zwitserland bijgewoond. Op mijn eerbiedige vraag of er ook gejodeld wordt bij het graf blijkt er een verschil te zijn. Zij zijn protestant in Grindelwald, en daar is niet bon ton om te jodelen op een uitvaart. Maar in katholieke streken nemen ze alles wat losser, die doen het wel. Die componeren zelf volledige jodelmissen!
De meeste jodelclubs vind je in landelijke streken, maar grote steden hebben evengoed hun clubs. Dat zijn de zogenaamde Heimwehjodler. Veelal Zwitsers van het hoogland die om den brode in de grootstad wonen en werken. "Hun liefde en verlangen naar de bergen kunnen ze kwijt in het jodelen," zegt Michel. "Dat is echt heimwee. Die jodelen met de tranen in de ogen. Er zijn ook Heimwehjodler in Australië en Amerika. Voor al die emigranten is jodelen een manier om zich verbonden te voelen met de natuur van hun geboortestreek. En stedelingen die hele dagen een duffe kantoorbaan hebben, die wandelen als het ware door de bergen als ze 's avonds met hun koor kunnen jodelen."
Egger somt wat titels op uit een liedboekje, het gaat altijd over de natuur. Over een Murmelend Bergbeekje, over een Zonnige Morgen, een Stralende Dag, een Zoete Zomeravond, een Sneeuwwit Wolkenveld, of het Hagelwitte Edelweiss. Over het werk ook? Ja, over het Melken van de Koeien en het Trekken van het Paard, maar niet over De Tractor. Nee, zo ver gaan ze niet.
Men jodel-zingt ook niet over de vrouw, de liefde of de geboorte van een kind. Ja, zij weten dat dat vreemd klinkt, want het is mooi om over vrouwen of kinderen of de liefde te zingen, maar liever zingt men over Het Landschap, dat is zo zuiver, zo prachtig, zo allewijds schoon.
Dat er hier in Grindelwald alsmaar meer parkeergarages gebouwd worden en dat er op de hellingen alsmaar meer skipisten de koeienweiden kapotsnijden, ja, das tut Weh, maar dat kunnen zij met hun jodelen niet verhelpen. Er wordt ook nooit over de actualiteit gejodeld, dat zou heidens klinken. En het bejodelen van een glas witschuimend bier, is dat toegelaten? "Jodelclubs zijn géén drinkclubs," zegt Michel nadrukkelijk, "wij zingen dus niks dat zweemt naar eins, zwei, drei zaufen." En dat is toch lichtjes onbegrijpelijk als men weet dat de meeste jodelclubs mannenclubs zijn. Ook hun club bestaat alleen uit mansvolk. Want vrouwen in een jodelclub, en nu kijken ze onwennig naar elkaar, "dat is eigenlijk een teken van zwakte, een teken dat je niet genoeg mannen hebt kunnen vinden." Wie hun logica wil volgen moet als volgt denken: vrouwen kunnen makkelijker jodelen, dat lijkt een feit te zijn, dus als je echt wil presteren, dan zoek je mannen. Mannen zijn niet zo’n makkelijke jodelaars, dus als je die zware weerbarstige stemmen in de hoogte kan tillen, dan wordt dat blijkbaar ook hoger ingeschat.
Het gesprek stokt even na deze masculiene verklaring, of ik nog vragen heb? Jazeker, steken ze bij het jodelen een vinger in hun oor, en, houden ze mekaar tijdens een samenzang bij de oorlel? Ik had de vragen evengoed in het Nederlands kunnen stellen, ze weten bij God niet waarover ik het heb. Ik toon tekst en illustratie uit het boek van professor Weiss en allebei schieten ze in een luide lach: "Der Herr Professor heeft zich een oor laten aannaaien. Heel waarschijnlijk hebben die bergboeren mekaar voor de grap bij de oorlel gepakt en heeft hij dat voor wetenschap aangenomen, hahaha!" Jammer. Alleen al voor dat Ohrläppchen was ik helemaal naar hier gekomen.
Drama
Diezelfde avond logeer ik bij vrienden in Bern en zij vertellen dat ze recent een moderne film gezien hebben over het jodelen. In de bioscoop zelfs. Titel van de prent: "Alpenglühn (1987).Thema: een jonge vrouw uit de stad leert jodelen, maar als ze een tijdje lid is van een jodelclub komt het tot een conflict. Zij moet niks hebben van de oubollige teksten en heeft meer zin in het zuivere "natuurjodelen". De traditionele jodelzangers nemen dat niet en pesten de "indringer" uit de stad buiten. Neem het van mij aan: dit is niet zomaar een existentieel drama, dit is hét existentieel drama van Zwitserland: traditie versus vernieuwing, land versus stad, mannenmaatschappij versus vrouwenemancipatie.
Weer thuis leg ik "Mier Grindelwald" op, een Lp met 'the best of' van de jodelclub. Hoewel de Lp krom staat van de knullige harmonica-partijen en de gezwollen gezangen, staan er ook mooie stukken alpenhoorn en jodel op. Toch kras hoe die jodelaars zo lang en zo aangehouden kunnen jodelen. Het is alsof ze op de toppen van hun longen gaan staan om bij de toppen van de bergen te kunnen. Jodelen heeft iets van janken naar de maan. De arme hond in ons die huilt omdat hij niet bij de volle schoonheid der dingen kan.
In de volle uier
Weken later komt ook een langverwacht pakje met de post: "Zaüerli. Yodel d'Appenzell", 45 minuten jodel uit het kanton Appenzell (opgenomen door onze vriend Hugo Zemp!) Omdat ik geen cd-speler heb, klop ik aan bij onze bovenbuur Jan en alras klinken de koeienbellen stereo door zijn woonkamer. Het zijn niet alleen natuurjodels, het zijn ook natuuropnamen: men hoort boeren duchtig de neus schoon blazen, koeien rammelen aan de ketting, en ergens valt een lege emmer om. En terwijl je de melk met regelmaat van de tepels in de emmer hoort stroelen, sleept een trage, weemoedige zaüerli door de stal. Buurman Jan herinnert zich ineens dat Radio 3 (nu: Klara,jh) al eens een documentaire had over jodelen, in het kader van Ethnische Muziek. Tot zover de Humo-pionier die dacht dat hij baanbrekend werk verrichtte. In Brussel blijkt er al jaren een Jodel-Alwetende te huizen! (Niet veel later hoor ik ook dat Arnold Rijpens van Omroep Brabant al jaren geleden een "jodelspecial" heeft uitgezonden, met onder andere "cowboy-jodels" van Hank Williams.)
Bij Radio 3 krijg ik producer Herman Vuylsteke aan de lijn. Ja, hij heeft het al vaker over jodelen gehad. Niet alleen over jodelen in de Alpen, maar jodelen in héél de wereld. In Amerika, Afrika, Azië én Oceanië. "Uw jodelen van Zwitserland, dat is pure decadentie." De vooroordelen zijn de wereld nog niet uit, maar ik besluit hem toch te interviewen. En om die vraag niet telefonisch afgewimpeld te krijgen, zal ik Vuylsteke persoonlijk gaan opzoeken op de Reyerslaan, lokaal 2B31.
The jodel is the message
De producer is een beetje knorrig als hij me ziet. Hij is wekenlang ziek geweest en kijkt tegen een stapel werk aan. Hij heeft ook geen hoge pet van Humo, wat kan Humo schrijven over zo'n complexe zaak als het jodelen, dat wil hij nog wel eens zien! En hij hééft iets tegen die Zwitserse jodelaars. Die denken verdekke dat jodelen alleen in Zwitserland bestaat, die kijken niet over de grenzen: "Alle mensen associëren jodelen met Zwitserland, maar nergens is de de jodel zo plat als daar. Elders bestaan er veel rijkere tradities."
Of ik al van hollerin' gehoord heb? De jodel van de Amerikaanse Appalachen? Zoveel rijker, zoveel geschakeerder, zoveel authentieker dan de Zwitserse jodel. Hij zoekt een plaat uit de kast en vanop de pick-up klinkt een hijgend kort afknappend jodelen, -ahoe ahie ahaa aheu- alsof iemand van zijn longen een heftig balgje heeft gemaakt. A propos, heeft hij volgende week tijd voor een afspraak? Hoe langer hij in zijn agenda kijkt, hoe minder tijd hij heeft. Of het moet zijn dat ik hem nu wil volgen naar de mess van de BRT, dan kan hij onderweg verder vertellen.
Nooit eerder heeft een Belgische reporter een interview afgenomen over de complexe materie van het jodelen terwijl hij mee aanschuift voor een kalkoenlapje met prinsessenboontjes. Een historisch moment! Het lijstje échte jodellanden groeit aan tussen de soep en de kroketten: Noorwegen, Polen, Roemenië, Bulgarije, de Pyreneeën en niet te vergeten, de Pygmeeën! Die jodelen als ze op jacht gaan.
Heeft jodelen iets met de gemoedstoestand, het eenzaam-in-de-bergen-zijn? Vuylsteke lacht schamper. Alsof jodelen de blues van de bergen zou zijn? Poeh! Praat voor de toeristen! Elke muziek heeft in wezen te maken met hoe iemand zich voelt, dat is absoluut niet typisch voor jodelen. Jodelen -en dat moet ik goed onthouden- "is een vorm van communicatie. Jodelen komt alleen maar voor op plaatsen waar weinig mensen wonen. Bergbewoners jodelen om contact op te nemen met elkaar. En ze jodelen ook om hun kalmerende stem te laten horen aan de dieren die ze hoeden."
En zo komt hij erbij om het Zwitserse jodelen 'decadent' te noemen. "Er wordt niet meer gejodeld om het isolement in de bergen te doorbreken, er wordt haast uitsluitend gejodeld om een traditie te behouden. Wat ooit eenvoudig en volks was, wordt verfijnd, wordt gecultiveerd, geharmoniseerd en... gecommercialiseerd."
We zijn intussen al aan het dessert (broodpudding) en aan de Moti (spreek uit: Motsi), een Roemeens bergvolk, "zoals zij kunnen jodelen, magnifiek!" Hij heeft er opnamen en goeie vrienden gemaakt en ze blazen er ook op een alpenhoorn, geen kromme, maar een rechte hoorn, een zogenaamde tubnik. En dan heb je ook nog de sino-tibetaanse, de sino-laotiaanse en de sino-taï volkeren in China, die jodelen allemaal. Zoals de Miao (spreek uit: miauw), dat zijn van die heel kleine menskes, zoals die jodelen, ook weer magnifiek! Ik moet opstappen, zeg ik. Als ik nog vragen heb, dan neem ik wel de telefoonhoorn.
Zo, de zaak leek mij rond. De jodelkwestie afgedaan. Eén ding wilde ik nog doen: de muziekredactie van Humo vragen of ze ter illustratie een plaatbespreking kunnen afdrukken waarin het woord jodelen in zijn welbekende negatieve en onnozele zin is gebruikt. Frank Vander linden na een korte rondvraag: "Het spijt ons ten zeerste dat wij u niet kunnen helpen. Ik ben er zeker van dat wij allemaal al het woord jodelen in de door u aangehaalde pejoratieve betekenis gebruikt hebben, maar niemand weet nog bij welke plaatbespreking. U moet dat begrijpen, wij houden daarvan geen fiches bij (lacht)."
Kijk, dat lachen, dàt is er teveel aan.
NAWOORD: De moderne tijd heeft het “oude” jodelen intussen ingehaald. Voor het primitieve natuurjodelen bestaan intussen zelfs workshops en ook audio-cursussen. Je kan zelfs leren jodelen “zoals in het Muotatal”. En onze vriend Hugo Zemp zit er weer tussen! Klik hier