Van deur tot deur (4): de verkopers van stofzuigers en gebakken lucht

stofz 2.jpeg

“Wij moesten de mensen overvallen, bij de keel grijpen en niet meer loslaten.” 

Als er een archetype bestaat van de huis-aan-huisverkoper dan is het wel de stofzuigerverkoper. Ook al zijn ze bijna veertig jaar uit het straatbeeld verdwenen, toch ontmoet je ze nog steeds in de beeldspraak wanneer een politicus hard met zijn ideeën leurt, of wanneer Lernout of Hauspie de West-Vlaamse middenstand bewerkten met hun aandelen. Die reputatie van hardnekkigheid en lichtjes opdringerig zijn is in de jaren vijftig en zestig opgebouwd: toen hebben de stofzuigerventers onophoudelijk bij de Vlaamse mens aangebeld. Lees er maar eens het Suske en Wiske-album De Texasrakkers op na. In dat verhaal uit 1959 is een hoofdrol  weggelegd voor Theofiel Boemerang, stofzuigerverkoper van beroep (“kleine percentjes maken rijke ventjes”). Theofiel duikt overal op: wordt een deur ingetrapt, een venster stukgeschoten of een pleit beslecht met een knokpartij, hij is er als de weerlicht bij om zijn handelswaar aan te bieden. (“Mijne heren, voor het uitstoffen van uw tegenstanders, koop mijn ideale stofzuiger!”) 
Ik heb de oldtimers gezocht, zij die in de jaren vijftig en zestig de deuren hebben platgelopen met de steel-en-stofzak-zuiger, onder andere van het merk Balex. Na een zoekertje in Het Belang van Limburg meldden zich de zestigplussers Jozef, Leopold en Frans.
Jozef:
«Balex was een merk dat alléén aan de deur werd verkocht en ons werkterrein waren de cités van de mijnwerkers." 
Frans: «Alle regio's waren onderverdeeld in sectoren en de Chef de Vente Régional zei dan welke dorpen en welke straten ge moest bezoeken." 
Jozef: «Ik deed dat allemaal met de fiets. Elke morgen laadde ik die stofzuiger met al zijn wisselstukken in een koffer, ik bond die tien kilo onder mijn snelbinder en ik reed naar de dorpen die ze opgegeven hadden. Soms vijfentwintig kilometer ver, en ‘s avonds ook weer terug met die zware bak op mijn fietske."
Leopold: «Ik deed elke dag wel honderd kilometer met die koffer op mijn pakdrager! Door alle weer en wind, in zomer en winter!" 
Frans: « Dat was voor mij ‘s morgens om zes uur vertrekken en zestig kilometer rijden naar de beginpost. Ge moet u dat voorstellen, slecht verlichte wegen, het vriest stenen uit de grond, en gij sputtert daar rond met zo’n grote kist achterop uw brommerke."
Leopold: « Het systeem zat simpel in elkaar: wie niks verkocht, had niks verdiend. Tijdens de dag moesten we eerst op prospectie gaan: ge belde aan bij moeder de huisvrouw en ge vroeg of ge ‘s avonds eens mocht komen demonstreren als de man thuis was van de mijn. Het was immers verboden om alleen aan de vrouw te verkopen. De handtekening van de kostverdiener was vereist op de bestelbon."

Jan Hertoghs

Jan Hertoghs

Jozef: « Wij kwamen bij Italianen, Polen, Grieken, Duitsers en Oekraïners. En soms lieten ze ons gemakkelijk binnen, maar soms leek het of wij de schrik van de wijk waren. Vooral de Italiaanse vrouwen hadden het niet op ons begrepen. Ge belde aan één huis en dat ging als een tamtam door die wijk, aspirapolvere! aspirapolvere!, de man van de stofzuigers is er, attenzione! Laat hem niet binnen! Vandaar dat we nooit met onze koffer aan de deur mochten staan. We mochten niet zeggen dat we iets kwamen verkopen, en zeker geen stofzuiger!"
Frans: «Ge belde aan met een bundel papieren in de hand, “Mevrouw, wij doen een enquête in de streek, wij komen u vrijblijvend vragen hoe het in uw gezin gesteld is met de progressie op elektrisch gebied”? En dan lieten de mensen u binnen en dan begon ik met mijn vragen. Hebt u een radio? Hebt u een tv? Hebt u een wasmachine? Een droogzwierder? Een stofzuiger? En als ze nee zegden, dan moesten we uit onze pijp komen. En als ze ja zegden, dan vroegen wij: bent u tevreden over uw stofzuiger? Welk merk is het? Hoelang hebt u hem al? En dan eindigde het ermee dat we een nieuw en modern toestel kwamen voorstellen, en dat we hun oude toestel tegen een prijsje wilden overnemen."  
Wonder van de techniek
Jozef: « Als de vrouw overdag geïnteresseerd was geraakt, vroegen we wanneer de man thuiskwam en maakten we een afspraak voor een demonstratie. Zo’n demonstratie duurde meestal een uur."
Leopold: « Ik had avonden dat ik van negen uur tot één uur ‘s nachts aan het demonstreren was. De mensen waren natuurlijk ook nieuwsgierig naar dat nieuwe apparaat. De meeste hadden qua elektriek alleen maar een radio in huis, een minderheid had ook een televisie."
Frans: « Het was toen 1960, en dus een goeie tijd voor ons vanwege de opkomst van de salonnekes; veel mensen hadden tot dan alleen maar tafels en stoelen in hun living staan, maar nu begonnen ze een zithoek met sofa en zetels te kopen om bij hun radio of televisie te kunnen zitten. En dat waren onze klanten hé, want uit een stoffen salon komt nogal wat stof hé! 
Meestal begonnen we met te zeggen, het is hier proper in huis, mevrouw, maar denkt ge dat het echt proper is? Ja, daar waren ze zeker van! En dat tapijt? Ja, vrijdag nog uitgeklopt! En dan namen we de mond van de stofzuiger, we hielden er een fijn doekje voor, we stofzuigden een stukje van dat tapijt, en dan zagen de mensen dat doekje, en hoe zwart het was, nog zoveel stof in dat tapijt! Soms vroegen we ook om de as van de asbak op de vloer uit te kieperen, aan de vrouw vroegen we dan om die as met borstel en blik zo goed mogelijk op te vegen, en dan gingen wij eroverheen, wéér zwart stof op dat doekje! Ja, dat begint op het gemoed van de huisvrouw te werken hé, als ge zoiets kunt laten zien!"  

stof balex 1.png

Jozef: « Zo’n Balex was er in verschillende versies. Ge hadt de kleine, de standaardversie van 2500 frank die alleen maar kon stofzuigen, en ge hadt de grote van 4000 fr, daar kondt ge alles mee doen." 
Frans: « Dat was een wonder van de techniek, daar uit de rue de l’Indépendence in Brussel. Ik zal u eens opnoemen wat die Balex allemaal kon. Hij kon zuigen, én hij kon blazen! Ge kondt op die blaasmond bijvoorbeeld een verfspuit aanbrengen. In een soort bokaal zat verf verdund met thinner, en daarmee kondt ge een plafond of een deur spuiten. Was uw fiets verroest, dan met de Balex erover! Ge kondt er ook mee boenen, en hem als kamerverfrisser gebruiken; met zo’n flaconnetje, een sponsje en  parfum ging de kamer heerlijk  ruiken. "Speciaal voor als u vis, friet of biefstuk hebt gebakken! Die etensgeuren verdwijnen direct uit uw huis!" En ook speciaal voor de dames, was de droogkap. Dat zag eruit als een opgevouwen regenkapje, maar als je dat aansloot, dan blies dat zich op tot een droogkap met warme lucht. En als de vrouwen dat wildendan konden ze tegelijk ook een geurbommetje aansluiten, dan werd hun kapsel ook nog eens geparfumeerd!" 
Jozef: « Als de mensen vroegen, kan ik er ook soep mee koken, dan zouden wij bijna ja gezegd hebben!" 
Frans: « Het was een vernuft, ik denk dat er wel twaalf hulpstukken bij waren. Dan zei ik tegen de man, mijnheer, doe uw zondags kostuum eens aan en kam nu eens uw haar. En dan kamden ze hun haar, en dan lagen er schilfertjes op hun kostuum en dan zoog ik dat weg met een speciaal afzuigborstelke voor de kostuums. Ik zeg het u, dat was een ingenieus toestel, die Balex! En ik ging helemaal op in dat demonstreren. Ook als de mensen geen woord Vlaams verstonden, ik legde dat uit met hand en poot, dat was écht: zién is kopen, en dus liet ik de mensen héél véél zien. In die tijd hadden ze ook weinig stopcontacten, dat was één stopcontact voor twee-drie kamers, dat was draad en nog eens een verlengdraad, jongen, ge had mij moeten zien vliegen met dat toestel, ik zou over de tafel hebben gesprongen om toch maar te laten zien hoe makkelijk en handig dat het ding was!"
Leopold: « Ge kunt wel geloven hoe moe wij waren. Ge liep al de hele dag van huis tot huis, dan waart ge nog eens een hele avond aan het demonstreren, en dan moest ge zoals ik in het gat van de nacht nog eens vijftig kilometer naar huis fietsen! Maar ja, ge moest er wat voor over hebben om een frankske te verdienen.”
Frans: « We hebben schoon geld verdiend. We kregen 25% commissie op die stofzuigers, dus ge verdiende tussen de zeshonderd en duizend frank per stofzuiger. Er waren maanden dat ik met 15.000 à 20.000 frank naar huis kwam in een periode dat een bediende misschien drie à vierduizend frank salaris kreeg." 

stof%2Bbalex%2B2.jpg

Boem binnenvallen
De stofzuigerverkoper was een wereldwijde beroepsklasse. Ook Captain Beefheart (echte naam Don Van Vliet) verkocht stofzuigers. Volgens ingewijden zou de Captain zelfs een stofzuiger verkocht hebben aan de schrijver Aldous Huxley en hij zou daarbij de legendarische woorden gesproken hebben: “I assure you, sir, this one really sucks!” 
Onze Vlaamse verkopers van de jaren vijftig verklaarden dat hun deur-aan-deur-modellen duurder waren dan wat zo’n stofzuiger normaal in de winkel zou kosten: die meerprijs ging voornamelijk naar de commissie van de verkopers. "Dus! Als je iets verkoopt dat te duur is, dan moet je maar wat harder aandringen bij de mensen." Aldus spreekt Maurice (80) die op de duur lichtjes malafide tewerk begon te gaan in de stofzuigbranche.  
Maurice: "Het was in ’48 of ’49, het waren de moeilijke jaren na de oorlog dat een mens zonder werk maar drie keuzes had: of ge sprong in het kanaal om u te verdoen, of ge ging dood in de mijn aan een stoflong, of ge werd verkoper van stofzuigers (lacht). Ik heb het laatste gekozen, en ik ben met het Duitse merk Lutinus in de mijncité’s gaan verkopen. Dat was een heel geschikt gebied. Want ge had daar een overvloed aan Italianen, Grieken en Polen, allemaal mensen die uit arme landen kwamen, allemaal mensen die nooit een cent gezien hadden en die in de Limburgse mijnen ineens geld begonnen te verdienen. Die mensen zaten in het beloofde land en zij waren het meest tuk op al die moderniteiten en noviteiten die er te koop warenDe mensen waren ook trots op hun nieuwe status. Ze wilden dat laten zien aan hun buren: kijk maar eens, ik kan dat allemaal hébben, ik kan dat allemaal kopen!! 
Een opleiding hadden we niet. We moesten een halve dag met een ervaren verkoper meegaan, en de les was: horen, zién en zwijgen! Wat ik zag, was een verkoper die de mensen overrompelde. Het systeem van Lutinus was de vente à l’arrachée, boem binnenvallen, en direct terzake komen. Geen complimentjes, geen amai, wat woont ge hier schoon. Nee, wij moesten de mensen bij de keel grijpen, overdonderen, en niet meer loslaten. Zij moesten niks zeggen, wij bleven de hele tijd aan het woord. Over de kwaliteit van de stofzuiger, over zijn uitzicht, hoe mooi hij wel was, en hoe klein, en hoe gemakkelijk in het gebruik, en hoe licht om op te bergen, àlles, alles was gemakkelijk. Over de techniek moesten wij het niet hebben, wij moesten zelfs niet demonstreren hoe hij werkte, wij moesten alleen maar praten, praten, praten, de mensen omverpraten.
Een Lutinus-verkoper sprak zelfs niet over zijn toestel, die sprak voornamelijk over hoe vuil en stoffig het bij de mensen was. En de mensen waren nochtans proper, ge hadt huismoeders die écht bezwaar maakten, meneer, alles is hier heel proper! Maar dan had ge verkopers die met hun vinger over de plint boven de deur gingen, waar altijd stof ligt, en dan zegden ze: ah, mevrouw denkt dat het hier proper is?! En wat is dat dan! Dat is hier vuil! Dat is hier vies! Dat stinkt hier! Ja, dat was werkelijk de mensen van hun stuk brengen.

stofz 3.jpeg

Koelkast voor Eskimo
Soms hadden de mensen al een stofzuiger, en soms zelfs een betere dan wat ik verkocht, maar dan moest ik zeggen dat het een waardeloos stuk was, een prul, het trekt op niks, dat is geen stofzuiger, dat is een koffiemolen met een draad eraan! En dat ze blij mochten zijn dat ik ‘m voor een zacht prijsje wilde overnemen! 
Zelf verdienden wij het grote geld. Wij verdienden duizend frank op een stofzuiger die 4000 à 5000 frank kostte, en die in feite veel te duur werd verkocht. In de eerste vier maanden had ik honderd stofzuigers verkocht en honderdduizend frank verdiend. Dat was een schat aan geld, ik had 25.000 frank per maand, terwijl een goeie bediende eind de jaren vijftig 4000 frank verdiende! 
Ik was zo goed dat ze mij regionale agent-inspecteur hebben gemaakt. Ik moest jongemannen aanwerven en de baan opsturen, maar ook dat systeem was niet helemaal eerlijk. Je zette een annonce in de krant: U KAN PER MAAND 40.000 tot 60.000 FRANK VERDIENEN! En ja, daar kwamen in de jaren vijftig hopen jonge mannen op af! En die begonnen dan porte à porte, maar het liep veel moeilijker dan ze dachten, en om toch maar te tonen dat ze wat konden verkopen, verkochten ze een stofzuiger aan hun moeder, hun zuster, hun tante en hun grootmoeder, en na één week zagen ze het niet meer zitten, maar ze hadden voor mij wel vier stofzuigers verkocht. Eigenlijk was mensen aanwerven gewoon een techniek om stofzuigers te verkopen, dat is een truuk die nu ook nog wordt gebruikt.
Ik ging zelf ook nog van deur tot deur en ik begon er prat op te gaan dat ik aan iederéén kon verkopen. Ze zeggen soms, hij kan een koelkast aan een Eskimo verkopen, wel, mij is dat gelukt. Ik was op een keer bij een jonggetrouwd koppel en ik heb hen een stofzuiger verkocht terwijl ze niet eens elektrische stroom in hun huis hadden! Die mensen hadden niks, die hadden zelfs geen waterleiding, maar ik had ze omver geklapt. Dat was zo in die “goeie ouwe tijd”,  de mensen waren toen veel naïever dan nu. 
Op de regionale vergadering van de verkopers was dat natuurlijk dé mop van Maurice, een stofzuiger verkocht zonder één stopcontact!! En ik kom thuis en ik vertel dat ook aan mijn vrouw, maar zij kon er niet om lachen. Ze zei: ik denk dat ge stillekesaan met maffiapraktijken bezig zijt, en ik zou willen dat ge een normale job zoekt. En toen ben ik er van de ene week op de andere mee gestopt. En binnen twee dagen had ik ander werk, ik kon direct als handelsreiziger chocolade gaan verkopen voor een grote fabriek. Dat ik stofzuigers had verkocht, dat had de grote doorslag gegeven!”

Ingescand uit Humo

Ingescand uit Humo

De Nieuwmarkters van Roeselare

Ik heb ook gemeentebesturen gebeld om te weten of ze recent nog leurhandelaars hadden ingeschreven en steeds kwam dezelfde reactie: "Dat is een uitstervend ras, dat zult ge niet meer vinden." En toch zijn ze er nog, de mannen die bijvoorbeeld met lakens en linnengoed, zeep en badschuim, bestekkoffers en oosterse tapijten leuren. Maar je vindt ze niet in de stad en de randgemeente, ze voyageren vooral in de dorpen en de landelijke regio’s.  
Zo waren er veel aanwijzingen naar Roeselare. Daar wonen de Nieuwmarkters, “een heel speciaal ras, mannen die linnen- en beddengoed verkopen, tot in Wallonië, tot in Frankrijk en Italië!”  Het blijkt een familieclan te zijn die al generaties lang van deur tot deur gaat, met als meest voorkomende namen Plancke, Houthoofd en Deckmyn. Ik heb menigeen van hen gecontacteerd, maar ik had evengoed gesloten deuren kunnen aanspreken, dat interesseert mij niet, ik hou me daar niet mee bezig, wij hebben uw boekske niet nodig, ons bestuur heeft nee gezegd! De heftigheid waarmee het gezegd werd, was niet te omzeilen.
Alleen de vroegere politiecommissaris van Roeselare die in de Nieuwmarkters-buurt is opgegroeid, wil iets zeggen over deze in zichzelf gekeerde groep: “De Nieuwmarkters zijn altijd een gesloten clan geweest. Vroeger trouwden ze bijvoorbeeld alleen onder mekaar. Als een Nieuwmarkter met een burgerjongen of -meisje trouwde, dat was een schande. Die werd uit hun midden gebannen. Het zijn ook fiere mensen die al heel vroeg vanonder de kerktoren weggingen om hun handel te drijven. Eerst met de trein en later met de auto. Met hun stoffen en linnengoed gingen ze heel ver, tot in de Elzas, de Vogezen, Luxemburg, Normandië en Bretagne, dat doen ze nu nog altijd. Hier in Roeselare zijn ze vooral gekend door hun pracht en praal op het kerkhof. Er is volgens mij geen enkele bevolkingsgroep in België die zoveel geld besteedt aan de graven van zijn overledenen. Op één november komt de hele familieclan bij elkaar, en dan liggen er bloemstukken van vijftigduizend frank en méér op het marmer en bladgoud van hun grafkapellen. Hoe dan ook, de groep die maandenlang van huis is om te leuren is klein geworden. Vroeger waren er meer dan honderd, nu zijn het er nog hooguit tien of vijftien.”                

Legendarische Nieuwmarkt-leurders uit Roeselare (bron:Filipbommarez.com)

Legendarische Nieuwmarkt-leurders uit Roeselare (bron:Filipbommarez.com)

Rapalje aan de deur
Er is vroeger met alles geleurd: stofzuigers, encyclopedieën, haring, pudding, legkippen, touwen en zelen, koffie en Koloniale Waren, ik hoorde het allemaal vertellen, maar het is ook allemaal voorbij. Maar die teloorgang geldt niet voor de oplichters aan de deur, dat rapalje lijkt allerminst uitgestorven.
Ik hoorde een eerste vage hint toen ik op ronde was met de winkelwagen van Maleco (zie deel 3) Klant Louisa die (belangrijk detail!) niet ver van de snelweg woont, heeft al enkele keren Nederlanders aan de deur gehad die bestekkoffers en potten en pannen kwamen verkopen. Aanvankelijk kostte de hele rimram 30.000 fr, en dan 10.000 fr en uiteindelijk had ze maar 4500 fr betaald voor houd u vast: een stel pannen, achttien casserolles, een 72-delig bestek én een messenkoffer. De messen waren van Solingen, en ze hadden een gouden biesje gehad, "een schonere cadeau kunt ge niet vinden voor een jong koppel dat gaat trouwen."
Jan van de winkelwagen kende die verhalen. Hij had er geen goed oog in, “ik denk dat er al veel goedgelovige mensen zijn geweest die véél teveel geld hebben betaald voor dat gerief dat allicht ook geen 4500 frank waard was.”.
Ook zijn collega René hoorde zijn klanten regelmatig klagen over oplichterij aan de deur.  
René: « Wat de mensen ons allemaal vertellen! Ze bestellen één doos wc-papier en een week later staat er een camion voor de deur die een palet toiletpapier komt leveren. Ja madammeke, ge hebt het zelf getekend! Een andere mevrouw liet me een zak ‘waspoeder’ zien, dat was wit zand, in een jutezak geleverd, nog geen vijf procent was waspoeder. Zoiets lappen ze vooral bij oudere mensen, die durven niet reclameren en daar profiteren ze van.” 
Patrick De Meulder (Onyx Group) heeft voltijdse verkopers in dienst die wenskaarten, stickers en kalenders verkopen. Hij heeft meer dan eens te maken met schuimers die de markt verzieken.
“Wij zijn met alles in orde. Ik sta geregistreerd bij het Ministerie van Economische Zaken, mijn verkopers hebben een leurkaart om ambulante handel te verrichten, én ze overhandigen aan iedereen een folder met adres, telefoonnummer én doelstellingen van de organisatie waarvoor ze colporteren. Als zelfstandige hebben ze ook een btw-nummer en een nummer in het handelsregister."
"Maar er zijn de rotte appels en de sjoemelaars. Zo zijn er nog altijd echte mindervaliden die van huis tot huis zeep en onderhoudsproducten verkopen. Maar er zijn ook bedriegers, gasten die hun handicap mimeren en acteren, en die waren van het slag, hoeveel zeep moet u hebben, één kilo, en dan zetten ze een eentje, maar op hetzelfde lijntje staat x 100 kg, en dan levert de vrachtwagen 100 kg zeep aan je deur. Of honderd dweilen. Of honderd pakken wc-papier. Je hebt getekend, en dus zal je betalen."

De Morgen 12/6/2010

De Morgen 12/6/2010

De eerste beurzensnijders die om de zoveel jaar opduiken, zijn de oplichters van de asfaltmaffia. In ’92 doken ze al eens op in de Kempen, in 2000 en 2001 kwamen ze terug, onder andere in Noord-Limburg. Engelsen en Ieren waren het, vergezeld van een enkele Nederlander en ze boden zich aan bij huizen met een onverharde oprit. Naar hun zeggen waren ze in de buurt “wegen aan het verharden”, ze hadden nog wat “warm asfalt” over en of ze de eigenaar misschien met een oprit konden plezieren? De asfalt was “van de beste kwaliteit” maar wegens teveel wilden ze hem uitstrijken tegen de helft van de prijs. Wie ja zei, kreeg van dan af het statuut van gedupeerde, want de asfalt was van slechte kwaliteit. En in plaats van zes centimeter werd een laagje van twee centimeter gelegd, en bij de afrekening (zonder factuur) werden veel teveel vierkante meters aangerekend; de bedragen liepen in de honderdduizenden. Ook de ondergrond werd nergens geëffend, aan de randen zaten dikke uitstulpingen, en al na enkele weken begon het asfalt -dat afval van een asfaltbedrijf bleek te zijn - te verkruimelen.
Bij een eigenaar in Beerse was de “pechstrook” zo bruut tegen de grond gekwakt “dat hij zijn garagedeur niet meer open kreeg”, en verder was “de gehele gevel besmeurd met teerspatten” (Gazet van Antwerpen, 21.4.01). Slachtoffers die weigerden te betalen, werden zwaar afgedreigd, in enkele gevallen werd hun oprit geblokkeerd door de vrachtwagen van de valse stratenmakers. De kwalijke firma zou ook al actief zijn geweest in Duitsland en Nederland. 

De consumentenorganisatie Test-Aankoop wordt regelmatig aangesproken over allerhande gesjoemel aan de deur. Meestal betreft het de brutale verkoop van veel te dure veranda’s, “ultrasone” afwasmachines, turbo-stofzuigers, of “waterzuiveraars die goedgekeurd zijn door de NASA”. Het aantal misbruiken loopt zo hard op dat Test-Aankoop al meer dan tien jaar pleit voor een volledig verbod op alle huis-aan-huis-verkoop.

Gazet Van Antwerpen 22/2/02

Gazet Van Antwerpen 22/2/02

Nepagenten
Het moet zijn dat onze voordeuren een ongeëvenaarde aantrekkingskracht uitoefenen op allerhande galgenaas. Zo is er de kwalijke rage van de nepagenten. De scenario’s zijn bijna steeds heel gelijklopend. Er wordt, meestal in Brussel en meestal bij bejaarden, aangebeld door een “wateropnemer”. Die komt zogezegd de waterstand opmeten, en hij neemt een kleinigheid weg, een geldbriefje of een klokradio. Enkele minuten later staan er twee “agenten in burger” aan de deur; ze hebben de nep-wateropnemer gevat, en ze geven de “buit” terug aan de bejaarde. Maar om te controleren of de man niet nog meer gestolen heeft, zullen ze “de woning even aan een onderzoek onderwerpen”. Aan de bejaarde wordt dan gevraagd waar hij of zij z’n waardevolle spullen bewaart, en dan is het een koud kunstje om ermee vandoor te gaan. Tussen 1997 en 2000 stelde de politie van Brussel al driehonderd pv’s op . In sommige gevallen werden er geldbedragen, kasbons en juwelen gestolen voor een waarde van twintig miljoen frank (“het zijn immers bejaarden die nog steeds hoge geldbedragen in huis verstoppen”.) Volgens de politie verkeren de gedupeerden “nadien lange tijd in shock en hebben ze het vertrouwen in alles en iedereen verloren.”  
In november ’91 waarschuwde de (echte) Antwerpse politie voor een Nederlander en zijn namaak-camera’s. De man bood zich huis voor huis aan, liet een Sony-videocamera zien die te koop was voor de belachelijke som van 10.000 fr maar in de authentieke Sony-dozen die hij uit zijn auto haalde, zat iets heel anders. “Drie camera’s had de klant gekocht, hij had ook enkele familieleden een plezier willen doen, en toen hij de dozen openmaakte, zaten er drie blokken hout in”.  
Theofiel Boemerang liet weten dat hij zich ten stelligste distancieerde.

NAWOORD: Er zijn deze week ook nep-verpleegkundigen opgedoken die in Brussel van huis tot huis gaan met zogezegde sneltesten voor corona. De slachtoffers zijn vaak bejaarden of hulpbehoevenden. Ook de Engelstalige asfalt-oplichters zijn nog steeds actief. Het laatste krantenverslag over hun malafide werk dateert van mei 2019 - omgeving Kortrijk.

Vorige
Vorige

<k> Op huisbezoek met Sint en Piet (1): in de Kempen

Volgende
Volgende

Van deur tot deur (zonder corona) (3): de getuige van Jehova en de huis-aan-huis-winkelier