Verhalen uit het containerpark (1)

Vandaag gaan 80% van de recyclageparken weer open nadat ze drie weken gesloten waren door de corona-lockdown. Voor de bezoekers een opluchting omdat ze eindelijk verlost raken van alle rommel en puin die nergens heen kon. Voor de toezichters het begin van enkele stressvolle weken: zij moeten die plotse toevloed kanaliseren aan de flessenhals aka de slagboom.
Stress bij het personeel was er ook al achttien jaar geleden. Toen het woord “recyclagepark” nog niet was ingeburgerd en men nog sprak over “containerparken”. Daar, tussen het oud ijzer en de lege bokalen, vond ik Bijzondere Verhalen.
De twee artikels verschenen in Humo (juni 2002), ze zijn herwerkt en licht ingekort.
© Jan Hertoghs

“Sorteer het zelf! Voor wie betaal ik anders belastingen?!”

Ingescande foto uit Humo: Herman Selleslags 2002

Ingescande foto uit Humo: Herman Selleslags 2002

Mediaparken, wagenparken, bedrijvenparken. Zelfs als je alle rommel op een hoop gooit, heb je tegenwoordig een park.
Vlaanderen telt meer dan driehonderd containerparken en die worden druk bezocht. Dagelijks rijden zo’n honderdduizend Vlamingen erheen om hun hout, non-ferro en grof huisvuil in de daartoe bestemde container te dumpen. Tweederde van alle huishoudelijk afval in Vlaanderen wordt op deze manier binnengebracht en gesorteerd. Containerparken kampen op veel plaatsen met een onderbezetting en zo komen de “parkwachters” onder constante stress te staan van ongeduldige bezoekers. Humo bezocht enkele van de acht Antwerpse parken; die krijgen jaarlijks zo'n zeshonderdduizend bezoekers aan de slagboom. 

Een containerpark is niet meteen een plek die noodt tot enig verpozen. Een mens arriveert er in zijn auto, gooit zijn koffer en deuren open, torst het vuil de bak in, en weg ermee. Niettemin heeft een containerpark zijn eigen poëzie. Neem de handgeschilderde bordjes in hout of plastic, hun opschriften verdelen de chaos van de buitenwereld in duidelijke vakken. MATRAS. VERF. IJZER. HOUT. GROF. FRIETVET. BANDEN. METALEN DOPPEN. Af en toe is er een nuance, je hebt TEXTIEL en GOEDE TEXTIEL, en bij het glas moet het GLAS zijn en GEEN PLATGLAS OF VISBAKKEN. 
Rijk en arm, BMW’s en aftandse Opeltjes, alle komen ze zich ontdoen van hun ongewenst bezit. Een verroeste boomzaag, een kreupele designlamp, een ouwe valies die ooit in Zell am See is geweest, een hondenmand met haarplukken, het komt hier aan zijn einde. 
Bij de slagboom vraagt Rafaëlla de identiteitskaart om te zien of de afvalbezorger wel inwoner is van de stad Antwerpen. Alleen behangpapier, schatteke? Da’s goed, manneke. Rafaëlla heeft vroeger een café gehad, ze weet hoe ze “de mensen moet aanpakken”. Een man stopt een reep muntbollekes in haar jaszakze krijgt soms ook taart en bloemen en pralines, “dat komt allemaal door de mensen te helpen, vriendelijk te zijn en schatteke te zeggen.” 
Voor Rafaella mag het zoals in een café "best een beetje gezellig zijn." In een hoekje heeft ze een paal met een nestkastje staan en aan de voet ervan een boeket plastic rozen, “ik zou het nog meer willen decoreren met wat hier binnenkomt, maar ik mag niet van onze baas. Er is zo al rommel genoeg, zegt hij!” 
Moedwilligaards
Minder ontspannen is Antonio. Hij sakkert op de botheid en de letterlijke kortzichtigheid van heel wat bezoekers. Hier zouden  borden moeten staan zo groot als een huis, zegt Antonio, de mensen zijn blind. Dan staan ze nààst het bord IJZER en dan vragen ze, mijnheer, waar moet het ijzer? Toezichter Antonio was vroeger een mensenvriend, maar hij is met de jaren mensenziek geworden. Niet door al de brave mensen die hier komen, maar door een minderheid die we de vetzakken zullen noemen. Zij maken dat hij stress heeft en dat hij kalmeermiddelen moet nemen.
Een brave mens komt om raad vragen. Hij heeft een adresklapper in de hand, de ringetjes zijn van ijzer, het notablocje is van papier en de kaft is van plastic, waar moet ik dat gooien, alstublieft? Antonio zucht. “Zo’n kleine rommel moet eigenlijk in de witte zak (=restafval), maar sommige bejaarde mensen hebben zo’n schrik om verkeerd te doen dat ze ‘t hier brengen om het te laten zien. Dan staan ze hier met een paar oorstokjes of met een lege tube tandpasta, mijnheer, waar moet dat in? Ik heb daar compassie mee, want op hetzelfde moment staat hier zo’n moedwilligaard die stenen, hout en isolatie in dezelfde container zwiert.”
“Aan de ingang wijzen we: daar het hout, daar het grof vuil en daar het ijzer, jaja, knikken ze, en achter uw rug smijten ze het op één hoop. Als wij dan iets zeggen, worden we afgeblaft. Janet! Ongeschoolde boer! Sorteer het zelf! Voor wie betaal ik anders belastingen?! 
En de vreemdelingen die mij aan de ingang verstaan, die begrijpen mij ineens niet meer als ik opmerkingen maak. Of ze maken me uit voor racist terwijl ik zelf een buitenlander ben! Veel mensen hebben nul respect voor ons. De mensen zien ons niet staan. Voor de mensen zijn wij niks! Hej dikzak, die container van het papier raakt vol. Kruip daar eens in en trap dat karton eens plat!» 
Kakken en wegwezen
«De mensen brengen autobanden mét de velgen er nog aan, terwijl ge rubber en ijzer moet scheiden. Als ge dùrft zeggen dat de garage dat ook goedkoop doet, dan is het, haalt ze d’r zelf af, ventje! En als ge ze dwingt om die wielen terug mee te nemen, dan gaan ze ‘t op straat sluikstorten, dat hebt ge liever zeker!? In het beste geval komen ze die wielen ‘s nachts over onze omheining gooien, als ze d’r maar vanaf zijn!
Ik weet het. De mensen hebben dikwijls de hele dag geklust in hun huis, ze zijn vuil, ze zijn moe, ze zijn ongeduldig omdat ze hier een paar minuten moeten aanschuiven, en als wij dan één opmerking durven maken, hebben we prijs! Als wij geen afval zouden hebben, zoudt gij geen werk hebben! Dus zwijgt maar al! 
Ik hou me dikwijls in als ik zie dat de mensen ongeduldig zijn, ik ben dan zo vriendelijk mogelijk om toch maar geen ambras te hebben, maar altijd zo’n schone grimas opzetten, daar wordt ge zot van, dat houdt ge niet vol.
De mensen vinden het al een hele inspanning dat ze met hun afval naar hier komen, méér moet ge hen niet vragen. Het enige wat ze willen is: afkappen en wegwezen. Zag ik iemand een houten stoel bij het grof huisvuil gooien. Mijnheer, zeg ik, dat is hout!  Ah ja? Is dat hout? Tiens, dat wist ik niet. En die vent deed gewoon voort. Lucht zijt ge. Niks meer dan dat.
Weet ge wat het is? De mensen komen hier met hun verstand op nul. Als gij naar de bank gaat, dan zijt ge d’rbij met uw gedachten, dan zijt ge goed voorbereid want het gaat om uw geld. Maar naar het containerpark gaan, dat is zoals gaan kakken. Daar denkt ge niet bij na, ge kapt dat af en ge zijt weg.” 

© Jan Hertoghs

© Jan Hertoghs


Postzegelpark
 Er zijn twee vaste klanten toegekomen, zeggen ze, de Fik en Piereke, en dat ik maar eens in de papiercontainer moet gaan kijken. Ik stap langs de open deuren in de container, en bwaaf, een volle doos papier valt langs mijn hoofd. Ge zijt zeker nieuw, zegt Fik, kom hier staan, in de hoek van de bak staat ge veilig, in de hoekskes vallen geen dozen. Fik is postzegelverzamelaar en betreedt de papiercontainer op zoek naar enveloppes. De Belgische postzegels bewaart hij voor een familielid, de buitenlanders zijn voor hemzelf, en de eventuele prentkaarten van Antwerpen zijn voor moeder de vrouw. Fik is met de jaren voorzichtig geworden, ooit heeft hij het met een bezoeker aan de stok gehad, die wilde niet dat hij in zijn papier zat te snuffelen, en nu vraagt hij beleefd toelating aan de mensen. Het is de privacy, weet Fik, en de mensen zijn daar tegenwoordig secuur op. Antonio heeft al eens een bezoeker met oud papier gehad, "die wou dat ik alles in brand stak, want het waren allemaal geheimen”.  
De oogst van Fik is mager vandaag, drie postzegels op een half uur, och ja, ne mens moet iets doen als ‘m gepensioneerd is! 
Piereke heeft meer geluk, hij komt voor de leesboeken en hij heeft al een boek over Hollandse Molens, ééntje over De Piramides van Egypte, en nog een over De Verzorging van Uw Hond, dat interesseert mij allemaal. Als tegenprestatie zetten Piereke en Fik de rommel aan de kant die niet bij het papier thuishoort.
Antonio neemt een dichtgekleefde kartonnen doos, schudt ermee, en hij had het wel gedacht, de doos rammelt, ze blijkt een kapotte koplamp te bevatten, "tussen het papier, hé meneer!"
Op de propvolle papiercontainer arriveert een grijs mannetje in een gesloten lange jas. Hij wil niet op de foto. Het is Den Dabber, hij komt in het papier naar sexboekskes zoeken.
In de verte nadert een witte bestelwagen, aiai, ne lastigaard, we zullen Alain maar roepen. Alain is de milieudeskundige en de verantwoordelijke van het containerpark en de lastigaards zijn de “zwartwerkers” die in de stad huizen opknappen en hier hun steenpuin gratis willen dumpen. Over de schouder van de bestuurder taxeert Alain de grote puinzakken in de laadruimte, hij knijpt zijn ogen tot spleetjes, en schudt nee, nee, en nog eens nee. Ze moeten rechtsomkeer maken.
De carrousel van de nummerplaten
Alain: «Die zwartwerkers doen zich voor als inwoners. Komen met andere auto's, met andere aanhangwagens, maar altijd zit er dezelfde kerel aan het stuur. Of komen met dezelfde bestelwagen, maar telkens met andere nummerplaten. We hebben hier mannen die al acht jaar lang elke week puin, plastic, afvoerbuizen, en isolatiemateriaal brengen. Is dat van uw eigen huis, mijnheer? Ja, natuurlijk, wat anders?!
Het is maar een harde kern van zo’n zestig, zeventig man, maar ze verpesten wel het werk in een aantal containerparken. Stond hier een vent met véértig TL-lampen. Van uw eigen? Natuurlijk van mijn eigen! Eergisteren een pipo met een volle camion, honderd paletten! Ja, ik heb ze een tijdje bijgehouden in mijne kelder. Weer een andere “particulier” komt met een bestelwagen bomvol papier en classeurs. Bent u misschien zelfstandige, mijnheer? Zelfstandige is een groot woord, ik heb nen bureau! Een andere met een camion vol fruit- en groentekistjes. Hebt ge misschien een groentenwinkel, mijnheer? Ne groentenwinkel? Neenee, dat is van een feest! Ik ben dat zo moe, al die uitvluchten!“
Antonio: «De "lastigaards" komen ook dikwijls tegen sluitingstijd, als wij moe zijn, als wij het gezaag beu zijn. Dan hopen ze dat we meer door de vingers zien. Of ze slaan toe wanneer de auto van Alain weg is. Dan staat er zo’n bouwvakker voor u, een beer van een vent, motje, gij go mij nie tegenhouwen hé! Dan staat ge machteloos hé, en daar krijgt ge stress van.” 
Er stopt opnieuw een camionette aan de slagboom. Ze zien in mij een gemachtigd opzichter want om zichzelf en hun woonplaats te identificeren laten ze aan mij hun beduimelde papieren zien. Ik lees …MOET BINNEN VIJF DAGEN HET GRONDGEBIED VAN BELGIE VERLATEN!!…Alain!
Alain:
«Ja, dat maken we nog mee. In de bouw zijn nogal wat illegale Oostblokkers aan het werk. Of asielzoekers die geronseld worden aan het Klein Kasteeltje."

Antonio (links): “De papiercontainer raakt vol en dan roepen ze naar mij: hey dikzak, kruip eens in die container en trap die kartonnen dozen eens plat!” (Ingescande foto: Herman Selleslags 2002)

Antonio (links): “De papiercontainer raakt vol en dan roepen ze naar mij: hey dikzak, kruip eens in die container en trap die kartonnen dozen eens plat!” (Ingescande foto: Herman Selleslags 2002)

Vibrators en pluche beren
Alain: « Hoelang bestaat de milieubox al? Tien jaar toch! En nog weten sommige mensen niet hoe ze die moeten gebruiken. Er kwam hier een man met zijn groen bakje, de olie liep eruit. En je gaat me niet geloven, die had zijn frituurolie in die box uitgegoten, hij had er ook verf in gekapt, en er dreven batterijen en medicamenten in die vette pap. Die dacht écht dat het zo moest!» 
Alain wijst op een man met een grijze zak. Grijs en zwart zijn zakken die iets te verbergen hebben. Alain vraagt wat erin zit, grof vuil zegt de man, maar het blijken speelgoed, dozen en een stel botervlootjes te zijn. Weer iemand die dertig frank van een “witte zak” probeert uit te sparen! 
Alain: «Soms komen ze zelfs met etensresten. De truuk is om bovenop wat behangpapier te leggen zodat wij het niet opmerken, maar wij maken de zakken nu in het midden open en dan zie je direct de etensafval."
Rafaella: « Je moet opletten als je wat strenger bent. Eén vent kletste op mijn handen toen ik zijn afval wilde controleren, afblijven zeg ik u!"
Antonio: « Het kan iets privé geweest zijn hé! Ik zag een man met een kartonnen doos zeulen, zal ik helpen, mijnheer? Neeneenee, dat was absoluut niet nodig. Omdat hij zo heftig nee zei, ben ik nadien die doos gaan controleren, allemaal vibrators!”
Theo komt aangewandeld met zijn labrador Max. Hij komt hier al acht jaar, allez, Theo vertel eens wat! Wat moet hij vertellen? Van die keer dat zijn hond een geslachte koe heeft gevonden in de wei? Of van het schapenfeest toen hij de ingewanden en de pels van twee schapen langs de straat vond, ja, vriend, die vidange lag zomaar in de goot! 
Naast de gezelligheidsbezoekers als Theo zijn er de obligate jutters. Ze zijn niet welkom, maar ze worden wel gedoogd. Zoals de Man van de Serre die vooral tuinpotten en buxus zoekt, en Recordman. Het enige dat ze van hem weten is dat hij in september het Wereldrecord Aan Elkaar Genaaide Broekzakken wil breken, vandaar komt Recordman geregeld in het textiel kijken. Hij moet alleen maar achterzakken hebben, wordt er ernstig aan toegevoegd. 
Witgoed en bruingoed
Een containerpark is altijd een beetje bierkaai. Mensen komen buiten de sluitingsuren en kwakken hun afval dan maar tegen de poort of tegen de omheining. Ik zie een tv met een steen in het beeldscherm, een stapel planken, een kinderschoen, een smerige handdoek, een cd-doosje en een spuitbus, de ondefinieerbare dump van een Dagelijks Leven. Een man die zich “een brave burger” noemt, schept uit het gras wat slap karton, hij zal het naar de papiercontainer brengen, “maar die doos met stront, die laat ik liggen”. Volgens Antonio komen "zwervers en zigeuners" soms in de papiercontainer kakken, "ah ja, daar ligt papier genoeg."
In krantenartikels is nogal wat te lezen over inbraken in containerparken. Het zijn bendes die het gemunt hebben op de containers met bruingoed (stereo, tv) en witgoed (koelkasten, wasmachines); de goeie onderdelen ervan zijn nog verder te verkopenOok de non-ferro is gegeerd, het koper, lood en zink, en niet te vergeten de inox-gootstenen, die brengen bij een opkoper nog een cent op. Die inbraken kosten geld. Vanwege het openbreken en kapotslijpen van alle sloten die op de containers hangen.

© Jan Hertoghs

© Jan Hertoghs


Koek op zijn oog  
Alain:” De laatste maanden is het stiller geworden met de diefstallen. Maar de tv’s en de computers blijven volk trekken. En als ze de goeie onderdelen eruitgehaald hebben, dan komen ze het “leeggoed” hier terugbrengen. Er wordt ook overdag gestolen. Door gelegenheidsdieven. Ze zien een van ons een nieuwe schop of borstel staan, hup, ze zetten hun eigen ouwe schop in de plaats, en ze rijden met ons materiaal weg. 
Er wordt ook gerat door bezoekers. De mensen zijn aan het uitladen, koffers en deuren staan open, dan is het simpel om een gsm van de zetel weg te pakken. Ik heb het al geweten dat iemand bij ons kwam: mijnheer, ze hebben mijn nieuwe slijpschijf gestolen, ik had ze pas in de Makro gekocht. En een excuus is rap gereed als ge betrapt wordt. Oh, ik zag ze liggen op de achterbank, ik dacht, ze gaan dat toch niet weggooien zeker?!
We hebben dat meegemaakt met een vent die een nieuwe kookpot had “meegenomen” van een achterbank, ik dacht dat ge die pot ging weggooien! Die andere vent was zo razend dat hij die “dief” een koek op zijn oog gaf!”
Slag van slagboom
Het is vandaag druk en het lijkt erop dat één op drie Antwerpenaars zijn houten kot heeft afgebroken. Om halfdrie zijn de twee houtcontainers al stampvol: er wordt nog hout op gemikt, soms blijft het liggen, soms klettert het er weer af.

“Ik heb drie Marokkanen bij. In welke container moet ik die gooien?!”

Een kleine Suzuki ziet eruit alsof een vrachtwagen zijn lading planken in het autootje verloren heeft, overal steekt hout uit, de bestuurder heeft nog tien centimeter om aan het stuur te draaien. Als de man hoort dat de container vol is en dat hij naar een ander containerpark moet, laat hij zijn hoofd op het stuur zakken. ‘t Is goed. Vooruit, voor ene keer, gooi het er maar bij! 
Antonio: «Ge toont uw goed hart, maar ge hebt er niks dan last mee. Want alles wat teveel is wordt naast de container gegooid en die slordige stapel mogen wij dan morgen in de container laden. De mensen pakken je ook op dat feit dat je een toegeving doet. Onlangs was de container ook bomvol, ik laat een man door met twee lattekes, en achter hem komt een kerel met een remorque vol hout. Dat kan er niet meer bij zeg ik tegen die tweede man. Als ge hem met zijn hout binnen laat, moet ge mij ook binnenlaten! Komaan mijnheer, dat ging over twee latjes! Kan me niet bommen! Hout is hout! En die vent gooide zijn hout gewoon op de grond naast de container. Dan moet ge kalm blijven.”

Vier Marokkanen arriveren, hun chauffeur grijnst, ik heb drie Marokkanen bij, in welke container moet ik die gooien?!  Dat is niet het probleem, zegt Antonio, maar ge hebt hout bij en dat kan er niet meer bij. Zwàànst na nie hé! 
Ineens gekraak en geschuur, een bompa met versleten fiets komt abrupt tot stilstand, zijn zelfgeknutselde aanhangwagen heeft het begeven, de inhoud van verfblikken en lege conserven rolt in het rond, kan iemand mij helpen om dat wieleke d’r terug onder te zetten?! 
Geen twee minuten later rijdt een wat oudere man achteruit en -hou! hou vader!- tégen het rooie stoplicht bij de slagboom. Hij hoort niks en vertrekt met een kreuk in zijn impeccable Peugeot.  
Accidents will happen 
vandaagVanmiddag kreeg een bezoeker al een slag van de slagboom en nu krijgt Kristel de slagboom niet meer naar beneden. Eén bezoeker heeft vroeger nog in dit park gewerkt. "Was er iemand die niet in de rij wilde aanschuiven. Hij gooit een kegel opzij, hela, hela, zeg ik, aanschuiven! Hij stapt uit, komt op mij af en geeft mij ne kopper (=kopstoot) en werkt mij tegen de grond. Toen ben ik ander werk gaan zoeken, ik ga mijn leven niet riskeren voor een paar containers vuil !!”
Matratzen
Meer jutters duiken op bij het ijzer. Een fiets komt met veel trekken en sleuren tevoorschijn, het is een afgeleefde mountain bike, remmen verroest, trapper gebroken, maar de twee Marokkanen zijn blij, een van hen moet maandag in de tomatenpluk beginnen, hij heeft geen geld voor een auto, de herstelde fiets zal dienen om de tien kilometer naar het werk af te leggen. Als hij in het zadel zit, merkt hij dat het een kindermodel is en de fiets wordt aan twee Kosovaarse jongens gegeven, de Marokkanen glunderen vanwege die goeie daad.
In de afdeling matrassen zijn twee zigeuners doende. Ze keuren de matrassen op breedte en soepelheid, de toezichters willen hen weg, ge gaat dat verkopen voor Afrika, zo’n dubbele matras, daar wint ge 500 ballen op! Het tweetal protesteert, ist nicht zum verkaufen, meneer! Ist zum schlafen, wij, arme Menschen sein! Wij noch schlafen auf alte Matratzen. Eén matras mogen ze meenemen, over de andere matrassen wordt door de toezichters een kruis gekerfd met een cuttermes.
In de drukte van parkeren en maneuvreren rijdt een vrouw tegen de auto van haar man, ze zijn met twee wagens steenpuin komen afleveren, en nu moeten ze terug met een deuk en een kras in hun koetswerk, dàt is nog eens recyclage, we komen met stenen en we gaan met oud ijzer terug naar huis! 
Het is vijf uur. Antonio is overstuur. Ik moet komen kijken naar de rommel. De stapels hout die rond de container zwerven, de tv’s in het gras, de wasmachines in de verkeerde vergaarbak, het uitgewaaierde papier en karton, het is niet te doen zo’n drukke dag!“ Antonio zegt dat hij ervan in de put raakt, straks is er weer de daver op zijn lijf en moet hij pillen nemen. Zijn collega Willy is flegmatiek: “Gij zijt de enige die daar depressief van wordt, Antonio. En weet ge waarom? Omdat gij alles mee naar huis neemt. Dat is uw fout, maat. Ge moet die miserie niet meenemen. Ge moet ze hier laten!”

©  Jan Hertoghs

© Jan Hertoghs

                           

Vorige
Vorige

<k> Verhalen uit het containerpark (2)

Volgende
Volgende

De voetbalveteranen (3): de zwarte panter van SK Waanrode