Tien jaar na Utøya (3): de ontreddering van de redders en de hulpverleners

Ingescand uit Humo / Bjorn Sigurdson - NTB Scanpix)

Ingescand uit Humo / Bjorn Sigurdson - NTB Scanpix)

“Eéntje sprong acht meter hoog van de rotsen om in mijn boot te geraken.”

Lees ook deel 1

Lees ook deel 2

Op 22 juli 2011 werd het Noorse eiland Utøya een steen in het water. Met rimpels die nog altijd uitdijen. Naar omwonenden, naar hulpverleners, naar kinderen uit de omgeving. Wie naar het eiland voer om mensen te redden, deed dat met gevaar op eigen leven en kwam niet ongeschonden terug.
Ook een redder kan ontredderd zijn. 
Ingrid Sønstebø is de kommunepsykolog van de gemeente Ringerike die ondermeer het eiland Utøya en het dorp Hole omvat. Sinds 2011 heeft ze zo'n tachtig inwoners op consultatie die bij de hulpverlening betrokken waren of die in de buurt waren als vakantieganger. 

Humo: Veel inwoners van Hole moeten elke dag voorbij aan dat eiland dat geen eiland meer is, maar een rauwe open wonde.   
«Heel Noorwegen is geraakt door deze tragedie, maar er is nog altijd de fysieke afstand dat het niet aan je voordeur is gebeurd. Voor de mensen van Hole en Ringerike was het op hun doorstep, ze zien dat eiland dagelijks, ze moeten er voorbij naar hun werk of naar de school van hun kinderen, en dus worden ze elke dag aan die gruwelfeiten herinnerd. Voor sommigen is het te zwaar, er zijn er die een complete omweg maken om er niet voorbij te moeten rijden.
En dan zijn er de vaste gasten van de zomerhuisjes op de Utvika-camping vlakbij Utøya. Hoe gaan zij zich voelen nu er zoveel in hun achterhoofd zit. It's not a nice place anymore. It's a place of terror. Vakantiegasten hebben me verteld dat ze eerst dachten dat er een zwemwedstrijd aan de gang was: zie die jonge gasten eens slagen maken, en dat in zo'n regenweer! En terwijl hoorden ze ook 'vuurwerk', wat zijn ze daar toch aan het doen op dat kamp?! Toen de ernst doordrong, was dat een klap, want daar stonden ze in hun voortuintje, met uitzicht op een eiland waar een massamoord aan de gang was.
Die vakantiegangers in hun reddende bootjes, dat zijn mannen en vrouwen die het ene ogenblik nog bij de barbecue stonden, en die tien minuten later betrokken raakten in een bloedbad. Zij gaan nu door het ergste, want zij hebben voor hun leven gevreesd omdat er op hen geschoten is, én zij hebben dan ook nog eens schuldgevoelens over degenen die ze niet konden redden. Dat vreselijke dilemma aan die waterkant, je kan er maar acht of tien inzittenden meenemen, en hoe moet je kiezen tussen kinderen die staan te smeken om mee te mogen?! Allicht hebben ze gekozen voor wie gewond was, maar als je dan tien minuten later terug keert, en je ziet die niet-gewonden daar dood op de rotsen liggen, that's hard to live with.
Er zijn er ook die een boot hadden en die 'm niet gebruikt hebben, ze waren te bang. Maar er zijn er ook die niet eens aan hun boot gedàcht hebben! Terwijl hij vlakbij aan de steiger lag en terwijl ze andere boten bezig zagen! Zo hard waren sommigen van slag, en nu hebben ze natuurlijk schuldgevoelens: wààrom heb ik niet geholpen?!
En nog iets, je had brandweerlui, dokters en ambulanciers die ook in boten naar de overkant wilden, maar ze mochten niet van de politie omdat het té gevaarlijk was, er zouden bommen in het water liggen. Ook dat wisten die toevallige redders: ik ga ergens naartoe waar het niet eens safe lijkt voor de 'professionals', ze wisten dus dat ze hun leven riskeerden en dat maakte hun angst alleen maar groter. 
Die redders hadden vaak ook kinderen. Die kinderen hebben hun papa zien vertrekken, die hebben de schoten gehoord, en die hebben voor het leven van hun papa gevreesd, en heel wat van die kinderen hebben nu nog angstaanvallen. Dat geldt ook voor kinderen van ambulanciers en brandweermannen, die hebben heel snel opgevangen dat het erg was, die hebben ook gedacht dat ze hun vader niet meer terug gingen zien.

IIngrid Sønstebø (Ingescand uit Humo/ Karl Branaas)

IIngrid Sønstebø (Ingescand uit Humo/ Karl Branaas)

Humo: Zelfs kinderen waarvan de ouders niet betrokken waren, zullen ook wel gefantaseerd hebben over die wilde schutter.    
«O ja! En ze weten dat hij in de cel zit, maar wàt als hij uitbreekt?! En dan vroegen ze mij of hij met een vijl zijn tralies zou kunnen doorzagen "zoals in de strips van Donald Duck, kan hij zo ontsnappen?!" En ook: "kan hij mijn ouders en mijn vriendjes komen doodschieten?" Mijn eigen kinderen hebben twee grootouders verloren in de zomer, kort na elkaar, en kort voor 22 juli, en één van hen vroeg of "ze soms ook waren doodgeschoten door die Breivik?!" Zo gaat dat in hun verbeelding, kinderen kunnen onberedeneerde angsten hebben.   
Humo: Ik heb nog gesproken met bergredders in Chamonix, en wat hen treft, is niet die dode klimmer die ze met een heli van de Mont Blanc halen, maar wel die tent op de camping waar alles nog ligt alsof die persoon nog in leven is: de open slaapzak, de aangebroken koekjes, de prentkaart die nog geschreven moet worden. Dat rààkt hen harder. Vandaar dat het ook moeilijk moet geweest zijn voor degenen die de tentjes op Utøya hebben opgeruimd. 
«Dat is wel heel zeker. Want op die berg doén die redders de taak die ze kennen, maar in die tent zien ze iets  waar ze niét op voorbereid zijn en waartegen ze machteloos staan. Dat was hier ook zo. De politiemensen, Rode-Kruis-medewerkers en brandweermannen die de tentjes hebben opgeruimd, vonden het ook moeilijk, al die rugzakken, al die slaapzakken, al die jonge kleren, dat kan je hard raken als je zelf een zoon of dochter hebt. De brandweer heeft het cafetaria schoongemaakt, een plek waar velen de dood vonden, en dat was extreem moeilijk, want hoe doe je dat, delen van lichamen oprapen, en hoe begin je daaraan als je verdroogde hersenen van het plafond moet schrapen?! "

Bach en Breivik
Sønstebø moet naar het gemeentehuis. Daar komt straks een groot scherm waarop de inwoners van Ringerike het tien weken durende proces-Breivik zullen kunnen volgen. Ze zal stand-by zijn "want het is te voorzien dat Breivik kwetsende uitspraken gaat doen en ook dat er shockerende foto's gaan getoond worden". Ook in tien grotere Noorse steden komt er een groot scherm (in het plaatselijke gerechtsgebouw) waar het proces gevolgd kan worden en waar psychische bijstand voorhanden is.  
Ik loop door de wijk Grønland in Oslo. In tegenstelling tot die arctische naam zijn hier vooral oriëntaalse winkels en passanten. In deze buurt heeft Breivik de eerste nacht gevangen gezeten, in een cel van het politiebureau. Hij schreef erover in z'n dagboek: "0u00-01u00: naar Grønland. Ze stoppen me in zo'n cel voor dronkaards en amokmakers, met als enige uitzicht: de twee minaretten van de moskee van Grønland! (...) De agenten vertelden later dat ze dachten dat ik zou "flippen" als ik dat zag. Ik heb ze daarentegen bedankt voor het uitzicht omdat het mij elke dag zal herinneren aan de zaak waarvoor ik vecht.  Sliep slechts 1 à 2 uur die eerste nacht."
Dat hij heeft kùnnen slapen. Dat kan ik maar niet begrijpen. 
Dichter naar het centrum kom ik bij de Domkirke. In de benarde dagen na 22 juli hebben tienduizenden hier bloemen, kaarsen, brieven en knuffels neergelegd. Niets daarvan is weggegooid.  De bloemen zijn nu compost-aarde voor een bloemenbed op een symbolische plek, de kaarsen worden omgesmolten tot "nieuw licht" en ook de knuffels en brieven komen in een archief. 
Als ik in de kerk sta, is er een kleuterklas uit Oslo op bezoek en het valt op met hoeveel nationaliteiten die kinderen zijn. De juf zegt dat ze in de middengang moeten neerzitten en kijken naar het doksaal daarboven, en dan breekt boven hun kleine hoofden het Toccata en Fuga van Bach los. Het dreunt tot in de kerkbanken, het is een donderslag die overrompelt en tot inkeer stemt, en nu alle registers daarboven open gaan en de kinderen met open mond zitten te luisteren, nu zit ik daar met een snik in die kerk. 

Dode display
Ik heb een afspraak op de hoofdzetel van het Noorse Rode Kruis, want op 22 juli hadden zij 560 hulpverleners in getouw, waaronder 150 vrijwilligers. De organisatie wist dat die dag traumatiserend kon zijn, en om de symptomen van een posttraumatische stress-stoornis tijdig op te sporen, zal het Rode Kruis zijn hulpverleners een jaar lang psychosociale follow-up verlenen. De coördinatie van deze debriefing wordt gedaan door Merete Mihle; op haar bureau kan ik ook bellen met Are Holen: zijn instituut zorgt voor de psychologische begeleiding van de follow-up en als prof geneeskunde is hij gespecialiseerd in stress-psychiatrie.  
Humo: Veel van die hulpverleners hebben gruwelijke taferelen gezien in Oslo en Utøya.
ARE HOLEN «Iets gruwelijk zien, betekent nog niet dat je er "iets" aan overhoudt. De kwetsbaarheid zit 'm in de afstand tot het gebeurde. Als hulpverlener hou je een zekere reserve, een bepaald 'schild' tussen jezelf en degenen die je helpt (of die je als lijk moet bergen). Maar dat schild kan wegvallen als je in dat slachtoffer ineens je kind, je broer of een vriend ziet. Dan identificeer je jezelf met dat slachtoffer en dan verlies je dat beschermende schild, en dàt kan een heftige impact hebben op de hulpverlener. Ik heb met een politievrouw gesproken die een jonge dode zag liggen en in haar hand hield ze nog krampachtig haar mobile phone en ineens begon die te bellen en op de display verscheen "mama" en op dàt moment is die agente ingestort. Ineens was dat lichaam geen slachtoffer meer, ineens was daar een innige band te zien. En dat raakte haar tot in haar diepste gemoed.
Humo: Psychologe Sønstebø haalde aan dat het opruimen van de persoonlijke bezittingen van de slachtoffers ook traumatiserend kan zijn.
HOLEN «Als je die achtergebleven dingen zakelijk beziet als kampeermateriaal, dan ga je daar zakelijk mee om. Maar als je in die achtergebleven spullen de persoon gaat zien, met zijn onbekommerde plezier, met de jeugdige dromen die ie had, that comes close.
MIHLE «Ik sprak een politieman die op de rotsen één roze watersandaal vond. Hij dacht dat het van iemand was die daar gestorven was. Hij raapte die sandaal voorzichtig op, droeg 'm naar één van de boten en wikkelde 'm in een handdoek alsof het een stoffelijk overschot was. Toen ze met hun boot aan de overkant kwamen, was er een andere agent die dat bundeltje uit de boot pakte en bij het afval zwierde. Daar is die man compleet op afgeknapt, die kon niet meer verder werken. 
Ik sprak ook politiemensen die de volgende dag hetkamp doorzochten op zoek naar kogels en bewijsmateriaal. En zij zegden dat het 's avonds zo huiveringwekkend was, dat er niemand te zien was, dat de campingplaats leeg en donker was, maar dat er in sommige tentjes schijnsels te zien waren, dat waren displays van mobile phones die oplichtten, dat waren ouders die meer dan vierentwintig uur later nog altijd wanhopig aan het bellen waren naar hun kind. (Het heeft zés dagen geduurd eer alle vermisten geïdentificeerd waren, jh)
Humo: Zouden jullie hulpverleners aanraden om terug te gaan naar het eiland?
HOLEN «Ik zou het zeker aanraden. Als je zoiets heftig hebt meegemaakt, dan hou je daar in je binnenste een beeld aan over, en vaak is dat de ergste horror die je gezien hebt. Als je naar die plek teruggaat, kan dat beeld minder zwaar worden omdat je de rustige natuur ziet, met de wind in de bomen en het kabbelen van het water. Het is een corrigerende ervaring en ze zal je helpen om door te gaan met je leven. Die herinnering blijft dan niet langer zo'n zware molensteen. (Noot: het Rode Kruis stelde vast dat zo'n tien procent van zijn 560 hulpverleners met een vorm van PTSS kampt; zij krijgen nu individuele begeleiding.)
Humo: Hoe denk je over het proces dat nu begint. Dat wordt voor de overlevenden en de nabestaanden allicht weer een trigger van negatieve beelden en gevoelens.
<HOLEN> «Dat is zo, maar het kan evengoed een opluchting zijn. Dat ze zien dat law and order het overnemen en dat deze desperado in staat van beschuldiging wordt gesteld. Tegelijk hoor ik dat buitenlandse en Noorse tv-zenders een aanvraag hebben ingediend om hem te interviewen. Dat is toch een geweldige verschuiving in de media! Kan jij je inbeelden dat een nazi die er prat op gaat dat hij in 1945 een bloedbad heeft aangericht in een partizanendorp, dat men die in 1946 voor een groot wereldwijd interview zou vragen?! Dat is toch een vorm van vrije meningsuiting waarbij je vragen kan stellen."

Bootsman Kasper Ilaug  (foto K.I.)

Bootsman Kasper Ilaug (foto K.I.)

Ronde van Frankrijk

Na Oslo wordt de weg smaller, komen er bossen en heuvels en vlagen oude sneeuw en nu sta ik aan het Sundvolden Hotel in Hole. Dat was het crisiscentrum op drie kilometer van Utøya, hier werden op 22 juli de wanhopige ouders en familieleden opgevangen.(Een Rode Kruis-medewerker: "Bij andere rampen moet je soms een kleine groep familie opvangen, maar hier stonden er honderden tegelijk, we waren er absoluut niet op voorbereid.")
Wie toen méér wist dan die ouders, is Kasper Ilaug (53), één van de omwonenden die met een bootje zo'n twintig jongeren heeft gered. Hij komt me tegemoet op het hotelterras en alles aan hem is ongedwongen, de lange sjaal, de leren vest, de pet en de zonnebril. Ilaug praat en praat zonder ophouden. Hij is een langlaufer in een eindeloos spoor van gedachten, opgekropte gevoelens, bedenkingen, vragen en schampere kritieken. Het ene ogenblik filosofeert hij over Het Goede in de Mens, het andere moment spuwt hij zijn venijn over sommige lokale jerks die afgunstig zijn op de redders en op de internationale belangstelling die ze genieten. Maar eerst moeten we terug naar 1965.
Ilaug: «Mijn ouders hebben in 1965 een summer cabin laten bouwen op Storøya, dat is een eiland op drie km van Utøya. Ik was toen zeven jaar en ik heb daar leren zwemmen en leren vissen. Ik ben gehecht aan die plek, het zijn mijn diepste jeugdherinneringen en ik kom er nu al bijna vijftig jaar. Een vast deel van m'n zomervakantie, is het kijken naar de Ronde van Frankrijk. Elke namiddag zit ik voor die tv met een goeie scheut drank erbij, en dit jaar wilde ik zéker kijken, want Thor Hushovd en Boasson Hagen deden het geweldig. Die vrijdagnamiddag was het de bergrit naar Alpe d'Huez, en dat wil je als Tourliefhebber toch niet missen! Maar ineens werd het programma onderbroken door die aanslag in Oslo. Ik sakkerde: waarom schakelen àl die Noorse zenders over op die aanslag, waarom blijft er niet één zender bij de Tour?! Ik ben dan maar op een sportzender beginnen kijken. En kort voor zes uur kreeg ik telefoon van m'n vriend Ulf, die heeft ook een summer cabin op Storøya, maar hij zat op dat moment thuis. Ze zouden zo dadelijk naar een feest gaan, z'n vrouw was in de badkamer, hij zat in z'n smoking en surfte op internet om meer te weten over die aanslag in Oslo, en ineens zag hij het eerste nieuws over Utøya dat daar een schietpartij aan de gang was. En hij belde me op: Kasper, je moet de boot pakken, je moet daar mensen van dat eiland gaan halen. Ben je gek, heb ik gezegd, daar begin ik niet mee, en trouwens, je weet dat ik geen boot heb. Maar hij drong aan, dat ik de boot van de buurman moest nemen. Maar die is defect, heb ik gezegd, die motor valt altijd stil. Maar Ulf bleef maar aandringen, sleur die motor toch in gang, probeer het, probeer het, ik vrààg het je! En dan heb ik lachend gezegd: OK, tot uwe orders! Inspector Clouseau is ready! Dat is Pink Panther hé.»

© Jan Hertoghs

© Jan Hertoghs

Kogel door mijn hoofd
«In onze baai waren nog weinigen op de hoogte, iemand was zijn gras nog aan het afrijden! Ik heb een overall met gele fluostrepen aangetrokken en een rode bouwvakkershelm opgezet, zo had ik toch iets van een hulpverlener, en de motor startte al na een paar keren. Maar toen ik zo'n honderd meter van het eiland was, heb ik ingehouden... Er zit daar een blinde vlek in mijn geheugen: heeft hij op mij geschoten of heb ik alleen maar zijn schoten gehoord, ik kan het me niet meer herinneren. In elk geval, ik zie me nog twijfelen, ineens dacht ik aan het gevaar dat ik liep en ik voelde een kogel heel langzaam en heel precies dwars door mijn hoofd gaan. Ik was al half omgedraaid, ik had m'n rug al naar het eiland, toen er ineens iets anders in mijn hoofd drong. Een heel klare gedachte! Dat ik niet dood wilde, maar dat ik ook niet de loser wilde zijn die op zo'n dag in de kont van een stel renners zat te kijken! Toen ik dat bedacht, viel er een pak van m'n hart. Ik was al maanden depressief en lusteloos, m'n vriendin met wie ik twee jaar samen was, had het enkele maanden eerder afgemaakt, en ineens was die lusteloosheid van het alleen zijn verdwenen, ineens was ik één en al energie! Er was ook wel alcohol bij van die namiddag, maar het meeste was pure adrenaline! Ik heb de boot gedraaid en heel gefocust en kalm ben ik naar die oever gevaren. Ik zag daar zeker acht of negen lichamen op de rotsen liggen die niet meer bewogen, en verder varend zag ik zo'n vijftien jonge gasten zich half verborgen houden, ze waren in zwembroek en ondergoed, ze kleumden van de kou, ze stonden op het punt van te gaan zwemmen, en of ik een politieman was. Ik zei dat ik een burger was die hen kwam redden en toen hadden ze het over een politieman die iedereen dood wilde schieten. Ze hadden de doodsangst in hun ogen, ze waren helemaal in shock. Ik denk dat ik die eerste keer tien of elf jongelui heb laten instappen, daar was ook een zwarte jongen bij met een sarcastisch t-shirt "Are you afraid of the dark?" De boot was vol, ik moest er vier op de rotsoever achterlaten. Ik kom direct terug, zei ik, maar eén meisje begon toen te huilen en om paniek te vermijden heb ik heel autoritair gezegd: Iedereen op de grond liggen nù! En stil zijn! Ik breng jullie naar de overkant! Daar zijn dekens en verplegers, daar zal men jullie verder helpen.
En dat heb ik nog niet verteld. Ik had een cell phone bij en daarmee heb ik die jongeren gefotografeerd. Toen ik later hoorde wat er echt gebeurd was en hoeveel doden er waren, toen heb ik me beschaamd en schuldig gevoeld over dat onnozele gedrag. Maar ja, zo was ik vertrokken, als in een actiefilm.
Die jonge gasten zijn dan uitgestapt nabij Utvika en ik ben gelijk teruggevaren om die vier overblijvers te evacueren.  Gelukkig waren ze er nog. Dat geluk hebben andere redders niet gehad. Ze vaarden terug en wie op hen moest wachten, lag dood op hen te wachten.
Na de tweede overtocht, ben ik nog een derde keer gevaren, deze keer naar het Pumpehuset (pomphuis), en al van ver zag ik jonge gasten zich tegen de rotsen verstoppen. Ik wuifde en wuifde om te laten zien dat ik eraan kwam, maar ze wuifden niet terug, en toen zag ik aan hun houding dat ze dood waren. Zeker zeven doden lagen daar. Verderop stonden zes gasten teken te doen, die heb ik opgepikt, en achter hen, bovenop een steile klif liepen nog drie jongeren. Ik zei dat ik niet kon wachten tot ze beneden waren, ik zei dat ik zou terugkomen, maar toen is ééntje in paniek van acht meter hoog gesprongen, hij wilde absoluut mee, maar hij had dood kunnen zijn, hij had zijn nek kunnen breken in dat strandwater vol rotsen.
Toen ik ze in Utvika had afgezet en een vierde keer wilde varen, toen viel de motor stil. Dat was een teken van God en dat teken heb ik goed begrepen. God had ervoor gezorgd dat de motor niet één keer sputterde, maar nu was het genoeg geweest. God is geen technicus die een motor ook kan herstéllen! En zoveel dat toen door mijn kop schoot. Goed en kwaad. Leven en dood. Jongeren die sterven en een 53-jarige die in een boot dobbert. En wat als mijn ouders die summer cabin in 1965 niet gekocht hadden? Dan was ik hier niet geweest!
De politie deed teken naar de civiele boten dat ze terug moesten en dat zij het wel zouden overnemen. Mijn buren, Helge en Sissel, hadden ook kinderen gered en zij hadden gezien dat ik stilgevallen was, zij kwamen langszij, maakten een touw vast en trokken mij full trottle naar huis. Ik vond dat verschrikkelijk. Ik wilde daar niet weg. Ik zat vol adrenaline, ik wilde nog helpen, ik wilde iets doén!! 

En zo ben ik de avond en de nacht ingegaan, met een kop vol gedaas en duizenden gedachten. De politie had een perimeter van een paar kilometer ingesteld waar niemand mocht komen en zo kregen wij in feite huisarrest. 's Nachts zag ik overal  lichtende vensters op ons eiland en op het vasteland, iedereen was nog op, maar niemand kwam buiten.
Ik voelde me opgesloten gelijk een wild dier. Ik had ook genoeg gedronken en ik moest met iemand kunnen spreken, ik moest mijn verhaal kwijt, en dan heb ik zelf CNN gebeld en zo ben ik via Skype meerdere minuten op CNN geweest. En weet je wat ik als slot heb gezegd?! Dat dit voorval mijn leven niet zou veranderen, (schamper) dat ik wel gewoon zou kunnen doorgaan met m'n bestaan. Zie je mijn knikkende been, en zie je hoe onrustig en hyperkinetisch ik ben, dat komt door al dat vertellen, kom, we gaan een eindje rijden.»

Picknick
In de kleine superette slaan we wat proviand in en dan rijden we naar 'zijn' eiland Storøya dat bereikbaar is met een soort drijvende brug. In de baai waar z'n summer cabin staat, liggen de boten nog omgekeerd op het rotsenstrand, zo hebben ze de winter getrotseerd. Hij zegt dat er op Storøya zo'n honderdvijftig vakantiegangers zijn als het zomer is. En dat hij tot vorig jaar alleen maar goeie herinneringen had aan deze plek en dit meer. En dat zijn kameraden in de jaren zeventig wel eens met hun boot naar dat kamp op Utøya vaarden om daar in een tent te liggen, drinking and kissing the girls, maar hij is nooit meegegaan, hij kent Utøya alleen van het vissen in het water rondom, daar zitten baars, snoek, witvis en drie soorten forel.  
Zo zitten we hier op de rotsen, vlakbij een staak met een reddingsboei en één motorbootje dat al in het water ligt. We breken het brood en de kaas en houden een picknick met uitzicht op het eiland van de voorpagina's. Hij wijst op de twee locaties waar hij gaan redden is en dat hij de politie door een megafoon heeft horen spreken. "Ik heb niks verstaan maar dat moet de arrestatie van Breivik zijn geweest."
Daarna heeft hij twee weken "een demper" in zijn oren gehad: "Ik hoorde alles, maar de knop stond de helft stiller. Ik wist niet wat ik had."
"Na die 22ste juli kreeg ik het ook benauwd van dat eiland. In augustus had ik zelf opnieuw een boot, maar ik voer die kant niet meer uit, ik viste daar niet meer, ik vermeed zelfs om naar het eiland te kijken. Tot het op een dag genoeg was geweest. Dat was na een week of zes, het was geen crime scene meer, er dobberden geen politieboten meer, en met een paar andere redders van Utvika camping hadden we zitten drinken, en ineens kregen we dat idee om naar Utøya te varen. Daar aan land hebben we nog kogelgaten in de huizen en de bomen gezien. De anderen hadden er gauw genoeg van, maar ik wilde nog blijven, ik zou wel bellen om mij te komen halen. Ik heb toen een heel stuk van dat grintpad gelopen waar ook veel jonge gasten hebben gelopen, en ineens werd mijn benauwdheid minder, en pfoeew!, ineens kwam ook mijn gehoor met een klap terug! Ik was blij, ik belde dat ze me mochten komen halen, maar R. nam niet op, en toen wilde ik naar de overkant zwemmen. Dat was dwaas van mij, maar ik wilde zwemmen zoals die jonge gasten hadden gezwommen, ik zag dat als een eerbetoon, en R. had me gezien, hij kwam op me afvaren: ben je gek geworden, Kasper, het is september, dat water is te koud! Ik zei dat het een tribute was, en hij blafte, "drop that movie shit, Kasper, je zit niet in een film, je zit in ijskoud water en je gaat een longontsteking krijgen". Voor de eer ben ik dan nog terug naar het eiland gezwommen en daar ben ik in zijn boot gestapt."

Kasper Ilaug: “ Drie maanden kon ik geen tv kijken. Alle kranten zijn ook onaangeroerd gebleven. Ik kon me nergens meer op concentreren.”  © Jan Hertoghs

Kasper Ilaug: “ Drie maanden kon ik geen tv kijken. Alle kranten zijn ook onaangeroerd gebleven. Ik kon me nergens meer op concentreren.” © Jan Hertoghs

Geen kranten of tv, geen mensen!
Ik moet hem vaak onderbreken, over welke dag hij het heeft, wie er bij hem was, wanneer dat gehoorprobleem dan begonnen is. Hij weet dat zijn verhaal ongeordend is, "het is af en toe chaos hierboven". En dat hij rust wil in zijn hoofd en in zijn bestaan in plaats van die posttraumatische stress-stoornis : "Niet dat ik last heb van flashbacks of nachtmerries, maar er is dat constante gevoel van onder spanning te staan, en dat is zo uitputtend. We zijn nu maart 2012, dat is acht maanden verder, ik heb mijn job als computerprogrammeur, en ik werk nog altijd niet. Of bijna niet. Als ik drie of vier uur kan werken per dag, dan ben ik al tevreden. Ik kan me niet meer concentreren, het gaat niet. Ook mijn slaappatroon is verstoord. En mijn kortetermijngeheugen. Ik kan iets vast nemen in m'n garage en dan kijk ik ernaar en dan weet ik niet meer wat ik van plan was. M'n psychiater zegt dat die short memory wel zal terugkomen, maar intussen zit ik ermee. Ik ga met de auto naar de stad. Ik vergeet dat ik met de wagen was,  ik keer naar huis met de tram en intussen vervalt m'n parkeerbewijs, en zo heb ik op korte tijd acht boetes gehad, dat zijn duizenden kronen!"
"Ik heb die gebeurtenis ook lang gemeden. In dat Sundvolden Hotel had ik gevraagd om elke dag vijf verschillende kranten opzij te leggen. Om de week ben ik ze gaan halen, maar nog altijd liggen ze ongelezen in m'n cabin: zes weken kranten van 23 juli tot midden september. Ik heb zelfs drie maanden geen tv gekeken! Ik kon geen nieuws meer verdragen, ik kon dat gewemel van beelden niet verdragen. Ik kon ook geen mensen meer verdragen. Ik kon niet meer zijn waar gebabbel was. Ik wilde altijd maar rust hebben. Normaal ga ik in september terug naar Oslo. Nu ben ik vorig jaar gebleven tot in december. Ik kon niet terug naar Oslo, het was me daar te druk. Ik wilde weg zijn van alles, ik wilde zo weinig mogelijk mensen zien.»
Psychologe Sønstebø krijgt wel vaker te maken met PTSS-patiënten die de neiging hebben om zich af te zonderen:« Dat komt omdat een aantal onder hen ook in een depressie geraken. Ze weten wie ze waren voor het drama, ze merken hoe ze zich nù voelen met dat leven dat overhoop ligt, en dat deprimeert hen. Ze worden lusteloos en ze sluiten zich op. Want in de buitenwereld komen, dat betekent mensen zien en vragen krijgen (Hé, jij was daar op Utoya hé. Hoe was dat?! Erge dingen gezien, zeker?!) De buitenwereld is ook de plek waar je je minder veilig en minder vertrouwd voelt dan thuis, en zo blijf je daar weg. Je wil nergens meer naartoe, je wil niks meer doen waarvoor je uit je huis moet, en op de duur wil je zelfs niemand meer zien. "

Caterpillar
Kasper wijst naar z'n zomerhuis en naar de nivellering op het terrein errond, daar moet volgende zomer een nieuwe cabin komen, daar is hij na de zomer van 2011 ineens aan begonnen: "Ik heb bij een aannemer een grote Caterpillar graafmachine gehuurd, the biggest I could get, en ik ben daarmee beginnen graven en nivelleren, weken aan één stuk. Ik sliep bijna in die machine. Ik had nooit met zo'n monster gewerkt, ik heb dat moeten léren van nul. En zo kon ik van 's morgens tot 's avonds m'n aandacht afleiden. Zes weken lang heb ik dat gedaan van zes uur 's morgens tot negen uur 's avonds. En als ik wakker werd, was ik blij dat ik weer kon graven. I was singing with the birds and I was digging, - yeah man, dig it! (imiteert de zware grommende motor) En natuurlijk was dat een manier om me af te reageren. Ik  kende geen andere therapie dan werken, keihard werken. En ik ben wel zeker dat het mij geholpen heeft. Het ding stond daar altijd klaar, het nam mij in beslag en op z'n beste momenten slorpte het me zelfs helemaal op. Want als je met zo'n ding graaft, dan moet je in driehonderdzestig graden denken: voor, achter, links, rechts, boven en onder. Dus mijn hersenen hadden wat te doen. En er waren dagen dat het goed ging, maar er waren ook dagen dat ik stond te klungelen als een kind. Dan kreeg ik geen enkele handeling gecoördineerd, dan waren m'n hersenen niet mee, dan waren ze bij dat andere ding. Je had me moeten bezig zien met die machine. Acht ton, en daarmee wroet je aarde op, daarmee graaf je rotsen uit, daarmee verbrijzel je dikke stenen, it was me crushing the rocks, it was me fighting the rocks, it was me fighting this tragedy, it was me fighting to get grounded again! Maar ik was 's avonds wel stikkapot, maar zo kon ik tenminste slapen! En natuurlijk was dat de hele dag lawaai, maar ik ben pas begonnen na de zomer als de meeste gasten weer naar huis   waren. Soms kwamen ze nog wel 's langs. Ga je een hol graven, Kasper? Ga je een schuilkelder bouwen, Kasper? Is dit nu je zwarte gat, Kasper (lacht)

Utoya, het eiland dat al miljoenen jaren bestaat.  © Jan Hertoghs

Utoya, het eiland dat al miljoenen jaren bestaat. © Jan Hertoghs

Hij houdt zijn hand tegen de zon en kijkt of er beweging is bij één van de andere huisjes: "Ik denk dat m'n vriend Ulf thuis is, dat is degene die mij gebeld heeft om uit te varen." We komen aan een bungalow waar emmers, boomzagen en plastic terrasstoelen mekaars gezelschap dulden en de twee kennen elkaar van hun jongensjaren, dat hoor je aan het sarcasme in hun begroeting. Ulf is een zwaargebouwde stoppelbaard van drieënzestig die met zijn hoofd bijna tegen het plafond van de summer cabin komt. Hij maakt een kop koffie en zegt dat de bungalow er al zestig jaar staat, ze is nog gebouwd door zijn vader. En terwijl er op tv voetbal is, zegt hij dat hij zich nog altijd schuldig voelt dat hij Kasper gebeld heeft. En hij heeft dan ook nog eens Helge en Sissel in hun boot gedreven. "Ik wist pas uren later wat er gebeurd was en hoeveel doden er waren. En mijn buren hadden het overleefd, maar het voelde alsof ik ze de dood had willen injagen terwijl ik op m'n gat in de zetel zat." En hij herhaalt het: ik voel me nog altijd schuldig, ik voel me nog altijd slecht.
Kasper wuift het weg, komaan Ulf, ik leef toch nog! "Ja, maar als ik zie hoe jij onder dat trauma lijdt, daar ben ik zelf verdrietig van, dat kan ik zelf moeilijk van me afzetten. Vraag maar na bij Helge en Sissel, die hebben nog altijd slaapproblemen. Ik zag Sissel vorige week en ze lachte, en echt, dat was de eerste keer in acht maanden, en dat is allemaal mijn schuld dat zij psychisch zo afziet. " Kasper weert het opnieuw af: "Ulf, stop daarmee! Zij hebben mij al honderd keren gezegd dat zij sowieso zouden gevaren zijn, ook zonder je telefoon!" Ulf knikt, I know, I know, maar toch zit hij ermee. En we zijn het erover eens, dat drama is een steen in het water en die rimpels dijen maar verder. Ulf knikt. Die rimpels gaan nog een heel leven mee.

De aanlegplaats met de kleine “ferry” .© Jan Hertoghs

De aanlegplaats met de kleine “ferry” .© Jan Hertoghs

Met-1-Been
We rijden weer de hoofdweg op tot aan de kleine wegwijzer Utøya, en dan is er een smal asfalt tot aan het meer en hier tegen het talud heeft Breivik zijn Fiat Doblò geparkeerd voor hij de oversteek begon. Wat zijn z'n gedachten nog geweest toen hij hier uitstapte, op deze plek waar alleen maar grint te zien is en een eiland en een groot meer? Keek hij uit naar zijn schietpartij? Kon hij de schoten al horen terwijl het hier nog zo stil was? En ook de overzet waarmee hij het water overgestoken is, die ligt er nog. Onverstoorbaar, onbeweeglijk, de ijzeren laadklep neergelaten aan de kettingen. Het is de boot die niet weet dat hij nog jàren door boeken en documentaires zal varen.
De Utvika-camping ligt een paar honderd meter verder, en ze ziet eruit als een camping van de jaren zeventig, met zijn  houten bord en die geschilderde zon boven het blauwgeverfde water. Hier is de oever met het haventje waar tientallen jongeren naartoe zijn gezwommen of waar ze uit de boten van hun redders zijn geholpen. "De baas van de camping ken ik, hij was hier ook kind in de jaren zestig, en hij heeft mij vorig jaar de redders van de camping leren kennen, en nu hebben we een clubje, we drinken bier en we praten op een heel directe manier over die dag. We zijn dan rauw, we hebben het over Die-Ene-Van-Wie-Het-Oor-Afviel en over Die-Gast-Met-1-Been, en een minuut later spreken we over het weer en het hengelen, zo is dat bij ons. "
Kasper vertelt over het meisje dat naar de overkant zwom met een doorboorde long, "zo'n afstand zwemmen en zo gewond zijn, dat zegt iets over de angst om daar weg te komen, maar het zegt ook iets over de wil om te blijven leven!"
Hij wijst een groot licht huis op een heuvel, "dat is Erik z'n boerderij. 't Is een boer die graag op groot wild jaagt. Hij was nadien kwaad op mij. Dat ik hem niet was komen halen met de boot! Jij had me daar kunnen afzetten met mijn geweer. Ik had 'm kunnen afmaken! Ik had 'm in de kop geschoten!"

De Utvika-camping: vanaf hier zijn redders vertrokken en hebben vakantiegasten radeloos staan toekijken op het drama. © Jan Hertoghs

De Utvika-camping: vanaf hier zijn redders vertrokken en hebben vakantiegasten radeloos staan toekijken op het drama. © Jan Hertoghs

I am a rock
Wat verderop staat een monument, een kleine opstaande rots met aan de voet een knuffel, Noorse vlaggetjes en kaarsen in een glazen houder. Verder is er alleen het knarsen van de loopplank die op tonnen rust, een gerucht van ijzer en hout, een geluid van alle dagen.
Kasper duidt op een andere rots en vertaalt het Noors van de zwarte viltstiftletters: Synne, je zal altijd in mijn hart blijven. En hij gaat met zijn vinger over die letters en er komen tranen in z'n ogen. Hij wil ook nog een andere tekst van het kleine monument lezen, maar zijn stem stikt al halverwege. If one man can show so much hate, think how much love we can show, standing together. Dat zei één van de overlevenden, kort na 22 juli.
Hij is nu een man van gekruiste armen en een lang stilzwijgen. De lucht is blauw, de wolken zijn overrompelend wit, en de avondzon schuift langzaam achter dat ene onbewogen eiland. Ik kan zeggen dat het hier vrede is. Met die witte luiken van de zomerhuizen, met die steigers en laddertjes om na het zwemmen uit het water te klimmen, en met die trampolines die klaar staan voor de warme dagen. Kasper zegt dat Utøya vierhonderd miljoen jaren oud is: "Wij, en alle generaties na ons gaan al eeuwen dood zijn, maar dat eiland gaat er nog altijd zijn en wat zal die ene vrijdag dan nog betekenen? "
Er daagt me een refrein van Simon & Garfunkel. I am a rock. I am an island. And a rock feels no pain. And an island never cries.
Pas later heb ik dat opgezocht. Dat Simon and Garfunkel hun liedje voor het eerst brachten in 1965.
Het was het jaar dat Kasper zeven werd.
Het was het jaar dat Kasper leerde zwemmen en vissen.

© Jan Hertoghs

© Jan Hertoghs

Vorige
Vorige

20 jaar 'Zomerbeelden' op de VRT !

Volgende
Volgende

Tien jaar na Utøya (2): de onderzoeksjournalist en de psychologe van de overlevenden