Langs de lijn van het jeugdvoetbal (1) : de voetbalvaders
In het topvoetbal wilden minstens twaalf zeer kapitaalrijke clubs zich afscheuren in een elitecompetitie, de Super League. Die gesloten competitie is huizenhoog verheven boven het spelen voor lokale supporters met hun druilerige hotdog, vanaf nu wordt het galactisch spelen voor honderden miljoenen televisiekijkers in hun lauwe zetel. Intussen is die Super League (bijna) aan duigen gevallen, maar de toon is gezet: topvoetbal komt in handen van de happy few, de andere clubs moeten tevreden zijn met minder planetaire krijtlijnen.
Al die topvoetballers en veel van die ambitieuze clubvoorzitters zijn ooit als jeugdspeler begonnen op kleine veldjes met vaak alleen een handvol ouders als publiek. Een wereld die lichtjaren af staat van dat topvoetbal, en toch ook niet. Ook op het niveau van kinderen is er geld, afgunst, onverdraagzaamheid, en een grote druk om te presteren. In 1998 was ik vele weekends onderweg om jeugdwedstrijden bij te wonen en om voetbalvaders (soms -moeders) bezig te horen.
Een luidruchtig verslag.
Humo februari 1998 -licht ingekort - © Jan Hertoghs
Staat zo'n vader daar te brullen tegen zijn kind van negen: Raakt 'm! Stampt 'm de poten vanonder zijn lijf !
Het is een beeld van de zondagmorgen. Er is amper verkeer, de wegen zijn zo goed als leeg, maar als auto's in één rij voor een stoplicht staan, dan kan je er kalk op innemen dat het vaders met voetbalzonen zijn. Achterin de wagen zit het vol jeugdige koppen. De haren fel gekamd, de rits tot hoog onder de kin gesloten. Jonge voetballers onderweg naar het gras hunner dromen. In België zijn zo'n 240.000 jonge voetballers aangesloten bij de Belgische Voetbalbond. 150.000 daarvan zijn jonger dan veertien. Dat zijn de Duiveltjes (6 tot 8 jaar), de Preminiemen (8 tot 10 jaar), Miniemen (10 tot 12 jaar) en Knapen/Kadetten (12 tot 14 jaar). Over die kinderen gaat het. Maar meer nog over de ouders van die kinderen: de voetbalvaders, en in mindere mate de voetbalmoeders en voetbalgrootouders. Die ouders langs de krijtlijnen die hun kind aanmoedigen, maar met even groot gemak de grasmat inboren. Die ouders - aldus sommige trainers- die zich menen te moeten moeien met de opstelling van de ploeg. Die ouders - aldus sommige scheidsrechters- die menen zich minder sportief te moeten gedragen dan de kinderen zelf. Die ouders - aldus andere ouders- die uiteindelijk maar één ding hopen, namelijk dat hun zoon ooit in eerste klasse zal spelen. De kans dat hem dat gouden schoentje past is... één op duizend.
*De reportage is gebaseerd op gesprekken langs de lijn van Antwerp, Beerschot, Lierse, Germinal Ekeren, Berchem, Tubantia Burgerhout, Schilde en "s Gravenwezel.
Vader: "Mijn zoon is negen. Hij traint twee keer per week en volgt nu ook de speciale keepersschool. Negen jaar zijn en al individuele training krijgen, dat is niet meer spelen, dat is presteren. Als vader ben ik daar niet voor: een kind van negen, dat moet zich ontspannen, dat moet zich amuseren. Maar hij WIL het doen en ik laat hem doen. Want wat doe je ertegen? Het hoort bij deze prestatiemaatschappij. Alles is tegenwoordig prestatie. En wie niet presteert, die kan gaan. Dus moet hij oefenen, dus moet hij trainen, dus moet hij beter zijn dan de anderen. Zelfs al op negen jaar.»
Een miniemenwedstrijd. Goal. Bal zuiver onder de keeper. De tienjarige doelman vloekt 'shit', gooit zijn handschoenen tegen de grond en trapt ze nog na terwijl ze op de grond liggen. De doelpuntenmaker zit intussen op één knie en trekt met gebalde vuist een denkbeeldig kanon af. Eén-nul!
Vader: "Als die kinderen scoren, dan weten ze wat ze moeten doen. Dansen bij de cornervlag, vliegtuigske spelen, op hun buik landen, schoenen poetsen, elkaar bij de enkels pakken en in kikkerpas over het veld huppen, je ziet het allemaal. Voor de profs uit eerste klasse is dat eventjes kinderachtig doen, voor die kinderen is dat eventjes de professionele uithangen.» Jeugdcoördinator: "Als je scoort, ben je de held. Ook bij de ouders. Er zijn spelertjes die honderd frank van hun ouders krijgen als ze scoren. En dan ook nog eens honderd frank van den bompa en vijftig frank van de nonkel. Wij zijn daar vierkant tegen en we zeggen dat ook duidelijk tegen de ouders: doe het niet, want zo worden de kinderen te individualistisch in hun spel.»
Vader: "In onze club is er een kind dat naar de Quick mag als het scoort. En als het twee keer scoort, krijgt het niet één maar twee hamburgers. Enzovoort! Wel, zijn spel zag je veranderen en hyper-individueel worden, want ja, dat ventje speelde voor zijn hamburgers."
Moeder: "Ik ken ouders die hun zoon-keeper hebben gezegd: als jij tot Kerstmis - er waren nog zestien matchen te spelen -geen enkel doelpunt binnenlaat, dan krijg je van ons vijfduizend frank (125 euro)! Veertien weken heeft die jongen het uitgehouden en toen kreeg hij d'r twee binnen. Zo'n druk leggen op een kind van tien jaar!»
Vader: "Je hebt ook al ouders die geld geven voor een assist! Vijftig frank voor een beslissende pass, waar zijn we dan mee bezig, zeg?!
Maar wat ik een nog kwalijker individualisme vind, zijn ouders van wie de ploeg gerust met 5- 1 mag verliezen, als hun zoon maar die ene goal heeft gescoord. De ploeg is bijzaak. Hun eigen kind, dat is de hoofdzaak.»
Jeugdcoördinator: "Ja, dat eigen kind, dat moet presteren. En soms kan dat niet rap genoeg gaan. Ik heb hier een vader gehad die powertraining gaf aan zijn zoontje van elf! Want hij vond dat zijn kind 'fysiek wat mankeerde'. En toen de trainer zei dat 'poweren' slecht was voor zo'n kind en dat hij daarmee beter zou wachten tot ie zestien was, zei die man:' Maar allez, dat kan toch geen kwaad? Twee gewichtjes van twee kilo aan zijn polskes en wat zwaaien met zijn armen !?»
Hij speelt in Nationale!
In het jeugdvoetbal heb je een opdeling in Gewestelijke, Provinciale en Nationale. Dus: bij de Miniemen van een club heb je Gewestelijke Miniemen, Provinciale Miniemen en Nationale Miniemen. Spelen de jongens Gewestelijk, dan spelen ze tegen teams uit de omgeving, spelen ze Provinciaal, dan spelen ze tegen teams uit de provincie, en spelen ze Nationaal, dan spelen ze tegen teams uit heel België. 'Nationale' jeugdspeler zijn bij een club is dus het hoogste niveau halen, en sommige ouders wensen meer dan vurig dat hun kind in 'Nationale' zou spelen.
Jeugdcoördinator: "Ouders zijn fier als hun zoon in die 'hoogste klasse' speelt. Mijn zoon is Nationale Miniem van Beerschot! Of, onze jongste is van de Gewestelijke naar de Provinciale Kadetten van Germinal gegaan! Zo wordt dat gezegd. En van mij mogen ouders daar fier op zijn, maar o wee, als hun kind `zakt'! Ik ken ouders die hun zoon met voetballen lieten stoppen omdat hij niet meer geselecteerd was voor Nationale. Die jongen speelde nog steeds bij Provinciale Miniemen van zijn club, die speelde daar zelfs heel goed, maar zij vonden dat maar niks en hij moest maar iets anders gaan doen, gaan tennissen of zo. Maar waarom hebben ze dat kind afgeschreven?! Kijk naar Jan Ceulemans. Die heeft altijd in Gewestelijke en Provinciale gespeeld. Die is nooit 'Nationaal' geweest. En dat is één van de beste spelers geworden die België ooit heeft gehad!"
De kantine. Plaveien op de vloer, tralies voor de vensters en blinkende bekers achter de toog. Vaders in rooie anorakken drinken een pint, moeders lichten het deksel van hun filterkoffie. En nog een preisoepke, een currysoepke, twee palmkes, een cola, en een thee. En Louis! Louis! Die journalist wil dat niet geloven van die moeder en die trainer! Louis komt erbij staan, jaja, in club Y stapte een 'gewillige' moeder al eens met de trainer in bed opdat de zoon van twaalf jaar toch maar in de eerste ploeg van de kadetten zou staan!
Vader: "Over het al dan niet in de ploeg mogen staan, doen veel verhalen de ronde. Mij zijn gevallen bekend van vaders die de trainer elke week wat geld toestoppen zodat hun jongen elke week zijn stek in de Nationale Knapen houdt. Een goeie manier om te maken dat je zoon elke week speelt, is sponsor worden van de jeugdafdeling. Dan stort je bij het begin van het seizoen 50.000 frank (1250 euro) in de kas van De Jeugd, en dan is het voor de trainer wel heel moeilijk om je zoon niet te zien staan, want hij is tenslotte 'de zoon van een sponsor'. Wat bij onze club bijvoorbeeld ook helpt, is jezelf opgeven als verzorger of ploegafgevaardigde. Dan ben je het soort vrijwilliger dat zijn hele weekend aan de club besteedt, en dat kan ook helpen bij de selectie van je kind.» Jeugdcoördinator: "Sommige ouders proberen het op een heel simpele manier: die gieten de trainer na de match flink wat pinten op.»
Moeder: "Dat zal bij onze club niet lukken. Trainers hebben de strikte opdracht na de match van de toog weg te blijven, onder andere om die beïnvloeding uit de weg te gaan.»
Vader: "Ik begrijp maar al te goed dat trainers niet te veel contact zoeken. Omdat de ouders zich nu meer met de selectie willen bemoeien dan vroeger. En ze schuwen niks. Sommige ouders lopen de deur plat bij het bestuur, andere hoor je op het veld hardop naar de trainer roepen. 'Zeg, dat kan toch niet dar onze Tom weer aan de kant staat! Als dat zo voortgaat, dan komt 'm niet meer, dan gaat 'm naar een ander ploeg!'»
De bankzittertjes
De preminiemenmatch wordt afgefloten. 2-0 gewonnen, en toch zijn drie moeders van de winnende ploeg niet tevreden. 'De mijne heeft maar tien minuten op het veld gestaan. De mijne maar vijf! De mijne helemaal niet! 't Is elke week hetzelfde. 't Zijn altijd dezelfde die mogen spelen. Dat is toch belachelijk van die trainer!'
Trainer: "Ja, de ouders gaan dan klagen hé. De ploeg heeft wel gewonnen, maar o wee, hun ventje zat er niet hij! 't Gaat zel-den om de ploeg. 't Gaat altijd over hun kind.»
Moeder: "lk vind dat erg voor die kleine gasten. Ze zijn negen jaar en ze zitten de hele match op de bank. Of ik dat ook tegen de trainer durf te zeggen? Nee, dat durf ik niet want dan mag hij volgende week helemaal niet meer meedoen, daar ben ik zeker van.»
Trainer: "Och, je hoort het zo vaak. Zodra een ploeg aan de winnende hand is - zelfs al gaat het maar om een Gewestelijk Miniemenploegje- , dan zal die trainer dat winnende team willen behouden. In theorie mag hij de hele match 'vliegende wissels' doorvoeren, kinderen mogen de hele tijd in en van het veld zodat iedereen kan meedoen, maar ze krijgen de kans niet. Ze komen er niet op. Of hoogstens de laatste vijf minuten. En dan krijg je dat: jongens die weken aan een stuk op de bank zitten en nooit aan spelen toekomen.»
Moeder: "Zo'n winnersploegje mag niet meer verliezen en kan op de duur ook niet meer verliezen. Zelfs het kleinste verlies kunnen ze niet aan. Ik heb elfjarigen van het veld zien komen, het was 0-0, en sommigen hadden de tranen in hun ogen!» Jeugdcoördinator: "Als zo'n ploegje in de running is voor een kampioenstitel, gaan de trainers echt beslag leggen op die elf goeie spelers. Ze moeten er altijd zijn, op elke training en bij elke match. En dat gaat soms ver. Het kind is geblesseerd - wat een zeer geldige reden is om afwezig te blijven - en toch gaan ouders het dwingen mee te spelen. Om de trainer toch vooral niet teleur te stellen. Want een teleurgestelde trainer, dat kan soms betekenen dat je zoon er de week daar-op niet bij mag zijn. Als straf! Voor hem, en voor die ouders ook natuurlijk."
De Goed Geprobeerd-Ouders
Twee vaders in gesprek aan de lijn. 'Ik weet niet wat 'm heeft tegenwoordig, maar hij is precies zijn shot kwijt. Bij 't begin van 't sei-oen schoot hij d'een bom na d'ander binnen, en nu is 't niks meer.' - 'Ja, jong, dat kan zo ineens weg zijn hé. Misschien wilt hij het te veel forceren, en dat is zo, als ge dat wilt forceren, dan gaat dat niet hé.' - 'Ja, 't is waar, hij zou dat niet mogen forceren.'
Vader: "« Of vaders echt iets van voetbal kennen, hoor je aan hun geroep tijdens de wedstrijd. Zo is het opvallend dat degenen die wel iéts van voetbal kennen, vrij weinig roepen, en dan nog meer in instructieve zin, zoals 'Bertje, speel volgende keer eens in de diepte' of `Komaan, Thomas, direct terug bij uwe man!' Dat noem ik de Richtlijn-Ouders. Die zijn in de minderheid, want de grootste groep ouders wordt gevormd door de 'Goed-Gedaan' en de 'Goed-Geprobeerd'-Ouders. Dat zijn ouders die alleen maar willen zien dat de ploeg op de goal afstormt. Alleen aanvallen telt, de rest van het spel is niet belangrijk, en die ouders schreeuwen hun kinderen letterlijk naar de muit. 'Vooruit! Voor-uit! Langs de lijn! Langs de lijn!' - 'Afgeven, die bal, afgeven!' -'Voor de goal zetten, voor de goal! Goed gedaan! Goed geprobeerd!'» Nog iets. Ouders die iets van voetbal begrijpen, die gaan ergens staan waar ze het spel kunnen overschouwen. Ouders die er weinig van begrijpen, gaan vaak gewoon in de buurt van hun kind staan. Speelt hij rechtsachter, dan staan papa en bompa ook rechts-achter. Kunnen ze direct roepen waar hij de bal moet trappen. Wat ook opvalt: hoe jonger het kind, hoe meer men alleen maar voor zijn-kind-schoon-kind! supportert. 'Vooruit Kevin! Komaan Kevin! Niet afgeven Kevin! Naar rechts Kevin!'Dat houdt niet op. Dat is geen kind meer, dat is een robotje, een Gameboy waarvan de ouders denken dat ze de afstandsbediening in de hand hebben. 'Naar rechts! Naar links! Vooruit! Schieten!' En hoe slechter hun kind speelt, hoe korter ze roepen. Dat begint met "Goed gespeeld, Kenny, goeien bal, Kenny, goed gedaan, Kenny.' En dat eindigt met 'KEN-NY', van die korte nijdige blafjes zoals je een hond tot de orde roept. Eigenlijk verstomt dat roepen van de ouders pas naarmate de jongens ouder worden - scholier en UEFA-junior- én naarmate ze niet meer in Gewestelijke maar in Nationale spelen. Want degenen die dan nog spelen zijn stuk voor stuk goeie spelers én hebben niks meer te leren van de ouders."
De papa of de trainer?
Een training van de Duiveltjes (6 tot 8 jaar). Bomma vraagt of Michael geen kou heeft. Nee, bomma. Ook niet aan uw billekes? Nee, bomma. Dan is 't goed, schat! Een andere moeder langs de lijn 'coacht' haar kind zonder ophouden. Komaan, Sean, lopen! Naar de witte kegel, Sean, niet naar den blauwe! Haast u, Sean, lopen, Sean, de anderen zijn al klaar, Sean, nu op uw poep zitten, Sean, op uw poep, Sean! Poep, Sean! En nu den bal pakken, Sean. Den bal pakken! Het kind draait zich om naar zijn mama, en naar welke kegel moet ik nu, mama? Ja, Sean, dan had ge maar beter naar de trainer moeten luisteren!
Jeugdcoöordinator: "Het ergste voor een kind op het veld is wanneer ouders en trainer mekaar tegenspreken. Voor de match zegt de trainer, 'Bert, jij blijft RECHTS', en dan begint de match en is er op links een zee van ruimte en dan roept papa: 'naar links, Bert, verdomme naar LINKS, ziede gij dat gat dan niet!' En wat moet die jongen dan doen? Naar zijn vader luisteren of naar de trainer luisteren?
Ik heb zo'n vader gehad. Die kleine hield zich strikt aan de richtlijnen van de trainer en die vader werd razend omdat dat kind niet naar hém luisterde. Na de match stapte die in zijn auto en reed in volle vaart naar huis. 'Zie maar dat ge alleen thuis geraakt' riep hij nog. Stond die kleine daar!»
Trainer: "Wij hebben ook zo'n vader gehad. Die jongen ging op het doel af, iedereen - de trainer, de délégué en de assistent- brulden dat hij moest passeren, en die vader brulde nog harder dat hij niet moest passeren. En in zijn koleire riep hij: `Naar wie zou hij godverdomme passeren, 't is den enige op 't veld die kan sjotten!' Je kan je dat voorstellen, die vader kreeg trainer en supporters tegen, die jongen kreeg zijn medemaats tegen, en op de duur - want dat herhaalde zich een paar matchen- was die jongen doodongelukkig. Ik heb hem een keer het veld zien afkomen, helemaal alleen, tot bij de afsluiting, waar zijn vader ook helemaal alleen stond, en die jongen liet zich op de grond vallen, zijn handen voor zijn gezicht, en snikken, snikken. Dat kind was kapot, dat kind heeft het seizoen niet uit gedaan.»
Arbiter: "Vaders die zich zo gedragen, hebben geen enkel besef van wat hun kind aan het doen is. Want hun kind is aan het leren. En als je iets leert, dan ben je fier als kind en dan wil je ook aan je ouders laten zien wat je kunt. Al die dingen die je van de trainer geleerd hebt. En dan staat die vader daar en dan wil die niet eens zien wat je geleerd hebt!»
Délégué: "Ouders die zo fanatiek zijn, vind je overal. Maar ik zou hen niet met de vinger wijzen: ouders gedragen zich pas fanatiek als ook de trainer fanatiek is. Ouders gaan pas hard roepen als ook die trainer luid naar die kinderen roept. Ik heb het al te dikwijls gezien. Ouders en trainer die zo staan te roepen en te blaffen dat de kinderen op het veld ineenkrimpen en soms met tranen in de ogen aan het spelen zijn. Helemaal verkrampt, helemaal in de war.»
Arbiter: "Ik merk het als kinderen schreiend op het veld lopen. Dan hebben ze naar doel geschoten en gemist, en dan is er naar hen gescholden door de trainer of de ouders. En dat kind weent dan omdat het niet kan voldoen aan die hoge verwachtingen van de trainer en van de ouders.»
Délégué: "En wat voor agressieve dingen vaders soms roepen, ook naar de allerkleinsten. Ik heb een vader naar zo'n zevenjarige horen roepen: 'Stampt dien andere de poten vanonder zijn lijf!' Daar ga ik als ploegafgevaardigde direct naartoe, en daar wil ik desnoods tien minuten mee praten tot die man bekoeld is.»
Vader: "Godverdomme, raakt 'm! stampt 'm tegen de grond! Dat heb ik een vader horen roepen tegen zijn zoontje van negen, omdat die kleine al twee of drie keer door een aanvaller gepasseerd was. Ik zei, mijnheer, weet gij wel wat gij zegt tegen dat kind? En zijn antwoord was: Hé boerke, gij komt van een boerengat, gij moet ons niet komen vertellen hoe wij hier moeten sjotten hé!» Délégué: "Trainers kunnen soms ook zo bruut zijn. lk zag een Duiveltje van zeven jaar een foute pass geven en die trainer vloog uit: 'Kijk uit uw doppen! Ge kunt er weer geen kloten van! Wacht maar tot woensdag, dan zal ik het u 'ns léren op de training.' Zo iemand geeft niet alleen een verschrikkelijk voorbeeld aan de ouders, zo iemand is ook een verschrikkelijke trainer.»
Vader: "Je hebt van die trainers: die kennen wel iets van een bal, maar die kennen niks van een kind. Die weten dat een bal altijd naar hen luistert, maar die begrijpen niet waarom een kind soms nièt naar hen luistert. Dat is één van de grote problemen van het jeugdvoetbal. Dat de trainers vaak te technisch en te balgericht zijn, en te weinig kindgericht.»
Arbiter: "Wat sommige vaders naar de kinderen roepen is vaak krek hetzelfde wat ze naar volwassen voetballers roepen. "Wat ge te klungelen in dat centrum?! Dekt nu eens die linkerkant af! Beweegt eens wat meer, lamzak!' Dat soort vaders kijkt niet naar een spel van kinderen, dat kijkt alsof daar een match van 'de groten' bezig is. En als dat kind nog maar een paar fouten maakt, beginnen ze vaak al te grommen. 'Hij staat weer te slapen vandaag. Hij ziet weer niks vandaag!' Met andere woorden: hij is weer geen grote voetballer vandaag. En dat is de grote ontgoocheling die bij veel vaders op de loer ligt: omdat zij mindere goden zijn geweest, omdat zij niet die jongensdroom-van-de-grote-voetballer hebben waargemaakt, willen ze van hun zoon een god maken. En als die god hen dan ontgoochelt, kunnen ze dat niet verdragen hé.»
De kapbeweging
Speler: "Er wordt door vaders nogal wat afgezaagd tijdens de match, maar wat ik ook erg vind, is het gezeur na de match, in de kantine. Dan krijg je het te horen hé. 'Het trok weer op niks! Ze hebben er weer hun kas aan geveegd! Ze kregen 'm er weer niet in! En d'r is geen ene die op zijn juiste plek staat! En den trainer trekt op geen ballen!' Altijd maar negatieve commentaar, zelden iets positiefs. Ik moet dat niet meer horen, ik mijd de kantine. Ik wacht in de kleedkamer tot de bus er is, en dan spring ik recht in de bus. De ouders denken nog al te vaak dat wij dat niet voelen, die commentaren op het veld en in de kantine. Ze denken dat wij met de jaren een dik vel hebben gekweekt. En voor een deel is dat zo, als ze 'lomperik' of 'lul' of 'sukkel' roepen, dan hoor je dat niet meer. Maar als ze je aanmoedigen, als iedereen roept en fluit en applaudisseert, dat voelen wij maar al te best, maar dat krijgen wij veel te weinig te horen.» Jeugdcoördinator: "Ouders weten niet wat ze hun kind soms aandoen met al die negatieve commentaar. Want als die jongen niet zo goed presteert op school, dan wordt daar al op hem 'gekapt', en als ze dan ook nog eens tijdens het voetballen (zijn uitlaatklep voor de school!) op hem beginnen te 'kappen', dat is wreed, dat is nefast voor zo'n kind!
Op het veld wordt gesakkerd, in de kantine wordt gekankerd en dan heb je nog van die huishoudens waar ook de barometer thuis door de match van het weekend bepaald wordt. En heeft de zoon slecht gespeeld, dan zit het ertegen, dan is het daar soms de hele week ruzie. Ik heb huwelijken weten afspringen omdat het voetbal zo de gezinssfeer beheerste, omdat alles om voetbal draaide, omdat over niets anders dan voetbal werd gesproken.»
Vroeger, och, vroeger!
Zijn kleinzoon speelt ginder, zegt hij, dat manneke met die wittekop. 't Is een goed spelerke, maar soms wat aan de trage kant. Hij heeft vroeger ook gespeeld. Niet te vergelijken met nu. Ze speelden met een harde geschilderde bal waar de verf in schilfers van het leer brak. En ja, ze gingen ook op verplaatsing. Met de fiets en met de boterhammen onder de snelbinder. En na de match geen douche, maar u wassen in een emaillen teiltje , het water ontdooide op uw blote borst.
Jeugdcoördinator: "Och, vroeger, dat is niet te vergelijken met nu! In de jaren zeventig hadden we hier op Beerschot vier trainers voor vijfhonderdtachtig kinderen. Al die kinderen oefenden her en der op een vierkantje van het veld en die trainers liepen rond en zagen ze iets verkeerds, dan floten ze en wandelden ernaartoe, "zo moet ge diejen bal amortisseren en nééje, dat is niet de binnenkant van uwe voet!' En pas op, de ouders vonden dat goed hé, geen enkele vader die reclameerde. En nu! Nu hebben we driehonderd kinderen en drieëntwintig trainers! Die zijn profes-sioneel hé, die hebben allemaal een opleiding gehad, maar... dan nog zijn sommige ouders niet content. 'Mijnheer, hij speelt in een groepke van zeventien, ik vind dat te groot, zo kan hij niks leren! Kan hij niet wat individuele begeleiding krijgen?'
Nog zoiets: vroeger waren er TIEN ballen voor die 580 kinderen, nu zijn er DRIEHONDERD ballen voor die driehonderd kinderen. Elk kind heeft zijn eigen lèren bal! Dat is ook mooi om zien, zo'n veld vol kinderen, en allemaal aan het lopen met die bal. Maar dan denk ik soms: als ik tegen die ouders zou zeggen dat er per tien kinderen maar één bal is... Jongen, ze werden stapelzot!»
Tienjarige profs
Vader: "Alles wordt 'professioneler'. Vroeger mocht je ze nog met de auto brengen. Maar nu gaan die tienjarigen al met de 'spelersbus' en wij ouders mogen dan als schapen achter die bus rijden. Die afzondering in de bus is goed voor hun concentratie, zegt de trainer. Kan je je dat voorstellen? Professionals van tien jaar!»
Speler: "Goed dat wij in een bus zitten. Daar kunnen we tenminste kaarten of lezen of onze walkman opzetten. Alle jongens waren het beu om met de auto mee te rijden, want als je verloor, begon pa zijn zaag te spannen in de auto.»
Vader: "Ja, het gaat er almaar professioneler aan toe. Vroeger lieten ze een kind gerust in een club, ze kwamen het pas wegkopen als hij zestien was. Nu komen eersteklasse-clubs de kinderen al scouten vanaf hun acht jaar: of ze niet naar een grotere club willen?!
In de provincie Antwerpen wordt nu zelfs al geronseld door Nederlandse eredivisie- en eerste-divisieploegen: NAC Breda, Feijenoord Rotterdam, PSV Eindhoven en Willem 11 Tilburg. En eigenlijk hebben die maar een ietsje betere opleiding te bieden dan de Belgische clubs, maar die 'naam' doet het natuurlijk bij de ouders: het idee dat hun kind mag spelen bij een 'grote' buitenlandse club! .»
Jeugdcoördinator: "Vroeger waren ouders minder te verleiden door al die aanbiedingen omdat niet de ouders maar de club alles te zeggen had over de transfers van de spelers. Maar sinds het decreet van '97 over de niet-professionele sportbeoefenaar zijn kinderen niet langer gebonden aan de club en staat het de ouders vrij met hun kind naar een andere club te gaan. Sommige ouders beginnen dan ook te marchanderen met hun kind, wat vroeger onmogelijk was. Die kleine speelt bij ons, bij Beerschot, maar ze vragen dan aan Germinal Ekeren of Lierse of hij daar eens mag komen testen, want dat vinden ze natuurlijk beter, dat die kleine bij een eerste-klasse-ploeg speelt. En oké, hij mag bij Lierse bij de Nationale Kadetten beginnen en dan zie je die ouders ineens veranderen hé! Zes jaar lang vonden ze het fantastisch bij ons, en ineens is er niks meer goed. Dat kind wil eigenlijk niet veranderen, dat heeft zijn vriendjes, dat is gelukkig bij ons, maar zijn ouders vinden dat hij moet veranderen. En waarmee ze dat kind dan paaien. 'Allez jongen, ge moet dat eens zien bij de Lierse, daar hebben ze douches met twee koppen, en bij Beerschot maar éne kop!'»
Vroeger had een club meer vat op die transfers, en was het rustiger rond het veld. Nu zijn de ouders nerveuzer geworden. Als zij vinden dat 'hun kleine' wat te weinig wordt opgesteld, gaan ze al op zoek naar een andere club.»
Jeugdcoördinator: "Veel clubs zijn tegen dat decreet, maar ik vind het niet zo'n slechte zaak. Vroeger kon een club een jongen heel lang aan zich binden zonder iets voor hem te doen. Nu is jeugdwerking een uitdaging. Nu moet je er iets voor doen om die jonge gasten in de club te krijgen en om ze erin te houden ook.»
Vader: "De grootste verlokking voor zo'n ouders is een aanbieding van een grote club. En dé max is natuurlijk als je kind bij het grote Anderlecht mag spelen. Sommige ouders hebben daar alles voor over. Ik ken zo'n tienjarige die van een kleine club naar Anderlecht is getransfereerd. Om halfvijf is de school gedaan, moeder of vader wacht voor de schoolpoort, boterham eten in de auto, huiswerk maken in de auto, trainen in Brussel, douchen, nog een cola drinken en om negen uur is die jongen thuis en moet die nog de rest van zijn huiswerk maken. Je hebt kinderen die tegen die stress bestand zijn, maar er zijn er genoeg die dat op die jonge leeftijd niet aankunnen.»
Trainer: "Grote ploegen hadden er vroeger ook geld voor over om een kind aan te trekken en de ouders over te halen dat het de kleinere club zou verlaten. Ouders die 15.000 frank per maand kregen, dat was de premie voor een miniempje. Maar die tijd is voorbij. Ouders en kinderen switchen nu zo gemakkelijk van de ene club naar de andere, en er staan tegenwoordig ook zoveel kinderen te dringen voor De Grote Poort, dat geen enkele club nog geld bovenop een aansluiting wil geven. Hoogstens een gratis abonnement voor de papa om te komen kijken naar de wedstrijden van de eerste ploeg.
Nu is het andersom, nu zijn het vooral de ouders die zich extrakosten op de hals halen om hun kind 'naar de top' te voeren. Ik ken ouders die een tweede auto kopen om hun zoon elke dag naar Brugge of Anderlecht te brengen. Als dat kind er dan op zijn veertiende of zestiende de brui aan geeft, stort de wereld van die mensen in.»
Jeugdcoördinator: "Het nadelige is soms ook dat die kinderen geforceerd worden bij die grote clubs. Want die willen wel élk jaar in de jeugdreeksen kampioen spelen en dus stellen ze een goeie speler week na week op. Ik heb kinderen van veertien gezien die compleet kapotgespeeld waren, die twee seizoenen na elkaar geforceerd waren geweest; en toen het niet meer ging liet die grote club ze gewoon vallen. Een jongen is hier naar zijn kleine club teruggekeerd met twee bouten in zijn knie... In kleine verenigingen kom je dat niet tegen. Vandaar dat ik altijd tegen de ouders zeg: haal ze niet te vroeg uit hun 'nest' weg, laat ze zolang mogelijk in een kleinere club blijven, want die 'professionele' jeugdopleiding van de grotere clubs, daar zijn niet alle kinderen tegen bestand . Het gebeurt ook heel vaak dat die grote ploegen kinderen aannemen en dat ze een maand later al zeggen dat 'ze hem niet kunnen gebruiken'. Dan staan die ouders daar, 5.000 frank lidgeld betaald, en ze moeten hun kind niet meer hebben!"
De miniemen komen van het veld, roodwit heeft gewonnen tegen blauwgeel. Onder de golfplaten van de kleedkamer zindert het 'Tsjikke-tsjakke-tsjikke-tsjakke heujheujheuj' en 'We Are The Champions, No Time for Losers'. En ook een treiterachtig refrein: 'Ze waren Beter! Ze Waren Beter!... Niet Gekomen! Niet Gekomen!' De terreinverzorger trekt de deur open en roept: 'EN DEZE KEER NIET MET DE SHOES IN DEN DOUCHE !!'
Deel 2: hoe verteer je 50-0 en oerwoudgeluiden?