Katrina (2): de boswachters als redders van New Orleans
Waveland, Mississippi. Het kustplaatsje (7000 inwoners) blijkt met zijn naam het onheil van de zee te hebben afgeroepen: negentig procent van de huizen is geheel of gedeeltelijk verwoest en van de 100 vermiste inwoners zijn er 50 geborgen. Waveland is officieus uitgeroepen tot Ground Zero van de orkaan Katrina. De burgemeester zelf spreekt over een "tsunami" nadat golven van tien tot vijftien meter hoog de huizen hebben overspoeld.
Op vier kilometer van Waveland staan tientallen auto's dwaas langs de weg geparkeerd. Ze staan schuin omhoog tegen het talud, steken met de achterwielen in de gracht of hebben zich met een deuk tussen de bomen geparkeerd. Alle koetswerken en ramen zien grijs, de wagens zijn door de vloedgolven meegesleurd en hier gestrand nadat de zee zich terugtrok. Nog een hoge berm is de spoorbaan waar de Amtrak van Los Angeles naar Orlando (Florida) passeert: daar liggen de restanten van vier huizen op de rails alsof ze uit een helicopter zijn gedropt en uit elkaar zijn gespat.
Een kleine honderd meter verder zit het gezin Vezzoso in klapstoelen voor een kampeertent. "Wat vind je van onze airco?" openen ze de conversatie nu hun huis is weggewaaid en ze in de buitenlucht de nacht doorbrengen. Ze wijzen op de spoorweg en het eerste puntdak, "dat is onze zolder!" En dat er vreemde dingen zijn gebeurd, zie naar de kristallen vaas en de glazen kandelaars die ze hebben teruggevonden, "ons huis is kapot en toch zijn die delicate stukken glaswerk gespaard gebleven!" Of kijk naar het dak van de buren: "Dat is niet hùn dak! Hun dak ligt in het bos; het dak dat er nu op ligt, dat is van een andere straat komen aanwaaien, tweehonderd meter ver!"
Jeannis Vezzoso gaat kijken of haar zoon "al iets gevonden heeft op zolder", we lopen mee naar de rails, in het duister onder de spanten probeert hij nog iets van waarde uit de kapotte planken te sleuren. Het eerste dat hij vindt is een babypop-die-pipi-kan-doen en waarlijk, twee weken na de storm drupt het plasje op de spoorstaven, maar die pop "is niet van ons". Wel vindt hij het Mardi-Graskostuum van zijn pa ("toch 2000 dollar waard") en een stuk van de keukenmuur ("jullie kruidenrek hangt er nog aan"). Jeannis vraagt of hij geen witte doos ziet, dat is het belangrijkste stuk, daarin zit een kerststal uit het Heilig Land, de figuren zijn uit olijfhout gesneden, you know, zoals in de Hof van Olijven! Ik moet me inprenten dat dit waar gebeurt, dat ik 8000 km tot hier ben gevlogen en dat ik nu op een mijlenlange Amerikaanse spoorweg sta waar iemand in de gloeiende zon naar zijn kerststal zoekt onder het weggewaaide dak van zijn huis. Tien minuten later een schreeuw, I've found it! Jeannis is niet meer in staat de doos open te maken, ze valt snikkend voorover op het dak.
Het was the mother of all storms zegt haar man en hij vraagt zich af wat FEMA (het federaal agentschap voor noodhulp,jh) voor hen kan doen nu ze dakloos zijn: "Als we ze bellen, krijgen we de bezettoon of begint er een bandje te lopen dat ons naar hun website verwijst, maar niemand heeft hier stroom in huis!"
Twee straten verder past een man zijn ijzeren tuinhek opnieuw in de scharnieren, maar zijn huis zelf reikt amper één meter hoog. Alleen de fundamenten nog. En plots is het tastbaar hoe al die huizen hier op hun einde hebben staan wachten. Met gesloten deuren, met planken voor de ramen, en met binnenin dat hele stilleven aan bezittingen waarvoor jaren is gewerkt en gespaard en afbetaald: van de zetels en de tv tot de koelkast en de keuken, dat hele bestaan en op een halve dag kwam er een einde aan. Eerst striemde de zee alle luiken en deuren stuk en dan zoog de orkaanwind als een stofzuiger de meubels naar buiten. Gone with the wind. (Volgens Newsweek had Katrina de energie "van een atoombom van 10 megaton die elke twintig minuten explodeerde",jh).
Schietijzer
Slapen zou vanavond geen probleem mogen zijn want via via hebben we een logeeradres in de buurt van Waveland. De wegbeschrijving is veelzeggend: afrit 24 nemen op de Interstate ("let op, bord is weggewaaid") en dan de eerste weg rechts ("straatbord is weggevlogen") en "daar waar je een omheining ziet met een poort die aan stukken is, dààr is het!" En voor het geval we twijfelen, "op de oprit staat een beschadigde Yukon SUV en een Honda SUV met een boom op de voorruit." De bewoners J. en M. (we mogen alleen hun initialen noemen) kunnen niet verwittigd worden, dus die kunnen "misschien een beetje achterdochtig zijn tegenover vreemdelingen als jullie."
Die laatste waarschuwing is niet overbodig. Om te beginnen staan er zéven blaffende honden bij de oprit waardoor we het huis stapvoets rijdend moeten naderen. En net als we bij de garage zijn en een vrouw roepend vraagt wie we zijn, horen we achter ons een zware pick up: J. komt thuis! En hij duwt zijn vrouw zowat naar binnen, "wie zijn die gasten die jij zomaar binnen laat! En ik had je toch gezégd, altijd de revolver dragen!" Om erger te voorkomen, laat ik snel de mails zien waaruit blijkt dat ik al in België contact had met een vriend van hen. Die heeft hen willen bereiken in verband met onze komst, maar omdat de telefoon nog altijd out is, is dat niet gelukt. J. verontschuldigt zich: "Sorry dat ik zo bot was, maar ons leven is niet meer hetzelfde. Iedereen kan hier nu proberen in te breken, want niemand kan nog de politie bellen. We zijn dus op zelfverdediging aangewezen, them days of the Wild West are back again!"
J. heeft zijn revolver intussen losjes om de schouder hangen, iets waar we verder "niet op moeten letten", maar zo'n Smith & Wesson .38 blijft wel een schietijzer natuurlijk, zelfs al praten we nu over koffie en donuts. J. en M. hebben in Bay St Louis hun woonhuis verloren, maar hier in de bossen is J. een houten huis aan het bouwen dat door geen enkele orkaan kapot te krijgen is. Zijn recept: een binnenbepleistering met thermoplastische hardschuim op basis van polyurethaan. En of ik dat zo op willen schijven want J. is schrijnwerker en hij wil straks van die onverwoestbare huizen gaan bouwen in heel Mississippi, "én in België" stoot hij ons aan.
We drinken koffie in de poort van het timmeratelier, Lightnin' Hopkins schraapt door de avondlucht en zo neemt ook J. de gitaar bij de hals. De dag na de storm moest hij de blues kwijt en heeft hij een song geschreven, Hey, hey Katrina, you were comin' after us, but we survived. En om elf uur 's avonds klopt er een klein hart in de ruwe bast van J. En hij vertelt over hun kinderen die nu elders logeren en die hij in geen dagen gezien heeft. En over zijn vriend Charles die de storm heeft overleefd "liggend in een boot die aan de trekhaak van een auto hing". En over de eerste dagen na de storm, dat hij twee keer dacht dat er een vogelverschrikker in de bomen hing en dat het elke keer een huisvader bleek te zijn die zich aan een touw had geknoopt, "en als je dan zelf met een huis zit, dat schuin op zijn fundamenten staat en dat stinkt naar rot en schimmel, dan gaat zo'n hangende man niet snel uit je gedachten". Hij moet op zijn lip bijten. M. legt een arm om zijn schouder en ook in deze avond sjirpen de krekels alsof er niets gebeurd is.
's Nachts is er van nachtrust weinig sprake in onze tent naast hun huis. Niet dat we hard liggen op de bodem, maar het zijn de honden die zeshonderd keren geblaft hebben naar elke rat, muis en egel. Eén brutale hond steekt om vier uur ook zijn kop dóór de rits, en maar blaffen alsof wij dieven zijn, stom beest! af! Het blaffen is zo hevig dat J. met een grote zaklamp aan het raam verschijnt, twee keer gaat hij zelfs met een geweer over het erf om te checken of er geen plunderaars zijn.
Vandaag is het zondag én elf september. Om half acht nemen we afscheid van M. en rijden we naar de shopping plaza op de grens van Waveland en Bay St Louis. De supermarkten zelf zijn voor onbepaalde tijd gesloten, de hamburger- en pizzahutten hebben halfopen keukens waar het glas onder de voeten knarst en het frituurvet op de muren is gespat. Op de parking is een groot opvangcentrum van FEMA . Er is een gaarkeuken en een Rode Kruispost, er is een tent voor "toekomstige huisbemiddeling" met lange wachtrijen, en verder is er een slagveld van paletten en kartonnen dozen waar de overlevenden gratis voedsel, kleren, speelgoed, boeken en zelfs video's kunnen meenemen. Twee meisjes van tien en twaalf passen mekaar witte sandaaltjes aan, "can we have these, mama? - Sure you can! The price is allright."
Ik tel negen families die met hun ampele bezittingen al elf dagen op het asfalt kamperen, ze wonen onder een blauw zeil en ze vragen zich af "wanneer FEMA voor grotere tenten of noodtrailers gaat zorgen". Zoals ze hier naast de highway hun flapperend kampement hebben opgeslagen doen ze denken aan de migrant camps in The Grapes of Wrath, ook die ontheemden van de jaren dertig waren huis en werk verloren.
Op het andere eind van de plaza is een bevoorradingspost voor hulpverleners. Daar gaat J. grote zakken koelijs ophalen. Al vanaf Dag Twee is hij als vrijwilliger met een ijsronde begonnen en nu levert hij aan tientallen huishoudens per dag, "ze zijn mij The Ice Man gaan noemen". We rijden een ronde mee, J. claxonneert huis voor huis en moeders komen aangelopen om de zakken naar binnen te dragen. Het leveren gaat in hoog tempo, J. slooft zich uit, en met een reden: "Terwijl ik anderen help, denk ik niet aan mijn eigen problemen. Ons huis staat hier drie straten verder te beschimmelen, en ik kan het gewoon niet aanzien, ik krijg het amper over mijn hart om daar vijf minuten binnen te zijn." Onze wegen scheiden zich, we wuiven, hij steekt zijn vingers in een V.
Aan de grote stenen kerk van Our Lady of the Gulf (in Bay St Louis) begint de zondagmis in openlucht omdat de zee door alle beuken is gespoeld en de kerkbanken en het altaar op één hoop heeft geveegd. De stormvloed is ook met grote kracht onder de vloer gedrongen en heeft het zware plankier opgestuwd tot het barstte. De pastoor heft het eerste lied aan, "Here I am, Lord", en dat wordt gezongen met een ontroerende overtuiging. Dat men er nog is, dat men nog in leven is. Honderd meter achter de kerkgangers is de lichtblauwe oceaan, ze rolt met zachte plofjes tegen het verhakkelde strand.
We nemen de snelweg naar Louisiana en New Orleans en passeren Slidell, het stadje waar honderdduizend vissen uit de zee werden teruggevonden in wijken die zes kilometer van de kust lagen. Ook hier kamperen nog families op winkelparkings, sommige "wonen" in de drive-in vakken van een car wash om zo gespaard te blijven van de onbarmhartige zon.
Via highway 11 rijden we kilometers langs de bayou, langs waterplassen met zompig riet en moerassen met verschaalde bomen. Een enkel straatdorp is er nog, maar geen mens is er te zien. Er is alleen de stilte van een gescheurde golfplaat die kriept in de wind. We zien een wonderlijk klein kasteel dat nog overeind staat, het is wit en rond als in een Disney-tekenfilm, met kantelen, een ophaalbrug en een vrolijke wimpel in de top. Maar alles eromheen is een kaartenhuis, de huizen zijn ingestort, scheef geblazen, of van het land in het water geduwd.
Langs het noordoosten rijden we de stad in. De wijken zijn troosteloos verlaten, de straten uitgestorven, une ville morte. Bij honderden huizen staan auto's geparkeerd, maar er is niemand meer om ermee te rijden. De enige menselijke aanwezigheid langs de straten zijn patrouilles van het leger en de National Guard, aan een checkpoint houden ze ons tegen, maar met de perskaart mogen we dieper de stad in. Dat is letterlijk te nemen, want driehonderd meter verder kunnen we niet vérder, de invalsweg verdrinkt in het water.
Uit de waterweg komt een bootje gevaren dat op de middenberm aanlegt. De man en vrouw hebben drie honden aan boord, ze werken voor de organisatie Pets in Peril en in opdracht van de eigenaars halen ze honden en katten uit de geëvacueerde huizen. In drie dagen hebben ze vijftig dieren teruggevonden, maar er "blijven er nog een paar tienduizend achter in de stad. Sommige zitten opgesloten in huizen of hokken, anderen lopen verwilderd rond over straat. De katten zijn de beste overlevers, die brengen we naar een droge plek en die redden zich wel. Honden blijven bij het huis op hun baasje wachten, die zijn veel kwetsbaarder omdat ze zo afhankelijk zijn. De honden die we vinden zijn vel over been en hebben last van uitdroging." De organisatie heeft een "verpleegster van mensen" bij zich om medische verzorging toe te dienen. Eén van de vrijwilligers wijst naar een Duitse scheper, "zwaar getraumatiseerd, dat merk je aan de afhangende schoft en de loslatende vacht". De 'dierenredders' worden gedoogd door leger en politie, maar naar de letter is het streng verboden om dieren weg te halen uit de overstroomde wijken.
Zelfmoord
Via een omweg geraken we op de Interstate die met bruggen boven het centrum gaat. Aan de grote tweesprong tussen het Business District en de weg naar Baton Rouge, is op de vijf rijstroken geen personenwagen te zien. Daar waar elke dag tienduizenden auto's voorbij komen, zijn alleen nog legervoertuigen te zien en hun inzittenden hebben één duidelijke opdracht gekregen: neem zoveel plaatjes voor thuis als mogelijk. Een zwarte politieman stapt uit zonder camera en aan de vangrail gaat hij kijken hoe het met zijn buurtschap Gentilly gesteld is. Die staat nog helemaal onder water, er ronken zelfs nog bootjes rond op zoek naar lijken. Ben Green (39) wijst op de daken waar de roofingtegels weggerukt zijn, "dat is van de rooftoppers, de mensen die op hun dak zijn moeten kruipen, en die tegels hebben losgescheurd om meer grip te hebben op het dak." Hij zegt dat dit deel van de wijk arm was: "Hier konden velen zich niet uit de voeten maken omdat ze geen auto hadden (ca. 50.000 gezinnen in N.O. heeft geen auto,jh ) en als ze een auto hadden, dan hadden ze niet de veertig dollar voor benzine om ver genoeg van New Orleans te geraken" Zijn moeder had een auto en hij is haar zondag gaan smeken om te vertrekken, "het was pas toen ik begon te huilen, dat ze de ernst inzag en dat ze achter het stuur is gekropen. Ik had er hartzeer van, ze is vijfenzeventig, man, ze had in geen jaren achter dat stuur gezeten!" Hij is dag en nacht blijven doorwerken op het politiebureau, eerst kwam de storm, toen braken de dijken, en dan viel alle communicatie uit. "Dat is erg als je je gezin niet kan bellen om te vragen of ze safe zijn. Zo zijn ook die zelfmoorden kunnen gebeuren. Je had agenten en brandweerlui die in hun wijk als redders werden ingezet en die in hun eigen huis vrouw en kinderen verdronken vonden. Zo zijn er twee collega’s die uit pure wanhoop het dienstwapen tegen de kop hebben gezet."
En ja, die plunderaars, "dat was beschamend dat er zoveel zwarten bij waren. Maar dat de mensen hier in de wijk ook beroofd zijn van hun job als trucker en caissière, daarover heb ik op Fox en CNN helemaal niks gehoord!"
We zetten de weg verder over enkele snelwegbruggen waar mensen vier dagen op hulp hebben zitten wachten. De snelweg zelf is opgeruimd, maar langs de afritten ligt nog een sliert kleren en lege waterflesjes. Een afrit bij de Superdome steekt nog geheel onder water, het is geen water maar een pisgele vloeistof, in een krant omschreven als "a toxic gumbo van miljoenen liters olie, benzine, rioolwater, gier, krengen, antivries en schoonmaakdetergenten". Drie soldaten scheuren met hun quads door het opspattende nat, het machinegeweer op de rug.
Onder een snelwegbrug en licht weggedoken achter het stuur van zijn pick up truck zit Charles Daniels (63), één van de blijvers, één van de verstekelingen in New Orleans. De man met de stoppelbaard en de doorlopen ogen is blij dat hij "eindelijk nog eens kan praten met iemand".
"Welcome to my hometown! Ik woon hier al vanaf mijn vijf jaar! En ik heb een appartementje een paar straten verderop, vlakbij the French Quarter, maar nu leef ik hier in mijn truck tot het water wat is weggetrokken: dan kan ik mijn appartement leeghalen en mijn gezin gaan zoeken. Zie je dit insigne? Ik ben een paratrooper, ik heb in Vietnam gezeten. Ik ben een van die zwarten met een missie, ik ben bij het leger gegaan om mijn volk en mijn land te dienen! En Vietnam heb ik overleefd en nu heb ik Katrina overleefd. Het was nochtans erg in New Orleans. Anderhalve dag heb ik met een boot rondgevaren om mensen van het dak en de zolder te halen. Man, that was rough! Je zag mensen op hun dak staan zwaaien met een t-shirt aan een borstelsteel. Je zag bejaarden van tachtig die met een ladder op hun dak waren geklommen, iets wat ze in geen dertig jaar gedaan hadden, puur uit lijfsbehoud!
En ze hebben het over de plunderaars, en ja, ik heb ze uit Brownie's Store zien buitenkomen met pakken sigaretten en drank en maar cheeren en yellen - maar ik zag ook andere dingen. Ik zag blanken, zwarten en Vietnamezen mekaar helpen, iets wat ik in geen jàren meer gezien had! Een Vietnamees reed met een opligger door de straten om mensen op te pikken en naar een droge plaats te voeren, ik stond bovenop de opligger om ze uit het water te trekken, boy, op de duur hadden we misschien wel honderd man achterop! It was wild, man! Ik heb moeders naar ons zien zwemmen met een baby onder de arm, met één hand zwemmen en met de andere hand proberen hun kindje boven water te houden! We hebben ook een hert zien zwemmen, en twintig minuten later dreef het dood en toen hebben we dat kadaver uit het water gehaald en omdat het warm was, durfden we het nog opeten. Die Vietnamees heeft zijn mes erin gezet om het te villen, we hebben hout gezocht en een vuur gemaakt en alle vlees is eerlijk verdeeld. "
Een gepantserde amfibiewagen van de Oregon National Guard komt door het water gespat. Ze hebben grote zonnebrillen en machinegeweren en steken hun hand op.
Charles: "Alle buurten zijn intussen geëvacueerd en nu zit ik hier alleen. En als ik 's avonds in mijn truck zit, alleen onder de donkere snelweg, dan denk ik wel 's aan die andere Amerikanen die met hun warme sloffen voor tv zitten met een pizza binnen handbereik, maar ik wil niet klagen, ik heb hiervoor gekozen, ik had allang weg kunnen zijn.
Mijn drie kinderen en zeven kleinkinderen zullen niet ongerust zijn over mij, ze weten dat ik een survivor ben, maar ik ben ongerust over hén, ik weet niet eens naar waar ze geëvacueerd zijn. Ik weet niet eens waar mijn vrouw is, omdat ik mensen aan het redden was. Waar zijn m’n vrouw en kinderen? In Texas? Oklahoma? Arkansas? I don't know! En dus blijf ik maar hier, op een dag zullen ze hier wel terug staan!
De eerste twaalf dagen hebben de soldaten me gerust gelaten: als Vietnamveteraan heb ik een streepje voor, ze gaven me eten en water, dus zo hield ik het wel uit. Maar gisteren kwam er een jong agentje met zijn geweer op mij af: morgen om twee uur moet je hier weg zijn, BEGREPEN! Ik zei hem dat ik iedereen gerust liet en dat hij mij ook maar gerust moest laten, maar hij wilde "GEEN commentaar "! De snotneus! Vijftien jaar voor hij met zijn gepamperde babyvel op de wereld kwam, liep ik te zweten in de jungle met twintig kilo bepakking op mijn nek, en nu komt die bleekschijter mij vertellen wat ik moet doen. Waarom behandelt hij mij als a piece of shit? (Tranen van woede) Ja, ik heb geweend en de soldaten hebben het gezien, een paratrooper die huilde. En ik huilde omdat ik in mijn leven al genoeg miserie heb meegemaakt, in mijn gezin, maar ook in het leger en in Vietnam.
Maar nog eens, ik ga niet klagen, God zorgt ervoor dat ik nog in leven ben en daar ben ik dankbaar om. Met de bijbel zijn we uit de slavernij gekomen en deze ellende zullen we ook overleven met het boek van God. En met de blues! Je mag nooit of nooit opgeven, you have to keep on goin'!"
En dan ziet hij in de goot een quarter liggen, en een dime, en het is alsof een speciaal muntfonds uit de hemel is gevallen, op twee meter slijk vinden we meer dan vier dollar in geldstukjes. Hey man, the Lord is sending us money from everywhere!
Lelijk wijf
In flinke delen van de binnenstad heeft het water de straten al verlaten, maar daarom zijn de bewoners nog niet terug. We rijden kilometers door buurten die alleen nog bedekt zijn door een vale smurrie van takken, blaren en steengruis, met op één plaats ook een boot die nu droog op de stoep ligt, het touw nog rond een verlichtingspaal. Overal lijkt het alsof de bevolking verdampt is/ zopas waren de inwoners nog in leven en nu zijn ze weg. De vuilnisbakken staan klaar voor de ophaling, bloembakken bloeien verder op de vensterbanken en aan een voordeur hangen ballonnen alsof een verjaardag nog aan de gang is.
Wat wel op ellende wijst, zijn de bruine randen op de gevels die aangeven waar het hoogwater in werkelijkheid heeft gestaan, en de huisdieren die nu godverlaten door de straten dolen. Een schichtige kat zo mager als een ellepijp, een teef met gezwollen tepels, de halsketting slepend achter zich aan, en tal van honden die hun poten op het tuinhek leggen en waarvan de ribben door de vacht steken. Eén hond slobbert van het vuile piswater, als we stoppen loopt ie bang weg, de kop gebukt, de oren plat, de lip trillend om de tanden. En omdat duizenden eigenaars nooit zullen terug komen, is er sprake van de dieren af te maken "want het zijn ziekte-overbrengers, ze zijn met bedorven voedsel, giftig water en mogelijk lijken in contact geweest."
De toeristische binnenstad van New Orleans is nog toegankelijk én aantrekkelijk maar de enigen die op Canal Street logeren zijn de tv-stations, een witte kilometer van mobilhomes, satellietwagens en opnamestudio's. Op de statige St Charles Avenue met zijn lommerrijke bomen is een winkel afgetimmerd met een bord: Plunderaars, waag u niet binnen! Ik slaap hier met een grote hond, een lelijk wijf, twee geweren en een klauwhamer! "
En dan, tien kilometer ten westen van de stad, zijn we plots uit het pad van de storm. Vier dagen en vierhonderdtachtig kilometer hebben we langs ontwrichte bomen en huizen gereden, en hier is het voorbij. Geen winkel die nog dicht is, geen verkeerslicht dat niet werkt. Het tankstation is open, de benzinepompen werken, de toiletten spoelen door, de lavabo's hebben water, en we verwonderen ons over de klanten die deze luxe zo vanzelfsprekend vinden.
Wat logies betreft, kunnen we tachtig kilometer buiten New Orleans nog steeds geen motel vinden. Eén baliebediende zegt dat "we nog vier uur zullen moeten rijden om iéts te vinden". Overal verblijven geëvacueerden. We draaien een nummer dat J. ons gaf en daar is logeren "no problem" en zo vinden we in Baton Rouge het huis van Bart en Beth, een huis met zwembad, bed én ontbijt. Wat een ongehoord comfort.
De boswachter-redders en hun bootvluchtelingen
Een goeie tien uur later staan we aan de deur van captain Brian Clark van het Louisiana Department of Wildlife and Fisheries. In de media zijn de "bos- en jachtwachters" nauwelijks aan bod gekomen, maar zij waren de éérste "overheid" die in actie schoot en alleen al in New Orleans hebben ze tienduizend mensen uit hun huizen gered. Clark was supervisor van de reddingsacties.
«Voor de storm toesloeg, hadden wij op hoger gelegen plaatsen in en rond de stad een contingent van een paar honderd vaartuigen klaar liggen. We hadden sloepen, platbodems en air boats (met grote propeller achteraan,jh). Die boten zijn geschikt voor de plassen en moerassen van de bayou, water van zestig -zeventig centimeter diep, maar ineens moesten we daarmee op stormachtig water dat drie tot vijf meter diep was! En je vaart niet tussen takken en blaren, je vaart in een stad, tussen lantaarnpalen en verkeerslichten!
Wij zaten in 9th Ward (een van de armste zwarte wijken die zwaar overstroomd was,jh) en daar was het een overrompeling, je voer naar een huis en in een oogwenk was je boot vol. Overal zag je mensen uit vensters hangen en op daken staan. En ze riepen en schreeuwden, ze zwaaiden met lakens en met zaklampen, je wist niet waar eerst naartoe. En soms had een dak slechts één gezin, maar op een rusthuis stonden ze met tientallen en op een high school met vijfhonderd op het dak!
En niet alle daken zaten nog aan een huis vast, we hebben ook mensen gered van een drijvend dak. Sommigen hadden zo al uren, sommigen de hele nacht rond gedreven, op een dak waarvan ze vreesden dat het elk moment in duigen kon vallen. Op één dak lag zelfs iemand met een meervoudige beenbreuk.
's Nachts hebben we ook doorgewerkt, maar voorzichtiger. We werkten dan met schijnwerpers zodat we niet onverhoeds tegen stroomdraden zouden botsen, want aanvankelijk zat daar nog stroom op! En ook overdag zijn we traagjes blijven varen, in dat water dreven immers planken en daken en auto's en vrachtwagens rond! Meer naar het noorden waar het water ook in begraafplaatsen was gedrongen dreven zelfs lijkkisten rond. <Humo> Mensen spraken ook van alligators in het water.
«Onzin. Geen van mijn mannen heeft er één gezien in de stad. Maar herten en slangen waren er wél!
<Humo> Waren er ‘dakzitters’ die wilden blijven?
« Ja. Ze zegden: laat mij maar, het water zal wel zakken en dan kom ik op eigen houtje naar beneden. Dat was de eerste dag, toen waren de mensen nog "relaxt" zal ik maar zeggen. Maar de volgende dag riepen ze dat ze ook weg wilden omdat ze geen eten en geen drinken hadden. Het was ook gloeiend heet op die daken, het moet zeker 40 - 45 graden zijn geweest in de blakende zon.
<Humo> Was je niet verwonderd om nog zoveel mensen aan te treffen?
«Sure! Toen we een uur bezig waren, had ik zoiets van, hey, is hier nu echt niémand die aan evacueren heeft gedacht!? Maar ja, ze hadden allemaal hun reden. Geen auto, geen geld, geen bussen van de stad, of ook: got no place to go. Velen hadden ook de vorige orkaan (Ivan) in gedachten. Toen was er ook een evacuatiebevel en toen hadden mensen er vijftien uur over gedaan om honderd km te rijden. Onderweg waren er enorme opstoppingen geweest, auto's waren zonder brandstof gevallen, motoren én mensen waren heet aangelopen, er is gevochten, en dat hebben velen nu willen vermijden...
<Humo> De dijkdoorbraken zorgden ook voor gevaarlijke stromingen in het water.
« Ja, in Ninth Ward en in het nabije St Bernard Parish zit je dicht bij de dijken en Lake Pontchartrain, en al die bressen zorgden voor gevaarlijke kolken en stromingen in het water wat het werk nog moeilijker maakte. En dan waren er de heli's die rond cirkelden om mensen op te pikken, die zorgden ook voor zware golven. Ze hebben zelfs enkele van onze boten doen kapseizen met vluchtelingen en al. Zelf zagen we een helicopter in het water crashen, die was ergens met zijn winch blijven haperen, en die bemanning hebben we ook moeten redden. Het was een pandemonium. Je had gaslekken, je had huizen die stonden te branden temidden van vier meter water! Die panden fikten als een oven want dat gas bleef dat vuur maar voeden!
<Humo> Had je de indruk dat de situatie uit de hand liep en dat je machteloos stond.
« Definitely! Maandag dacht ik: dit wordt met het uur erger. Dinsdag dacht ik: dit krijgen we nooit onder controle. En woensdag dacht ik: als we niet oppassen, gaan we er zelf aan! Het grootste probleem was de drop off. De mensen die we oppikten brachten we naar de St Claude Bridge in de overtuiging dat daar bussen en ambulances zouden komen om de mensen naar opvangcentra te brengen. Maar er kwam niks. De mensen zaten gewoon vast op die snelweg, op die vangrails en op dat asfalt. En hoe meer mensen we afzetten, hoe luider het geschreeuw werd naar water en eten. Maar wij hadden niks om uit te delen.
Het was niet om aan te zien, zieken, gehandicapten, mensen die dringend medicatie nodig hadden, lagen zomaar op de grond. En zo is de ergernis toegenomen. Dat de politie niks deed. Dat de staat niks deed. Dat de regering niks deed. En dat ze nog nooit iets gedaan hadden voor de armen en voor de zwarten. En ja, dan keren ze zich al snel tegen jou, want jij bent de dichtstbijzijnde die een uniform draagt.
Sommige mensen wilden ook terùg in de boot. Ze hadden gedacht dat hun verwanten op de brug waren, maar als daar niemand was, dan wilden ze terug naar hun buurt varen om hen te zoeken, om te zien of ze niet verdronken waren. It was hopeless, just a big mess!
<Humo> Klopt het dat er op reddingsteams geschoten is?
« Dat klopt. Het begon ermee dat al die mensen die al zesendertig uur zonder eten en drinken zaten onze trucks wilden gijzelen. Wij hadden een pont bij St Claude Bridge waar vrachtwagens kwamen om brandstof en nieuwe boten te brengen, die trucks werden omsingeld door vijfhonderd mensen die allemaal in de laadbak wilden springen, get us out of here! Ze sloegen op de ruiten, ze sprongen op de motorkap, ze zwaaiden met handguns naar de chauffeur en de andere redders, het was onhoudbaar. We zijn op de loop moeten gaan in onze boten en toen is er ook geschoten, op één van de rubberboten en op een helicopter. Die woensdag hebben we onze save & rescue op die plek stopgezet. De bedoeling was om elders een nieuw brughoofd op te zetten, maar ook die operatie heeft enkele uren stilgelegen omdat er in die wijk geschoten werd. It was bad! Toen we weer aan het werk gingen, zijn we de mensen gaan fouilleren voor ze in de boot stapten.
<Humo> Er werkte ook geen radio of gsm. Jullie waren aan het redden en jullie wisten niet of jullie eigen gezin oké was.
« Onze gezinnen waren geëvacueerd, maar we wisten absoluut niet tot waar de storm had toegeslagen, en dat knaagt in je hoofd. Je kan niet goed werken als je heel de tijd aan je familie denkt. Kwam daarbij dat ik constant in mijn district (St Bernard Parish) aan het varen was. Ik heb tientallen mensen gered die ik persoonlijk kende, ik zag mijn eigen huis onder water staan, ik zag het huis van mijn ouders onder water staan, de huizen van ooms en tantes, van vrienden en kennissen, en heel die buurt zo verzopen te zien, dat kruipt niet in je kouwe kleren. En hier zit ik nu, ik ben een huis, twee boten, een auto en een weekendbungalow kwijt. Wat ik nog bezit, is mijn gezin, mijn uniform en mijn job (brede grijns). Sure I laugh! Toen ik de vijfde keer voorbij mijn huis vaarde, heb ik ook gelachen. Why should you cry? Ik ben absoluut niet de enige die alles kwijt is. Van de honderd en tien brandweerlui in St Bernard Parish zijn er honderd hun huis kwijt! Je moet blij zijn dat je gezin nog in leven is en voor de rest... you turn the page and move on!"
De ark van Riley
Op de terugweg van New Orleans maken we nog één tussenstop in Waveland. We stappen uit bij een scheefgezakt huis met een dringend bericht op de muur: Hulp nodig! We zoeken de urne van onze overleden moeder! Twee puinstapels verder zit Riley Moore (68). Met zijn half gebit eet hij brood met worst, en of wij iets willen drinken bij dit hete weer? Een uitnodiging die we al bij meer daklozen hebben ervaren, hun huis is wég, maar daarom is de southern hospitality nog niet verdwenen. Riley wijst op de kippen die op het ingestorte dak en tussen de kapotte deurlijsten staan, "they have taken over the house! Ik slaap nu buiten in een tent." Riley en zijn vrouw hebben de storm 'uitgezeten': " Een vloed van acht meter heeft het huis gekraakt maar onze ouwe cederboom heeft als anker gediend en zo is het huis niet weggedreven. Anyway, een huis dat in het water dobbert, that's scary, de schilderijen tuimelen van de muur en de glazen vallen uit de kast! We zijn dan naar de zolder verhuisd en toen daar ook water kwam, heb ik een gat in het dak gehakt."
Samen met zijn vrouw tilde hij drie honden, een kat, vijftien konijnen en vijfendertig kippen op het dak. Riley en zijn vrouw bungelden met hun benen door het gat en hielden zich vast aan de randen: "De beesten waren zot van angst, die drukten zich plat en met hun klauwen tegen het dak. Ik was ook geweldig bang van de wind, ik dacht dat het met mij gedaan was!" De honden, de kat en de konijnen hebben het overleefd, maar vijftien kippen waaiden weg en verdronken. Op de zolder had hij ook zes puppies op een drijvende matras gezet, maar het water kwam zo hoog dat ze tegen de zoldering smakten en verdronken. Hij zet het blik cola zonder te drinken aan zijn mond: "Het verwondert me nog altijd dat ik nog leef. Ik kijk naar mijn kapot huis, en ik besef, die planken en nagels, dat had goed mijn doodskist kunnen zijn."