Vogelspotten (2): blij met een levende mus

Nu het vogelspotten een hoge vlucht neemt (de woordspeling drong zich op), zullen we aandacht  besteden aan een vogel die lang verguisd én verdelgd werd, maar die aan een revival bezig is; allicht omdat die gevederde volksvriend nog maar zelden te zien is. We hebben het over De Mus, de passer domesticus. Tot twintig jaar geleden mocht je die mus met jachtgeweer en nestroof belagen, sinds 2002 is ie beschermd.
We volgen de mus door de eeuwen heen, we sleuren er Dolly Parton bij en we gaan op bezoek bij een passionele mussenfilmer. Alles voor de Passer D!!

Humo april 2002 -licht ingekort  © Jan Hertoghs

Lees ook deel 1: de prehistorie van het vogelspotten

© Jan Hertoghs

© Jan Hertoghs

"Het zou kunnen dat de mus kapotgaat aan dezelfde kwaal als de mens: vereenzaming."

Onlangs werd op de redactievergadering geopperd of we geen aandacht konden besteden aan De Bedreigde Huismus?! Dat ik dit nog mag meemaken, riep ik verheugd. Want reeds in 1984 heb ik bij de heer Guy Mortier een voorstel ingediend om een reportage te maken over dit sympathieke gevogelte. De brief van toen heb ik teruggevonden: in navolging van de groeiende belangstelling voor de Gewone Man, pleitte ik toen al voor een artikel over de Gewone Mus, “zijnde de meest voorkomende én minst bestudeerde vogel van ons land.” Omdat losbandig gedrag altijd goed is voor de verkoop van een weekblad had ik ook gemeld dat de mus een heetgebakerde wipstaart is, “sommige bronnen spreken van 300 copulaties per dag!” Maar dat mocht niet baten, het voorstel werd niet aanvaard, maar nu achttien jaar later, nu moét het ervan komen. Want intussen is gebleken dat de huismus uit het gezichtsveld aan het verdwijnen is. Het pluimgewichtje is zelfs zo hard op de terugweg dat de Vlaamse regering beslist heeft om hem het statuut van Beschermde Vogel (BV) te verlenen. Humo dus op zoek naar de mus.-

Aanhef van de brief aan hoofdredacteur Guy Mortier: mag (jh) iets maken over De Mus?

Aanhef van de brief aan hoofdredacteur Guy Mortier: mag (jh) iets maken over De Mus?

Op internet kan je duizenden webbladzijden vinden over de mus, er is sprake van een echte mussenrevival, maar in 1984 was het géén onderwerp. Er waren toen naar schatting nog twee miljoen mussen in Vlaanderen en vijf miljoen mussen in Belgiëdat is één mus per twee Belgen, daar keek dus niemand naar om. Zelfs bij de uitgesproken vogelvrienden van De Wielewaal (nu: Natuurpunt) kenden ze “in heel hun vereniging niemand die zich voor de huismus interesseerde". Het onderwerp werd “te groot, te bekend en te vulgair" genoemd. Erger nog, zij vergeleken interesse voor de mus "alsof je aan medici vraagt of ze zich met de verkoudheid bezighouden.”
Op het Departement Biologie van de UIA vielen ze ook uit de lucht: “In Engeland en de USA zijn er al studies geweest, maar in België is er geen onderzoek naar dat beest.“ Op het Instituut voor Natuurwetenschappen kwam ik vervolgens te weten dat de huismus “één van de weinige Belgische vogelsoorten was die nog nooit geringd was”, met andere woorden, ook al geen interesse. De enige die dat allemaal zéér spijtig vond, was Roger Arnhem van het toenmalige Coördinatiecomité voor Bescherming van Vogels: “Weet u wat het is? Onderzoekers vinden de huismus niet glorieus genoeg om er een studie aan te wijten. Er is trouwens geen geld voor onderzoek naar de passer domesticus. Want ja, wat heb je aan die mussen?! Ze zijn niet bedreigd, ze zijn heel talrijk, en ze leven vooral in de steden. Geen enkele ornitholoog doet graag onderzoek in een stad. Iedereen wil ver weg het veld in, als het kan naar de Himalaya! Daar gaan ze dan in moeilijke omstandigheden naar zeldzame vogels kijken. Een wetenschapper wil nu eenmaal geen vogel bestuderen die zich achter zijn keukenvenster bevindt!”

Tot in de jaren negentig was er amper belangstelling voor deze “grauwe luidruchtige ordeverstoorder”. De mus werd misprezen, ook in de vogelliteratuur, ze leek wel de nozem van de schepping. © Jan Hertoghs

Tot in de jaren negentig was er amper belangstelling voor deze “grauwe luidruchtige ordeverstoorder”. De mus werd misprezen, ook in de vogelliteratuur, ze leek wel de nozem van de schepping. © Jan Hertoghs

Zo was de situatie in 1984. Spreekwoordelijk gezien was er géén kat die zich voor de mus interesseerde. Ik gooide me dan maar op de vogelliteratuur, maar ook daar viel de mus compleet tussen de plooien. In vogelboeken uit de jaren vijftig en zestig worden amper alinea’s aan de huismus besteed. In enkele boeken is zelfs geen beschrijving van de mus terug te vinden (“een beschrijving is overbodig, iedereen kent wel zijn grauwe verenkleed”). Voor de ware vogelliefhebber zijn het zelfs ordeverstoorders (“de mussen verjagen met groot kabaal de jonge zwaluwen, wat niet leuk is voor mijn observatie”) en natuurlijk wordt ook zijn getsjilp maar schamper onthaald (“de soort is te onordelijk en te bandeloos om zich op muziek te concentreren (…) bedenkelijk gekrijs (…) ruig gekras en gekwetter ”) 
Ja, vrienden, de mus was toen zowat de nozem van de schepping, de mod en de rocker van het vogelbestand; wat mij nog meer voor hem innam! Ook de buurten waar hij zich bewoog werden als ongepast beschouwd voor zo’n kleine vogel. “Waar veel mensen wonen, is hij alomtegenwoordig (…) zelfs in delen van de stad waar hevig tumult heerst. Op perrons waar wielen knarsen en fluitsignalen weerklinken en waar grote mensenmenigten zich bewegen, daar verschijnt zonder mankeren de huismus. Soms zien ze er op die plaatsen groezelig en verfomfaaid uit (…) Mussen houden noch van stilte noch van rust; haast altijd is er om hen heen een sfeer van relletjes, ruzie en rumoer.”
Kijk- en luisterplezier
Pas in de jaren zeventig ontstaat er wat prille interesse voor de huismus. De landbouw (die de mus als schadelijk beschouwt) boert achteruit, de milieugroepen winnen veld en plots is er vertedering voor de kleine overlever: “Veel boeren en tuinders -en ook huismoeders met hun witte was- zullen gloeiend zijn als ze dit lezen, maar ik zou die diertjes niet meer willen missen in de tuin.” (M. de Jong, 1976) Ook hun grauwe veren krijgen plots een andere tint, ineens is er sprake van het “kereltje met zijn grijze petje, wittige wangetjes en warmbruin pakje (…) een vogeltje waar net zoveel kijk - en luisterplezier aan te beleven valt als aan de meest bonte paradijsvogel.” (B. Garthoff, 1971). Het zijn de rooie jaren zeventig, de kleine proletariër moest aan het hart worden gedrukt.
In 1980 verscheen dan “De Huismus” van Minouk van der Plas-Haarsma (uitg. Het Spectrum). Het was het eerste nederlandstalige boek dat met zijn 151 bladzijden helemaal gewijd was aan die ene vogel. Schrijven over een huismus was niet vanzelfsprekend. De schrijfster spreekt zelfs over enige verwarring in de kennissenkring, “sommigen denken dat ik aan een boek werk over de thuiswerkende vrouw”. Voor mij was “De Huismus” een zeldzaam standaardwerkje. Ik leerde onder andere dat een mus tussen de 3100 en de 3600 veren telt, 28 à 30 gram weegt, en tegen een gemiddelde snelheid vliegt van 38,5 km per uur met een maximum van 50 km per uur. Dat laatste mag niet verbazen aangezien de mus zich vooral ophoudt binnen de bebouwde kom.

De Huismus van Minouk van der Plas-Haarsma : “Sommige mensen dachten dat ik een boek ging schrijven over de huisvrouw!”

De Huismus van Minouk van der Plas-Haarsma : “Sommige mensen dachten dat ik een boek ging schrijven over de huisvrouw!”

Hete mussen uit Salou!
Toen dit merkwaardige boekje verscheen, bleek het echter nog te vroeg voor een mussenrevival. Na twee jaar lag het al in de ramsj en ook de schrijfster hield er geen grote contacten aan over: “Akelig stil bleef het na de publicatie. Eén telefoontje heb ik maar gekregen, en dat was dan nog van een vent die allerlei zedeloze praat begon uit te kramen.” 
Dat moet dan wel het gevolg zijn geweest van het hoofdstukje Copulatie, daarin stond opvallend feitenmateriaal over het seksleven van de mus. Zo presteert het mannetje minstens vijf en maximum twintig copulaties-na-elkaar als het vrouwtje paringsbereid is. “Bovendien doen ze het vaak op plaatsen waar ze goed zichtbaar zijn, zoals in dakgoten, op vensterbanken, of op boomtakken dichtbij een huis”. Al in de Middeleeuwen hadden mussen de reputatie verworven van onverdroten minnaars. Eén geleerde vermeldde zelfs “300 paringen op één dag” en andere middeleeuwse schrijvers weten de korte levensduur van de mus (gemiddeld twee jaar) vooral aan zijn “hete en onkuise natuur”.
Mussen als geil gevogelte, je zou het die grijssjilpers niet aangeven, maar de grote Aristofanes en de grote Shakespeare wisten ervan. In het blijspel Lysistrata komen op mannen beluste vrouwen de helling van de Akropolis afgereden “zittend op mussen” en in “Measure for Measure” zegt één van de acteurs dat er geen mussen onder zijn dak moeten nestelen “omdat ze overspelig zijn”. In de donkere middeleeuwen mocht het vlees van de mus zelfs niet genuttigd worden omdat het volgens sommige geleerden “een onkuisheid bevorderende uitwerking had”. Dat hadden de Chinezen natuurlijk weer goed gelezen: in China geldt het vlees van de (ring)mus nog altijd als potentieverhogend middel.
Blijkbaar is er ook in het buitenland nog altijd vraag naar Chinees mussenvlees, want in januari ’97 werd in de haven van Antwerpen een container ‘bevroren wild’ opengemaakt. Die bleek op doorreis naar Itelië en hij was geladen met 1,2 miljoen mussenbilletjes -en boutjes. De Nederlandse wildhandelaar voerde jaarlijks zo’n zes miljoen ringmussen in uit China, en hij liep voor dat ene transport een boete op van 20.000 Belgische frank (500 euro).

Kill! Kill! Kill!
De mus is nu beschermd, en de verdelging ervan is door de Vlaamse regering volledig verboden, maar vroeger mocht men de huismus gedurende zeven maanden van het jaar onbeperkt bestrijden. Vooral de boeren hadden het tot in de jaren zestig niet op de mus begrepen. De mus is geen vogel "om te observeren, maar om te elimineren", dat lees je in een boek uit 1957 met de overigens fijne titel “De vogels bij huis, in tuin en park” - “Op alle manieren heeft de mens al geprobeerd om de mussen de baas te worden, maar niets helpt! Vergiftigde tarwe, vangen met netten, nesten met jongen leeghalen, neerschieten, het is boter aan de galg.” De auteur geeft toe dat de mussen tijdens het grootbrengen van hun jongeren veel insecten en schadelijk ongedierte nuttigen, maar “dat staat niet in verhouding tot de grote schade die ze toebrengen aan boomgaarden, moestuinen, bloemperken en vooral graanvelden”. De auteur zet de mus en haar verdelging op dezelfde hoogte als de rat en haar bestrijding en raadt zijn lezers aan om systematisch mussennesten te vernietigen. Om niet met de witte hemdsmouwen onder de dakpannen te moeten wroeten, wordt aangeraden om nestkastjes op te hangen en die dan regelmatig te "zuiveren van mussenbroedsels”.
Met alle Chinezen
In grote graanlanden als China en Rusland was de (ring)mus vijand nummer twee. Op één stond het Amerikaanse imperialisme. De grote roerganger Mao riep in 1958 zelfs een nationale antimussen-campagne uit waarbij drie miljoen studenten, soldaten en kinderen gemobiliseerd werden. Het motto was: vijftig miljoen ringmussen stelen per jaar het voedsel van drie miljoen Chinezen, en drie dagen lang werden onafgebroken mussen gevangen en vergiftigd. Honderdduizenden mussen werden ook voortdurend opgejaagd en tot de dood uitgeput door constant geweren af te schieten en op gongen te slaan. Resultaat: alleen al in en rond de stad Beijing kwamen zo’n 800.000 ringmussen om. (Het gevolg was dat er na de mussenplagen op vele plaatsen insectenplagen ontstonden en dat men het ringmussenbestand weer heeft moeten herstellen,jh) 
Ook in onze contreien was het de gewoonte dat boerenkinderen na schooltijd met kletterende pottendeksels langs de graanvelden liepen om zo de mussenzwermen weg te jagen. Er waren vroeger ook mussengilden die er gezamenlijk op uit trokken om mussen te verdelgen. Het gemeentebestuur reikte (kleine) premies uit per aangeboden kadavertje, een mens kon toen nog blij zijn met een dooie mus.

Een klad mussen pikt een graantje mee  bij de kippen. Zo blij dat ik het zag. Ik had het beeld al  jàren niet meer gezien. © Jan Hertoghs

Een klad mussen pikt een graantje mee bij de kippen. Zo blij dat ik het zag. Ik had het beeld al jàren niet meer gezien. © Jan Hertoghs

Mussencongres
In mijn eigen jeugdherinnering (jaren zestig en zeventig) waren mussen even onuitroeibaar als vliegen. Ook in de stadsrand waar we woonden. Overal waar je keek, zag je wel een mus. Ik heb ze als kind ook willen vangen. M’n mussenval was een constructie met een aardezeef en een stokje, als ik aan een touwtje trok, viel het stokje weg en zou de zeef als een vangnet op de troep mussen storten. Om ze te lokken had ik zeer mals Expobrood onder de zeef gelegd. In mijn ogen een aantrekkelijke Breugeltafel voor vogels, maar de mussen betrouwden het niet, geen één is op het feestmaal aangevallen.    
En nu valt er niks meer te vangen en te verdelgen. De enige mussen die ik deze week in Antwerpen zag, zaten in de Zoo, nog net niet in kooien.
Ik vraag aan Jenny De Laet (50) hoe dat komt. Zij is doctor in de wetenschappen (specialisatie gedragsecologie) en ze heeft in ‘99 een boek geschreven: Mussen, een groene partij (VUB-Press)Daarmee is ze niet aan haar proefstuk, want in de reeks “Vogels Rondom ons” publiceerde ze ook : De Ekster in zwart en wit - Zwaluwen, dapper, frivool en bedreigd en De Roodborst, dichtbij en ver weg. Het zijn stuk voor stuk titels waar je broodkorsten voor opspaart, en als ik haar een hand geef,  klein en tenger, heeft ze zelf ook wat van een vogeltje.

Humo: Hoeveel mussen zijn er nog in ons land? In 1972 zouden er nog vijf miljoen zijn geweest.
«Cijfers geven is moeilijk omdat de mus zovele jaren nauwelijks onderzocht is. Voor Vlaanderen waren er begin de jaren zeventig nog 715.000 mussenkoppels, en dat zouden er in 1985 nog maar 500.000 zijn geweest. Wat daarna is gebeurd, weten we niet: de nieuwe tellingen voor de Broedvogelatlas zijn nog aan de gang.
Dat er zo weinig cijfers zijn, komt omdat er nooit enige interesse voor de huismus is geweest. Maar nu die bescherming er is, nu hij zeldzamer dreigt te worden, is er plots wel interesse. Voor 2001 was er op het Labo voor Ecologie van de RUG niet één student die mee in mijn mussenproject wilde stappen, en dit jaar had ik er ineens tién! Dat zijn dus tien studenten-langslapers die twee weken om halfzeven opstaan om drie-vier uur naar het paargedrag van mussen te kijken; dat doen ze in de binnenstad van Gent.
Eerst hebben ze afgaande op het getsjilp een grote en een kleine kolonie mussen moeten zoeken, en dan hebben ze aan de bewoners moeten vragen of ze die mussen vanuit een tuinhuisje of een berghok mogen observeren. En overal zijn ze met open armen ontvangen, wat toch bewijst dat de mensen ermee begaan zijn.
De interesse is er nu ook internationaal. Midden april is er in Berlijn zelfs een Mussencongres, mét sprekers uit de hele wereld. De Duitse vogelverenigingen hebben de mus trouwens uitgeroepen tot Vogel van het Jaar

Het  mussenboek van Jenny De Laet: “Voor het jaar 2000 was er amper interesse om de mus wetenschappelijk te onderzoeken. Te banaal als vogel. “

Het mussenboek van Jenny De Laet: “Voor het jaar 2000 was er amper interesse om de mus wetenschappelijk te onderzoeken. Te banaal als vogel. “

Meer huizen, minder huismussen
Humo: Jullie doen in ons land ook beroep op duizenden vrijwilligers om de mus in kaart te brengen.
«Via Vogelbescherming Vlaanderen/België zijn we gestart met een nationaal Mussenprojekt. Voor dat project dat ik uitwerkte hebben we dertigduizend Musseninvulkaarten laten drukken waarop vrijwilligers de locatie kunnen aanduiden waar huismussen én ringmussen nog gezien worden. Ook als de vogel vroeger wel in je omgeving voorkwam en nu niét meer, kan je dat op de kaart invullen. Het zijn nu de beste maanden voor dat project, want in maart en april zitten de mannetjes vele uren te tsjilpen bij een nestplaats. Je kan ze dus gemakkelijk lokaliseren. 
Humo: Waarom gaat de mus zo hard achteruit?
«Daarover is er geen eenduidigheid. Een eerste grote knik kwam er toen de paarden uit het straatbeeld verdwenen: geen resten van haverzakken meer op straat en ook geen paardenvijgen meer, met daarin nog onverteerde zaadjes. Daarvan heeft de mus zich kunnen herstellen, maar dan kreeg je de snelle mechanische graanverwerking in de landbouw, de tarwe bleef niet meer in schoven op de velden staan, maar werd met combined harvesters van het veld gehaald en meteen opgeslagen. Dat opdoeken van de graansupermarkten en de opkomst van de monotone maisvlaktes was een zware klap voor de mus, en vanaf de jaren zeventig zien we een geleidelijke daling. Zowel op het platteland als in de stad. En dat was onverwacht. Want aanvankelijk dacht men dat de mussen er met de voortgaande verstedelijking op vooruit zouden gaan, maar nu blijkt dat een mus toch ook niet kan leven van huizen alleen. Eens de jaren negentig eraan komen, gaat de mus zelfs met een steile curve bergaf. Men is dan ook gaan vaststellen dat mussen minder nestgelegenheid vinden omdat de mensen hun huizen en daken beter beginnen te isoleren, er zijn geen spleten en hoekjes meer voor het mussennest."

Titel uit GVA 19/2/05

Titel uit GVA 19/2/05

Loodvrij = mussensterfte
Humo: Vandaar dat men nu dakpannen kan kopen met speciale openingen zodat de mus nog onder het dak kan nestelen.
«Ja, in Nederland zijn aannemers zelfs verplicht om bij nieuwbouw holtes te laten voor holenbroeders. Maar ik vermoed dat een tekort aan nestgelegenheid niet de fundamentele oorzaak is. Ik denk dat de grote achteruitgang te wijten is aan het wegvallen van insecten. Als de jonge mussen uitkomen, worden ze gevoerd met insecten, -kevers, spinnetjes, bladluizen en rupsen- maar er zijn bijna geen insecten meer! Mijn moeder woont in Sint-Niklaas, die zet al enkele jaren geen vliegenraam meer, want er komen nog nauwelijks vliegen in huis! En die sterfte van insecten is dan weer te wijten aan de pesticiden in de landbouw, aan het “verstenen” van de tuintjes in de stad en aan het gebruik van loodvrije benzine. 
Humo: Loodvrije benzine heeft dus een negatieve impact op het milieu?
"Om het octaangehalte van die benzine te verhogen worden er giftige additieven toegevoegd en dat doodt insecten en dat zorgt voor een achteruitgang van de huismus. Zeker dan in de steden waar veel opstoppingen zijn, en langzaam verkeer, dat zorgt voor onvolledige verbranding en voor giftige uitlaatgassen."
Humo: Dus beter diesel tanken dan. Slecht voor de lucht, maar goed voor de mus!
«We zouden beter de auto’s zoveel mogelijk uit de stad weren, ja! En dan is er nog iets. Het zou kunnen dat de mus in de stad aan dezelfde kwaal lijdt als de mens, namelijk vereenzaming. Er zijn zelfs hypotheses dat de mus daardoor in een fatale spiraal is terechtgekomen. Van nature is de huismus immers een sociale vogel die in kolonies leeft. Als die kolonies kleiner worden door de milieuvervuiling, verliest de vogel een stuk van zijn bestaansgrond. Neem de mannetjesmus. Die heeft de rivaliteit van andere mannetjesmussen nodig om tot een hogere paringsdrang te komen, maar als er alsmaar minder mussen en dus minder mannetjes komen, verliest hij zijn paringsdrang en raken er minder eieren bevrucht, en delft de mus in feite zijn eigen ondergang." 
Humo: Straks moeten we nog voederplaatsen met insecten gaan installeren om ze in stand te houden in de stad.
« ‘t Is echt vreemd dat de mus zo kwetsbaar is geworden in de stad. Want er zijn nog vogels die van insecten leven, zoals merels, roodborstjes en winterkoninkjes- en die gaan niét achteruit in de stad. Maar die hebben een periode in het najaar dat ze zich verspreiden over een groot terrein, wat het foerageren bevordert. Maar de mus blijft binnen zijn vierkante kilometer “hangen”, en als daar geen insecten meer zijn, dan is het gedaan. Andere bronnen zeggen dan weer dat de mus aan een grootscheepse stadsvlucht is begonnen, en dat er op de buiten terug mussenrijke plaatsen ontstaan. Maar er moet nog veel observatie gebeuren om die hypothese hard te maken."  

Titel uit DM 15/5/2018

Titel uit DM 15/5/2018

Ultieme mensenvriend
Humo: In Brussel en Wallonië was de mus al langer beschermd. Vlaanderen mankt wat achterop.
«Beter laat dan nooit. Want tot voor dat besluit was bijna elke verdelging toegelaten: ook met vuurwapens en zelfs zonder jachtverlof! Het vernielen van eieren, van jongen en nesten, het vangen met netten en kooien, dat was allemaal toegelaten van 1 maart tot 30 september. Ik heb  een tekstje uit West-Vlaanderen waar men over “mussentrappen” (=vallen) spreekt die tussen de paardenvijgen worden opgesteld. Dat dateert van 1911, maar negentig jaar later mocht dat theoretisch nog altijd. Qua bewustmaking van de mensen is die bescherming een goeie maatregel, maar voor de mus zelf komt die maatregel eigenlijk te laat. Ik denk niet dat er nu meer mussen gaan komen omdat ze beschermd zijn. Wat ben je er immers mee dat je een beschermde vogel bent, als je biotoop en je voedsel nog alle dagen wordt aangetast?!
Er zullen offensievere maatregelen nodig zijn, zoals in Engeland. Daar is het mussenbestand zo dramatisch afgenomen dat ze een recovery officer hebben aangesteld om aan de boeren het nut van de mussen uit te leggen en ze te vragen om extra onkruidbermen te laten liggen als foerageterrein."   
Humo: In gezonde omstandigheden kweekt de mus erop los. Voor hoeveel nakomelingen kan een gezond koppel mussen zorgen?
«Eén koppel kan op twee gezonde levensjaren voor zes broedsels van vijf jongen zorgen, dat maakt zo’n dertig mussen. Dat ze desondanks achteruitgaan, maakt het allemaal nog dramatischer."

Humo: Wat vindt u zo sympathiek aan een mus?
«Vorig jaar zaten hier nog tien mussen bij het huis, nu geen énkele meer en ik mis dat. Ik mis dat getsjilp om het huis, ik vond dat gezellig. En ik heb al vragen gehad van journalisten of dat nu zo érg is dat die mus er niet meer is in de stad, want zeggen ze: is een stad zonder mussen nu zo verschillend van een stad mét mussen? Maar ze zouden moeten beseffen dat de mus al bij de mens is vanaf het moment dat hij overstapte van een nomadisch bestaan naar een sedentair landbouwbestaan. Zolang wonen we al onder hetzelfde dak, dat is bijna veertigduizend jaar! Dat vogeltje is ons al trouw gebleven in àlle omstandigheden. In het koudste noorden en in de heetste woestijnen, overal is de mus ons gevolgd! En dat is een wederzijdse vriendschap geweest; heel veel landverhuizers hebben mussen meegenomen op hun bootreizen overzee omdat ze dat vogeltje niet graag wilden missen in de buurt van hun nieuwe thuis. De mus kan overleven in de ondankbaarste omstandigheden, ze hebben mussen gevonden in Noord-Zweden waar de wintertemperaturen dalen tot min 35. En ze hebben in Utah mussenouders gezien die hun jongen in leven hielden bij temperaturen tot min 25! Ze hebben mussen gevonden tot zeshonderd meter diep in Britse koolmijnen, levend van brood van mijnwerkers! Ze hebben mussennesten gevonden op oliepompen, van die grote ja-knikkers: om de vier seconden ging dat nest zestig centimeter op en neer, en dat wijfje bleef broeden. Dat is toch grandioos! En als dat overlevertje dat zich overal aanpast nu aan het verdwijnen is, dan schort er toch iets aan dat milieu waarin wij leven."  

“De mus deelt al zolang zijn bestaan met de mens. Al 40.000 jaar leven we onder hetzelfde dak. Daarom is het zo erg dat ze aan het verdwijnen zijn. “© Jan Hertoghs

“De mus deelt al zolang zijn bestaan met de mens. Al 40.000 jaar leven we onder hetzelfde dak. Daarom is het zo erg dat ze aan het verdwijnen zijn. “© Jan Hertoghs

Jacky Vereecke, de mussenfilmer
De internationaal beroemde Britse mussenkenner D. Summers Smith zag zelfs mussen een nest maken in de uitlaat van een straaljager. En ooit was hij ook getuige van het in brand vliegen van een mussennest omdat het mannetje per ongeluk een (nog smeulende) sigaret als nestmateriaal had aangevoerd! Je zou veronderstellen dat er van zo’n spectaculaire vogel veel foto’s bestaan, maar het tegendeel is waar. Er bestaan amper foto’s van de mus omdat niemand ooit de moeite heeft gedaan om het plebs onder de vogels te vereeuwigen. Des te opmerkelijker is het dat ene Jacky Verheecke al in 1983 een 16-mm film draaide over de huismus. Verheecke (69) woont in Duinbergen bij Heist, was vroeger pasteibakker in Zeebrugge en besteedde al zijn vrije uren “aan het filmen van de natuur”. Volgens mussen-auteurs Jenny De Laet en Minouk Van der Plas is zijn film “een unicum in Europa”.
In 1984 had ik Vereecke ook al gecontacteerd, zeggende dat er een reportage van Humo op komst was. Toen dat niet doorging, had ik hem daarover ingelicht, maar blijkbaar had hij dat briefje nooit ontvangen, want vier maanden later schreef hij een brief: “Geachte Heer Hertoghs, ik verwacht U nog altijd. Ik heb al mijn vakantie uitgesteld om U te mogen ontvangen maar ik heb nog niets gehoord van U. De film van de Huismus staat klaar en we hadden U goed ontvangen. Hopende U toch nog te ontmoeten, Jacky Verheecke, natuurcineast.”

Jacky Verheecke, mussenfilmer: “Als er één je m’en foutist is onder de vogels, dan is het de mus! Ge kunt er wat van leren!” © Jan Hertoghs

Jacky Verheecke, mussenfilmer: “Als er één je m’en foutist is onder de vogels, dan is het de mus! Ge kunt er wat van leren!” © Jan Hertoghs

Achttien jaar later sta ik in zijn flat én de film van de huismus staat nog altijd klaar. Hij ontvangt me opgetogen tussen zijn schilderijen van koeien, tijgers, zwanen, meeuwen, aasgieren, uilen en futen (nee, mijnheer, dat is geen fuut, dat is een roodhalsduiker!), doeken die hij allemaal zélf heeft geschilderd. Het schilderen is zijn hobby, het filmen is zijn passie. Hij laat me in de slaapkamer en wijst op de stapels filmdozen bovenop de kast, “veel mensen hebben me al gezegd, Jacky, ‘t is al goud wat daar ligt!”
Ik lees de titels op de dozen: De Grauwe Kiekendief 30 min. Het Waterhoen 30 min. Het Koninkrijk der Zangers 30 min. Er is ook pellicule over De Roerdomp (“nu onvindbaar!”) en over De Bruine Kiekendief (“een heel moeilijke film om te makenwant dat is een schuwe patat!). En alles is gedraaid met de legendarische Zwitserse Bolex-camera, de beste die er is. In totaal heeft hij 92 films gemaakt, de laatste draaide hij nog in 2001 (Vogeleieren 30 min.)
De gordijnen worden dichtgetrokken, de loodzware bandopnemer met de klankband is aangesleept, en dan werpt de knetterende projector een helder licht op het oude filmscherm, De Huismus - Passer Domesticus staat er in zwierige letters, en de muziek komt van een harp.  En dat de film één keer op de BRT te zien was, in het programma Allemaal Beestjes, en dat de mannen van de BRT ooit tegen hem gezegd hebben, mijnheer Vereecke, gij maakt magnifieke films, gij moet niet onderdoen voor ons! Dat had hem plezier gedaan. 
En dat de huismus de tweede film was die hij draaide. “Dat was in 1983. En nogal wat mensen vonden mij zot als ze hoorden dat ik weer in de natuur ging filmen, ze zegden: Maar Jacky toch! Waar dat gij uw tijd en uw geld in steekt! Maar als ze nu mijn beelden zien, dan springen ze zo hoog (wijst tot het tafelblad).”
Het is een mooie film. De mus hipt op prikkeldraad, zit achter de wijfjes tussen gesnoeid wilgenhout, maakt een nest in een kerktoren en zelfs tùssen de takken van een bewoond ooievaarsnest in het Zwin!
Verheecke kijkt ernaar met een haast kinderlijk plezier, en als de mus een plonsbad neemt in een plas, klapt hij in zijn handen, kijk-gie, zo nat! Alsof ze een emmer water over hunder gekregen hebben! ‘t Zen sloebers wei! Na vijfendertig minuten mus verschijnt er Einde in sierlijk schrift, het licht is weer in de kamer, en als ik hem vraag wat hij in die mus ziet, komt het antwoord meteen “dat het een onverbeterlijke optimist is! En nu gaan ze hem beschermen, maar toen ze hem nog wilden verdelgen, bleef hij niet eens weg bij de mensen. Hij bleef verder tsjilpen en zijn nest maken onder hun dak! Alsof er niks gebeurd was! Ik zal het u zeggen, mijnheer, als er één je m’en foutist is onder de vogels, dan is het de mus! Ge kunt er wat van leren!”  (…lees verder onder de illustratie)

Uittreksel uit de brief van Jacky Vereecke, de “mussenfilmer”. Hij was zijn tijd ver vooruit was door al in de jaren tachtig aan de kust en in het hinterland gewone én ongewone vogels (o.a. de roerdomp) op pellicule te zetten.

Uittreksel uit de brief van Jacky Vereecke, de “mussenfilmer”. Hij was zijn tijd ver vooruit was door al in de jaren tachtig aan de kust en in het hinterland gewone én ongewone vogels (o.a. de roerdomp) op pellicule te zetten.

Christus en Dolly Parton
Er zijn natuurlijk vogels die méér tot de verbeelding van kunstenaars hebben gesproken dan de mus. De zwanen hebben hun Zwanenmeer, de merel heeft zijn Blackbird van The Beatles, het roodborstje heeft zijn meezinger Roodborstje tikt aan het raam, tik-tik-tik. Daartegenover kan de mus niet veel adelbrieven voorleggen. En toch! Wie drukt Little Sparrow aan haar brede boezem? Dolly Parton!  En dan spreken we nog niet eens over Edith Piaf, bij miljoenen bekend als De straatmus van Parijs. De naam sloeg niet op haar zangtalent, maar op haar kleine gestalte en frele voorkomen; Piaf was 1 meter 49.
Wat de meest mussenvriendelijke televisiezender betreft, daar haalt VTM het ruim van de VRT. Twee jaar lang bracht de zender een tekenfilmserie waarin een mus met een werkmanspet de hoofdrol speelde (Tsjilp De Mus, 1989-91) en daarnaast heeft de zender nog altijd een beroemde mus in dienst: de ook al enigszins bedreigde correspondent in Jeruzalem, ons aller Connie Mus! 
En we mogen er ook de godsdienst bijhalen. Grote beschermer van de mus is Jezus Christus zelf. Die mens wist iets van vogels (“zij zaaien noch zij maaien!”) en die bekommerde zich wel degelijk om de mus. Lees maar bij Lucas 12:6: Kan men niet vijf mussen kopen voor twee stuivers? En toch vergeet God niet één van hen!
Dat staat in schril contrast tot de katholieke priester-dichter Guido Gezelle. Die had allicht teveel mussenplagen gezien op de wijde West-Vlaamse akkers, want hij heeft het over dievig muschgebroedsel.  Dan liever de Nederlander Jan Hanlo (1912-1968). Die heeft in 1949 het ultieme mussengedicht geschreven, het is op een marmeren plaket vereeuwigd in een straat te Leiden en ik heb het ooit met welluidende stem horen voordragen op een Nacht van de Poëzie. Lichtjes ingekort gaat het als volgt: Tsjielp! Tsjielp! Tsjielp! Tsjielp! Tsjielp! Tsjielp- Tsjielp! Tsjielp! Tsjielp! Tsjielp! Tsjielp - Tsjielp! Tsjielp! Tsjielp! Tsjielp! Tsjielp!

In de 21ste eeuw geniet de mus plots een hemelhoge onschendbaarheid. Getuige dit verhaal over de mus die de dood vond op een domino-show. Het karabijnschot dat haar trof, zette heel Nederland en vele buitenlanden op hun kop.  DM 16/11/05

In de 21ste eeuw geniet de mus plots een hemelhoge onschendbaarheid. Getuige dit verhaal over de mus die de dood vond op een domino-show. Het karabijnschot dat haar trof, zette heel Nederland en vele buitenlanden op hun kop. DM 16/11/05

Vorige
Vorige

Langs de lijn van het jeugdvoetbal (1) : de voetbalvaders 

Volgende
Volgende

Vogelspotten (1): een vroege-vogel-wandeling en de eerste Belg die vogelzang op vinyl zette