Diefstal per brief: Bpost wil de postzegel in Belgische frank doen verdwijnen
Vandaag maakte De Tijd bekend dat een belangrijk erfgoed dreigt te verdwijnen. Bpost wil de postzegel in Belgische frank - die nog altijd geldig is als frankeermiddel- definitief doen verdwijnen vanaf 1 januari 2023. Aldus een ontwerp van Koninklijk Besluit. Als dat ontwerp wordt goedgekeurd, is dat een vorm van "diefstal". De Nationale Bank aanvaardt toch nog altijd haar oude bankbiljetten, waarom zou Bpost haar officiële betaalmiddel dan ongedaan willen maken?!
Radio 2 (De Inspecteur) had er vanmorgen (23/2/21) een item over. Volgens hun bron zijn er daardoor “honderdduizenden kleine verzamelaars gedupeerd”, de impact wordt vergeleken “met het dossier Arco” - zie item op de website van De Inspecteur:
Bpost treft mij hier in het hart, want al bijna tien jaar frankeer ik de meeste van m'n brieven met die zegels die zoveel mooier zijn dan de neutrale euro-zegels: die hebben amper de uitstraling van een klever van de mutualiteiten.
Aanleiding genoeg dus om die miskende "frank-zegels" alsnog in uw collectief geheugen onder te brengen.
Humo juni 2011 -licht herwerkt - © Jan Hertoghs
"Ik ga mijn postzegelcollectie van 200.000 frank toch niet in de stoof steken?!"
Een toenemend aantal filatelisten houdt zijn hobby voor bekeken, aldus de kranten (in 2011). En dus brengen ze hun collecties naar de postzegelhandelaar waar hen een grote teleurstelling wacht. Hun zuurverzamelde reeksen zijn allerminst een goede belegging geweest. Ooit zijn ze met een pincet keurig opgeborgen, nu eindigen ze roemloos als doordeweekse frankering op brieven. Dat is het tweede leven van die goedbewaarde zegels: dat sommige bedrijven en particulieren niet langer eurozegels op hun briefwisseling kleven, maar wel de goedkopere zegels in Belgische frank. Het uitzicht van die BFR-zegels is compleet gedateerd én absoluut passé én schromelijk uit de tijd en toch is er niks mooier dan zo'n anachronisme in de rechterbovenhoek.
Humo over de échte oude stempel en de terugkeer van de ouwe trouwe tember.
De Antwerpenaar David De Beul zit al sinds het begin van de jaren zestig in de postzegelhandel en hij zegt dat de 'comeback' van de BFR-zegel al veel langer bezig is. Meer nog: die oude postzegels zijn nooit weg geweest omdat het onder verzamelaars geweten was dat je de BFR-zegels mocht blijven kleven, ook nadat de euro was ingevoerd. En of ik zo'n frankeeretiket eens wil zien, want die maken zij al vele jaren. Hij legt een zelfklevend etiket op de toonbank met meerdere zegels in Bfr naast elkaar, en zo'n klever vervangt dus de standaard eurozegel voor briefport.
Om te weten of een oude zegel nog in aanmerking komt om geplakt te worden, wijst hij in de onderhoek. Met het blote oog is het nauwelijks te zien, maar met een vergrootglas kan ik een zeer minuscuul jaartal lezen: het jaar van uitgifte van die postzegel. De Post is met die datering gestart in 1962, en de geldende regel is dat alle postzegels vanaf 1962 nog steeds op een brief mogen.
En! Ze kosten je minder dan de zegels in het postkantoor! Want aan het loket kost één postzegel Binnenland 71 eurocent en als je d'r tien tegelijk koopt, dan krijg je ze voor 6,1 euro of 61 cent per stuk. Hier in de postzegelwinkel (of bij de verzamelaar) betaal je voor tien BFR-klevers vijf en een halve euro! Dat is tién procent winst! Dat wil zeggen dat ik m'n brieven kan versturen voor 55 cent.
Ik koop een vel van tien klevers om te beginnen. Op elke klever zitten vier zegels: twee van 1,5FR, één van 9FR en één eurozegel van 42 eurocent, die combinatie volstaat voor de frankering van een brief binnenland. En wat zo geweldig is voor die 55 cent: geen enkele klever is hetzelfde. Het zijn uiteenlopende pêle-mêles met onder andere de Sint-Ludgeruskerk van Zele (1986), De Moeder-Maagd met Het Kind Jezus en De Druiventros (1970) en de kerstzegel uit 1971 voorstellende Jozef en Maria Vluchtend Naar Egypte. Niet dat het allemaal zo christelijk is, ook de socialistische voorman Camille Huysmans (1970) zit erbij, samen met een nogal mottige Maanvlinder uit de Antwerpse Zoo (1971) die verkocht werd ten voordele van de Multiple Sclerose patiënten.
Dé blikvanger is toch wel de zegel uit 1971 met betrekking tot de toen Voltooide Automatisering - Automatisation Integrale van de RTT, voorstellende een massief telefoontoestel met dikke ouwelijke toetsen, dat was toen state of the art.
En ja, er valt natuurlijk nog flink wat BFR te plakken als je ziet wat er bij De Post verschenen is tussen 1962 en het jaar dat de euro werd ingevoerd, dat zijn zo'n 1850 verschillende postzegels, dat is een Wunderkammer aan beeld en illustratie. Ik heb er de Officiële Postzegelcatalogus van België op nageslagen, en dan zie je een lange stoet van schilders, politici en uitvinders, van gehandicapte kinderen en vaderlandslievende soldaten, van jonge moeders en luchtvaartpioniers, en ook niet te vergeten: het grote scala aan bruggen, kerken, kathedralen en kunsttapijten. Je weet niet wat je ziet. En ik kan het vanaf nu zomaar op een omslag meppen. Een Boem Paukenslag vergeleken met dat éne armtierige eurozegeltje.
Retro look
Maar wie zijn eigenlijk de gegadigden van die ouwe plakkers? Volgens postzegelhandelaar Luk Vanduffel zijn het vooral zelfstandigen. Neem nu z'n eigen boekhouder. Die geeft hem een paar honderd enveloppes en hij "plakt alles in Belgische frang." Vanduffel denkt dat het ideaal is voor direct marketing: "brieven met schone zegels, die zullen de mensen nog opendoen. Dat gooien ze niet weg omdat het er niet uitziet als seriedrukwerk."
Handelaar De Beul telt onder zijn kopers vooral burelen, verenigingen en kleine en middelgrote ondernemingen. En zij doen dat "natuurlijk niet voor de retro-look, dat is honderd procent voor het profijt." Hij heeft wel filatelie-collega's die hopen dat mensen door het zien van die zegels "ineens goesting gaan krijgen om postzegels te verzamelen." Maar daar lacht hij eens mee, dat is wishful thinking.
Ik ben in elk geval blij met de retro én met het profijt. Toen ik nog student en gewetensbezwaarde was, "knutselde" ik voor mezelf al een soort nultarief. Van twee afgestempelde postzegels scheurde ik het gestempelde gedeelte weg, en zo kon ik één nieuwe zegel maken. Ik verstuurde ook brieven met kortingzegels van Fort en Valois, ik fotocopieerde al eens echte zegels en zelfs die zwartwit copie passeerde zonder problemen. Zo ook het vierkante lipje van een Lipton-theebuiltje.
Het plakken van de BFR-zegels leunt daar enigszins tegenaan, het is een klein protest op de vierkante centimeter. Een tegenzet tegen die hele Bpost met zijn afslanken van postbodes en postbussen, en dito liberalisering.
En nog iets. Ik vind dat postzegels hun financiële waarde moeten aangeven. Ik moet die eurozegels niet met hun idiote frankering van 1, 2 en 3. Die cijfers dienen zogezegd voor het gemak van de consument, maar eigenlijk dienen ze voor het gemak waarmee de Post zijn prijsstijgingen camoufleert.
Genoeg ideologie! Handelaar De Beul legt uit dat er nog grotere kortingen te krijgen zijn als ik de zegels niet op zelfklevende etiketten koop, maar in losse aantallen. Dan kan ik m'n eigen "postzegelhoekje" samenstellen. Stel dat ik de briefpost van 71 cent (zijnde 29 BFR) wil samenstellen met vijf zeven zegels van een verschillende frankering in BFR, dan kan dat. Voorwaarde voor die "losse verkoop" is wel dat ik elke 'coupure' met honderd zegels tegelijk koop. De bonus is dan dat een zegel Binnenland mij geen 71 cent maar nog amper 46 cent zal kosten!! Dat is al 35 procent korting aan de pomp!
En hoeveel 'coupures' mag ik op een brief kleven? Mag ik negenentwintig zegels van één frank kleven? Geen erg, ik mag de hele omslag vol kleven als er maar plaats blijft voor bestemmeling en adres.
Zottekesspel
Ik zie me al beginnen. Hele reeksen van flora, fauna, spoorweg en scheepvaart in huis halen. De hele jaren zestig en zeventig terug. Met gebouwen die mogelijk al afgebroken zijn: erfgoed dat ik opnieuw de wereld zal insturen. Je ziet mensen opgewekt worden als ze een Opel Kadett op de snelweg zien. Ik zie de gezichten van onze postbedienden en mijn bestemmelingen al opklaren als ze mijn brieven zien: eindelijk nog eens een oldtimer in de bovenhoek!
Ik heb geen papier in handen, ik heb oud goud in handen. Met onder andere: Het Wereldkampioenschap op de Weg in Zolder! Vijftig jaar Astrid en Leopold! De Bevrijding van de Scheldemonding! Vijftig Jaar Vrouwenstemrecht! Enzovoort en zo prachtig verder!
Maar toen stelde ik de Iets Te Veeleisende Vraag. En als u ook een postzegelhandelaar naar zijn hoofd wil zien grijpen, dan moet u deze vraag stellen:: kan ik die postzegels à la carte krijgen? Kan ik mijn eigen rechterbovenhoek samenstellen met een mix van treinen, zeeschepen en oude vliegtuigen? Wie weet zelfs met zegels van toen Antwerp FC honderd jaar bestond?! Want zo zie ik mijn homemade frankering: dat moet een mooie affiche, dat moet mail art zijn!
Vanduffel nam zoals gezegd zijn hoofd in beide handen: "Oh nee, nee! Toch niet zo'n zottekesspel! Stel dat er mensen zijn die alleen rooie zegels willen. Of alleen groene! God nee, daar beginnen we niet aan!"
Ook De Beul zàg het niet. "Gij wilt dus honderd treinen en honderd boten. Dakannie! Da-goa-nie!" Toch zeker niet tegen die goedkope prijs. Als ik méér wilde betalen, dan wilde hij wel eens gaan zoeken en sorteren, maar "niemand vraagt daarnaar. De mensen willen alleen maar goedkoop plakken, punt! Niemand staat daarbij stil of die combinatie schoon of esthetisch is!" Het probleem is: zij gooien die zegels in bakskes bij elkaar, niet per thema, maar per frankering. Dus geen treinen bij elkaar, maar alles van drie frank bij elkaar. Hun systeem is de grabbelton, "dat kan toch ook schoon zijn!?"
200.000 fr in de stoof
Enfin, ik was ermee weg. Vanaf nu plak ik alleen nog in BFR. Maar er moést een keerzijde aan de medaille zijn, en die was er ook. Want achter dat plezier van het oldtimers plakken, schuilt het verdriet van de trouwe postzegelverzamelaar. Pol Alenis is 87 en hij verzamelt postzegels sinds 1950.
«Ik was een "filatelie-abonnee" van De Post en van 1950 tot 1990 heb ik elk jaar alle nieuwigheden gekocht. In drievoud! En als ik die albums nu vastpak, dat is om te wenen. Na vijftig jaar zijn die zegels nog allemaal gaaf en postfris, maar ze zijn nog amper wat waard.
In 1990 heb ik de optelling gemaakt, toen was mijn verzameling (in drievoud) zo'n 300.000 frank waard. Dat is catalogusprijs, niemand betaalt die, laat ons zeggen dat ze 200.000 frank (5000 euro) waard was. Maar nu krijgt ge naar het schijnt zelfs de frankeerwaarde niet meer terug! Ik heb geen idee van wat de waarde nog is. Eigenlijk wil ik ervanaf voor de prijzen nog meer instorten. Als er iemand 30.000 fr voor geeft, dan doe ik ze direct weg.
Humo: En als ze maar een tiende van 200.000 frank waard zijn?!
Alenis: «Dat kan toch niet! Er zitten speciale poststukken bij én takszegels én militaire zegels én zegels van de buurtspoorwegen. Maar ik ben op mijn hoede; twee jaar geleden hebben ze me al eens bang gemaakt. Ik heb toen een handelaar aangeschreven, jaja mét een brief, of hij een offerte kon maken voor die collectie 1950-1990. En hij belde me op, doe de moeite niet van ze te verkopen, zei hij, want ge gaat verschieten hoe weinig ge nog krijgt. Moet ik ze dan in de stoof steken als vuur voor de winter heb ik gevraagd, maar daarop heeft hij niet geantwoord.
Och ja, misschien moet ik ze maar bijhouden en me troosten met het plezier van ernaar te kijken. Gewoonlijk doe ik dat eens om de vijf jaar, maar nu durf ik die albums nog amper vast te pakken, al die moeite en al die zorgen die ge hebt gedaan om dat proper te bewaren. En àl dat geld dat erin is gestopt, het is allemaal voor niks! Die postzegels liggen me nauw aan het hart. En dat ik ze voor een habbekrats weg moet doen, daar heb ik hartzeer van."
Zuidpoolhondjes
Pol vindt het goed dat ik navraag doe om te weten wat z'n collectie nog waard is. Handelaar De Beul moet niet lang nadenken. Een collectie van 1950 tot 1990? In drievoud ? Daarvan kan hij "niks gebruiken tenzij de blokskes 30 en 31 ", dat zijn de zogenaamde blokvelletjes Koekelberg (1952) en de Belgische Zuidpoolexpeditie (1957), ook wel de zuidpoolhondjes genoemd; voor die combinatie wil hij nog 190 euro betalen. Maar dan moeten ze wel "in perfecte-perfecte staat zijn!"
Ik zeg dat m'n verzamelaar ook nog takszegels en militaire zegels en zegels van de buurtspoorwegen heeft. Hij knikt geduldig, maar het maakt niks uit, ook die zegels zijn "niks meer waard." Het komt er dus op neer dat Pol dankzij die twee blokvelletjes (in drievoud) nog 570 euro kan krijgen en dat is dan de waarde van zijn collectie die hij twintig jaar geleden nog op 5000 euro schatte.
Pol wist dat het kon tegenvallen, maar hij is toch nog verrast als ik de schatting van zijn collectie meedeel :"Dus heel die verzameling van veertig jaar is maximum 570 euro waard? Dat is nog geen vijf frank per zegel! En ze weten dat alles postfris is? En toch maar zo weinig geven?! En eigenlijk zijn ze maar in twee blokjes geïnteresseerd?! Stel dat ik een fiets verkoop, en de koper is alleen maar geïnteresseerd in de bel en het achterlicht, dat is toch belachelijk! Ik kan toch moeilijk mijn verzameling waardeloos maken omdat die meneer maar twee onderdelen wil kopen?! "
Ik loop opnieuw langs bij David De Beul. Hoe vaak krijgt hij te maken met oudere verzamelaars die komen polsen wat hun collectie nog waard is.
De Beul: "Elke dag staan ze hier! ELKE DAG! Met dozen, albums en mappen. En soms is die collectie aangetast door roest of schimmel, maar vaak zijn die zegels nog postfris. En dat zijn niet de ouwe mensen zelf die tot hier komen, dat zijn hun kinderen die zo'n collectie na een overlijden aantreffen. Of die van hun vader te horen krijgen: ik heb nog een appeltje voor de dorst, wilt ge dat eens naar de winkel brengen. En dan moet ik ze dus teleurstellen.
Vandaar dat ik ook altijd vraag of de eigenaar nog in leven is, en zo ja, of hij een kwakkele gezondheid heeft. En dat ze dan moeten oppassen met eerlijk te zeggen wat de opbrengst is, want anders kunnen ze die mens wegdragen hé."
Belegging
Humo: Bij het publiek is het blijkbaar nog niet doorgedrongen dat postzegels geen goede belegging meer zijn. Maar wanneer is dat idee dan ontstaan dat het wél een goede belegging was?
De Beul: "In de jaren zestig. Kijk, het verzamelen zelf bestaat al lang, maar begin de jaren zestig is daar een doorbraak geweest omdat de mensen meer loon in handen kregen. In de jaren vijftig volstond een pree van een werkman of bediende eigenlijk alleen maar om de huur, het eten en de verwarming te betalen. Postzegels, dat was een luxe. Mijn vader verzamelde al zegels in de jaren vijftig. Maar als die een mooi blokje van twintig frank wilde kopen, dan moest die kiezen: of sigaretten of die postzegel kopen. En kocht hij die postzegel, dan had hij een week geen rookgerief.
Maar in de jaren zestig gingen de lonen omhoog en konden de mensen elke maand geld opzij leggen. En omdat men uit de spaarzame jaren vijftig kwam, werd dat niet opgesoupeerd, maar in iets degelijk gestoken. Niet in aandelen, dat betrouwde men niet, dat was ook niks voor de kleine man. Maar men ging sparen bijvoorbeeld, een spaarboekje bracht toen drie procent op. Maar de postzegel bracht nog meer op.
Ik kocht begin 1960 bijvoorbeeld een blokje van 12 frank aan het loket. Wel, op het einde van het jaar was dat twintig frank waard. Dat was een winst van 66 procent. En als je d'r honderd had gekocht, dan had je ineens een pak centen in handen. Pas op, dat was niet met alle zegels zo. Maar gemiddeld kon je zeggen dat een zegel 10 à 15 procent per jaar opbracht, dus veel méér dan die 3% van het spaarboekje.
Gevolg: elke maand kwamen er verzamelaars bij. Want dat ging van mond tot mond. Postzegels verzamelen, dat brengt op! En nog geen klein beetje! En zo'n nieuws ging rond hé. Alle vaders, grootvaders en nonkels begonnen postzegels te kopen, met heelder vellen tegelijk. Ik zag die zeepbel aankomen als handelaar, en ik verwittigde de mensen dat zoiets tot een inflatie zou leiden. En dat bomen niet eindeloos de lucht in kunnen groeien. Maar ja, dan werden ze kwaad op mij. Dan was het alsof ik hun geen profijt gunde, alsof ik niet wilde dat zij ook toegang kregen tot de goudmijn.
De Post was natuurlijk ook in dat gat gesprongen. Van sommige uitgiftes -en dan vooral de toeslagzegels- werd een miljoen stuks gedrukt voor nog geen honderdduizend verzamelaars! Zij ging er dus vanuit dat elke verzamelaar van elke nieuwe uitgave wel tien exemplaren zou kopen, dat was te zot natuurlijk! Maar ja, de post zag grote inkomsten, en dus speelden zij in op die drang om te beleggen, waardoor ze dus die inflatie zelf in de hand hebben gewerkt. In 1967 is die zeepbel al een eerste keer gesprongen, toen zakten de prijzen min tien procent.
En van dan af is het met ups en downs gegaan in de jaren zeventig, tachtig en negentig. Waren er weer wat veel verzamelaars die hun zegels op de markt brachten, dan zakten de prijzen weer een tijdje. Maar wat we sinds een jaar of zeven meemaken, dat is nooit gezien. Er zijn geen "ups" meer, alles is in vrije val. "
Kapotscheuren
Humo: Je sprak me over een bijzondere reeks van de jaren vijftig die zo gegeerd was dat ze van van 100 naar 12.500 frank ging (= van 2,5 euro naar 312 euro). Als een verzamelaar die nu binnenbrengt, wat krijgt hij dan nog?
De Beul: "Een tas koffie. Om die mens te troosten dat ik ze niet eens meer ga aankopen. Cru gezegd, ik moet ze niet hebben. Als brave mens zou ik daar nog tachtig euro voor kunnen geven, maar dat maakt mijn stock gewoon groter, want ik ga dat nooit meer kunnen verder verkopen. Ik kan beter zeggen dat ik 'm niet moet hebben dan dat ik er een rotprijs voor geef. Want als ik 'm aankoop tegen een rotprijs, dan is er altijd de verdenking dat ik zo weinig betaal om er zelf goeie winst op te maken. Dus koop ik niks en dan zijn de mensen toch al van één ding gerust. Dat ze niet bedrogen worden.
De enige toegeving die ik nog doe, is zaken in depot nemen. Dan komen ze op een veiling terecht. En geraken ze daar verkocht, des te beter. Is er geen verkoop, dan geven we ze terug aan de eigenaar."
Humo: En als mensen zeggen: hier is mijn collectie. Gebruik ze maar om op BFR-etiketten te kleven.
De Beul: "Dan zal ik eerst zien of de zegels nog ongestempeld zijn, of ze gaaf en postfris zijn, of de achterkant nog gom heeft, en als dat allemaal goed zit, dan geven we 40% van de frankeerwaarde."
Die verkoop is dus geen vetpot voor de verzamelaar. Voor de 43 reeksen die hij bijvoorbeeld in 1966 kon aankopen voor circa 5 euro, daar krijgt hij nu hoop en al twee euro voor: "Het is dus beter dat zo'n verzamelaar zelf zijn zegels op brieven gaat plakken. Dan verliest hij niks van de frankeerwaarde."
Is Pol geneigd om delen van zijn collectie op brieven en kerstkaartjes te plakken? Dat ziet hij niet zitten. "Dan zou ik een Boudewijn van 20 frank moeten combineren met wat kleine coupures, maar die zitten vaak in een reeks van vier of tien zegels, en zo'n reeks kapotscheuren, dat is zo pijnlijk. Die reeks is ook niks meer waard vanaf het moment dat er eentje in dat geheel ontbreekt."
Ad infinitum?
Als ik aan de handelaars vraag hoeveel zegels er nog achter zijn van de miljoenen die tussen 1962 en 2002 gedrukt zijn, dan hebben ze d'r geen enkel idee van: "niemand weet zelfs maar bij benadering wat er nog allemaal in kasten en laden ligt".
Intussen is er al een internetbedrijfje dat voor de frankering in oude zegels kan zorgen: de BFR-zegel is dus ook online te krijgen. Tegelijk is het afwachten hoelang De Post die geldigheid van die BFR-zegels nog gaat garanderen. ("Stel dat bpost verkocht wordt aan een buitenlands postbedrijf, dan is het maar de vraag of dat nieuwe bedrijf die geldigheid wil overnemen.") In Duitsland, Oostenrijk en Luxemburg is het al afgeschaft. In België, Frankrijk en Nederland bestaat het nog, maar niemand kan voorspellen hoelang.
Handelaar Luk Vanduffel vindt zelfs dat ik de post onnodig wakker maak met dit artikel: "Als ze dat willen, dan zetten ze de politiek in beweging en dan komt er een Koninklijk of Ministerieel Besluit om die geldigheid op te doeken".
Dat zou dan wel een heel lelijke streek zijn. Een postzegel is papiergeld. En als de Nationale Bank nog de papieren biljetten van de Belgische frank ad infinitum blijft aanvaarden, dan moet de post hetzelfde doen. Niemand zou aanvaarden dat de Nationale Bank die geldigheid intrekt. Van de post mag dus hetzelfde verwacht worden. Zij heeft jaren aan die zegels verdiend, een "zegel-ontwaarding" zou zeer ongepast zijn. En als bpost het toch zou wagen, dan richten we een actiegroep op. En de naam hebben we al. Frank Bakkes! Franc Parler!
Nieuwe Schaarste
Maar hoe moet het nu verder met de postzegelverzamelaar? Hij die decennia lang dat stempel droeg dat hij met een saaie, maar zo goed als onverwoestbare hobby bezig was? In dat imago is een deuk gekomen, dat blijkt uit de cijfers. Als er in de jaren zestig nog bijna honderdduizend verzamelaars waren, dan schat men hun aantal nu op "twintig à veertigduizend". En voor die kleine groep brengt bpost jaarlijks zo'n honderdtwintig nieuwe zegels uit. Wat maakt dat hun hobby er zeker niet goedkoper op is geworden.
Ik bel met Pol. Hij gaat zijn collectie niét naar de winkel dragen, zegt hij, want hij heeft van andere verzamelaars deze theorie gehoord: dat ze nu overal te horen krijgen dat hun collecties niks meer waard zijn, maar dat dat een gewiekste manier is om al die collecties "naar het oud papier en de stoof te doen verdwijnen". Zodat er een nieuwe schaarste kan ontstaan en zodat de prijzen in de filateliekringen weer kunnen stijgen. En dus is het devies: gooi niks weg, hou alles bij, want binnen x aantal jaren gaan die zegels wel uit dat dal klimmen. Maar zegt hij filosofisch, "ik ben 87, die remonte ga ik niet meer meemaken."
De Beul moet lachen met die theorie: "Ze mogen van mij alles bijhouden en op een stijging van de prijzen wachten, maar dan kunnen ze làng wachten. Er zijn Romeinse munten die 1600-1700 jaar oud zijn en die nog altijd maar vijf euro waard zijn. Hoelang gaat dat dan duren eer dat papier uit de jaren zestig terug wat waarde heeft!?"
Voorwaar, geen goed vooruitzicht voor de Oude Belgen.