Langs de lijn van het jeugdvoetbal (2): hoe verteer je 50 - 0 en oerwoudgeluiden?
"Ik heb een stel ouders ooit met paraplu's en handtassen op elkaar los weten slaan, terwijl de kinderen verbaasd toekeken”
Lees hier deel 1: de voetbalvaders en de druk om te presteren
Nergens zoveel handen zien geven als op jeugdterreinen. Vaders aan vaders, jongens aan trainers, jongens aan ploegafgevaardigden, jongens aan de scheidsrechter, jongens aan vaders, vaders aan de voorzitter, voorzitter aan de jongens. Dag vriend, dag kameraad, dag brave gast, dag knappe gast, dag Joske, dag Monneke, dag mijnheer, dag mijnheer. Eens de wedstrijd begonnen, worden diezelfde handen wel eens aan de mond gezet en hoor je heel andere refreinen waarin lam-, zwart- en andere zakken een belangrijke rol spelen. Ouders roepen naar scheidsrechters dat ze ouwe badsloefen zijn. Ouders roepen naar kinderen dat ze staan te slapen op het veld. Ouders roepen naar Marokkanen dat ze beter bananen zouden gaan plukken. En ouders roepen dan ook nog eens naar andere ouders dat ze... sportief moeten blijven! Vorige week ging het voornamelijk over de prestatiedruk op die jonge en heel jonge spelers, deze week gaat het over sportiviteit, racisme, (kadaver-)discipline, spelvreugde en... babysitten.
Al een kwartier hebben een paar vaders en moeders staan roepen. Komaan Stijn! Vooruit Marco! Naar voren Jeroen! Als ze 'naar voren' schreeuwen, hangen ze helemaal over de ijzeren balustrade. Als ze 'vooruit' schreeuwen, klappen ze met twee handen op de reling of stampen ze op de grond. En als ze de arbiter verwensen, heffen ze een bril naar hem, 'ge moogt 'm hebben!' Een toeschouwer van de tegenpartij vraagt of ze geen spuit moeten hebben om te kalmeren. Zij kwaad: 'Gij verstaat er niks van, palul! Gij zijt maar een gewone stomme supporter. Wij niet. Wij doen mee! WIJ... WIJ ZIJN ECHTE SJOTTERS!!'
Arbiter: «Ik zeg u. de kinderen op het veld zijn sportiever dan de ouders. Kinderen roepen nauwelijks, kinderen vloeken nauwelijks, kinderen zijn veel minder gespannen dan hun ouders die vaak gestresseerd langs de lijn staan.»
Vader: "Ik heb ooit een aantal ouders handgemeen weten worden, er werd met paraplu's en handtassen geklopt - de moeders deden ook mee! - en je zag die kinderen op het veld staan kijken, met hun handen in hun zij, zo van: wat krijgen die ouders nu weer?!»
Arbiter: "Scheidsrechters zijn doorgaans ook niet hang van die jongere spelers, maar wel van de agressie van hun ouders. ik ken scheidsrechters die op het scheidsrechtersblad alleen nog hun naam invullen en niet langer hun adres omdat ze bang zijn voor represailles of dreigtelefoontjes van ouders. Meestal blijft het bij verbaal geweld. Ouwe zak of vetzak of zwartzak, van die dingen. Maar daaraan mag je je niet storen, vind ik, dat zijn de normale uitlatingen op een voetbalveld, ik kan daar mee om.
Maar ik kan er minder mee om dat ouders ook verbaal geweld tegen die kinderen gebruiken. Sommige kinderen kunnen daar echt niet tegen als hun vader of trainer tegen hen aan het roepen is. En vaak is dat negatief. 'De lamzak, hij staat weer te slapen!' De prutser, hij kan er weer niks van!' Ik zie wel meer kinderen ineenkrimpen en tranen in de ogen krijgen. En het gebeurt dikwijls dat ik naast kinderen ga lopen om ze moed in te spreken: 'Niet aantrekken, jongen. Laat ze maar roepen. Ge zijt goed bezig!' En dan zie je dat gezichtje opklaren: 'Oké mijnheer!'»
Onsportief
Arbiter: "Agressie op het veld, dat begint eigenlijk pas bij de juniores. Dat kom je bij min-veertienjarigen weinig tegen. Wat je wel hebt, zijn van die pesterijen. Ik heb het meegemaakt in een kleine gemeente, de knapenploeg verloor met 4-0, en die trainer riep direct na de match: 'Den arbiter geen hand geven hé, mannen! Als er nu iets heilig is bij het jeugdvoetbal, dan is dat toch wel die hand aan de scheidsrechter na de match! Dat hoort erbij, dat is de fairplay! Maar nee, die volwassen trainer vond het sportiever om dat niet te doen.
Arbiter 2: "Ho, maar die kinderen verzinnen dat zelf soms ook. Dan steken die gastjes hun hand uit, en als je die hand dan wil schudden, trekken ze die terug en sta je voor schut. Of ze smeren hun hand nog eens extra door het slijk en dan krijg je zo'n vuile handdruk, dat gebeurt.»
Miniem: "Ik vind toch dat vooral de ouders en de trainers niet tegen hun verlies kunnen. Wij wonnen als klein provinciaal ploegje een keer een match tegen een grote club en die trainer was heel kwaad en die riep: `Als gijlie denkt dat ge zomaar kunt verliezen tegen zo'n onnozel ploegske, dan heb ik ook nog een cadeau! Volgende woensdag straftraining en seffens in de kantine GEEN BONNEKES!!' Die pakte van die jongens hun drankbonnetjes af! Kinderen van tien en elf die hun cola en pakje chips niet krijgen omdat de trainer niet tegen zijn verlies kan."
Arbiter: "Onsportiviteit, dat voel je soms al bij aankomst in de club. In een sportieve club kom je binnen, die kinderen geven je een hand, dag mijnheer, en laten je voor aanvang van de match spontaan de noppen van hun shoes zien, alstublieft mijnheer. Dat is daar in orde, dat voel je. In een onsportieve club druipt het er ook af. Je komt daar aan, je krijgt een bal die te plat of te hard is, het scheidsrechtersblad is niet keurig ingevuld, de lijnen zijn niet of maar half getrokken, de délégué's in de neutrale zone dragen geen band. Dat zijn kleinigheden, maar dan weet ik: oppassen, voorzichtig zijn, want hier zijn ze niet ingesteld op een correcte gang van zaken.»
Arbiter Grijzenbaard
'Amai! Die ziet niet goed zeker! Dat is een blinde zeker?! Ouwe zak! Waar staat 'm nu! Honderd meter van den bal! Dat zo'n ouwe zakken nog mogen fluiten! En dan nog bij de jeugd! Hé arbiter, gaat al rap terug bij de bomma slapen! 'Verdomme, hij ziet het wéér niet. Hebben ze nu echt geen goeie arbiters voor de jeugd? Nee, dat hebben ze niet. Iedereen mag fluiten tegenwoordig. Ook de debielen. Zie, die kan niet meer lopen! Hé, ouwen badsloef, gaat algauw in de statie fluiten, dan moet ge niet meer lopen!'
Vader «Als er herrie rond het veld is, ontstaat die bijna altijd na een betwiste beslissing van de scheidsrechter. En ik moet zeggen: ik zie heel veel foute beslissingen. Sommige scheidsrechters zijn echt te oud om te fluiten.»
Arbiter: "Er is inderdaad veel kritiek op de oudere arbiters in de jeugdreeksen. In die reeksen heb je twee mogelijkheden. Ofwel ben je een jonge arbiter die aan zijn carrière begint, ofwel - en dat gebeurt vaker - ben je ouder dan vijftig en moet je volgens de statuten bij de jeugd gaan fluiten. Veel scheidsrechters die in hogere voetbalafdelingen hebben gefloten, willen niet bij de jeugd fluiten. Die zien dat als een afgang. Die hebben van de top of de subtop geproefd, die hebben op goede terreinen gefloten, die hebben na de match diners of recepties gekregen, en ineens staan die op een hobbelveld tussen tweeëntwintig krasselende kadetten, met hoogstens een kop koffie na de match, en intussen een lawine scheldwoorden op hun nek. De meesten houden dat dus niet lang vol, en degenen die het wel volhouden, zijn vaak de minder goeie scheidsrechters, de scheidsrechters die het doen voor dat envelopke met zevenhonderd of achthonderd frank in. En daartussen zitten van die krukken die hun fysiek niet verzorgen, die weinig lopen en die de match vanuit de middencirkel fluiten.»
Arbiter 2:«Maar er is verjonging op komst, dat zie je goed op scheidsrechterscursussen. Ik hoor hij die jongere generatie en zelf wil ik scheidsrechter worden omdat ik als jeugdspeler zo vaak in een wedstrijd zat waar het fluiten beneden alle peil was.»
Arbiter 1 « Nog een positieve kentering is dat sommige kinderen na de match naar je toe komen en zeggen: 'Goed gefloten, arbiter!' De eerste keer dat dat gebeurde, stond ik perplex. Dat had ik nu nog nooit gehoord; dat had ik zelf als jeugdspeler ook nooit gedaan! Maar het gebeurt nu meer dat die kinderen oog hebben voor je inspanningen en dat ze ook mondig genoeg zijn om dat te zeggen.»
Fairplay
Een sliding met de voet vooruit, een kadet zijgt neer, de scheidsrechter trekt geel, een vader roept dat hij nog harder had moeten stampen, 'Voor mijn part stampt hij heel die ploeg eraf'. De moeder van de getorpedeerde maakt zich vreselijk koleirig, weet niet wat eerst roepen en begint dan maar met overslaande stem haar ploeg aan te moedigen, 'Komaan mannen, vooruit mannen, 't zijn hier allemaal rotzakken, mannen'. Ze roept zich hees. 'Zo'n wijf wil ik wel hebben,' zegt een kerel, 'dat krijst zich rot één dag in de week, en voor de rest van de week zwijgt het dan. Za-lig!' Andere moeders nemen het voor haar op, iemand roept 'sportief blijven hé', het oude adagio van de zijlijn. Maar het blijft gekrakeel. Vier ouders zijn het zat en gaan tien meter verderop staan.
Vader: "'t Is altijd een minderheid van ouders die zich zo fanatiek aanstelt, maar ze bepalen wel dikwijls de sfeer rond de velden. Mij zit het soms zo hoog dat ik dan zin heb om tegen mijn zoon te zeggen: komaan jongen, stop met dat voetballen, dit is toch geen spel meer.»
Jeugdcoördinator: "Die onsportiviteit komt er onder andere omdat de maatschappij en de media zelf weinig aandacht schenken aan sportiviteit en fairplay. Kijk naar de elleboogstoot van Gilles De Bilde, die krijgen we vijftig keer te zien op tv. Waarom eigenlijk? Bij die jonge gastjes ook: er moet maar één incident zijn en ze spreken al van een "miniemenwedstrijd die in geweld ëindigt". In koeien van letters op een sportbladzijde, bijna zo groot als bij Dutroux. Dat is niet in verhouding. Nooit besteden ze aandacht aan de goeie kanten van het jeugdvoetbal, nooit lees je eens een ernstig artikel over de inzet van jonge voetballertjes, maar één vechtpartij en de krant staat vol.»
Trainer: "In jeugdvoetbal, waar het niet om geld draait, kan je nochtans een heel goeie en sportieve sfeer rond het veld creëren, zelfs als het ploegje vierkant draait. Belangrijk is dan dat de ouders elkaar leren kennen zodat het tenminste langs de lijn goed botert. Om dat te bereiken organiseren wij al eens een pannenkoekenavond, een barbecue of een kwisje, en als de ouders elkaar beter kennen, maken ze ook meer plezier langs de lijn, en dat straalt af op de kinderen. Zelfs als ze verliezen, hebben ze toch nog plezier aan het spel.
Ik herinner mij een match, we kregen 18-2 op ons kas, maar de ouders lieten het niet aan hun hart komen, die applaudisseerden voortdurend, deden de ene wave na de andere, en je had die kinderen moeten zien gaan. Die gaven niet op! Die hebben bangelijk gespeeld, die hebben gevochten als leeuwen! En je had die van het veld moeten zien komen, rooie kaken en zo gelukkig als wat. En dan zie je ook de ouders veranderen. Ouders gaan dan niet kijken naar het resultaat, die gaan dan kijken naar de inzet van hun kinderen, en dat voelen de kinderen heel sterk als hun inzet geapprecieerd wordt! We hebben onze twee doelpuntenmakers van die 18-2 zelfs op de schouders gehesen, en die andere ploeg was haast jaloers. Die hadden gewonnen, maar die hadden minder plezier dan wij! Zó moet dat zijn bij die kleine gasten. Laten ze zich amuseren als ze jong zijn. En als ze talent hebben, dan komt dat er wel uit. De trainer zal dat wel op tijd zien.»
Robotjes
Arbiter: "Zo'n gezellige sfeer tref je vaker bij kleinere clubs, daar gaat het familiaal toe, daar wordt meer gespeeld voor het plezier. Dat is een keuze die een club altijd moet maken omtrent haar jeugdbeleid: doen we het professioneel en maken we er sterk opgeleide voetballers van. Of houden we het gezellig, en maken we er jeugdwerk van: de kinderen bezighouden, de kinderen van straat houden, de ouders een gezellige tijd bezorgen? De twee gaan zelden samen. Want in het ene geval ligt de nadruk op plezier, en in het andere geval op prestaties. Als arbiter voel je meteen welke keuze de club gemaakt heeft. Als je in een club arriveert waar het om de prestaties gaat, dan hangt daar altijd een meer gedisciplineerde maar ook een meer afstandelijke sfeer.»
Vader: "Bij onze club is het: we maken er goeie voetballers van. Punt aan de lijn. Hier parkeer je je auto, je kind neemt zijn sportzak en verdwijnt in de kleedkamer en daarmee is voor de ouders de kous af. Hier is geen barbecue, geen tombola, geen kwis, geen tralala. Hier wordt gesjot. Bij andere ploegjes moeten ze allerlei organiseren om het gezellig te houden, en om ervoor te zorgen dat de kinderen én de ouders zich amuseren en bij de club blijven. Hier is dat niet nodig. Hier ben je blij als je kind mag blijven... en alle-maal willen ze blijven. Tot ver uit de omtrek staan ze te trappe-len om hier te mogen spelen.»
Arbiter: "Bij grote clubs die ook met hun jeugdelftallen kampioen willen spelen, is het allemaal wat killer en wat kaler, maar de kinderen leren er anderzijds veel beter voetballen omdat er betere trainers zijn en omdat ze met kinderen kunnen samenspelen die de beste uit de hele omtrek zijn.»
Vader: "In die clubs moet je dan wel aanvaarden dat je als ouder nauwelijks meetelt en dat de club alleen zakelijk contact met je houdt. Als je zoon volgend seizoen nog mag meespelen, dan komt niemand je dat zeggen. Je hoort het alleen maar als ze hem niét meer moeten hebben. Dan valt er een kort briefje in de bus dat 'de samenwerking' voorbij is en dat is het."
Vader 2: "In die prestatie-clubs zijn ze ook streng qua discipline. Strenger dan op heel veel scholen.
Ik heb een trainer gekend die een systeem van strafpunten had uitgewerkt om 'onnozel gedrag' te sanctioneren. Fikfakken in de kleedkamer, strafpunt. Onderweg naar het trainingsveld met de bal botsen, zo van bots-bots-bots op de grond, strafpunt. Tijdens de training - uit zottigheid - een ander een voetje lichten: gaan aankleden en strafpunt. En die strafpunten hadden gevolgen, want wie te veel slechte punten had, mocht in het weekend niet meespelen. Het verhaal gaat hier dat een miniem een bal in de haag trapte en dat hij die bal niet wilde gaan halen, en hup, die kon zijn lidkaart afgeven, en die moest niet meer terugkomen. Ik ga daarmee akkoord als vader. Discipline moet er zijn.»
Arbiter: "Het nadeel is dat die kinderen vaak in zo'n kadaverdiscipline zitten dat het robotjes worden. Maar dat is meestal ook de bedoeling: men kwéékt kinderen die kunnen gehoorzamen, die blindelings de richtlijnen van de trainer zullen volgen. En je kan daar tegen zijn, maar voor scheidsrechters is het ideaal om bij die clubs te fluiten. Die trainer is gedisciplineerd en roept nooit. Die kinderen zijn gedisciplineerd en maken weinig fouten. En die ouders zijn ook gedisciplineerd. Je zal ze zelden horen schelden of brullen of herrie maken.»
Vader: "Het is een strenge discipline, en veel van die jonge gastjes zouden die discipline allicht niet aanvaarden op school. Maar hier bij de ploeg waar ze graag spelen, nemen ze die regels aan. Allemaal! Omdat ze gemotiveerd zijn. Omdat ze bezeten zijn van voetbal! Vraag het hier maar aan de ouders. Die hebben allemaal een kind dat altijd met een bal bezig is. Opstaan, bal aan de voet. Speelplaats, sjotten. Thuiskomen, huiswerk maken, en sjotten. Regent het, dan sjotten ze in huis. Met een prop papier, met een sinaasappel, met een kurk van een fles, met alles.»
Strijkijzers en niet-Belgen
Jeugdcoördinator: "Jonge spelertjes moeten een heel goeie opleiding krijgen, maar toch gaan we ervan uit dat jeugdvoetbal bij ons (=Beerschot) voor 90% sociaal werk moet zijn. Als wij ons alleen maar zouden bezighouden met de jongens die het mogelijk tot professional zullen schoppen, dan moeten wij ons niet met driehonderd maar hooguit nog met dertig kinderen bezighouden. Ons motto is: wie zich inschrijft, mag spelen. Wij zijn geen club alleen voor de besten. Zelfs strijkijzers (trage spelers) mogen hier blijven. Want een kind dat niet goed speelt en dat toch blijft komen, dat beleeft plezier, dat is graag in de club. En zo'n kind mag je niet de deur wijzen, want dan stort zijn wereld in. Ja, dat is jeugdwerk en jeugdopvang dat wij doen.
En dus zou ik willen dat het stadsbestuur ons financieel zou steunen. Maar de stad geeft ons amper steun. Terwijl er toch redenen genoeg zijn! Neem nog maar de grote rol die wij spelen als jeugdopvang voor de niet-Belgen! In onze ploegjes spelen bijna dertig procent allochtonen. En dan vraag ik u: hoeveel jeugdverenigingen, hoeveel scouts of Chiro's kunnen dat eggen? En die jeugdverenigingen worden wél gesubsidieerd!»
Jeugdcoördinator: "Er zijn ook clubs die bewust migranten weren. Een eersteklasseclub zag dat er in de jeugdreeksen te veel Marokkaantjes en Turkjes liepen, verhoogde haar lidgeld fors en de zaak was opgelost, ineens waren al die vreemde kinderen weg. Wij (=Berchem) doen iets voor de integratie en wij zien de zaken verbeteren. Marokkaanse vaders die naar de wedstrijd komen kijken en die een thee komen drinken in de kantine: dat was een betrokkenheid die voor enkele jaren ondenkbaar was.
Het is heel moeilijk om voor jeugdvoetbal steun te krijgen van het gemeentebestuur. Voetbal heeft geen opvoedende waarde, zeggen ze dan, dat is toch maar tegen een bal stampen. Maar ze zijn fout, zo'n ploeg jonge kinderen kun je veel leren. Je kunt ze leren dat ze voor elkaar moeten opkomen, dat ze elkaar niet moeten uitkafferen, dat ze verdraagzaam moeten zijn. Je kunt ze leren het gezag te aanvaarden van volwassenen, van een trainer, een délégué, of een arbiter. En ook hoe ze zich correct moeten uitdrukken tegenover die volwassenen als ze ergens niet mee akkoord gaan. En dat is toch anders dan op school, waar ze alleen maar mogen spreken als ze het juiste antwoord weten. Op school leren ze ook alleen maar iets met hun hoofd. Hier ontdekken ze dat ze ook iets kunnen met de rest van hun lichaam.»
FC Babysit
Jeugdcoördinator: "Ouders van nu voelen zich ook meer betrokken bij de vrije tijd van hun kinderen, maar je hebt ook ouders die ons als babysit beschouwen. Die kinderen worden hier gedumpt en anderhalf uur later weer opgehaald. Als ze het kind niet vergeten zijn! Want we hebben het al meegemaakt, moeder was gaan winkelen en was gewoon haar kind vergeten. 't Ventje heeft hier een uur voor de poort staan wachten in de gietende regen.
Ouders beseffen niet eens wat voor goedkope babysit wij zijn. 5.000 frank lidgeld en daarvoor zijn wij meer dan 320 uren per jaar met dat kind bezig. Dat is nog geen twintig frank per uur! En dan spreken we nog niet over het warm water, de shirtjes en de verplaatsingen met de bus, dat zit allemaal in het lidgeld! (Noot: clubs vragen aan jeugdspelers tussen 1500 en 7500 fr lidgeld.)»
Vader: "'t Is misschien goedkoop als babysit, maar als je je kind een goeie uitrusting wil geven en als je ook regelmatig mee op verplaatsing wil gaan, dan is het niet goedkoop. Mijn zoontje speelt bij de Duiveltjes. Wel, dat kost mij 20.000 frank per jaar. Aan lidgeld, truitjes, broekjes, twee paar shoes, een trainingsvest, een stage met Pasen en met de kerst, de tornooien her en der, het toegangsgeld als ze op verplaatsing spelen enzovoort. En als ik dan ook nog de autoverplaatsingen en de drankjes en hotdogs in de kantine erbij tel, dan kom ik aan 30.000 frank per jaar! Voor één voetballend kind!»
Jakkamakka
'Dat is gene van hier, dat ziet ge zo. Dat is weer zo'n bananenplukker van Jakkamakka. Ja, en 't is veel te groot om miniem te zijn. Twee koppen groter dan de rest, en zeker ook twee jaar ouder. Weer zo ene met ne valse geboortedatum op zijne pas. Dat krijgt ge natuurlijk als ge uwe pas in de brousse hebt gekregen.'
Vader: "Kinderen maken dat onderscheid niet tussen Belgen en niet-Belgen, die roepen niet zo gauw 'makak' naar een Marok-kaantje of een Turk. Meestal zijn het de ouders die daarmee beginnen en zo voor problemen zorgen.»
Trainer: "In mijn ogen is er meer racisme op de buiten dan in de stad. Onze club is van Burgerhout, en spelen wij in zo'n dorp, dan roept er al iemand binnen de vijf minuten: 'Makakken-ploeg! Ga maar terug naar uw makakken in Borgerokko!' Als je dan vraagt waarom ze zoiets zeggen, dan ben je al een dikke nek hé: 'Gij van 't stad moet niet denken dat gij het hier voor het zeggen hebt!' Ik vind dat vreselijk dat ze zulke dingen naar zesjarige kinderen roepen. Die komen dan in de rust naar mij en vragen: 'Mijnheer, wat is dat, een makakkenploeg?!»
Arbiter: "Je hoort het ook in luide discussies met de trainer, ouders gaan niet akkoord met de vervanging van hun zoon, en dan hoor ik ze roepen tot op het veld: 'Allez, waarom moet mijn kind eraf?! En dan nog voor nen bruine ook!'
Vader: "'t Is latent aanwezig, dat racisme, en het komt heel makkelijk boven als de ploeg aan het verliezen is. Vairbeeld: er zijn ouders met hun zoon Birger, en die ouders roepen heel de tijd: `Komaan Birger.' Wat verder zaten vier Marokkaantjes die voor de andere ploeg supporterden, en die na elke 'komaan Birger' op hun beurt 'komaan hamburger'! riepen. Kinderachtig gedoe, niet eens kwaadaardig, maar toen ze dat tien keer geroepen hadden, wilde een oudere supporter één van die kinderen bij zijn benen van de tribune sleuren, die kleine dreigde anderhalve meter omlaag te vallen. lk heb die twee uit elkaar moeten trekken. Kan je je `dat voorstellen, een vent van zeventig die een kind van twaalf aanvalt?!!» Jeugdcoördinator: "Ook scheidsrechters hebben soms racistische neigingen. Ik wik mijn woorden, maar je ziet dat hoe ze die vreemdelingetjes stiekem strenger aanpakken. Voorbeeld: Marokkaan is gekwetst, wordt verzorgd buiten de lijn, wil er terug in, maar mag er niet terug in. Pas na vier stilliggende fases en nadat ouders en trainer en délégué hebben staan roepen, mag hij er weer in. Nog een voorbeeld: arbiter fluit voor buitenspel, Marokkaan roept kwaad 'Allez arbiter' en hij moet van het veld. Die speler was goed bezig, die had zich niet misdragen, maar toch moest hij eraf. Op de koop toe in de negentigste minuut! En dan wachtte die arbiter drié minuten tot die speler helemaal verdwenen was, in de kleedkamer op 400 meter van het veld, om dan na 15 seconden de match af te fluiten. Dat zijn toch racistische pesterijen! En dan nemen ze het kwalijk dat die jongens soms opvliegend zijn en zich geviseerd voelen."
Arbiter: "Een scheidsrechter zou de laatste moeten zijn om zich racistisch te gedragen of racistische opmerkingen te dulden. In dat opzicht krijgen wij van de voetbalbond heel strenge richtlijnen. Bijvoorbeeld: als een gekleurde speler de bal heeft en als het publiek oeh!oeh!oeh!oeh! een aap begint te imiteren, dan hebben wij de taak het spel stil te leggen, en via de plaatselijke ploegafgevaardigde het publiek tot zwijgen te manen. Zolang dat niet gebeurt, wordt er ook niet voort gespeeld.»
Eenentwintig-nul
Laatste minuut van de wedstrijd. De stand is 1-1. Een kadet gaat alleen op doe af, hij heeft de 2-1 aan de voet, hij dribbelt de goalie en schuift de bal tegen de paai en buiten. Geen seconde later fluit de scheidsrechter af. Fuck! De aanvalier zakt verslagen ineen op het veld, trekt zijn shoes uit, gooit ze tien meter ver, staat op, pakt ze weer bij de veters en kwakt ze keihard tegen de ijzeren balustrade.
Arbiter: "Dat is toch iets dat me begint te verontrusten, die rauwe frustratie, dat niet meer kunnen verliezen bij die wat oudere gasten. Het is gelukkig nog niet doorgedrongen onder de zestien jaar, maar bij de (gewestelijke) juniores is er nu een nieuw fenomeen om midden in de match met z'n allen het veld te verlaten. Ze staan bijvoorbeeld 3-0 achter, ze krijgen een strafschop tegen, ze gaan niet akkoord en de hele ploeg trapt het af. Zo van, er is niks meer aan te doen, dus zijn we weg. Dat engagement om die wedstrijd tot het einde uit te spelen, is weg. En ik vind dat nefast voor de jongere kinderen. Want die juniores zijn hun voorbeeld, zij kijken op naar die juniores, en dan krijgen ze zo'n voorbeeld van Onsportiviteit te zien.»
Trainer: "Dat niet kunnen verliezen zie je ook heel sterk bij de. ouders. Het liefste wat ouders hebben is dat hun kinderen over de tegenpartij heen walsen! Zes-nul! Acht-nul! 'Amai, mannen, goed gespeeld!' Terwijl ze niet eens hun best hebben gedaan omdat het zo'n zwakke tegenstander was. Ik heb soms liever dat mijn jongens met 1-0 verliezen, dan hebben ze tenminste moeten knokken, dan hebben ze tenminste iets kunnen leren. Maar daar moet je bij de meeste ouders niet mee afkomen!»
Vader: "Ik geef het toe. Als vader zie je doodgraag dat de netten regelmatig worden bol gezet. En eigenlijk kunnen wij een lesje leren van die kleine gasten, want die kunnen meestal beter tegen hun verlies dan de ouders. Onlangs verloor het ploegje van mijn zoon met 21-0 alstublieft, en vijf minuten later hingen die gasten te tuimelen aan de omheining. Geen spatje verdriet meer. Pas op, als ze van het veld komen, hangt hun lip op hun kin, en bij sommigen staan hun ogen eerder op bleiten dan op lachen.
Die verliesmatchen zijn echt niet mals hé: 10-0, 20-1, 30-2. Beenhard is dat! Zelfs bij 49-0 zullen ze nog keihard naar de 50-0 spelen om die andere af te maken en in de grond te boren. Geen medelijden: zo zijn kinderen. Maar het is ook allemaal zo snel vergeten. Zeker wanneer het ploegje goed aan elkaar hangt, deemstert dat verlies nog sneller weg omdat ze elkaar geen verwijten maken. Ik ken jeugdploegjes die bijna tweehonderd doelpunten in hun bak hebben gekregen en die op het einde van de competitie nog altijd NUL punten hebben, en toch komen die jongens elke week opnieuw spelen. Want die kinderen willen voetballen hé, die willen spelen! Die willen op dat plein lopen, die willen drib-belen, die willen een tegenstander voorbijgaan, die willen een schot op doel geven, die willen tacklen en sliden en koppen, álles willen ze. En winnen willen ze natuurlijk ook, maar als ze verliezen, is dat geen drama voor hen. Het drama wordt altijd gemaakt door de volwassenen. Wij zijn de slechte verliezers!»