<k> Verhalen uit het containerpark (2)
Lees hier deel 1 van Verhalen uit het containerpark
“Meneer, meneer! Mijn gsm is in de container gevallen!”
Op een hek steekt een bloot been van een etalagepop, achter de omheining staan panters met gebroken porseleinpoten en kabouters met een gat in hun kruiwagen. Een containerpark heeft zijn eigen decor én zijn eigen ondertitels. Tegen een bezoeker die lampen van een zonnebank binnenbrengt: gij zijt er bruin van geworden, maar wij krijgen er zwàrte pollen van!
Voor deze tweede aflevering spraken we met medewerkers van vijf containerparken: vier in Groot- Antwerpen en één in een Kempense gemeente (Nand en René). Hun conclusie is niet: containerparken zijn er om afval te sorteren, hun conclusie is: wij kunnen een boek schrijven!
Wim: «Uiteraard komen in de containers soms voorwerpen terecht die niet meteen voor recyclage bedoeld zijn. Dan staan ze ineens bij ons, mijnheer! mijnheer! mijne gsm is in de container gevallen! Bij het grof vuil! Dat is méér dan eens gebeurd. Eén keer was het een jonge studente, kunt gij komen helpen, meneer? Ik zeg, kind, wij hebben ons werk, wij kunnen zomaar niet in die container duiken. Mag ik dan mijne papa en ons mama bellen? Allez vooruit, de papa en de mama komen, en die stonden ook al rap bij ons, of wij toch niet wilden helpen met het wegtillen van al die zware spullen in die container. Twéé uren hadden we nodig om die gsm te vinden, en dan nog zijn ze vertrokken zonder éne merci."
Mo: «Is er wéér eens een gsm in een container gevallen, dan draaien we het nummer en het gerinkel zegt dan waar er ongeveer moet gezocht worden."
Sara: «Alles is al in de container gevallen. De mensen leunen voorover om een zak of een doos leeg te schudden en zo verliezen ze hun (zonne)brillen, bankkaarten, huis- en autosleutels. Hier heeft eens iemand twee uur naar de sleutels van zijn Mercedes gezocht. Niks gevonden! Een takelwagen heeft die luxevoiture van de plein moeten trekken."
Nand: «Verloor er eentje zijn bril. En maar roepen, ik zie mijnen bril niet meer! Begrijpelijk natuurlijk.
De mensen raken ook geld kwijt tussen het oud papier. Dat gebeurt niet hier, dat gebeurt thuis. Kerstmis en Nieuwjaar zijn daarvoor de topweken. De pakjes onder de boom zijn opengemaakt, de enveloppes met geld raken tussen het inpakpapier, dat inpakpapier wordt in de doos van het oude papier gelegd en dan staan ze hier: mijnheer, ik ben een wit enveloppeke verloren met mijne naam erop. Dat gaat toch altijd om een paar duizend frank, maar die zijn ze bijna altijd kwijt, want meestal is die lading al vertrokken naar de papierfabriek."
René: «Ge kunt niet geloven wat er allemaal tussen het papier sukkelt. Ons moe had voor de vijf kleinkinderen een minikit met euro’s klaargelegd voor hun nieuwjaar. ‘t Zat in een bruine envelop, het moet hier bij het papier liggen!"
Nand: «Zelfs een stuk erfenis is tot hier geraakt. Na een sterfgeval was het huis opgeruimd door de kinderen, en één van hen brengt hier onder andere zes rollen wc-papier binnen, te hard voor onze va zijn gat. Twee toevallige bezoekers wilden die rollen wel voor hun garage “om hun handen af te vegen”, en ineens ziet één van hen allemaal briefjes van 2000 in zo’n rolletje, 92.000 frank in totaal! Gelukkig wist de toezichter nog wie dat wc-papier gebracht had en die mannen hebben ieder een proper briefke gehad van die familie."
René: «De mensen komen vaak hulp vragen bij het zoeken, maar wij hebben soms geen tijd. Komt hier een vrouwke met tranen in d’r ogen, ze had verschrikkelijk ambras gehad van d’r vent, haar envelopje met maaltijdcheques lag bij het oud papier, voor zesduizend frank cheques! Omdat wij geen tijd hadden, is ze op haar eentje in die volle bak gekropen, af en toe zagen wij een doos door de lucht vliegen en na één uur heeft ze het envelopje toch teruggevonden. ‘k Heb nog nooit zo’n stralend gezicht gezien op ons containerpark!"
Nand: «Het ergste was dat manneke van twaalf jaar. Die wilde in de papiercontainer kruipen zonder dat wij hem zagen, héla ventje, wat is er? En dan dat triestige gezichtje: mijnheer, mijn beste schoenen stonden in een schoendoos en mijn vader heeft die schoendoos hier afgezet in het gedacht dat er oud papier in zat. Ik had zo’n compassie met dat kind, zijn allerbeste schoenen wég! En ze waren ook niet terug te vinden, én die vader wilde geen andere kopen. Hij had gezegd: ge hadt uw schoenen maar niet in die doos moeten laten zitten!!"
Kabouter pinnemuts
Nand: «Soms denk ik dat wij in een verkeerspark werken. Dan horen we ineens een vrouwenstem van tussen de containers, mannen, ik geraak hier niet weg! En dan weten wij het al, een vrouw met een aanhangwagentje… Ze kunnen wel vooruit rijden met dat karreke, maar achteruit, dat is wat anders! Aan sommige vrouwen heb ik al rijles gegeven tussen de containers, tot ze achteruit kunnen met hun bakske.
Komt er zo’n dikke Mercedes aanzetten, vensterke naar beneden, dikke elleboog naar buiten, muziekske op de radio. Er stapt een vrouw uit en die begint doos na doos uit te laden; die vent zelf steekt geen poot uit, die bougeert niet. Bij de laatste doos en zonder dat hij het kan zien, maakt ze naar ons zo’n gebaar van: waar moet ik die lamzak gooien? En wij roepen heel begrijpend terug, eh nee, madame, zoiets mogen wij niet aannemen! Wel, jongen, twee weken later waren ze gescheiden!
Op een andere keer kwam hier een madame en die begint ineens te zingen en te dansen tussen de containers. Ge hadt de mensen moeten zien kijken, is die high of zat?! En toen bleef ze staan bij zo’n grote tuinkabouter, jongen, en ze begon zijn pinnemuts heel sensueel te strelen, ge kondt niet anders zeggen: die kwam effenaf klaar bij die kabouterman!"
Poezen en Kadetten
Containerparken trekken alle soorten afval aan. In het park van Borgerhout werd een mortiergranaat (37cm) gevonden. Dat ie afkomstig was uit de Tweede Wereldoorlog, was vlug duidelijk, maar hoe hij in de papiercontainer kwam veel minder. In Knokke vond men acht staafjes licht radioactief afval in een ijzercontainer. En in Limburgse kledingcontainers ontdekte men al een dode hond en “de bebloede kleding van de dader van een moord”.
Nand: «Alles zetten ze hier af. Er is zelfs een tijd geweest dat ze hier ‘s nachts dozen met pasgeboren poesjes onder de poort naar binnen schoven. Dan vonden wij ze ‘s morgens in die schoendoos, miauwend van de honger, met de oogskes nog dicht op zoek naar hun moeder, ja, wat moet ge daarmee beginnen? Ik heb dan maar een geweer geleend bij een jager en ze knots knots door de kop geschoten.
Komt hier een juffrouw met een Kadettje, mijnheer, waar kan ik mijn auto parkeren? Ik zeg, er is overal plaats, zet ‘m ginder maar in de hoek en geef de sleutels maar aan mij, zeg ik al lachend erbij. En ze parkeert, ze schroeft de nummerplaten eraf en ze geeft die sleutels effectief aan mij! Ik dacht dat ze afval in haar Kadettje had, maar ze kwam die auto zélf wegzetten omdat ze een rooie kaart van de keuring had gekregen. De gemeente heeft dat ding nog kunnen verkopen, en wij hebben een paar avonden als zotte jong tussen de containers gecrosst.
Wim: «Nogal wat dingen die hier worden afgezet, zijn nog bruikbaar en dat trekt allerlei bezoekers aan. Ik heb hier eens een ex-Yoegoslaaf gehad, zestien jaar, met de bankbriefjes los in zijn zak. Die wilde met mij een deal maken om bruikbare toestellen voor hem opzij te houden. Ik kreeg 400 fr voor een video, 300 fr voor een tv en 200 voor een stereo. Ik zei dat ik daar niet op inging, want dat het allemaal eigendom is van de stad. Moedwilligaard, zei hij, gij wilt dus niks verdienen! Dan kom ik het ‘s nachts wel pikken!"
Pillenfretters
In de ijzercontainer zoekt een bejaarde man naar "een grote pan" om zijn vetplantjes in te zetten. Reactie van de toezichter: gaat ge ze wokken, vriend?!
Nand: «Alles komen de mensen hier zoeken. De ouders zoeken een ouwe fiets want hun dochter gaat in Leuven studeren. De studenten zoeken een oud gasvuur want ze willen kunnen koken op hun kot. De bejaarden hébben nog een oud gasvuur, maar één van de knoppen is afgebroken, en dan staan ze hier met zo’n knop van dat vuur, zoudt ge zo nog eentje kunnen vinden, Nand?
In het begin wilden we voor iedereen goed doen. Een Boomse schalie om een boerderijtje op te schilderen? Komt in orde! Een veloke voor de klein mannen? We zullen erop letten! En binnen de week stonden ze dan al terug, hebt ge al een veloke? En als ge die fiets dan aanwees, dan waren ze niet content, er mogen maximum 200 frank kosten aan zijn!”
René: «Ze vroegen naar dozen met gezelschapsspelen, maar het spel moest wel volledig zijn!”
Nand: «Op de duur waren wij geen containerpark meer, maar een postorderbedrijf waar iedereen kwam bestellen en waar de klanten u dan nog voor de voeten liepen ook. Soms was er ook ruzie omdat twee mensen hetzelfde ding wilden. We zijn daar dus mee gestopt, de rommelmarkt is gedaan hier. Het reglement is ook duidelijk: alles wat hier binnengebracht wordt, is gemeentelijk bezit en mag niet meer van eigenaar veranderen."
René: «We hebben toch nog de bloemenschiksters die hier snoeihout komen halen voor hun kerstkransen en paastakken. Die maken daar schoon dinges van."
Nand: «Ja, ge kijkt nog een en ander door de vingers als ge weet dat de mensen maar geen handel drijven met wat ze hier vinden. Iemand die een wiel van een verroeste kruiwagen schroeft, die houdt ge niet tegen. Maar er zijn natuurlijk andere schooiers die we liever niet zien, zoals de pillenfretters. Half of helemaal verslaafden die hier pillen komen zoeken (Sinds kort moeten pharmaca bij de apotheker teruggenomen worden, maar in sommige containerparken worden ze toch nog aanvaard,jh). Wie een beetje zoekt, kan hier alles vinden: Valtran, Contramal, Myolastan, soms Prozac, alles om de pijn te stillen, de spieren te ontspannen, of gewoon om “goedgezind” te zijn. Ge gelooft me niet?! (komt met twee halfvolle potjes terug, Valtran en Lysanxia) Voila! Die Lysanxia is een kalmeer en ontspanningsmiddel), dat is evengoed als vijf tripels van Westmalle! En ze zijn nog goed tot 2004!
Soms leggen ze hier ook spuiten zonder ons iets te zeggen. Om ons niet te kwetsen stoppen ze die naalden dan in een PET-fles of in een schoendoos, dat zijn dingen die wij zonder te kijken mee grissen, en twee keer heb ik al prijs gehad. Eén keer vloog een naald uit zo’n fles en bleef ze steken in mijn dij en één keer ging ze volledig door mijn hand. Ge moogt er niet aan denken wat er dan in die spuit is achtergebleven."
René: «Soms krijgen we ook aangename dingen in de hand, hé Nand! Als de mensen zich geholpen voelen, dan staan ze hier de volgende week met een cadeauke, wat groente, een doos eieren, of een flesje bier."
Nand: «‘t Is waar, de mensen kunnen dankbaar zijn, zoals die hersteller van koekoeksklokken. Ik had voor hem drie van die houten vogels van de container gered, en uit dank heeft hij één ervan voor mij hersteld. Die hangt nu lévend bij mij aan de muur, en als hij zo uit zijn kot komt om te koekoeken, dan denk ik dikwijls: ik heb u van de dood gered, vriend!"
Sorteren? Nee bedankt
Ik zeg in een Antwerps park dat ik over de "slechte sorteerders" wil praten, en over de stress die daardoor wordt veroorzaakt. Mannen, haalt ne sofa van de container! Gij hebt toch een paar uren tijd, maat?!”
Bert: «Ik was blij toen ik hoorde dat ik aan de slag kon op een recyclagepark: recycleren, dat is een modern beroep! Maar nogal wat mensen gaan nog altijd naar het stort in plaats van naar het recyclagepark. Sommige mensen komen hier met een berg afval, niks gesorteerd. Die denken dat ik zot ben als ik zeg dat ze dat afval in vijf verschillende containers moeten sorteren. Die geloven mij niet, die bekijken mij met zo’n air van, wadist ventje, wilde gij mij ambeteren of hoe zit dat?!”
Kan het niet wat rapper, luieriken?!
Walter: «Het is een ondankbare job. Ofwel eis je dat de mensen alles volgens het boekje doen en dan heb je met negentig procent van de bezoekers ambras. Ofwel zie je een en ander door de vingers, en dan sta je op goeie voet met de bezoekers, maar dan krijg je ruzie met de directie en de recyclagebedrijven omdat de containers verkeerde afval bevatten. Je kan nooit voor iedereen goed doen, je zit altijd tussen twee vuren, je bent altijd de pispaal."
Steve: «De scheldwoorden zijn paljaske, jan-mijn-kloten, manneke-van’t-stad, manneke-van-‘t-stort! En tegen de vrouwen, domme blonde! dik wijf! varken!"
Walter: «Heel klassiek is het dreigen met de burgemeester. Allemaal kennen ze die persoonlijk en allemaal verzekeren ze mij dat het de laatste dag is dat ik zal mogen werken!"
Bert: «Er zijn bezoekers die ons effectief gaan zwart maken bij de burgemeester of bij de directie. Gelukkig heeft onze huidige directie zelf op een containerpark gewerkt. Als burgers ons zwart maken, dan zullen ze ons zoveel mogelijk beschermen omdat ze wéten hoe vervelend de burger kan zijn."
Ijzeren staaf
Steve: «Het begint heel vaak met ongeduld. Ze hebben wat lang moeten aanschuiven, en dan is het, ik moet gaan werken, ik moet mijn kinderen van school halen, kan het hier niet wat rapper, luieriken?! Dat zijn maar een klein aantal mensen met wie je last hebt, maar als je d’r zo vijf na elkaar hebt, dan spring je over de barak. Ik heb dan zin om die mensen met hun gilet tegen hun camionette te plakken. Mijn collega’s zien dat aankomen, ze horen mijn stem omhoog gaan, ze zien me rood worden, en dan komen ze me bij de arm nemen, kom, Steve, ga maar een toerke maken rond het park, dan kalmeert ge een beetje."
Sara: «Als mensen nogal hevig hebben staan roepen tegen mij, dan reageer ik dat af door hevig te roepen en te brullen tegen mijn collega’s. Die laten mij doen; die weten waarom ik dat doe. Op die collega’s moet ge kunnen steunen. Als ik een vrachtje weiger, dan zullen ze altijd aan een tweede collega vragen of het toch niet mag, voor één keer. En als die toegeeft, dan krijgt ge zever en stress onder de collega’s.
Walter:”Soms loopt het uit de hand. Iemand kwam met een camionette vol hout, de helft teveel, zei ik. Die vent begint te zeuren, ik hou voet bij stuk, hij wordt kwaad, en het is ermee geëindigd dat hij een ijzeren staaf van een container pakte en dreigde me te slaan. Voor dat soort situaties heb ik ooit een cursus moeten volgen, Omgaan met Agressie, en volgens de cursusleider moest ik mij in zo’n geval zéér duidelijk maken. Ik moest mijn hand opsteken, en zeggen: STOP, DIT WIL IK NIET! (schiet in een lach) Als ik dat doe, dan gooien ze mij over de draad!
Een keer had ik een huisschilder geweigerd omdat hij een bedrijfje had en dus geen particuliere bezoeker was. Die man was kwaad weggereden en die heeft me zwart proberen te maken bij de schepen: hij zei dat ik de verf alleen maar had willen aannemen in ruil voor een fles drank. Later ben ik die schilder toevallig tegengekomen op een rommelmarkt, en toen bedreigde hij mij met de dood. Hij noemde mijn privé-adres, ik weet u wonen, ik kom u kapotmaken. Ik ben dat dan maar bij de politie gaan aangeven."
Pascale: «Ik weet niet wat het is, maar omdat wij bij het afval staan, behandelen sommige mensen ons navenant. Een klant die ik corrigeerde, duwde mij in zijn camionette en sprong boven op mij. Ik heb om hulp geroepen, met twee man hebben ze hem moeten los trekken. Ik vond dat een verschrikking, ik heb een tijdlang niet meer aan de poort durven staan. De politie is geweest, en nu komt die zaak voor het gerecht."
Bert:"Het is duidelijk dat je voor deze job mensen moet hebben met haar op hun tanden. Dat begint de directie stilaan in te zien. Lange tijd is het containerpark beschouwd als laatste uitweg, als “dump” voor de simpele dutsen waarmee men op de andere diensten geen weg weet. Stuur hem maar naar ‘t park, dan staat ‘m in de open lucht en dan kan ‘m niks verkeerd doen! De job van toezichter wordt nog altijd schromelijk onderschat."
Walter: «In Antwerpen zouden ze voor de toezichters ook een cursus moeten inrichten, Omgaan met Antwerpenaren. Ik ben niet van “het stad” en ik vind Antwerpenaren moeilijke mensen, ze willen altijd hun eigen goesting doen, en ze zijn contrair tegen iemand die vertelt wat ze moeten doen.»
Bord voor de kop
Stress en intimidatie, bezoekers die het vertikken om deftig te sorteren, het lijkt een gedragspatroon dat bij de grootstad hoort. Maar! Ook in de kleine gemeente met 8000 inwoners krijgen ze meer dan hun deel.
Nand: «Gij denkt toch niet dat het hier braaf is omdat ge op de buiten zijt?! Jongen, wij staan soms op onze achterste poten van de stress! Er komt hier iemand met een stapel gerooide bomen of met een berg bouwafval, in elk geval met iets dat wij niet mogen aannemen. Ja, zegt hij, ik heb toelating van de schepen. Het spijt me, zeg ik, schepen of geen schepen, het mag hier niet binnen. Wat doen ze? Ze nemen hun gsm, ze bellen de schepen op, en via die gsm krijg ik dan te horen dat ik dat vrachtje toch moet binnen laten. Dat is om dood te vallen natuurlijk, want andere mensen hebben dat gezien. Die staan de week daarop met dezelfde puinhoop aan de poort, en die beginnen dan tegen mij van hun gat te maken omdat A dat wel mag en zij niet! Zo’n vriendjespolitiek, dat is nefast voor ons werk!"
René: «Sommigen kijken ook niet te nauw bij het sorteren. Dan vinden wij tussen het oud papier gescheurde zakken met pampers. Hoe komen ze erbij, pis en kak in het papier te gooien?!"
Nand: «Wij maken er bijvoorbeeld een erezaak van om proper glas te leveren aan het recyclagebedrijf. Is het glas proper, dan krijgt de gemeente en dus de bevolking een schone cent. Is het glas vuil, dan is het niks waard, dan wordt het afgevoerd naar het stort. Iets wat weinigen schijnen te beseffen! De mensen zien op de Hollandse tv reclame voor pindakaas, ze smeren één boterham, èèk, da’s vies, en ze gooien die volle pot pindakaas tussen het glas. Ik vind dat erg, dat degradeert die partij glas. Maar de mensen staan daar niet bij stil. Ik heb die glasverwerking bezocht. Ik weet dat er bijvoorbeeld geen borden of porselein tussen het glas mogen, want porselein smelt op dezelfde temperatuur als glas, en als dat porselein zich met het glas vermengt, dan zal dàt de plaats zijn waar de fles spuitwater of champagne aan stukken springt. Bon, ik zie een mevrouw die met een porseleinen bord boven de glasbak staat. Ik roep, NIET DOEN! Ze kijkt naar mij, ze houdt dat bord nog één seconde vast en ze laat het toch vallen! Dat is om te ontploffen als de mensen zo met uw kloten spelen! Soms zeg ik dat vlakaf: zal ik mijn benen nog wat meer open doen, dan kunt ge nog beter met mijn kloten spelen!
Ik versta de mensen niet. Ik denk aan het milieu, ik denk aan de kinderen en de kleinkinderen die toch ook een schone wereld willen. Staan die mensen daar dan niet bij stil?! Dat zij op hun eentje het sorteerwerk van honderd anderen verknallen?!"
René: «Nee, ze staan daar niet bij stil. Ze denken, och, de toezichter zal die rommel wel uit het glas halen. Daar betalen we toch belastingen voor!"
Nand: «Dat is het. De mensen zien geen direct profijt van zo’n containerpark. Sorteren, wat brengt mij dat op? Het milieu, wat brengt mij dat op? Niks hé! Dat was ook zo met die vrouw die dat bord in het glas smeet. Toen ik haar zei dat die container glas door haar toedoen misschien naar het stort moest, haalde ze haar schouders op: dat is toch niet van mijne portemonnee!
En ik weet, zo’n mensen komt ge slechts vijf op de honderd tegen, maar ze kunnen uw dag grondig vergallen. Tegen sommigen heb ik het ook al gezegd. Doe mij een plezier? Ja, hoe? Door hier nooit meer te komen!"
“De mensen zien ons werken tussen het afval en dus behandelen ze ons als afval.”
René: «En dan de mensen die hier na sluitingstijd komen. Die willen nog binnen, en als ge nee zegt, dan schelden ze u uit!”
Nand: «Hier heeft zo’n laatkomer, een vrouw, mij eens met zo staan uitschelden dat alle omstaanders geshockeerd waren. Zo’n smerige vocabulaire alleen maar omdat zij té laat was. Ik vind die bitsigheid en die agressiviteit niet meer normaal. Gisteren is die Pim Fortuyn vermoord, wel, volgens mij zijn wij ook in die richting aan het gaan. De mensen kunnen niks meer van mekaar verdragen, ze bijten u de kop af als ge in de weg loopt. Overal duikt die agressie op, in het verkeer, in het containerpark, de mensen hebben zo weinig respect voor mekaar."
René: «Zie naar de agressie op sommige scholen, hoeveel leerkrachten zijn niet depressief of overspannen? Wel, ik word hier soms ook tureluut; ik neem soms ook medicatie om mij beter te voelen."
Nand: «Ik ben er ziek van geworden. Als ik mijn werk gedaan heb, dan wil ik geen mensen meer zien. Ik wil alleen nog rustig thuis zitten, want overal waar mensen zijn, daar ben ik niet op mijn gemak. Vroeger was ik een mensenvriend, ik zat in het verenigingsleven, ik ging mee met reizen en uitstappen, maar dat is gedaan. Als ik naar een trouwpartij of een communiefeest moet, dan slaap ik niet de nacht ervoor. Ik ben dan zo ongemakkelijk, ik verkramp helemaal als ik tussen de mensen ben. En dat komt door deze job op het containerpark. En er zijn hier ook veel toffe mensen, en er zijn dagen dat het goed gaat, maar soms denk ik, haal mij hieruit, steek mij in de gracht om er de netels op te kuisen, maar verlos mij van al die mensen. Dat is erg dat ik dat moet zeggen, maar het is zo.
In Brussel kan de minister beslissen dat alle inwoners milieubewust moeten zijn en dus moeten recycleren, maar eigenlijk laten ze het aan ons over om de burger te controleren, te corrigeren en op te voeden. Zij maken het beleid, maar wij staan in de frontlinie: alle discussies, alle ambras, alle scheldwoorden komen op ons terecht. En dat allemaal voor die magere pree!"
Strafkamp van de gemeente
Theo Mathys (65) geeft cursussen Sociale Vaardigheden aan overheidspersoneel, waaronder toezichters van containerparken. Omgaan met conflicten is één van de belangrijkste onderdelen van de cursus.
<HUMO> Wat ik overal zag, waren toezichters die moeilijk nee kunnen zeggen als mensen zich met veel verkeerde afval aanbieden. Men laat ze passeren uit schrik voor herrie en ruzie.
<MATHYS> « Dat klopt. En ik zeg hen: jij bent aangesteld door de overheid, het containerpark is aan jou toevertrouwd, dus jij bent bààs, jij moet de regels doen respecteren. Dat is zoals een arbiter op het voetbalveld, die staat alleen tegenover tweeëntwintig spelers, maar die kan -als hij correct is- toch ook gezag afdwingen.”
<HUMO> Een arbiter kan straffen, een toezichter kan hoogstens een nummerplaat noteren. De bezoekers wéten dat zo’n toezichter zwak staat en zo zit er weinig rem op de agressie.
<MATHYS> « Eigenlijk ben je te laat als de agressie heeft plaatsgevonden. Ik leer de toezichters dat ze de mensen moeten tegemoet komen aan de poort, met een glimlach, met een kwinkslag, dat voorkomt veel agressie. Toezichters denken vaak dat de mensen botweg en met hun verstand op nul naar een park komen. Dat is niet waar: aan een kegel of slagboom gestopt en gecontroleerd worden, dat is een emotionele aangelegenheid, dat brengt nervositeit mee: heb ik niet teveel bij, heb ik geen verkeerde dingen bij, gaan ze mij wel de weg wijzen? Toezichters moeten weten dat die spanning er is. En als ze een grapje maken, dan wordt die spanning gebroken, en dan zullen mensen sneller aanvaarden als ze met iets teruggewezen worden."
<HUMO> Dag in dag uit met de mensen in discussie moeten gaan over het waarom van het sorteren, dat is toch om hondsmoe van te worden. Containerparken bestaan al vijftien jaar en sommige mensen gooien nog altijd alles door elkaar.
<MATHYS> «Wat denk je dat politieagenten meemaken? Hoelang bestaat het rode licht al, en het zebrapad, en de witte lijn? En toch houden de mensen zich niet aan die verkeersregels. En als ze gepakt worden, dan beginnen de excuses, de verhalen en de discussies. De vraag is alleen: hoe ga je met dat gezeur en die discussies om? Wat is een correcte dienstverlening en wat is een houding waarbij je de mensen op stang jaagt? Als je de mensen op stang wil jagen, dan is het simpel. Bij het binnenrijden bekijk je ze met een air van welke-lastigaard-krijg-ik-nu-weer-binnen?! En als ze vragen waar de papiercontainer is, dan blaf je: ziet ge dat plakkaat van ‘t papier niet staan? of kunt ge soms niet lezen?! Tja, dàn lok je agressieve reacties uit. En zo’n toezichters bestààn! Het zijn niet alleen de bezoekers die van slechte wil zijn."
<HUMO> Sommigen zeggen: we staan bij het afval, de mensen zien ons als afval.
<MATHYS> «Dat kan meespelen, er is een gebrek aan respect voor mensen in die jobs. Maar ook “hogere” mensen worden als afval behandeld. Je moest eens weten wat dokters en verpleegkundigen te horen krijgen op de spoedgevallen. Het is een algemeen fenomeen: politieagenten, parkeerwachters, buschauffeurs, toezichters in het zwembad, OCMW-medewerkers, allemaal hebben ze onder agressie van de burger te lijden. En de ene kan veel incasseren, en de andere weinig of niks.
Het knelpunt met veel toezichters is dat ze laaggeschoold zijn, en mensen met een lage opleiding zijn emotioneel kwetsbaar. Die kunnen weinig incasseren, die zijn snel gekrenkt. Ze hebben “maar” zo weinig gestudeerd, ze hebben “maar” zo weinig loon, en dus hebben ze ook geen al te groot zelfvertrouwen. Als iemand hun aanwijzingen negeert, of hen uitscheldt, of hen vanuit de hoogte bekijkt, dan voelen zij dat heel hard en heel persoonlijk aan. Zeker als ze dan ook nog eens vanuit een andere gemeentedienst in dat containerpark gedumpt zijn: dat zorgt voor een laag zelfbeeld, en dan ben je veel minder weerbaar wanneer iemand je brutaal bejegent.
Ik heb al gezien hoe sommige containerparken slecht “marcheren” omdat de toezichters niet gemotiveerd zijn. En die motivatie heeft veel te maken met hoe ze daar terecht gekomen zijn. In sommige gemeentes geldt het containerpark als het strafkamp van de gemeente: wie in een ambt niet functioneert, wordt naar het containerpark gestuurd. Tja, zo’n toezichter gaat zich niet bepaald engageren in zijn job, hij gaat zich vaak ziek melden, en als je d’r zo meerdere hebt op één terrein, dan is je park zelfs onwerkbaar. Dat men de zogezegde “klunzen” daar dumpt, wijst er ook op dat men niet beseft hoe stressbestendig je moet zijn om dat werk goed te doen."