Orkaan “Ida” - 16 jaar na de ravage van orkaan Katrina

Op 29 augustus 2005 kwam orkaan Katrina aan land. Ze maakte 1833 slachtoffers en meer dan een miljoen mensen werden dakloos in de staten Mississippi en Louisiana.
Exact 16 jaar later treft de orkaan "Ida" hetzelfde zuiden van de Verenigde Staten. Voorlopig is geen sprake van dijkdoorbraken, maar toch zouden al meer dan 2000 mensen hun overstroomde huis hebben moeten verlaten. Ook is er grote windschade en dan vooral aan het stroomnetwerk: zowat één miljoen mensen zitten zonder stroom. Intussen heeft een uitloper van orkaan Ida (op 1500 km van Louisiana) voor historisch zware regenval en overstromingen gezorgd in New Jersey en New York. Een eerste balans spreekt van 45 doden.
In New York viel op 5 uur tijd 177 mm regen. Ter vergelijking: de zwaarste neerslag in juli in Wallonië was 204 mm … op 24 uur.
De zomer van 2021 is onweerlegbaar de zomer dat het klimaat terugslaat.
Dit zijn getuigenissen van overlevenden van Katrina.
Bij het nalezen van dit stuk moest ik vaak denken aan de overstromingen in Wallonië.
De ravage in de VS was vele malen groter, maar je ziet dezelfde benarde toestanden bovenop de daken, dezelfde onthutsing over de kracht van het water, dezelfde solidariteit vanuit heel het land.
En ook: wie verrast wordt door verwoestend hoogwater, wie zijn hebben en houden verliest aan het slijk, die heeft wel degelijk hetzelfde litteken voor het leven.

Humo september 2005 -licht ingekort - © Jan Hertoghs      

© Jerome de Perlinghi   

© Jerome de Perlinghi   

 "Het huis van de buren drééf op de golven en ramde ons huis!"

Het vliegtuig landt in Mobile, Alabama, en de vrouw van de autoverhuur raadt ons aan om hier proviand in te slaan, "want ginder is er niks". We kopen gedroogd pemmicanvlees, appelen en een flinke voorraad water, en tanken extra in een jerrycan. Dan de snelweg op naar Mississippi en Louisiana, twee staten die anderhalve week geleden zwaar geteisterd werden door de orkaan Katrina. Langs de Interstate zijn almeteen geknakte bomen en aan flarden gewaaide billboards te zien, maar die eerste kilometers zeggen niets over de ravage die ons nog vijf dagen te wachten staat. 

Op de autoradio is sprake van 450.000 langdurig daklozen "en hoe de regering die opvang denkt te zullen betalen?" De vraag blijft een open vraag, de hitte waait door het raam naar binnen, het warme asfalt kleeft hoorbaar onder de wielen. Pascagoula (26.000 inwoners) is het eerste stadje op onze weg, maar het is geen stadje meer, het is een sluikstort met straten. Hier is de zee een paar uur lang in de huizen gespoeld en hele interieurs staan te drogen in de buitenlucht: voortuintjes vol kasten en deuren, voetpaden vol zetels en vies geworden vasttapijt. Het zijn geen dure interieurs, het is meubilair dat vroeger al van armoede doortrokken was. De hekkens rond de huizen zijn wasrekken nu waar broeken, hemden en ondergoed in de broeierige avond hangen te drogen. Het stadje heeft niet alleen onder het zeewater maar ook onder de orkaanwind geleden; in alle bermen liggen stapels  stukgezaagde bomen. Van de kleine baptistenkerk is de witte spits losgerukt, met één rand hangt ze nog krampachtig aan de dakgoot. Honderd meter verder is het dak van een bedrijf ingezakt. Op de dichtgespijkerde ramen staat te lezen: We Shoot Looters (Wij schieten plunderaars neer). Eén straat verder heeft iemand het nog bondiger geformuleerd: You loot. We shoot!

Een Humvee van het Amerikaanse leger patrouilleert door de hoofdstraat en dat is het beeld dat we de komende dagen zullen blijven zien, tientallen en tientallen gewapende patrouilles, niet alleen van beroepssoldaten, maar ook van reservisten, state troopers, sheriffs en marshalls. Het is een leger van handhavers dat vanuit heel de VS naar de Golfkust is gestuurd "om orde en rust te herstellen".
Die maatregel houdt ook in dat in Pascagoula alle handelszaken om 17 u verplicht de deuren moeten sluiten. Langs Highway 9O brandt er dus licht in alle supermarkten, tankstations en hamburgerzaken, maar nergens kan je nog binnen. De lege parkings en de verlichte winkels zijn er voor de politie, zo worden eventuele indringers gelijk opgemerkt.
Om negen uur vinden we dan toch één eethuis dat open is. De uitbater houdt de deur voor ons open, uit beleefdheid én omdat de deur nog maar één hengsel heeft. We zijn intussen ook twee uur naar een motelkamer aan het zoeken, maar overal hangt een No Vacancy! Geen kamer meer vrij. In Ocean Springs is de Holiday Inn zelfs tot februari 2006 volgeboekt voor de hulpverleners en ambtenaren van FEMA (het federaal agentschap voor de rampenbestrijding).
Na bijna drie uur logies zoeken, zit er niets anders op dan in de auto te slapen. Omdat alle kleine landwegen nu stikdonker zijn er ook nog geknapte stroomkabels over de weg hangen, moeten we een parkeerplaats naast de highway kiezen. Van slapen komt er niet veel. De lucht in de auto is dik en benauwd, ik moet letterlijk naar adem happen, en de hele nacht razen er luidruchtige hulpkonvooien voorbij. Ze slepen vorkliften en generatoren aan en hoogtewerkers om de stroomkabels  te herstellen. 

Een geteisterd landhuis in Long Beach bij Gulfport. © Jerome de Perlinghi   

Een geteisterd landhuis in Long Beach bij Gulfport. © Jerome de Perlinghi   

Kort voor zonsopgang laten we onze persdocumenten zien aan het checkpoint in de binnenstad van Gulfport (Mississippi), een stad met 70.000 inwoners waar de avondklok geldt. Als we de hoofdstraat inrijden komt de zon op, boven de zee en boven Puinstad. Er zijn gaten geslagen in de straten, overal liggen winkelgevels om, grote palmbomen zijn met de kruin tot tegen het voetpad geplooid en op elke meter asfalt kraakt het glas onder de wielen. Op een dichtgetimmerd pand staat in rode spuitbus, We will survive!, wat wanhopig klinkt in dit stadscentrum waar geen levende ziel te zien is. Een hond steekt de spoorweg over die geen spoorweg meer is, de dwarsliggers zijn uit de stenen ballast gesleurd en de spoorstaven zijn kromgetrokken door het ziedende zeewater. Op de havenkade zijn opliggers van vrachtwagens in het rond gestrooid alsof het blikken dozen zijn. Op één plaats heeft de zee drie opliggers opgetild en tegen de gevel van een hotel gesmakt.
Op het strand staat met grote zandletters GOD, HELP US! Wat alvast wil zeggen dat de reddingshelicopters hier lang op zich hebben laten wachten. En bij elke stap is het weer versteld staan van de anomalieën die zo'n orkaan teweegbrengt. Zo staat er een grasmachine midden op het strand en hangen er twee stofzuigers in een boom, hun slangen wiegelend in de wind. Aan de rand van de zee staat een reiger naast een printer en een gele matras. Dan komen drie legerheli's laag over, hun zware schroeven malen dreunend door de lucht en nu kan je alleen nog aan Apocalypse Now denken, zeker als de reiger opvliegt en in een boom gaat zitten, een boom die doorweven is met witte snoeren en honderden lampjes van de kerst. Het is absurd, het is surrealistisch, het is een vorm van desastreuze kunst waar alleen de natuur toe in staat is en waarbij de mens alleen maar kan toekijken. Disaster art.

De eerste plunderaars

Waar ooit de betere huizen van Gulfport stonden, staat Ralph Duncan (55) in het puin van zijn huis te poken. Het huis stond er van 1935 en nu is het weg. Duncan rode out the storm. Hij kon dus weg met de auto, maar hij wilde niet weg, hij wilde de kamp zien tussen het huis dat zeventig jaar oud was en die storm die amper vijf dagen oud was. De winnaar bleek de orkaan van Categorie 5 te zijn: "Het was amper dag toen er al een grote boom op het dak viel, één tak schoot dwars door het gebinte waardoor het ineens binnen regende in de slaapkamer. En ik maar proberen om dat gat met ouwe kleren af te stoppen, wist ik veel welke watermàssa me nog te wachten stond! Toen het water kwam, ben ik naar de eerste verdieping gelopen en toen het daar ook kwam, ben ik op bed gaan liggen. Door het venster heb ik de orkaan gezien, dat waren draaikolken van zee, wind, stenen en hout die over de wijk raasden, nooit meegemaakt! En dat water bleef maar stijgen, ik dreef op het laatste zo'n dertig centimeter onder het plafond. Toen het dan eindelijk zakte, is mijn huis in stukken uit elkaar gevallen. Ik was op tijd weg, ik ben niet mee bedolven geweest.
's Namiddags nam de wind af en kwamen de eerste plunderaars, zwarten from the other side of the tracks. Ik zei, maak dat jullie hier weg komen. Maar de grootste kwam op me af: You can tell me nothing, mister! Dat kan ik wel, zei ik en ik trok m'n revolver uit mijn zak en ik richtte op zijn gezicht, OF WIL JE SOMS EEN GAT IN DIE STOMME KOP VAN JE?! Ja, toen dropen ze wél af! En een uur later kwam de politie hierlangs en die hebben mij gerust gesteld. Als jij ze wil doodschieten, Ralph, voor ons niet gelaten. Wij weten van niks. Wij hebben niks gehoord of gezien."
Omdat de zolders vaak als laatste zijn neergekwakt, zien we veel oudere spullen aan de puinoppervlakte liggen. Bijna nergens CD's, maar wel veel oud vinyl, langspeelplaten die door het water gegolfd zijn, en familiefoto's, en kratjes met strips en veel, héél veel kerstversiering. Kransen met rooie linten erin en spaarsokken met de kerstman erop. Dat komt nu aan het licht, dat tienduizenden zoldermusea van Kerst en  Jeugdsentiment hun unieke collecties zijn verloren.  

Kersttafereel in september. Het is de inhoud van tienduizenden verwoeste zolders die overal kerstdecoratie heeft verspreid , zoals hier in  Gulfport. © Jerome de Perlinghi   

Kersttafereel in september. Het is de inhoud van tienduizenden verwoeste zolders die overal kerstdecoratie heeft verspreid , zoals hier in Gulfport. © Jerome de Perlinghi   

Een eindje verderop zit Pat Rake (54) op een trapje in baksteen, de drie treden zijn alles wat rest van haar honderd jaar oude huis: "Wij zijn niet gebleven, maar toen we maandagnamiddag terugkwamen om de schade te zien, zag ik bij de spooroverweg één van mijn felroze schoenen liggen. "Dat is mijn schoen," riep ik tegen mijn man, "hoe komt die hier? Tweehonderd meter van ons huis?!" En toen zei mijn man, baby, als dàt je schoen is, dan is ons huis wég! En ons huis wàs weg! En dat die schoen daar bij de rails lag, dat was een teken van God. Hij wou ons al voorbereiden op de verschrikking die ons te wachten stond. In en om het puin waren plunderaars bezig, en ik heb ze moeten wegjagen. Eerst wilden ze niet weg, ik moest bewijzen dat het mijn property was. Ja, die zwarten... het verwonderde me niks dat ze plunderden. Als we hier in de tuinstoel zaten, dan liepen ze altijd voorbij met zo'n blik van: hier zouden we wel 's lekker willen inbreken!"
Een truck van de elektriciteitsmaatschappij rijdt traag voorbij, de chauffeur doet al veertig jaar dienst in de stormachtige regio tussen Florida en Louisiana, maar nooit eerder heeft hij zo'n verwoesting gezien. Twee straten verder laadt een jonge vrouw kartonnen dozen in de auto. Als de koffer en de achterbank vol is, trekt ze de slepende voordeur achter zich dicht: " Ik was niet bang tijdens de storm. Ik ben nu véél banger! Want ik heb vernomen dat mijn verzekeringsmaatschappij de ramp onder "overstroming" wil klasseren en niet onder "orkaan". Dat is een smerige truc om niet te moeten uitkeren. Nu zullen we nog een proces moeten inspannen om toch wat geld te zien, terwijl we daarvoor niet eens de centen hebben!"

Zwaardvis in huis
Om vanavond niet opnieuw voor een volzet motel te staan, gaan we al om twaalf uur inchecken in de Holiday Inn van Gulfport. Dat blijkt onmogelijk: het hotel is tot september 2006 volgeboekt, vooral door aannemers en hun bouwvakkers. We rijden verder langs de kust, onderweg worden er generatoren verkocht onder het motto Power to the People.
Biloxi is een havenstad met 55.OOO inwoners en zeventig procent zwarten en wat gelijk opvalt, is dat je in deze armere stad veel minder leger- en politiepatrouilles ziet. In de rijke wijken van Gulfport zijn er constant heli's in de lucht en komen er voortdurend zwaailichten voorbij; in Biloxi hebben we hooguit enkele politiewagens gezien. En wat ook een stramien lijkt te zijn: de veiligheid op straat, de aanpak van het plunderen is snel en fors door de regering in handen genomen; maar de voedselbedeling, de opvang van daklozen, de niet acute medische verzorging, dat wordt aan de kerken en de liefdadigheid overgelaten. Een dokter zegt zelfs dat het Rode Kruis hier na tien dagen nog altijd niet te zien is, "naar verluidt zijn ze nog altijd de toestand aan het inschatten." 
Die humanitaire rol wordt nu overgenomen door Het Leger des Heils dat een grote hulppost heeft opgezet in het Yankee Stadium, een stadion dat lang buiten dienst zal zijn omdat één van de lichtmasten dwars door de tribunes is gestort. Op het middaguur worden hier warme pizza's verstrekt, en er is ook bedeling van conserven, luiers, frisdranken en zakken ijs (die de rol van koelkasten moeten overnemen). Om de hulppost van stoom te voorzien draait een stapel generatoren op hoge toeren. Temidden van dat geraas en die vettige warme lucht houdt een kleine medische staf (vijf dokters en zeven verpleegsters uit Ohio) consultatie aan een klaptafeltje. Alle werken ze in de privé en voor tien dagen hebben ze zich als vrijwilliger aangesloten bij het Heilsleger.

Biloxi. © Jan Hertoghs    

Biloxi. © Jan Hertoghs    

Kevin Anderson (45) is de psycholoog van het team: "We zijn hier nog maar twee dagen en van de honderd patiënten die ik sprak, hebben achtennegentig zich in een levensbedreigende situatie bevonden. Sommigen omdat het water hen letterlijk tot aan de lippen kwam, anderen omdat ze op matrassen en sofa's uit hun huizen dreven. Nogal wat patiënten spraken ook over de angst van plots grote vissen te zien in huis, één meisje had zelfs een zwaardvis gezien.
Wat wel opvalt, is hoe dapper en opgewekt de meeste mensen hier zijn, ook al zijn ze alles verloren. Intussen weet ik dat de meesten hier tot de Southern Baptist kerkgemeenschap behoren en dat verklaart veel. Zo'n gemeenschap zorgt immers voor een draagvlak dat het makkelijker maakt om zware schokken te verwerken. Ze hebben me ook verteld dat ze zelfs op het dak of ronddrijvend in het water, zijn blijven bidden en zingen tot God, en dat Hij hen de kracht gaf om te blijven leven.
Bij één man heb ik wel duidelijke voortekenen van posttraumatische stress gezien. Die was met zijn vrouw en zijn drie kinderen op de zolder moeten kruipen en toen het water daar ook kwam, waren ze op het dak gekropen met een opblaasboot. Hij had zijn vrouw en zijn kinderen in die boot gezet, en het touw van die boot had hij rond zich en rond die schoorsteen geslagen. En zo hebben ze zes uur lang doodsangsten uitgestaan, want bij elke golf was dat bootje bijna gekanteld, en die man had vreselijke schuldgevoelens opgelopen. Heel dat gezin was gelukkig nog in leven, maar tien dagen later zat die man nog steeds met zijn hoofd in zijn handen: waarom heb ik mijn gezin niet geëvacueerd? Waarom ben ik zo stom geweest!? Ik heb met hun leven gespeeld! Door mijn stomme schuld heb ik ze bijna vermoord! Ik had ze allemaal kapot kunnen maken!"

Ons huis drijft weg!
In een wijk van Biloxi die dichter bij de zee ligt,  treffen we Deborah Lee Emery (54) met vriendin Barbara. Ze zoeken tussen het puin naar persoonlijke spullen, maar de schadeberg is groot: in hun tuin is een enorme stapel wrakhout én een compleet huis van de buren aangespoeld.
Deborah: "Ik ben tijdens de storm gebléven, samen met mijn twintigjarige stiefzoon Kevin. Ik dacht dat het huis zo'n orkaan wel kon hebben, het is honderd jaar oud en het had Camille in 1969 overleefd (de tot dan toe hevigste orkaan uit de Amerikaanse geschiedenis,jh). Ik was ook niet de enige blijver in de wijk, je had hier zowel dertigers als tachtigers die niks zagen in een evacuatie. Maandag om halfzeven is het begonnen, ineens hoorde ik gorgelgeluiden in het toilet en op dat moment moet hier een vloedgolf van negen à tien meter hoog op de dijk zijn geslagen. In geen honderd jaar heeft hier water gestaan, maar nu stond het ineens in de living, ik heb rap wat boeken in een mand gegooid, en de kat zat met één sprong op de wasmachine in de keuken. Toen klonk vreselijk gebonk op de muren en tot mijn grote schrik kwamen er golven met wrakhout tegen het huis gespoeld. Op dat moment was er al zoveel water in de keuken dat mijn dubbele koelkast kapseisde en op het water ging drijven! Dat vond ik érg, want dat was de allereerste koelkast in mijn leven die ik niéuw gekocht had!! En hop, daar ging ook de wasmachine drijven, ik kon de kat nog net vastgrabbelen en met Kevin ben ik dan op de zolder gevlucht, in pyama en op blote voeten. En wat ik daar door het raam zag, dat kon niet! Het huis van de overburen kwam naar ons gedreven, en met elke golf werd het tegen de muren van ons huis geramd. (imiteert een jankend,n kreunend geluid) Zo hevig ging ons huis tekeer! Het kraakte aan alle kanten! Het was net of een onzichtbare hand aan alle hoeken van dat huis sleurde, eerst kwamen er spleten in het behang en toen kwam er daglicht door die spleten naar binnen! Er was geen houden aan, het huis werd letterlijk uit zijn verband gerukt. En toen is een zijgevel weggevallen, en voor mijn ogen tuimelde mijn kast met garderobe in het water, en direct daarna schoot ook mijn bed in de zee.

Deborah (r.) en vriendin Barbara: “Het huis kraakte en scheurde. Door de barsten in de muur kwam daglicht binnen.” © Jerome de Perlinghi   

Deborah (r.) en vriendin Barbara: “Het huis kraakte en scheurde. Door de barsten in de muur kwam daglicht binnen.” © Jerome de Perlinghi   

Kevin en ik zijn dan op de zolder gekropen, en normaal zie je vandaar de grote eik, en ik riep dat de grote eik voor ons huis wég was! Maar die eik was niet weg. Ons huis, dàt dreef weg! En het dobberde en schudde en bij elke golf van de zee zwaaiden zijn muren over en weer. Geen tien minuten later schoot het dak weg boven ons hoofd, de muren vielen om en wij dreven ineens met de zoldervloer op het zeewater. Het is toén dat ik de storm gehoord heb. Een gejank!! Als van duizend motoren die in een veel te kleine versnelling staan: zo'n hoog ie-ie-ie-ie dat maar niet ophield. Grote planken die op de zee dreven, werden door de wind uit de golven gezwiept en door de lucht geslingerd, en dat was mijn grote schrik: als zoiets tegen mijn kop vliegt, dan ben ik dood! Toen dreef onze zolder naast een nog niet ingestort huis en daar zijn we in de dakgoot gestapt. Ik wilde naar de nok kruipen om houvast te zoeken bij de schoorsteen, maar dat schuine dak was te glibberig voor onze voeten en toen hebben we met onze blote handen die roofingtegels van dat gebinte gesleurd, en zo zijn we toch hogerop kunnen klimmen. (Barbara komt roepend aangelopen, ik heb je horloge teruggevonden! En het tikt nog! Deborah legt het beslijkte uurwerk om haar pols, "die doe ik nooit meer weg, this is my Katrina watch!")

Ik zat langs de ene kant van de schouw en Kevin aan de andere kant en we hebben naar mekaar geroepen, maar we konden mekaar niet verstaan, zo'n geraas was dat. We konden ook niet op die nok gaan zitten vanwege de windstoten, we moeten uit de wind gaan hangen op de schuine kant van het dak. Je had mij moeten zien, met één arm hing ik rond de schoorsteen en met één been lag ik over de nok, zo heb ik het twee en een half uur moeten uithouden. Ik kreeg soms krampen en dan moest ik mij wel boven de nok oprichten, maar dat was vreselijk, de wind blies zo hard in mijn gezicht dat ik niet kon ademen! Onder dat huis was intussen een boot aangespoeld en die kwam klem te zitten tussen een boom en dat huis, en élke seconde wilde ik mij van dat dak laten glijden in die boot, maar elke seconde dacht ik, nee, nee, niet doen, want als je ernaast glijdt, dan zit je in de zee. Vanop ons dak zagen we toen ook hoe een ander huis op drift sloeg en die twee mensen sloegen een raam stuk en kropen vanuit hun wegdrijvend huis in een boom! En die zijn daar blijven zitten, vlak boven het tien meter hoge water. (Deborah! Ik heb je Navajo-Indiaans jasje gevonden! Echt waar?! O, mijn broche zit er nog op! Mijn echte Navajo-broche!)  Waar was ik gebleven? Ja, na twee en een half uur is de wind dan toch wat geluwd en heeft mijn Mexicaanse buurman Mario Sapet me met een ladder van het dak gehaald. In het huis van Mario zaten we met negen buren, allemaal door hem gered en allemaal onderkoeld en blauw van de kou. En zelfs na die twee en een half uur storm heeft het nog eens vier uur geduurd voor de orkaan helemaal voorbij was."

Ze zegt dat de storm haar verbijsterd heeft, dat een mens niks is tegen de natuur, en dat het belachelijk was om thuis te blijven en "dat monster" te trotseren. Ze zegt dat ze geen crying person is, maar toen ze gisteren op de tv het verhaal hoorde vertellen van een jongen van twaalf die zijn broertje en zijn grootouders gered had door ze op een bed en matras vast te binden, "ja, toen kwam het ineens allemaal terug en schoten de tranen in mijn ogen. Negen dagen na de storm was dat, en het was de eerste keer dat ik huilde..." Er komen opnieuw tranen nu, ze veegt ze heftig weg, en wordt giftig op de verzekeringen die alles aanwenden om toch maar niet te moeten betalen, "heel ons leven betalen we ons blauw aan die dikke nekken en nu we iets kunnen krijgen, houden ze de boot af. Ik zweer het u! Als Bush er niet in slaagt om zijn rijke zakenvriendjes van de insurance business tot inkeer te brengen, dan dreigt er hier een opstand. Zeker weten! We laten niet op onze kop zitten!"      

Van sommige huizen rest alleen nog het bordes. Ingescand uit Humo/ © Jerome de Perlinghi   

Van sommige huizen rest alleen nog het bordes. Ingescand uit Humo/ © Jerome de Perlinghi   

 De kilometerteller zegt dat we gisteren en vandaag al tweehonderd kilometer langs straten met puin en wrakhout hebben gereden. We rijden opnieuw naar Gulfport en naar het beachfront waar de neoklassieke antebellum mansions staan, de rijke landhuizen die nog dateren van voor de Civil War (1861-1865). Tien dagen geleden stonden ze nog op dikke gazons en tussen eeuwenoude eiken, maar door het zoute water is het gras droog stro geworden en alle bladgroen is van de bomen gerukt of bruin verschroeid door de ruwe wrijving van de stormwind. Eén enorm landhuis is nu een poppenhuis: de volledige voorgevel is weg, maar de zetels en tafels staan nog op de verdieping, de twee lusters tinkelen in de lichte zeebries. Bob komt ook een foto nemen. Hij is sheriff in Michigan  en toen hij de tv-beelden zag is hij in één ruk naar Gulfport gereden (= ca. 2000 km) om hulp te bieden aan de collega's. Op elf september 2001 had hij hetzelfde gedaan, werk neergelegd, de auto in en naar Ground Zero gereden. Bob stelt me voor aan John Miller, local police officer in Gulfport en getuige van de spontane hulp die op gang kwam: "Binnen de twee dagen stonden hier -zonder toedoen van de autoriteiten-  honderden politiemannen, sheriffs, brandweermannen, boswachters en verpleegkundigen van spoedgevallen. Sommigen kwamen zelfs helemaal uit New York en Québec."
John zelf is al tien dagen ononderbroken in de weer met search & rescue, zijn ogen zijn klein en dik van het gebrek aan slaap. Hij denkt dat de politie nog een jaar lang bodies gaat vinden, in Biloxi zelf zullen het er honderden zijn: "De media zeggen dat er niks meer in de huizen ligt, maar ze vergeten dat de zee veel lichamen heeft meegesleurd, dus dat dodencijfer gaat nog lang kunnen oplopen. Zo gaan sommigen aanspoelen op onbewoonde eilanden voor de kust en in geen maanden gevonden worden. Of neem de daklozen. Tussen Pascagoula en Pass Christian leefden drie à vierhonderd daklozen bij de boardwalk. Een klein deel is geëvacueerd, maar een groot deel hebben we sindsdien nergens meer gezien. Gaan ze aanspoelen? Zijn ze opgevreten door roofvissen? Niemand die het weet. "
John heeft ook onverwachte wildlife gezien na de storm: "In het oostelijk deel van de stad heeft een dag lang een everzwijn rondgelopen, het joeg op voorbijgangers en we hebben het moeten afmaken. “

Omdat er door het gebrek aan stroom en zuiver drinkwater amper eethuizen open zijn, mogen we van John mee aanschuiven in de lagere school die als kantine dient voor de politiemensen. We nemen een bord en gaan tussen de uniformen staan met allemaal een dikke blaffer op zak. Na de shrimp gumbo rijden we opnieuw naar Biloxi. We hebben weer geen motel voor de avond gevonden, en we meten nu rekenen op de goodwill van de medische ploeg van het Yankee Stadium om ons te slapen te leggen in hun onderkomen, een Baptist Church in de buurt van Gulfport. Daar is het al flink donker als we aankomen, maar we zijn welkom voor de nacht. Een douche nemen kan ook nog: daarvoor hoeven we alleen maar een warmwaterzak met slangetje en sproeiknop aan een hoog hek te hangen. De vloer van onze douche is een plastic krat van de fruitveiling. Samen met de medics zoeken we ons veldbed op in het kerkgebouw, het zijn smalle berries op dunne poten die her en der naast de bidbanken staan. De Heer is ons genadig, maar dat  harde snurken in Zijn Aanwezigheid was er teveel aan.

Textielbobijnen zijn door de bomen geschoten en hebben alles gedrapeerd. © Jerome de Perlinghi   

Textielbobijnen zijn door de bomen geschoten en hebben alles gedrapeerd. © Jerome de Perlinghi   

Huckleberry Finn
De volgende morgen volgen we de Scenic Route 9O van Gulfport naar Long Beach en Pass Christian. Wat hier aan de kust heeft plaatsgevonden, is an eve of destruction. Er moeten hier restaurants, picknickparken en historische mansions gestaan hebben, maar daarvan blijven slechts betonnen hoekpijlers over. In de tuinen van de villa's en residenties is ook een massa slib aangespoeld, én cargo uit de haven. Rollen papier van één ton liggen tussen de bomen geslingerd. Paletten karton zijn in het zeewater dik en bruin opengebarsten. En geen enkele opligger staat nog op de havenwerf, alle liggen ze hier op hun rug en met de zwarte banden in de lucht. Gigantische bobijnen met textiel zijn als schietspoelen door het geboomte geschoten, overal groene, witte, blauwe en oranje stofrepen achterlatend. Een paar bomen hebben paarse stola's tussen de takken hangen, het doet denken aan de ouwe bijbelse prenten van Golgotha.
De insecten zijn het enige leven in deze door dood en ontij geteisterde kuststrook. Grote gele vlinders fladderen over het puin, dikke libellen nemen behoedzaam plaats op ontschorste palmbomen, en tientallen lovebugs komen kriskras aangewaaid, het zijn zwarte insecten, mannetjes en wijfjes die in de lucht copuleren dat het een lust is, achterlijfje tegen achterlijfje, zo buitelen ze overal tegen alles aan.  Het  desolate van dit verwoeste landschap wordt nog aangescherpt door een onwezenlijk en onheilspellende geluid dat van overal en nergens lijkt te komen. Het is een geknisper in de verte dat overgaat in geknetter, dat aanzwelt tot een snerpend gejank als van een cirkelzaag en dat op zijn hoogste pijntoon even abrupt stopt als het ontstaan is. Een CBS-correspondent die toevallig langs rijdt, brengt uitkomst: "Het zijn cicaden en ze kunnen tot honderd decibel lawaai maken! Wat je hoort is het geluid waarmee ze de vrouwtjes aantrekken, you know, for the boum-boum!!" Als hij hoort dat we van Europa zijn, is zijn eerste reactie: " Jullie gaan de oorzaak van deze orkaan toch niet bij de global warming zoeken, hé?! Want zo ken ik de Europeanen intussen wel! No way dat dit met het klimaat te maken heeft!""
De CBS-man is hier vorig jaar op vakantie geweest, prachtige kuststrook, het ene antebellum huis naast het andere, allemaal een miljoen dollar waard, en zo drie kilometer aan een stuk! Hij wijst ook op de honderden eeuwenoude live oaks die nog overeind staan, "ze zijn wel takken verloren, maar ze hebben de orkaan doorstaan omdat ze zo moeilijk te ontwortelen zijn." De bomen hebben grote toeristische waarde voor de Deep South, hun dikke grillige takken met de lange sluiers van Spanish moss, zijn terug te vinden op decennia van prentkaarten en kalenders, "iedereen kent ze van de Amerikaanse griezelfilms en van de verhalen van Huckleberry Finn ". De eiken zijn nu compleet kaal, hun "baarden" afgerukt door de storm.

FotograafJerome en de ravage in Biloxi. © Jan Hertoghs    

FotograafJerome en de ravage in Biloxi. © Jan Hertoghs    

We staan nog op de kaart!
Via Pass Christian waar het rijke deel van het stadje intussen is afgegrendeld met hoge rollen scheermes-prikkeldraad rijden we naar Bay St Louis. Het is zaterdag en er is grote drukte op de weg van pick-ups en auto's met een aanhangwagen. Blijkbaar hebben veel evacuees op dit weekend gewacht om naar hun vernielde huis terug te keren: het vorige weekend waren veel straten nog versperd door bomen en puin, die blokkades zijn nu door legerbulldozers opgeruimd.
In de lagere school van Bay St Louis is een opvangcentrum ingericht en het is er een komen en gaan van volunteers uit heel de VS. Aan de overkant van de school leeft een gezin letterlijk op straat, bij hun huis dat half is ingestort. De ouders zitten aan een klaptafel bij het hek, de twee baby's slapen in een houten box op de stoep en de tent in de tuin is de slaapkamer. Kleerkasten zijn er niet, de kleren zitten in plastic zakken en leunen tegen de muur van het huis.
Bay St. Louis (8000 inwoners) heeft het oog van de orkaan over zich heen gekregen en een groot deel van de vierduizend huizen is geheel of gedeeltelijk verwoest. In de hoofdstraat spreek ik een oudere local aan, of hij me kan vertellen hoe het dorp er vroeger uitzag. Hij kijkt me in de ogen, neemt mijn hand in zijn twee handen en zegt geheel ontroerd "Sir! Welcome to Bay St Louis!" en dat dit de mooiste plek op de wereldbol is, "alleen is het nu een beetje disorganized". En ik weet meteen en heel zeker dat ik geen betere gids kon treffen dan Harold V. Carver, winkeleigenaar en zevenenzeventig jaar. Harold zegt dat zijn voorouders al tweehonderd jaar in het plaatsje wonen en dat hij in 195O de winkel van zijn vader heeft overgenomen, een winkel die al honderd jaar in onze familie is! Kijk, daar op de hoek is ie de zaak en ze is genoemd naar mijn vader: Jerome's (Voor Al Uw Sportkledij en Schoenen). Ik zeg dat de fotograaf ook Jerome heet en hij schudt glimlachend zijn hoofd, dat kàn toch niet waar zijn, zo'n toeval, en dan nog helemaal vanuit België?! En dan is ie plots ernstig, of ik weet dat er in Bay St Louis en in het aanpalende Waveland honderd mensen zijn omgekomen? En dat er vijfentwintig bij zijn die hij goed kent. Daarstraks heeft zijn zoon die  politieagent is nog drie lijken geborgen, en Harold kende elkéén van hen.

Harold V. Carver: “Hier zijn honderd mensen omgekomen. Een kwart van hen kende ik persoonlijk.”  Ingescand uit Humo/ © Jerome de Perlinghi   

Harold V. Carver: “Hier zijn honderd mensen omgekomen. Een kwart van hen kende ik persoonlijk.” Ingescand uit Humo/ © Jerome de Perlinghi   

Omdat de elektriciteit na twaalf dagen nog niet hersteld is, kan ik de winkel alleen maar zien in het schijnsel van een grote batterijlamp. Ik zie een etablissement van degelijk landelijk fatsoen met op de brede winkeltoog een massief bronzen kassa die rinkelt tot in het achterhuis. Harold schijnt eerst op het portret van zijn goeie vader en dan op de zwartwitfoto van John Kennedy, "our president! The best we've ever had!"  Op de winkelvloer ligt ook de koperen spits en het kruis van de methodistenkerk, Harold heeft het na de storm van de straat geraapt, het was driehonderd meter ver gevlogen. De kerk zelf is al honderdvijfentwintig jaar oud, en in geen enkele eerdere orkaan was ze dat ornament verloren! En ook de twee kerken in de hoofdstraat zijn hun punttorens verloren, vijf meter hoog zijn ze, en ze liggen zomaar op de stoep.
Dan trekt hij de deur dicht voor wat hij dagelijks meerdere keren doet, a walk on Main Street. Als mensen naar hem zwaaien, en dat zijn er veel, dan zwaait ie terug en steekt twee vingers op, van Victory, en van We Shall Overcome! Want dat dorp van hem, dat is misschien kapot, maar het staat nog altijd op de kaart en dus kan het ook weer opgebouwd worden. Aan het monument voor Al Diegenen Die Hebben Deelgenomen Aan Wereldoorlog II kent hij wel 1200 van de 1500 namen achter het glas, "het zijn de vaders, de broers en de ooms van allemaal jongens waarmee ik in de klas heb gezeten. Zo is Bay St Louis nu eenmaal, iedereen kent iedereen."
De hoofdstraat loopt uit op het strand en op de dijk staat hij lang en hoofdschuddend te kijken naar de brug van de autoweg en de spoorweg die zich normaal twee kilometer uitstrekken tussen beide kanten van de zilverblauwe baai. De orkaan heeft  zowel de asfaltweg als de rails kapot gekregen, er staan alleen nog kale brugpijlers in de zee. De spoorweg van de L&N (Louisville & Nashville) was nochtans oud en stevig, die lag er al van in 1870.
En of ik ginder dat zaaltje zie? Dat was het "A & G Movie Theatre", een cinema vlakbij de zee. Op zijn zestiende was hij daar projecteur, en als het binnen te heet werd, dan zette hij de ramen open en dan kwam er zo'n koele bries van de zee: boy, I can still feel that breeze, you were in heaven there! En hij knijpt zijn ogen verzaligd dicht en klopt op zijn hart, "hier zitten ze, all those sweet memories!"  En natuurlijk is het interieur van zijn stamkroeg door alle ramen naar buiten gevlogen, "maar je moet 's zien hoe mooi de zon nu valt on the old town, dat blijft nog altijd de zon, zelfs al schijnt ze dan op puin".
Ik vraag of hij niet diep gekwetst was, de dag dat hij Main Street helemaal onder puin zag liggen? "Ja, die dag na de storm was ik depressief en heb ik veel geweend. En zie, m'n tranen zijn er weer. (Hoofdschuddend). Ik moet ze tegenhouden. Niet de tranen moeten terugkomen. Ons stadje moet terugkomen. En ons stadje zàl terugkomen. Wil je dat opschrijven voor iedereen in België? Wij zijn niet dood. We're here to stay!"

Twee weken na de ramp stond het voorlopige dodental op 792. Tegelijk worden nog tienduizenden vermist en zijn 9OO.OOO mensen nog niet naar hun huis kunnen terugkeren. 6OO.OOO leerlingen kunnen voorlopig niet naar school. 400.000 gezinnen blijven verstoken van zuiver leidingwater. 200.OOO huishoudens zitten nog altijd zonder stroom.

Vorige
Vorige

Katrina (2): de boswachters als redders van New Orleans

Volgende
Volgende

20 jaar 'Zomerbeelden' op de VRT !