De eenzaamheid van de Last-Post-klaroenblazer

Op 19 maart besliste de organisatie van de Last Post  dat er vanwege het coronavirus geen publiek meer aanwezig mag zijn bij de ceremonie in Ieper, daar waar elke avond een toeloop is van honderden toeschouwers. Ook zal nog maar één klaroenblazer het eerbetoon uitvoeren.

Zie het filmpje van de eenzame klaroenblazer (Dominiek Dendooven 23 maart 2020)

De Last Post in de stille jaren 1950-1980: "Wij stonden dikwijls te blazen voor niemand"

Tussen 1950 en en 1980 was het heel gewoon dat er "geen kat" kwam opdagen en dat de klaroenblazer moederziel alleen stond onder de Menenpoort. Over die stille jaren gingen we praten met de oudste klaroenblazers.
Uit Humo van 1 en 8 november 2011, de tweedelige reportage is herwerkt tot één stuk. © Jan Hertoghs
Met dank voor de archieffoto's aan de documentatiedienst van In Flanders Fields Museum, en de families Barrato en Demey.

DSC03958.JPG

In de trein van Menen naar Ieper kijk ik door het raam of ik de oorlog al een beetje kan zien. Maar er zijn alleen maïsvelden, canadapopulieren, koeien en huizen met trampolines in de tuin. Bij Zillebeke schieten toch ineens twee witte akkers langszij, twee militaire kerkhoven met witte kalkstenen. Zo zijn treinen. Van staal en onverstoorbaar, maar in hun oude spoor rijden ze veel geschiedenis en tragedies voorbij.
In Ieper is het stil op weg naar het centrum. Halfzeven is een uur dat de buitenstraten van zo'n provinciestad uitgestorven zijn. Op de markt is nog wel wat drukte, het is één van de laatste vakantiedagen van augustus, en in de eethuizen zitten gezinnen aan goedgevulde tafels. Hoog aan de muur laat een geluidloze tv beelden zien van een oorlog in Lybië, een moord in Schellebelle en medailles bij het hardlopen.  
Een winkel in de Meensestraat verkoopt tabaksdozen, kompassen en gasmaskers die een eeuw geleden in een soldatenransel hebben gezeten. Er zijn ook obussen, het koper van dood en vernieling is  fel opgeblonken. Verderop zelfs een echt machinegeweer in een uitstalraam, met plompe poten te koop tussen de oorlogsboeken. De doden komen niet meer uit hun graf, maar oorlogstuig heeft altijd wel een tweede leven.  
Het is half acht, nog een half uur voor aanvang, maar er staan al zo'n veertig wachtenden onder de hoge boog van de Menenpoort. Die monumentale poort (1927) staat hier op de plek langs waar honderdduizenden soldaten naar het front zijn vertrokken. Om kwart voor acht tel ik honderdvijftig toeschouwers. Ze kijken rond, zoveel mensen dat hier zijn, en ze wijzen naar de gebeitelde namen, zoveel doden dat hier verzameld zijn. Het zijn er bijna vijfenvijftigduizend.  
Michel Ghesquiere is lid van de  organiserende Last Post Association, hij was klaroenblazer van 1979 tot 2006 en hij zegt dat er al zeker vijftien jaar zoveel volk naar die dagelijkse Last Post komt. Eén uitzondering. Dat was die decemberdag vorig jaar, toen het zoveel gesneeuwd had, "toen hadden we hier een laagterecord van veertig man."
Eén minuut voor acht. Een skateboarder rept zich nog naar de andere kant van de poort, en dan leggen twee agenten alle verkeer stil. De avondzon zoekt nog een paar gesneuvelde namen, ginder hoog onder de flauwe nok van het monument, en dan zetten de vier klaroenblazers van de vrijwillige brandweer zich  midden op de weg. En terwijl hun Last Post ijl over de hoofden klinkt, gaan er bij de omstaanders zeker drie gsm's af, eentje met de ringtone van The Light Cavalry.
Een traditionele tekst wordt voorgedragen, kransen worden neergelegd, Britse mannen en vrouwen met kentekens en militaire baretten stappen in stramme pas over en weer, en dat is wat me tegenhield om hier eerder te komen. Ik heb het niet voor legers en militairen en ik heb het nog minder voor al die Britten die nooit ver weg zijn van hun Union Jack, hun God-Save-The-Queen en hun Brittania-Rule-The-Waves waarmee al die overzeese kolonies zo lang onder de knoet zijn gehouden.  

oude foto burger last post.jpeg

Ik ben naar hier gekomen voor die gewone burgers van de Ieperse brandweer die al meer dan tachtig jaar dat eenvoudige eresaluut van de Last Post brengen. Want militair vertoon en het rumoer van de oorlog, dat is nog elke dag te zien en te horen. Maar dit is de stilte nà de oorlog. Dit zijn burgers die avond na avond de ontelbare vermisten en gesneuvelden van een oorlog herdenken, zoals nergens ter wereld. Ik heb de foto's gezien van de jaren dertig. Drie klaroenblazers in werkmanskiel en met de klak naast het lichaam die eerbiedig de Last Post aanheffen. En dat in een stad die zelf maar traag overeind kroop en die na die Eerste Oorlog nog slechts een gapend gat in de landkaart was.
En nooit is die loyaliteit tegenover die vele slagvelddoden verloren gegaan. Zelfs niet in de jaren vijftig en zestig toen iedereen al werkend vooruit wilde en toen iederéén de Tweede Wereldoorlog zo gauw mogelijk wilde vergeten, toen hadden ze  in Ieper nog altijd de stugge volharding om die Eérste Wereldoorlog te blijven herdenken. Aleen tijdens de  Duitse bezetting van '40-'44 is dat ritueel gedwongen stopgezet.

Tone Verschoot, 86, hij blies al bijna 12.000 keer de Last Post    © Jan Hertoghs

Tone Verschoot, 86, hij blies al bijna 12.000 keer de Last Post © Jan Hertoghs

De Last Post is ten einde. De meeste bezoekers gaan weer de markt op, sommigen blijven na om de blazers te fotograferen of innig te bedanken. Een zestiger wil hen ook iets zeggen, krijgt niks gezegd, neemt dan maar een foto, en naast zijn camera zie ik de tranen van zijn wangen lopen, met schokken en snikken, er is veel verdriet dat van ver naar hier is gedragen. En de klaroeners schudden maar handen en poseren met de glimlach, en ik zie de oudste onder hen, dat is Antoon Verschoot, die is zesentachtig en hij is "al zevenenvijftig jaar op post voor de Last Post"! Hij staat ook overtuigd een sigaret te inhaleren, en dat het geen kwaad kan, want dat hij nog genoeg adem overhoudt om die sonnerie te kunnen blazen.
"Tone" Verschoot
, de 86-jarige, heeft al bijna twaalfduizend keren de Last Post heeft geblazen. Ik wil hem over de stille jaren spreken dat hooguit een passant kwam luisteren. Want hadden zij toen niet hun volharding getoond, dan was de ceremonie allang uitgestorven.
Verschoot heeft een Winston opgestoken en in plaats van een potje kaffie zullen we Schotse whisky drinken. De man is een flamboyante dialectspreker en de uitroeptekens die u verderop ziet, zijn eigenlijk afkortingen van termen als mô vent! mô godverdomme nie! a-ba-neije! joak gedomme! mô ja gedorie! en hoe ist godsmeugelek! Verschoot schudt wat grote enveloppen op tafel en op de foto's is te zien hoeveel groten der aarde hij heeft ontmoet: Boudewijn en Fabiola, Queen Elisabeth, de oude president Bush, Dom Helder Camara, paus Johannes Paulus II en Moeder Theresa. En dan gaan we terug naar 1954.
"Dat jaar hebben ze me gevraagd om bij de klaroeners te komen. Ik was de jongste, 29 jaar, de snotneuze. Ikzelf en alle andere Last-Post-blazers kwamen van de vrijwillige brandweer omdat wij gewend waren van die clairon te gebruiken. Die clairon was nog belangrijk in de jaren vijftig, er was geen gsm of walkie-talkie, alle commando's bij een brand (meer water! minder water!) werden nog op de clairon gegeven. Ik was volontair bij de brandweer, maar van beroep was ik kleermaker, en later loketbediende van de Chistelijke Mutualiteiten.
En zo vertrok ik dus elke avond van thuis: met de fiets of met m'n ouwe Mobylette naar de Menenpoort. Niet dat daar veel volk stond te wachten! In de jaren vijftig, zestig en zeventig bliezen we dikwijls voor niemand. Soms waren de twee agenten die het verkeer tegenhielden onze enige toeschouwers. Soms stond ik zelfs gans alleen. Als de brandweer kort voor acht uur een oproep kreeg, dan moesten alle manschappen de baan op en dan moest ge alleen blazen. Soms waren de gardes ook weggeroepen voor ander politiewerk en dan moesten wij -voor we begonnen te blazen-  met onze hand de auto's doen stoppen die voor en achter kwamen aangereden. 
In die jaren is m'n vrouw heel dikwijls mee gegaan. We waren pasgetrouwd en ze was er elke dag. Samen uit en samen thuis. En andere mannen hadden soms ook hun vrouw of hun kinderen mee. Om niet alleen te zijn, om toch wat publiek te hebben.
Wij hebben in alle weer en wind staan blazen. In dichte mist dat de agenten amper konden zien of er een auto aankwam, en ook bij hevig onweer, dat het hagelde en goot. En wij konden nog zo'n beetje droog onder de poort staan, maar de gardes stonden in de gietende regen, en dan riepen ze : godverdomme, Tone, ge kunt maken dat ge't kort houdt wè!
Eén keer sloeg de bliksem op de toren van de Sint-Jacobskerk, honderd meter achter ons, maar wij bliezen gewoon door!
't Heeft nog geweest dat het hard sneeuwde en dat we niet midden op de steenweg durfden staan, zo glad dat het was. Dat is dan uitzonderlijk dat je op het voetpad blaast. Je moét midd'n up de boane staan! Dat is de regel.
En kou! De winter van '63. Heel het land lag plat, kanalen dicht gevroren, zelfs ijs op de zee, en wij maar blazen. Dat je mondstuk aan je lippen vroor! Dat kan nu niet meer, nu hebben we een mondstuk in plexi, speciaal voor de winter.
En je moet ook maar eens blazen als het stormt! Heb je de storm in 't gat, dan sta je te wiebelen op je schoenen. Heb je de wind tegen, dan staat de storm recht in je clairon, ook niet gemakkelijk! En die Menenpoort is een trekgat! Mô jongens toch, verkoudheden dat wij daar hebben opgedaan! Ik heb ook lang een foto gehad van een Schot die een krans legt, en de wind pakt onder z'n rokske, en je ziet z'n bloot gat. En wij konden ook wat voorhebben! Je staat daar te blazen, je voelt ineens tocht op een rare plek van onderen, ja verdomme, m'n spriet staat open! Dat is zo hé: voor je vertrekt, ga je nog rap naar het toilet en dan de tirette vergeten hé. En het is een serieuze en plechtige aangelegenheid, maar zo'n 'ongelukken' kùnnen gebeuren. Zo zie ik die Engelsman nog de straat oversteken om een krans neer te leggen, zo'n echte Brit, met een paraplu over z'n arm en een bolhoed op z'n hoofd, hij steekt in grote stilte over, bukt zich om de krans te leggen en ... (slaat met z'n hand op tafel) z'n broek valt af! Dat was gelukkig in die stille jaren, er stond niet veel volk te kijken. Maar acht jaar geleden gebeurde dat opnieuw, en met veel méér volk erbij!

(archieffotg kiel)

DSC03964.JPG

In de jaren vijftig was die Last Post nog ver te horen. Als de wind goed zat, klonk het langs de stille straten en over de daken tot op de Dikkebusseweg, dat is zeker anderhalve kilometer. Maar ja, toen was er wel minder verkeer dan nu.
Tot in de jaren tachtig duurde die Last Post ook maar twee-drie minuten en 't was gedaan. Geen gedicht, geen kransen, geen namen afroepen, niks. In die stille jaren was zo'n speciale Last Post heel zeldzaam, er waren er geen vijf op een jaar. En nu is het alle dagen een "speciale" en die duren wel een kwartier of twintig minuten. Het trekt er niet op. Ik vond die gewone Last Post-en van vroeger sympathieker, ik heb dat al dikwijls gezegd tegen het bestuur.  
De laatste vijftien jaar blazen wij in ons brandweeruniform, maar vroeger bliezen wij in onze burgerkleren. In de zomer een broek en een open hemd. En in de winter warme kleren en een gabardine of pardessus. En alleen wanneer het speciale gelegenheden waren, zoals 21 juli of 11 november, dan waren we verplicht om ons uniform te dragen. »
Hij zegt dat hij er niet om treurt, maar er is op die manier wel een traditie verloren gegaan. Tussen 1928 en de jaren tachtig bliezen de Ieperse klaroeners de Last Post in hun gewone kledij. Het moest immers een eerbetoon van gewone mensen blijven, het mocht geen officieel kenmerk dragen “alsof de zaak van hogerhand was ingericht." 

Indianen en Chinezen

«Als blazer zijt ge een week "aan" en een week "af". Als ik van  dienst was, ging de Last Post altijd voor op de familie. Feest of bijeenkomst, je liet alles staan en je ging naar de Menenpoort. De oudere generatie is daarin plichtbewuster. Ik ben in 1997 geopereerd aan m'n hart, vijf overbruggingen, en drie weken later stond ik weer aan de Menenpoort.
Dat blazen kan ik goed aan, maar dat handen schudden nadien, dat is wat anders! Mô zovele! Dat zijn er honderden, duzenden! Met ouder te worden ben ik ook voorzichtiger geworden. Ik hou m'n handschoenen aan. Of ik smeer m'n handen in met hygiënische gel zoals in de ziekenhuizen. Als ge zo oud zijt, zijt ge rap gepakt van de ziekte van een ander. 
En dan vragen ze ook om een handtekening. Want ze hebben een postkaart gekocht met de Last Post-blazers erop en dan moeten wij een handtekening zetten. En dan al die mensen die het opnemen met een bandopnemerke. Mô vele! En dan al die foto's die ze al van ons gepakt hebben. Duzende! Tienduzende! Mô jongens toch! Overal ter wereld liggen er foto's van ons. Ik heb al geposeerd met witten, zwarten, Chinezen en met Indianen! Echte Indianen hé, met staarten in hun haar! Ik heb hier ook Maori's weten komen aan de Menenpoort. Die maken leven (doet apengeluid na), godverdomme toch, die kunnen roepen en tieren. En die staan daar op hun blote voeten en in een rokske!
En zeker zijn er telaatkomers, soms een hele groep tegelijk.  Och menere, en zou je voor ons nog eens willen blazen, we komen helemaal van Engeland en we gaan morgen alweer weg. Maar sorry, dat doen we niet. Die Last post is geen spelleke hé. Vroeger, in die stille jaren, hebben we dat wél gedaan als zo'n bus te laat kwam. Je wist wel dat het niet mocht, maar je wist ook dat niemand het zag. Er was verder toch geen volk! Dan had je dus een Last Post en nog een Aller-Last Post. 
Zelf ben ik maar één keer te laat gekomen op al die jaren.  Ik was op tijd vertrokken bij een vriend waar ik een glas whisky had zitten drinken, maar voor m'n neus doen ze de overweg dicht. En toen kwam er een goederentrein, ik weet niet of je dat kent, maar dat zijn allemaal wagons achter elkaar en dat blijft maar duren hé. En toen heeft m'n collega alleen moeten blazen.

Blijven plakken

De laatste twintig jaar hadden we een habitué die elke dag kwam kijken. Dat was Denise Dael die vlakbij woonde. Mo godverdomme, dat Deniestje! Duizenden keren is die erbij geweest! Zomer en winter! En ze had zo'n pliantje, zo'n vouwstoeltje waarmee ze altijd op haar vaste plaats ging zitten. En ze kon babbelen met de mensen, want ze was geboren in Engeland en haar moeder was daar gestorven. En vorig jaar is ze zelf gestorven, ze was vijfennegentig, en hoeveel Engelsen mij dat al gevraagd hebben! O, the little old lady! where is the little old lady?! En dan moet ik zeggen: the little old lady is dead, sir.
En zeker ben ik meer dan eens 's avonds blijven plakken. En  Engelsen kunnen drinken! Je weet wanneer ze beginnen, maar niet wanneer ze ophouden. En dan heeft m'n vrouw dat een keer gezegd: gij met uw Menenpoort, pakt uw valiezen maar, gaat gij daar maar wonen. Jongens, jongens toch!

© Jan Hertoghs

© Jan Hertoghs

Op een keer kom ik uit het café samen met een Engelsman, 't was een teacher en het bleek dat hij die avond nog niet gegeten had. Kom mee, zei ik, en thuis heb ik frigofrieten en eiers gebakken, en wat boterhammen erbij. En content dat hij was! En alle jaren schrijft 'm. Niet alleen met de kerst, maar ook overal waar hij komt of op reis gaat, van overal stuurt hij kaarten!
Drinkgeld, dat gebeurt weinig. Op dat gebied waren de jaren vijftig beter. Als er dan zo'n Engelse bus kwam, dan zat die vol met échte oudstrijders van '14-'18, en dan ging er ene Brit met zijn klakke rond: veel kleingeld, en nog veel meer sigaretten, Greys en Players, die staken ze soms met vijf  tegelijk in die klakke. En wij rookten allemaal, vaneigens.
Nooit heb ik gedacht van te stoppen, oeioei nénk! O godverdomme nie! Ik heb een straffe adem en ik heb een goeie embouchure (plaatsing van de lippen aan het mondstuk). En tot nu toe gaat het goed. Ik zal maar hout vasthouden (neemt hoofd vast). Het enige wat zwaar begint te vallen, is dat nababbelen. Ge kunt nooit eens recht naar huis. Iedereen wil met je babbelen of een foto nemen. Als je weg zou gaan, ze zouden je tegenhouden! Dus ja, ik twijfel toch wel. Zevenenvijftig jaar, dat heeft nog niemand me voorgedaan. Misschien komt er toch een eind aan.
Waarom ik het zolang volgehouden heb? Moeilijk te zeggen. Je zit daarin, en dan doe je voort, zo simpel is het.  En ik denk wel niet zo dikwijls aan die doden, maar voor hen doe ik het toch. Voor die 54.9OO en oneffen. En soms peins je eens op die gasten. Sommigen waren geen achttien jaar, maar veertien of vijftien. Dat waren kinderen gelijk! En als kind zijn ze de grond ingegaan, de sukkelaars! 

Soms moeten wij de Last Post ook gaan blazen op een kerkhof buiten Ieper. Voor Engelsen, maar ook al voor de Dutschen. Dat was een schoolklas en die hadden ook een viool bij, zo schone, ik kreeg er kiekenvlees van!
En zoveel tranen en wenende mensen dat wij al gezien hebben. En in het begin ben je daarvan gepakt. Maar op de duur wordt dat ook een gewoonte. En dan zeggen we al eens tegen elkaar: 't is weer zover, 't water is gebroken. Dat is deugnieterie natuurlijk, dat moet je niet zeggen, maar wij zien dat alle dagen. It's moving zeggen ze dan. En wij krijgen kussen van die kaken die nog nat zijn van de tranen. En ze beginnen over hun vader, hun grootvader of hun overgrootvader. En ja, ze pakken je zo om de hals en jij pakt ze dan ook goed vast. Je moet troosten he. En zeker bij die oudere mensen. Die denken: wie weet kom ik hier niet meer, wie weet is het de laatste keer!» 

Het is later op de avond. En hier, dichtbij de Menenpoort is het St.-Vincentiuscollege. In die stille jaren was de Last Post daar elke avond te horen in het toenmalige jongensinternaat. Wat is er droefgeestiger dan zo'n internaat in de jaren zestig? De lankmoedigheid van dat avondlijke uur, het rondhangen bij de versleten toppenbiljart, het lege colaflesje op de vensterbank, de kou tegen de donkere ramen en dan in de verte het gedempte weemoedige hoornblazen.

Een avond in 1965. Met op de foto: de twee klaroenblazers Maurice Barrato en Antoon Verschoot en ook de Ieperse familie Ossieur en hun Engelse vrienden. Dat waren die avond de énige aanwezigen. Soms brachten de klaroenblazers hun gezin mee om toch w…

Een avond in 1965. Met op de foto: de twee klaroenblazers Maurice Barrato en Antoon Verschoot en ook de Ieperse familie Ossieur en hun Engelse vrienden. Dat waren die avond de énige aanwezigen. Soms brachten de klaroenblazers hun gezin mee om toch wat toeschouwers te hebben.

De Last Post in Ieper is ouder dan de meeste inwoners van de stad, maar toch is ze niet begonnen na de wapenstilstand van 1918. De ceremonie is pas tien jaar later ontstaan toen de Ieperse politiecommissaris Vandenbraambussche naar een manier zocht waarmee "de Ieperse bevolking haar erkentelijkheid kon uitdrukken voor het offer van de Britse soldaten". En zo is er in de zomer van 1928 begonnen met de dagelijkse uitvoering van de Last Post en van bij het begin deed men beroep op de klaroenblazers van de brandweer. Het blazen van de Last Post is dus geen Brits maar een door en door Belgisch initiatief.
Dat juist de Britten Ieper zo massaal bezoeken, komt door de enorme verliezen die ze hier geleden hebben. Ieper was een killing field omdat de Duitsers de stad kost wat kost wilden innemen. Maar de Britten zetten zich schrap en zo telde dit zompige slagveld meer dan een half miljoen gesneuvelden.

Maurice Barrato, steenkapper en Last-Post-blazer: “Hij stond te blazen onder die poort waarin hij ontelbare namen had gekapt.”

Maurice Barrato, steenkapper en Last-Post-blazer: “Hij stond te blazen onder die poort waarin hij ontelbare namen had gekapt.”

Er is ook een klaroenblazer die aan de bouw van de Menenpoort heeft meegewerkt en dat is Maurice Barrato. De man blies de Last Post van 1939 tot 1979. Zijn dochter Jeanine vertelt:
«Ik was de oudste thuis en ik ging als kind dikwijls mee naar de Menenpoort. We gingen te voet of met de fiets, en dan zat ik op de buis, zo tussen vaders armen. M'n moeder ging soms ook mee. En als er familiebezoek was, nam vader iedereen mee. Naar de Menenpoort was een uitstapje, want in die jaren was er niet veel te doen hé in dat stille Ieper.
Ik wilde er altijd bij zijn als hij de Last Post speelde. Ik had een grote bewondering voor vader. Ik keek naar hem op dat hij zoiets belangrijk deed.
Vader was steenhouwer bij een begrafenisaannemer en hij had meegewerkt aan de bouw van de poort in 1927. Zeventien jaar was hij toen en hij heeft heel veel van die namen gekapt. En toen de Menenpoort beschadigd raakte in de Tweede Wereldoorlog, heeft hij meegeholpen aan de restauratie. Dat was dus niet zomaar de Last Post blazen voor hem, hij stond daar elke avond onder dat monument dat hij mee had helpen maken.   
Vader was ook zeer stipt en plichtsbewust en die Last Post had voorrang op alles. Het mocht sneeuwen, gieten, ijzelen, hij zei nooit wat van het weer. In de winter was er soms geen levende ziel te zien. Maar ook in de andere seizoenen waren er weinig toeschouwers. En toch heb ik hem nooit horen sakkeren dat hij moest gaan. Hij was fier van Last Postblazer te zijn en van dat eerbetoon te mogen doen voor die soldaten. Hij deed dat met hart en ziel.
Hij vertelde soms ook hoe geëmotioneerd sommige toeschouwers waren geweest. Ik heb dat zelf ook gezien. En hoe minder volk er was, hoe meer die aanwezigen geraakt waren. Met weinig volk wordt die Last Post intiemer, dan is er een grote dankbaarheid en aanhankelijkheid tussen die blazers en die paar aanwezigen.
Vader heeft geblazen tot z'n 69ste en geleefd tot z'n 96ste. En die zilveren klaroen moet je teruggeven aan de Last Post Association, geen enkele blazer mag ze houden. Maar hij had zijn koperen klaroen nog van zijn soldatentijd en die is altijd naast hem blijven staan, ook toen hij in het rusthuis was. En toen hij stierf in 2007, reed de lijkwagen na de dienst van de hoofdkerk naar de begraafplaats en onder de Menenpoort hebben ze halt gehouden en is er voor vader een Last Post geblazen en één minuut stilte gehouden. Dat bracht zoveel naar boven bij ons, dat was heel, heel emotioneel. »

Ik wil een beeld te krijgen van De Avonden in die stille jaren vijftig en zestig, en in het stadsarchief kan ik daarvoor bladeren in Het Iepersch Nieuws. Van bijvoorbeeld november 1958. Er zijn vier cinema's en om acht uur 's avonds draaien die onder andere "Sissi, het noodlot van een keizerin" en "Liefdescommando", de meest gewaagde Zweedse film sinds jaren! Op zaterdag 8 november is er Groot Pompiersbal in zaal Lido en op 29 november 20u zijn het de Sint-Elooisfeesten, met als biezondere attractie de "Hula-Hoopdans" oftewel vermageringsdans (wie kent hem niet?!)   Op 11 november 1962 herdenkt men de Wapenstilstand en de avond tevoren is het feest in Zaal Germinal. Teenagers en Twens, dit is Uw avond met Uw muziek! Johnny Carton en het Melodia Orkest spelen voor u: de Madison, de Twist en de Rock and Roll. Brengt uw vrienden mee! En in Cinema Capitole draaide "De Beminde Sheriff" met Elvis Presley in de hoofdrol.  Ik schrijf het allemaal over en ik wéét dat er op elk van die ontspanningsavonden een Last Post is geblazen. Ieper telt intussen geen enkele cinema meer, het Melodia Orkest is opgedoekt, maar de Last Post is gebleven.

Dat ik over Ieper schrijf, komt ook doordat die oorlog van '14-'18 een spoor heeft getrokken in m'n familie. Twee broers van m'n grootvader hebben als jonge twintigers in de loopgraven bij de Ijzer gezeten. De ene is levend teruggekeerd, de andere (Nonkel Gustaf!) is drie weken voor de wapenstilstand van 11 november gesneuveld in Kortemark. Dood op de valreep. De broer die het overleefde (Nonkel Zander!) heb ik enkele keren gezien, op bezoek bij m'n grootvader. Waarom herinner ik me alleen nog de witte haren, de krakende rietstoelen en hun opgestoken sigaren. Waarom heb ik hen toén niks over die oorlog gevraagd?

Albert Verkouter: “De drukte is maar begonnen na het bezoek van de paus in 1985. Al die jaren daarvoor was het stil. Die ingetogen jaren, dat was toch meer het echte herdenken.” (Ingescande foto: Stephan Vanfleteren 2011)

Albert Verkouter: “De drukte is maar begonnen na het bezoek van de paus in 1985. Al die jaren daarvoor was het stil. Die ingetogen jaren, dat was toch meer het echte herdenken.” (Ingescande foto: Stephan Vanfleteren 2011)

Albert "Bertje" Verkouter (69) is ook een veteraan. Albert is beginnen blazen in de zomer van 1963, en hij is pas in 2010 gestopt. Een loopbaan van zevenenveertig jaar Last Post.
«Ik was klaroenblazer geweest bij het leger en toch was ik zenuwachtig de eerste keer dat ik de Last Post moest blazen. Want die galm onder de Menenpoort, dat is niet simpel! Je blaast een noot en tegen dat je de tweede noot blaast, komt de eerste noot in een echo terug. Je moet ook geconcentreerd zijn. Dus niet naar het publiek kijken, want dan raak je afgeleid, je moet je blik fixeren op één punt. Ik fixeerde mij altijd op de Halletoren. "
Ik ben begonnen in de jaren zestig. En dan kon het daar donker zijn onder die poort, zeker in de herfst en in de winter. Er hingen maar drie lampen onder dat hoge gewelf, dat leek wel licht van vijftig watt! En in die schemer moesten we dan op de rijweg gaan staan. Ik stond eens met Daniel Demey te blazen, en van de markt zie ik een rooie Ford Mustang aan komen rijden en zonder snelheid te minderen is die op dertig centimeter van m'n compagnon gepasseerd. Pal rechtendoor. Die chauffeur had niet eens de agenten zien staan, die droegen nog geen fluo in die tijd, die hadden een zwart uniform van kop tot teen. Bij dichte mist hadden ze zelfs geen licht om de auto's te waarschuwen.
Soms had het gesneeuwd, gevroren of geijzeld en dan trokken we  sokken over onze schoenen om op de been te blijven. In de winter van '85 heeft het op een nacht min drieëntwintig gevroren, en om acht uur was het al min zestien. Toen heb ik m'n klaroen op de plaat van het gasvuur gezet, en als ze warm was, heb ik ze in een handdoek gedraaid en onder m'n jas gestoken, en dan lopen-lopen naar de Menenpoort. Jongens toch, daar zijn winters geweest vroeger! Je maakte je lippen nat om te beginnen, je blies die sonnerie, je stopte en ... plèk, het vel van m'n bovenlip! Dan was het gedaan met blazen voor de rest van de week. En dat duurt lang eer die huid weer aangegroeid is!
In de jaren zestig en zeventig bliezen we soms voor niemand, zeker in de winter. En op zo'n avond liep er eens een hond voorbij. En wij lachen, dat er toch één toeschouwer was!
Het was ook zo'n routine. Je ging in het midden van de weg staan, je zette je klaroen aan je lippen en twee minuten later was je klaar. En met je fiets bolde je nog gauw naar de cinema, dan was je nog op tijd voor de film van acht uur, want 't was eerst toch maar reclame en nieuws van Belgavox.  
Als je in 1980 aan een Ieperling zou gevraagd hebben of hij  wist van die dagelijkse Last Post, dan ben ik zeker dat velen zouden gezegd hebben: the Last Post, wat is dat?! In de jaren zestig, zeventig en zelfs tachtig was er op de feestdag van de Wapenstilstand, op 11 november bijna geen levende luis in Ieper. De mensen van Ieper zelf brachten die verlofdag elders door, en bij de Menenpoort stonden een paar groepen Engelsen met hoop en al twintig vlaggen, dat was het. Nu staat heel de Meensestraat en heel de Grote Markt vol volk op 11 november. Vorig jaar waren hier vijf bussen met Britse brandweermannen, meer dan tweehonderdvijftig man. En hoeveel muziekgroepen, pipebands en drumbands dat ge hier ziet! En 's avonds à volonté Leffe en Duvel drinken natuurlijk!

In die eerste jaren dacht ik ook meer aan die gesneuvelde jongens dan in de laatste jaren. Dat is normaal. In die beginjaren kwamen die oudstrijders nog, je zag ze nog in levende lijve. En na de sonnerie kwamen ze bij u staan: ik ben mijn beste vriend verloren op tweehonderd meter van hier, of, onze generaal was een butcher, hij heeft duizenden van m'n kameraden laten afslachten, of, ik ben de enige van mijn regiment die het overleefd heeft. En velen konden niks meer zeggen. Die pakten uw hand, die wilden iets zeggen, maar d'r kwamen alleen nog tranen uit hun ogen.
Eén keer heb ik het ook geweten dat een Engels en een Duits regiment van oudstrijders hier verbroederd hebben. Dat moet in '75 of zo zijn geweest. En die Engelsen legden bloemen op het Duitse kerkhof van Langemark, en de Duitsers legden bloemen hier aan de Menenpoort. En zij zegden: wij waren geen vijanden, meneer. Wij kwamen ook maar van een huis en van een gezin. 
Graven heb ik genoeg gezien in mijn leven, ik heb drieëndertig jaar onderhoud gedaan voor de War Graves Commission. Op een dag was ik op een begraafplaats in Zillebeke en er komen twee oudere dames bij mij, een Britse en een Amerikaanse: ze konden hun broer niet vinden. En daar stonden ze nu! Met de ferry van Engeland gekomen, en met de taxi helemaal van Oostende naar Zillebeke!  En dan heb ik de camion genomen en zijn we op zoek gegaan tot we dat graf van die jongen vonden. Vier maand later krijg ik een pakske uit Amerika. Een karaf en twee whiskyglazen in geslepen glas. Cadeau van die dames. En nog dertig jaar heb ik elk jaar een kerstkaartje gekregen. En nu hoor ik al twee jaar niks meer, nu zijn ze gestorven, denk ik. 

Eén keer ben ik te laat gekomen. Dat was een speciale Last Post voor Poolse oudstrijders van '40-'45, en dat moet ge weten: Ieper is in '44 bevrijd door een Poolse divisie en dat was de veertigste verjaardag van die bevrijding. En ik kwam die dag te laat omdat ze mij een ander tijdstip gezegd hadden. En omdat ik me zo geneerde ben ik me gaan verontschuldigen bij die Polen, en die generaal accepteerde mijn excuses op één voorwaarde: u rijdt heel de week met onze vijf autobussen mee en op alle Poolse begraafplaatsen waar wij komen, in België, Nederland en Duitsland, blaast ù de Last Post! Ik heb dat gedaan... jongens toch, dat was elke avond drinken en nog eens drinken met die Polen. Enfin, na die week ging die generaal in z'n vestzak, en ik kreeg een decoratie! Het zilveren Kruis van Verdienste. Ik denk niet dat er veel Belgen zijn die dat Poolse Kruis in hun bezit hebben. Dus ja, die ene keer te laat komen is toch nog stif goed gekommen.

DSC04001 - kopie.JPG

In de jaren zestig waren we maar met vier klaroeners, twee die bliezen en twee als reserve. Dat was dus krap. Nu zijn ze met acht klaroeners, vier blazers en vier reserve, en als er eentje niet kan, heeft die veel moeite om een reserve te vinden. Er mankeert dus discipline en het bestuur zou de blazers meer op hun plichten moeten wijzen. Wij misten bijna nooit een Last Post. In '91 is mijn pa overleden. 's Middags stierf hij onverwacht, 's avonds stond ik te blazen aan de poort."
Door te spreken over z'n vader komen er foto's op tafel en onder andere ook een portret van zijn jonge vrouw, en dan vertelt hij ineens dat ze mekaar hebben leren kennen onder de Menenpoort! "Dat zat zo. Haar vader en mijn vader kenden elkaar en zo hebben wij mekaar voor het eerst gezien terwijl we een herdenking en de Last Post bijwoonden. En waarschijnlijk hebben we een beetje te dichte bij malkoare gestaan, want de dag nadien was het "aan". En zo werd de Menenpoort onze plaats van afspraak: om te gaan wandelen en een beetje te staan vrijen op de vesten, 't was de beste plek voor een jong koppel, en in '65 zijn we getrouwd."
En dan moet er toch iets van zijn lever. Dat het vroeger doodstil was tijdens het blazen van de Last Post, maar dat het nu rumoeriger is geworden. "Zeker als er Belgische scholen komen met jonge leerlingen. En het ligt ook niet alleen aan die leerlingen. Het ligt ook aan de ceremonie die te lang is geworden. Elke avond is er nu een "speciale" Last Post, soms worden er wel tien kransen neergelegd. Op een gewone dag hé, en allemaal even traag en plechtig. Dan is het te verstaan dat die jonge gastjes ongeduldig worden, zeker als ze achter volwassenen staan en amper iets kunnen zien. Ik heb het al tegen het bestuur gezegd dat het allemaal te lang duurt en dat er daarom zoveel "leven" wordt gemaakt.
Het is allemaal begonnen na het bezoek van de paus in '85. Toen is Ieper en de Last Post een attractie geworden. Alles en iedereen kwam er op af, de scholen, de nonnekes, de vrouwen- en de mannenbond, alleman moest het gezien hebben. Dat wordt hier soms ook gezegd: wij zijn de laatste attractie van Bellewaerde. De mensen zijn na een dagje kust of pretpark onderweg naar huis en hier in Ieper pikken ze nog eventjes de Last Post mee. "

Oorlogsherinnering en recreatie, de grenslijn is dun. Nog elke dag worden vanuit Ieper Battlefield Tours ingericht met minibusjes die in de voor- en de namiddag door de streek toeren. En in september kon je in de Krant Van West-Vlaanderen lezen dat de Ieperse Sandwichbar van overnemer was veranderd: de belegde-broodjes-zaak heet voortaan Beleg Van Ieper. Het is de dualiteit die heel Ieper typeert, dat het hier altijd oorlog is, maar vaak ook etenstijd.

De oorlog is hier nergens verweg. Je kan de ringweg volgen, een zijweg inslaan en na tweehonderd meter parkeer je naast de oorlog. In dit geval het New Irish Farm Cemetery met zijn treurwilg en 4200 graven. Het is een zonnige morgen in de nazomer van 2011, er ligt nog dauw op het gras, en ik sta te kijken van de uitbundige flora bij de witte grafstenen. Er zijn rozen, buxus, riet en pampasgras met lichte pluimen. En dan zijn er ook de bijen, ze vergaren stuifmeel op deze dodenakker, en op een struik zit een dagpauwoog, zo'n vlinder die traag als een hartslag zijn vleugels open en toe vouwt. Het leven van een insect is kort. Zeker in het bijzijn van deze Soldier of the Great War die hier al bijna een eeuw rust moet vinden. En terwijl alle grafstenen zich schaamteloos in de zon koesteren, gaat het leven ginder zijn gewone gang met draaiende windturbines en onvermoeibaar verkeer.

Daniël Demey (links): “Hij was fabrieksarbeider. Elke avond schrobde hij zijn oliebesmeurde handen tot ze proper waren. De Last Post blazen, dat moest met zuivere handen.”

Daniël Demey (links): “Hij was fabrieksarbeider. Elke avond schrobde hij zijn oliebesmeurde handen tot ze proper waren. De Last Post blazen, dat moest met zuivere handen.”

Een kilometer verder heb ik afgesproken met Luc en Marie-Rose, hun vader Daniël Demey is een Last-Post-blazer met vijftig jaar dienst (van 1944 tot 1994). En ook in dit gesprek klinkt de echo van toewijding, plichtsbesef en trouw aan die tachtig jaar oude traditie.  
Luc: «Als het zijn week was, gingen we mee om te kijken. Van heel kleinsaf al. We waren toen nog met zes kinderen thuis, heel die hoop ging soms mee, en moeder natuurlijk ook. En dan waren we preus (=fier) dat we zijn koffertje mochten dragen waarin die zilveren klaroen zat. Elk op zijn beurt mocht dat ding dragen. Wij waren fier op vader en wyder boft'n daarmee op school dat onze pa klaroenblazer was. In die jaren vijftig waren wij dikwijls de enige toeschouwers. En als er geblazen werd, moesten we zo'n beetje in de houding gaan staan, met onze armen naast onze jas.
Was het oudjaar of kerstavond, gingen we op bezoek of naar een feest, dan moest zijn brommer ook mee. En die moest mee opdat hij op tijd zou kunnen vertrekken om te gaan blazen. Als het weer te slecht was voor de brommer, dan nam hij de bus. En als wij ergens moesten zijn waar geen bus reed waarmee hij in Ieper kon geraken, dan hij ging niet mee. Dan bleef hij thuis voor 'zijn' Last Post.
Marie-Rose: "Wij zijn ook nooit langer dan vijf dagen op vakantie geweest. Op reis gaan kon alleen in de week dat hij niet moest blazen. Die Last Post, dat was z'n leven. “
Luc: "De Menenpoort, dat was zijn tweede thuis. Nooit hebben we hem horen klagen dat het hem teveel was, integendeel! Er moest maar iemand ziek zijn en hij stond al klaar om in diens plaats te gaan."
Marie-Rose: «Eerst bliezen ze in hun gewone kleren, en in de jaren tachtig zijn ze dan in hun brandweeruniform begonnen. Hij streek die hemden zelf, en ook het witten en stijven van die handschoenen en manchetten deed hij zelf. Hij had zelfs een systeem bedacht om die koperen knopen van zijn vest te poetsen. Dan schoof hij een zelfgemaakte lat met gaten over die knopen zodat ze vast zaten en zodat hij ze danig kon opwrijven. Die moesten blinken tot en met.
Vader was technieker in de fabriek van Picanol (=weefgetouwen) en later werkte hij in een garage. Hij heeft dus altijd vuil werk gedaan en elke avond kwam hij met zwarte vette handen thuis en elke avond schrobde hij zijn handen met bleekwater en straffe zeep tot ze helemaal proper waren. Dat was allemaal uit respect, hij zou nooit met vuile handen hebben willen blazen.
Luc: "Weet ge nog toen hij dat vals gebit kreeg!
Marie-Rose: "Mô ja, hoelang heeft hij die beslissing uitgesteld! Hij had schrik dat hij met die nieuwe tanden niet meer de juiste embouchure zou hebben, en dus niet meer zou kunnen blazen. Enfin, dat gebit moest er uiteindelijk toch komen. En dan ging hij in de kelder zitten oefenen met dat nieuwe gebit en dat heeft weken geduurd tot hij weer content was. Om maar te zeggen dat hij er alles voor over had.
Kort na de oorlog was hij geopereerd aan de sinussen, hij moest een week in de kliniek blijven, maar al de eerste avond is hij uit dat bed gekomen en steunend op ons moeder is hij toch naar de Menenpoort gegaan, hij kon daar geen dag wegblijven. "
"Op 11 november 1994 heeft hij de laatste keer geblazen en vier maanden later was hij dood. Dat was werkelijk tot de laatste snik, want eigenlijk was hij al ziek in november, maar hij wilde bij die klaroeners blijven. Op de avond voor zijn begrafenis is er voor hem een speciale Last Post geweest. Toen was er bijna duizend man onder de Menenpoort, heel veel Ieperlingen waren daar, want hij was een gekende figuur. En zoveel brieven en bedankkaartjes dat we uit Engeland hebben gehad, een heel pak!
Hij zei wel altijd dat die stille jaren voor hem de schoonste waren. In de jaren negentig vond vader dat het te toeristisch was geworden. Hij vreesde dat het pure herdenken verloren zou gaan."

Foto uit het weekblad Panorama (nov 1960) : rechts op de foto Daniël Demey

Foto uit het weekblad Panorama (nov 1960) : rechts op de foto Daniël Demey

Als ik enkele weken later weer in Ieper sta, is de nazomer voorbij en schuurt er een killere wind langs de namen van de Menenpoort. Ik lees op de onderste rij Goodman, Goodwill, Bodel, Coleman, Lovell, Ebbs, Candy, Wright, Patman, Davies, Rafferty, Thompson, Potts, Stevens, Dixon, Cook, Howard, en de wat vreemdere Zeppenfield. Dat zijn slechts achttien namen  van de vijfenvijftigduizend. Reken twee seconden per naam en dan nog duurt het meer dan dertig uren eer je alle namen van de poort gelezen en uitgesproken hebt.  
Achter een koperen deurtje vind ik het Visitors Book van september. Naast Familienaam, Woonplaats en Datum is er maar zes vierkante centimeter om een comment te schrijven, maar zelfs in die kleine voetnoot is de dankbaarheid heel groot. Very moving (twaalf keer). Moving ceremony. Beautiful tribute. Takes your breath away. In tiefer Trauer um allen Toten. Never war again. Deeply moved. Very emotional. Words fail. Très emouvant. Thought provoking. Many thanks for maintaining this tradition. En terwijl het drukke verkeer langsrijdt, en woorden maar woorden zijn, sta ik hier dwaas te vechten tegen de tranen. Het zijn al die handschriften, al die onbekende woonplaatsen in Rusland, India, Ierland, Canada, Engeland, Spanje en Italië die de droefenis maken. En ook, dat al wat die bezoekers hier heeft gebracht, geen natuurschoon is, maar een grote beestachtige oorlog en een onnoemelijk groot verlies. 

Opgedragen aan m’n grootoom Gustaaf Peeters, Nonkel Gustaf (Tielen °1892) .Hij sneuvelde in Kortemark, drie weken voor het einde van de oorlog. Hij was 25 jaar.

Opgedragen aan m’n grootoom Gustaaf Peeters, Nonkel Gustaf (Tielen °1892) .Hij sneuvelde in Kortemark, drie weken voor het einde van de oorlog. Hij was 25 jaar.


 













 

Vorige
Vorige

<k> De pionier-tv-verkopers (jaren ‘50 en ‘60)

Volgende
Volgende

De zeldenrijders (2)