De voetbalveteranen (1) : de éminence grise van KFC Putte

Door het coronavirus zijn alle amateurwedstrijden afgelast. Dus ook elftallen van veteranen zien een abrupt einde aan hun seizoen.
Terwijl die veteranen nu net de meest toegewijde, de meest hartstochtelijke voetballers zijn.
Dat was alvast mijn ervaring toen ik de oudste voetballers van onze Vlaamse velden ging zoeken.
ik heb hun voetballend vermogen van dichtbij gevolgd en hier zijn ze: de niet-versagende zestigers en een 72-jarige topveteraan.
De drie reportages verschenen in Humo (oktober 2003)

©Jan Hertoghs

Frans (72): “Om de pijn van die blessure niet te voelen, stak ik een netel in mijn kous.”

Frans De Roovere van KFC Putte  is 72 en voetbalt al zestig jaar. (Ingescande foto uit Humo/ Herman Selleslags 2003)

Frans De Roovere van KFC Putte is 72 en voetbalt al zestig jaar. (Ingescande foto uit Humo/ Herman Selleslags 2003)

Het was een queeste, dat opzoeken van de oudste veteraan die nù nog in een competitie van de Koninklijke Belgische Voetbalbond speelt. De KBVB wilde wel in zijn ledenlijsten laten kijken, maar zat met een administratief probleem: hun databestand kon wel alle zestigplussers geven, maar kon niet zeggen of ze nog wedstrijden speelden; het konden evengoed bestuursleden of terreinverzorgers zijn. Dus als ik die ouwe cracken daadwerkelijk wilde vinden, dan restte mij maar één alternatief: bij elk Provinciaal Comité ter plaatse gaan en de officiële wedstrijdverslagen van de Reserven-Veteranen opvragen. Op die feuilles noteren de scheidsrechters per wedstrijd alle namen van de deelnemende spelers mét hun geboortedatum.
Ik heb de vijf Vlaamse KBVB-zetels bezocht, ik heb stapels classeurs onder handen gehad, en ik heb duizenden dunne feuilles aan hun ijzeren ringen omgeslagen. Elk dorp, elk gehucht, elke achterhoek met een plein van kalk en gras heb ik voor ogen gehad. KFC Broechem, Rapid Leest, Immer Voort Voortkapel, AC Kolderbos, Eendracht Gerhees, VK Onkerzele, Verbroedering Boonwijk-Lutterzele, het zijn namen die weinig zeggen en toch heb ik er vaak bij stil gestaan. Bij al die spelers die zijn aangetreden op al die velden, al die resultaten die betwist zijn in al die matchen, die hele naamloze processie van zater- en zondagen, al die namiddagen die in zweet en lege bierglazen zijn opgegaan.
Zodoende vond ik dan De Zestigers. Tussen alle gekribbel met bic zag ik geboortedata van voor 1942, en dan noteerde ik hun bijna vooroorlogse naam. Daarbij bleek dat het jonge Limburg geen enkele speler heeft ouder dan 58, en dat Antwerpen de oudste voetbalprovincie is met meer dan twintig zestigplussers. 

De titel van oudste crack komt toe aan Frans De Roovere, hij is tweeënzeventig en aangesloten bij de veteranen van tweedeprovincialer KFC Putte. Putte ligt boven de veiling van Sint-Katelijne-Waver, het is er goede grond, ze kweken er taaie sportmannen. Frans mogen we met recht en reden een mens van voor de oorlog noemen, hij werd geboren in maart 1930, in hetzelfde jaar als koning Boudewijn. Het Albertkanaal moest nog zijn eerste spadesteek krijgen, de eerste spoorlijn moest nog geëlektrificeerd worden, kortom, België stond nog in de kinderschoenen, en die boreling van toen speelt nog altijd competitievoetbal. Het is een prestatie.
De eerste KFC-Putte-supporter aan wie ik de weg naar de kleedkamers vraag, kent Franske natuurlijk. Nen brave mens, van hem zult ge nooit een kwaad woord horen over de tegenstrever, de arbiter of de eigen spelers! En ook ne bekwame mens, hij heeft een eigen bedrijf gehad, en hij vertelt de beste moppen van heel Putte! Als hij ze tapt aan de toog van de kantine, vechten de vrouwen om ter dichtst bij hem te kunnen zitten!
Ik maak kennis met Frans, hij is het type van de Engelse gentleman-voetballer, rechte rug, witte haren, beleefde handdruk. Ik zeg dat hij de oudste voetballer van Vlaanderen is, hij knikt dat hij het wel ergens gepeinsd had, en ook dat hij liever de jongste zou zijn, dan had hij nog zijn hele leven voor de boeg.
Een bestuurslid komt zeggen dat de arbiter nog altijd niet terug is van zijn werk, en dus zal Franske –als “wijze oude man” - de match moeten fluiten tussen zijn eigen ploeg en die van Hallaar. Dat vindt hij nu erg, zie, dat hij niet mag meespelen juist nu den televies van Humo d’r is! Hij trekt het neutrale pak aan en zegt dat het wel eens menens kan worden, zowel Putte als Hallaar staan bij de laatsten gerangschikt, dat wordt een harde cupmatch om niet als rode lantaarn te eindigen! Het veld zelf is in elk geval ook bikkelhard door de droogte van de laatste weken, de noppen doen toktoktok als de spelers op het plein komen.
Putte speelt in blauw-gele truitjes met opdruk De Fruitkorf Putte. Hallaar speelt in geel-zwart en hun sponsor is Café De Nieuwe Wip Bij Lucienne & Kevin. Daar zijn al grappen over gemaakt.
Veel volk is er niet, hooguit tien toeschouwers, en dus roepen de spelers maar zelf. Laten gaan die bal! Opschuiven, mannen! Komaan hé! Spelen hé! Den bal afgeven! Bij die man blijven! Zien hé! Zien voor ge sjot! Hoeveel keren zou ik die commando’s al gehoord hebben rond een voetbalveld zonder dat er ook maar iets aan het spelbeeld wijzigt.
Hallaar komt op voorsprong, Putte maakt gelijk, 1-1, komaan Put! De thuissupporters hebben bij Hallaar een onnozelaar ontdekt, een komediant die bij elke fout lang blijft liggen. De acteur en veinzer hoort die supporters natuurlijk, beide zijn slechts door een krijtlijn van mekaar gescheiden, en dus richt de geviseerde speler zich algauw tot de supporters: of hij soms moet komen helpen? Het antwoord is: zwijgt prutser, en sjot voort! En dat hij een stommerik is en niet eens tot twee kan tellen. Dat bekvechten gaat door tot er altijd weer die éne supporter is die de rest gaat bedaren, komaan hé jongens! sportief blijven hé! denkt aan de fair play! Daar wordt schamper op gereageerd. Sportief zijn? Waarom? Omdat voetbal een feest is, zeker?! Een communiefeest ofwatte?!  

Frans De Roovere (72) moet soms ook als arbiter het veld op: “Ik hoorde juist dat een speler van de tegenpartij een kopstoot wil uitdelen na de rust.” (Ingescande foto: Herman Selleslags 2003)

Frans De Roovere (72) moet soms ook als arbiter het veld op: “Ik hoorde juist dat een speler van de tegenpartij een kopstoot wil uitdelen na de rust.” (Ingescande foto: Herman Selleslags 2003)

De “gemiste” strafschop
Het is rust. De veteranen en een een ander veld met juniores  verdwijnen in de kleedkamer. Eén junior roept naar de poetsvrouw: Marieke, hedde gij mijn pietje al eens gezien?! Marieke haalt de schouders op, "ze wist dat ze dat weeral gingen roepen”. Frans vertelt intussen dat hij zes kinderen heeft waaronder één tweeling, en dat dat bijzonder was, zo’n twee identieke kinderen, ik gaf den ene een klets en die andere voelde dat ook!
Vanuit zijn positie van arbiter peinst hij dat de tweede helft wel eens woelig kan worden. Die numero tien van Hallaar, die gast met zijn dikke snor, dat is ne kwaaie, ze hebben hem in de kantine horen zeggen dat hij onze numero vijftien subiet ne kopstoot gaat geven! De match begint met twee overtredingen tegen Putte, maar Frans fluit ze niet. Franske is te braaf om zo’n vetzakken hard aan te pakken, zeggen de thuissupporters, en ze roepen dan maar om persoonlijke revanche, stampt ‘m tegen zijn poten!
Dat het spel hard wordt, komt ook door het gebrek aan conditie, sommige spelers komen adem tekort, zinken na een vergeefse inspanning al eens gefrustreerd op de knieën, of trappen nog naar een bal waarmee een speler al meters aan de haal is, godverdoeme! De stand in de hoekschoppen is 8-6, de stand in de godverdoemes: 27 - 25. 
Dan zijn we in de allerlaatste minuut als Frans een penalty fluit in het voordeel van Putte. Eén minuut eerder had hij al strafschop kunnen fluiten én rood kunnen geven voor een veel grovere fout van Hallaar, deze strafschop is duidelijk een compensatie. Het veld staat tot in zijn graswortels overhoop, alle tweeëntwintig spelers staan in het strafschopgebied, Frans heeft de bal onder zijn arm, maar geraakt niet in de grote rechthoek, keer op keer wordt hij weggeduwd. Als hij zijn rug draait naar de tierende spelers, lopen ze rond hem, elke keer opnieuw die rooie gezichten tegen zijn neus, durft ‘m te leggen en gij ligt er ook! Daar komen vodden van, wordt er langs de lijn gezegd. Het tumult is nog niet bedaard als de bal ineens toch op de stip ligt en Eddy de strafschop neemt. De kapitein van Putte neemt geen aanloop en trapt de bal gewoon…in de handen van de doelman! Franske fluit gelijk af, ergens kraakt een donderslag bij heldere hemel, en de supporters zijn in alle staten, Ne penantie! Hij had ‘m er maar in te leggen! En hij geeft ‘m in de poten van die keeper! Nooit meegemaakt! Nooit!
Frans loopt alleen het veld af, zijn eigen maats lopen voor hem uit en kijken niet om. Als hij op de stoel zit in het kleine scheidsrechterkamertje, vraag ik of hij schrik had dat het op een vechten zou uitdraaien. Ikke? Schrik? Geen denken aan! In Antwerpen kreeg hij eens vijf dokwerkers tegen, zijn maat was gaan lopen, maar hij was blijven staan, en hij had daardoor flink op zijn kloten gehad, maar op uw kloten krijgen is ook vechten.
In de kleedkamer van Putte hangt zuur zweet en allesbehalve berusting bij deze einduitslag. Een speler stapt naar trainer-voorzitter Monneke Dox en zegt dat het gedaan is, dat hij nooit meer komt spelen, zo’ne belachelijke kul, mij ziede nie meer! Monneke krimpt ineen en hij is al niet groot van stuk. Zijn zoon Eddy haalt de schouders op, och, bij de veteranen is ‘t altijd rap ambras. Eddy moest zijn verantwoordelijkheid nemen, zegt hij: “ Ik heb tegen die keeper van Hallaar gezegd, hou op met uwen ambras, ik zal de bal in uw handen trappen.” Ik kijk hem ongelovig aan. Hij neemt me bij de arm: "Jongen, ik kon niet anders! Als ik ‘m erin sjot, en die van Hallaar verliezen, dan gaan ze direct naar huis, dan ziet ge die mannen en hun supporters niet meer in de kantine.”
Het was dus winnen of de kantine, en het is de kantine geworden. Ik moet nog veel leren.

De veteranen van KFC Putte, met rechts keeper René: “Ik kan punten én pinten pàkken!” (Ingescande foto: Herman Selleslags 2003)

De veteranen van KFC Putte, met rechts keeper René: “Ik kan punten én pinten pàkken!” (Ingescande foto: Herman Selleslags 2003)

Nagels en netels
Korte tijd later, dient zich “een topmatch” aan. Volgens Frans wordt er zelfs om de titel gespeeld. Met name gaat het erom wie laatste of voorlaatste gaat eindigen, en om de voorlaatste plaats veilig te stellen moet er vandaag gewonnen worden op het veld van KFC Itegem. Franske heeft er geen goed oog in, hij is deze week naar de training geweest, en daar is slechts twee man van de ploeg komen opdagen, “metaalmoeheid tegen het einde van het seizoen”.
Dat de kantine van Itegem de veelzeggende naam Bij de Krabber draagt, zou op het spelniveau van de tegenstrever kunnen wijzen, maar trainer-voorzitter Monneke is bang dat zijn spelers die van Itegem “gaan onderschatten” en dus richt hij zich vermanend tot de ploeg: “Mannen, we spelen hier de belangrijkste wedstrijd van het seizoen, en ik zou u maar één ding willen vragen: doe allemaal uw uiterste best om hier in Itegem een goeie uitslag te behalen.”
Voor hij zijn handschoenen aantrekt, pist keeper René nog eens in het gras achter de goal. Het is het enige water dat er te zien is, de wind blaast al dagen koud en droog uit het oosten, bij elke pass en elk schot waait er stof op van de grond.
Om uit de wind te zitten kruip ik mee in de betonnen dug-out, daar zitten al twee spelersvrouwen van Itegem. Ze hebben het over de bereiding van stoofvlees als ge twintig man over de vloer krijgt. Eén van de kinderen komt klagen “dat dat ander kindje niks van sjotten kent”. Hij moét dat kindje toch laten meespelen, zegt de mama, en als ge nog éne keer komt zagen, dan steekt de mama uwen bal kapot! Het zijn dreigementen die ook in Itegem nooit worden uitgevoerd, maar de kinderen gaan toch tien meter verderop ruzie maken.
Frans zit mee in de dug-out. Ik kijk naar zijn ouwe Adidas-schoenen, de drie witte strepen zijn gebarsten, op één buitenwreef is het leer over vijf centimeter los van de zool, de gele kous zit erdoor. Het is de uitrusting van een man die in een spaarzame tijd is geboren. Frans heeft het niet gemakkelijk gehad in zijn leven. Tijdens de oorlog maar moeilijk kunnen studeren, na de oorlog met avondschool het diploma van technisch ingenieur behaald en mits hard werken heeft hij van Aluro een goed bedrijf gemaakt, ze zitten in de machinebouw en ze doen vanuit Heist-op-den-Berg zaken tot ver in Europa. Hij vertelt het bescheiden en alleen maar omdat ik ernaar vraag. Ik zeg dat hij mogelijk de enige Belgische ondernemer is die voetbal speelt, en dan nog op z’n tweeënzeventigste. Hij zegt dat het zijn enige hobby is, “een mens moet iéts doen”, en dat het goed is tegen de stress. Dat hij al zestig jaar kan blijven voetballen, is volgens hem te danken aan het feit dat hij nooit een ernstige blessure heeft gehad. Ja, in een Hollands tornooi kreeg hij eens een stamp op zijn achillespees. Hij heeft toen een dikke netel in zijn kous gestopt, dat gloeide, en daarna heeft hij niks meer van de pijn gevoeld. Sindsdien is de netel “een beschermde plant in Holland”. Een andere keer is er een zware poutrel op zijn tenen gevallen, zijn grote nagel werd donkerblauw van het bloed dat niet weg kon, en toen heeft hij roefel met het boormachien een gat in zijn nagel geboord. Dan kon het bloed eruit en kon hij de zondag daarop spelen. Zoiets noemen ze in Putte een ijzeren gezondheid.

Die verdediging is zwak - precies patatfrut!

Coiske, de topschutter van Putte met acht doelpunten, scoort tegen Itegem zijn negende, het staat nul tegen één. Vijf minuten later laat keeper René echter een flutschot door zijn handen én door zijn benen rollen, 1-1, en vanop het veld gebaren ze naar mij dat ik die flater zéker moet opschrijven. René - Neekes voor de maskes- is de keeper die zelf vaak herhaalt dat ze bij Putte blij mogen zijn dat ze hem in de ploeg hebbenr, hij heeft vroeger nog voor het befaamde Lyra gekeept, in derde afdeling astemblieft! Nu kruipt René echter in het stof van schaamte; zelfs vanop vijftig meter zijn z’n rode kaken te zien.
We gaan de kleedkamer in met een 2-3 stand, en trainer Monneke waarschuwt zijn spelers: "mannen, als de René binnenkomt, zwijgt dan over die goal tussen zijn benen, ‘t is zo al erg genoeg voor hem." Eddy komt van de kantine met een bekertje vol ijsblokjes, het smeltende ijs wordt tegen kuiten en pijnlijke liesstreken gewreven, massage on the rocks. De aanvallers zien de tweede helft wel zitten, "de verdediging van Itegem trekt op niks, ge loopt er door alsof ‘t patatfrut is". Franske bezweert de spitsen dat de wind goed staat voor afstandsschoten, ‘t is windaf, dus als ge kunt vlammen, dan vlamt ge maar.
Keeper René is tijdens de rust niet in de kleedkamer verschenen. Hij is bij alle Putte-supporters gaan informeren of den Umo zijn flater heeft opgeschreven, en dat de bal zo stom door zijn benen ging “omdat hij in feite al aan ‘t kijken was naar wie hij zou uitgooien”.
Franske loopt zich warm, hij mag in de tweede time invallen. Een supporter van Putte vindt het buitengewoon dat ze nog altijd op Frans kunnen rekenen, ‘t is een gouwen karakter, hij heeft alles over voor de ploeg. Ze hebben hem eens in zijn schoon kostuum van zijn werk zien komen. Omdat de match direct begon, trok hij vest en plastron uit, zijn shoes aan en zo is hij beginnen spelen in de regen en in het slijk, met zijn wit hemd nog aan en met zijn deftige broek in de sjotterskousen gestopt!
De stand is intussen opgelopen tot 2-5 als Coiske voor open doel komt en op de lat schiet. Hij komt naar de dug out gelopen en dicteert dat ik het volgende moet opschrijven: Cois Liekens kwam in de vijftigste minuut dicht bij een hattrick maar trof jammer genoeg het doelhout. Bij Itegem maken ze 3-5. Het zit er dus nog in, zeggen de supporters van de thuisploeg, maar ‘t is de vraag of het er ook uit komt! Aan gemeenplaatsen is hier nog niemand gestorven.
Frans is intussen in het veld gekomen en wint almeteen het eerste duel. Ge zijt de rots in de verdediging, wordt er vanaf de lijn geroepen. Bertje en de Witters brengen de stand op 3-6 en 3-7. Het is de tweede uitoverwinning van dit seizoen en de eerste keer dat Putte met zoveel goals kan winnen. Cois komt weer langsgelopen, ik moet opschrijven: het is in feite niet te begrijpen dat deze ploeg niet hoger gerangschikt staat!
En zo gaan ze lachend onder de douchekoppen, de zeep schuimt van de blote basten, Cheerio! Cheerio! In Putte Zingen ze zo! Weg met de zorgen en weg met ‘t verdriet! Zijn wij van Putte of zijn wij het niet!?
En dat ik zeker moet blijven voor de boterhammen en de tombola.

©Jan Hertoghs

©Jan Hertoghs

In de kantine van Itegem zijn naar loffelijke gewoonte boterhammen gesmeerd, voor de eigen ploeg en voor de tegenstrever. Er zijn boterhammen met kaas en boterhammen met frikadellenkoek, de mosterd zit in een knijpfles van één liter, daarmee kunt ge uwe naam schrijven. Iedereen legt vijf euro in de pot, daarmee mag er naar believen gedronken worden, en wat er straks te kort is, wordt bijgepast door de kas. Een bestuurslid van FC Itegem verkoopt lotjes, er is een tombola met vele schone prijzen.
Franske zegt dat ze bij Putte niet naar rijk of arm, hoog of laag zien: "ge hebt bij ons alle beroepen, vrachtwagenchauffeur, metaalbewerker, douane, bediende, spoorman, ingenieur, en alleman is gelijk". Dat is ook de essentie van het veteranenvoetbal: de kameraadschap op het plein, én het plezier in de kantine. Keeper René staat bij de toog en gooit een volle pint zonder te morsen van zijn linker- in zijn rechterhand, en nog eens terug ook, voor het geval ik niet wist dat keepers ook pinten kunnen pàkken. Frans geeft terwijl zijn eigen kijk op het sportverloop bij De Mannen: "Eerst willen ze voetballen, dan tennissen, en als ze ouder worden, gaan ze golfen. Anders gezegd: de ballen worden kleiner maar de zakken worden groter!"
De trekking van de tombola komt eraan en geschiedt als vanouds door een onschuldige hand. Een schone fotokader met een foto van Amerika, nummer 138, één!, drie!, acht! schalt het door de rumoerige kantine. Er zijn ook shampoo-flesjes van de Colruyt en drie pakken vanillewafels te winnen. Bij Putte hebben ze na zeven trekkingen nog niks gewonnen, de onschuldige hand van Itegem komt bij de Putse tafel staan, ziet de nummers van 30 tot 60 liggen en trekt 37 en 57.
Geluk voor Put!

Deel 2: de battle of the bompa’s in Herenthout

Vorige
Vorige

<k> De voetbalveteranen (2): de oldtimers van KFC Herenthout

Volgende
Volgende

<k> De pionier-tv-verkopers (jaren ‘50 en ‘60)